direct naar inhoud van 4.3 Planaspecten
Plan: Drinkwaterproductiebedrijf Hooglandse Jaagpad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02

4.3 Planaspecten

4.3.1 Functionele structuur

Het terrein in gebruik voor de drinkwaterproductie wordt vergroot. Het aangrenzende extensief agrarisch gebruikte gebied wordt hierbij bebouwd en ook voor de drinkwatervoorziening in gebruik genomen. Het zuidelijk deel van het huidige terrein krijgt een natuurfunctie. Op de weidegrond in de directe nabijheid van het nieuwe gebouw wordt een vijver aangelegd. Zie figuur 4.3 voor een impressie van de gevel van het nieuwe gebouw van het productiebedrijf. Zie Bijlage 6 voor de andere gevels. Figuur 4.4 is een profielschets ter hoogte van het nieuwe drinkwaterproductiebedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02_0006.jpg"

Figuur 4.3: Impressie van de zijgevel van het nieuwe gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02_0007.jpg"

Figuur 4.4: Profielschets ter hoogte van het nieuwe gebouw.

Voor de inrichting van het terrein van het drinkwaterproductiebedrijf is door een landschapsarchitect een inrichtingsplan (Definitief Ontwerp) gemaakt voor de gronden om de gebouwen. In figuur 4.5 is dit inrichtingsplan weergegeven. De uitvoering van dit inrichtingsplan is een voorwaarde om de nieuwbouw van het drinkwaterproductiebedrijf te kunnen realiseren. Door de uitvoering (op hoofdlijnen) van het inrichtingsplan neemt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied als geheel toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02_0008.jpg"

Figuur 4.5: Inrichtingsplan (indicatief).

4.3.2 Verkeer, vervoer en parkeren

Ten opzichte van de huidige situatie zal het aantal verkeersbewegingen toenemen. Het totale aantal verkeersbewegingen blijft klein. Geschat wordt dat het aantal transportbewegingen per jaar ongeveer als volgt zal zijn:

  • Aanvoer kalkmelk: circa 80 tankwagens (24 ton)
  • Afvoer pellets: circa 25 vrachtauto’s (24 ton)
  • Aanvoer entzand: circa 5 vrachtauto's (5 ton)
  • Afvoer slib: circa 7 vrachtauto's (24 ton)
  • Aanvoer CO2: circa 10 voertuigen.

Er zal een extra ontsluitingsweg worden gemaakt op de Parallelweg. Dit is bedoeld voor het laden en lossen. De aanrijdroute zal langs de Parallelweg via de Irisstraat en Geindijk gaan. Indien noodzakelijk zal een aanpassing aan de weg plaatsvinden. Voor deze route is gekozen, omdat langs de Parallelweg minder fietsverkeer gaat dan de route IJsselstein en Hooglandse Jaagpad. Daarnaast zal ter hoogte van de A2 na de werkzaamheden van Rijkswaterstaat weer de wegversmalling terugkomen, waarmee het sluipverkeer van vrachtwagens wordt voorkomen.

Parkeren van personeel gebeurt op eigen terrein aan de voorzijde via een ontsluitingsweg op het Hooglandse Jaagpad.

4.3.3 Waterhuishouding

Waterwinning

Het plangebied betreft een waterwingebied. Bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de waterwinning is van groot belang. In het plangebied worden dan ook geen functies toegelaten die de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater kunnen verslechteren. Er gelden hier strenge regels uit de provinciale milieuverordening. Het gebied blijft in gebruik voor drinkwaterwinning. Rondom het waterwingebied ligt een 'boringsvrije zone'. Dit is een beschermingsgebied rond waterwingebieden, gebaseerd op de bescherming van de kleilaag, waaronder wordt gewonnen. In deze boringsvrije zone gelden beperkt regels uit de provinciale milieuverordening.

Waterkwantiteit

Op basis van de gegevens van het Voorlopig Ontwerp kan de volgende conclusie worden getrokken (zie Bijlage 7). In de toekomstige situatie komt er 4.281 m² verharding (van Vitens) in het gebied. Hiervan wordt echter 2.762 m² via een infiltratievoorziening aangesloten op het waterhuishoudkundig systeem. Deze infiltratievoorzieningen betekenen een vertraging van de afstroming van het regenwater naar het oppervlaktewatersysteem. Daarmee is de nieuwe situatie een verbetering ten opzichte van de bestaande situatie. Er ligt dan ook geen aanvullende compensatie-eis voor deze ontwikkeling.

In de periode tussen start van de nieuwbouw en het afronden van de sloop van de huidige bebouwing, zal tijdelijk meer verhard oppervlak aanwezig zijn. Deze periode wordt nu geschat op twee jaar. Op dit moment kan niet gegarandeerd worden dat dit oppervlak voortdurend via infiltratievoorzieningen zal afvoeren. Het betreft dan ten opzichte van de bestaande situatie het oppervlak van het nieuwe productiebedrijf en haar inritten. Dit is 2.612 m² verharding.

Oppervlaktewater

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) hanteert een compensatie voor toename verharding van 15%. 15% compensatie voor 2.612 m² is 392 m² open water ter compensatie. Vitens is voornmens een calamiteitenvijver van 1.380 m² (met inhoud van 500 m³) te realiseren voordat er verharding zal worden aangebracht. Deze calamiteitenvijver wordt in open verbinding met het oppervlaktewatersysteem gebracht, waardoor de bergingscapaciteit van het gebied voldoende blijft. In een later stadium zullen de afsluitingswerken voor de calamiteitenvijver gerealiseerd worden.

Het ontwerp van de watergangen zal plaatsvinden volgens de beleidsuitgangspunten van HDSR. Middels een watervergunning worden geregeld:

  • te graven en te dempen watergangen;
  • de hoogte en afmetingen van de duiker in de tertiaire watergang langs de Parallelweg, onder de inrit voor vrachtwagens.

Calamiteitenvijver

De functie van de calamiteitenvijver is het bergen van (onbehandeld) spoelwater als er sprake is van een storing in de spoelwaterverwerkingsinstallatie, die de productie van drinkwater (primaire proces) belemmert of verstoort. Wanneer de spoelwaterverwerkingsinstallatie defect is, kunnen de filters niet worden gespoeld (schoongemaakt), omdat het spoelwater niet afgevoerd kan worden. Wanneer dit het geval is, kan er beperkt of geen drinkwater meer worden geleverd aan de klant. Het probleem van onbehandeld spoelwater is dat deze niet voldoet aan de lozingseisen van het hoogheemraadschap (HDSR). Het spoelwater bevat te veel zwevende stof (calciumcarbonaat (kalkdeeltjes), ijzerhydroxide en mangaanoxide). Het water dat in geval van dergelijke calamiteit geloosd wordt, is niet schadelijk voor de omgeving, maar laat een roodbruine en witte gloed achter in het water. Dit komt door respectievelijk sporen van ijzerhydroxide en mangaanoxide en sporen van calciumcarbonaat.

Om te voorkomen dat in geval van een calamiteit onbehandeld water rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd, wordt de calamiteitenvijver voorzien van een stuw. De vijver functioneert dan als opslagvijver voor het spoelwater. In normale toestand staat deze vijver in verbinding met het oppervlaktewater. Wanneer een calamiteit zich voordoet, zal de vijver worden afgesloten van het oppervlaktewater. Hierna zal de vijver geheel worden gesaneerd. Door de calamiteitenvijver zal er dus ook bij een calamiteit geen water worden geloosd, dat niet voldoet aan de normen van HDSR. Overigens leert de ervaring binnen Vitens dat het eens in de veertig jaar kan voorkomen dat er een calamiteit optreedt.

Riolering

In het plangebied is een drukrioolsysteem aanwezig. De vuilwaterriolering vanuit de bedrijfsgebouwen wordt aangesloten op dit drukrioolsysteem. Voor het lozen van afgekoppeld hemelwater wordt een Watervergunning (beleidsuitgangspunt 6) aangevraagd.

Middels een watervergunning worden geregeld:

  • infiltreren en lozen van afgekoppeld hemelwater van
    • 1. de parkeerplekken en de inritten;
    • 2. de nieuwbouw wordt uitgevoerd met een sedumdak;
    • 3. de losplaats voor de vrachtwagen wordt uitgevoerd met een vloeistofdichte ondergrond. Ook het afstromend water hiervan wordt geïnfiltreerd. Indien nodig als gevolg van een calamiteit kan dit water worden afgepompt.

Bodem en grondwater

Er zijn nog geen gegevens bekend over de uitvoering en exacte hoogteligging van de nieuwbouw. Middels een watervergunning worden de uitvoeringsaspecten van de bouwwerken geregeld:

Sanering van de verontreinigingen die achtergebleven zijn van de voormalige gasfabriek IJsselstein wordt te zijner tijd middels de nodige vergunningen geregeld.

4.3.4 Natuur en landschap (flora en fauna)

Nieuwe natuur

Onderdeel van de plannen voor de vernieuwing van het terrein van Vitens aan het Hooglandse Jaagpad is de ontwikkeling van een nieuw stuk natuur. Na de realisatie van het nieuwe pompstation worden op het huidige terrein diverse gebouwen gesloopt. Hierna wordt het gebied ingericht als moeras. Om de ontwikkeling van deze nieuwe natuur in goede banen te leiden, is een inrichtingsplan gemaakt (Royal Haskoning, Inrichtingsplan Natuurontwikkeling Hooglandse Jaagpad Nieuwegein, 24 juni 2011, Bijlage 8). In het inrichtingsplan staan de randvoorwaarden beschreven om het terrein te ontwikkelingen tot moerasgebied. De doelsoorten voor de nieuwe natuur zijn de vroege glazenmaker en de glassnijder. Dit zijn libellensoorten. De randvoorwaarden voor het ontwikkelen van een geschikt biotoop voor deze soorten zijn:

  • permanente aanwezigheid van matig voedselarm tot voedselrijk water;
  • structuurrijke, gevarieerde en hoge oever- en (ondergedoken) waterplanten;
  • water in de vorm van een plas of poel met een beperkte breedte (<10 m);
  • zonrijke en beschutte plekken bij het water;
  • afwezigheid of zeer beperkte aanwezigheid van vis (predatie van larven).

Flora en Faunawet

In het plangebied kunnen diverse algemene soorten voorkomen (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet is wel van kracht. Negatieve effecten op andere beschermde soorten zijn niet te verwachten, mits uiteraard de zorgplicht in acht wordt genomen. In elk geval dienen mitigerende maatregelen te worden genomen ten aanzien van broedvogels, vleermuizen en amfibieën. Dit betekent dat de werkzaamheden voor de nieuwbouw pas na het broedseizoen mogen worden uitgevoerd of voor het broedseizoen dienen te worden gestart en voortgezet. Ook dienen de werkzaamheden alleen overdag te worden uitgevoerd. Vanwege de amfibieën moeten de werkzaamheden buiten het voortplantingsseizoen worden uitgevoerd.

Toetsing EHS

Vanwege de ligging van het plangebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een door Royal Haskoning een 'nee, tenzij'-toets uitgevoerd (zie Bijlage 9). Het doel van een 'nee-tenzij'-toets is het in kaart brengen van de effecten van een ruimtelijke ingreep op de waarden van de EHS en het presenteren van mogelijkheden voor mitigatie en/of compensatie. Voor het inschatten van de effecten op de waarden van de EHS wordt getoetst aan vooraf bepaalde criteria. Het gaat om vier aspecten, die de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS omvatten:

  • 1. de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (hoge natuurwaarden, bijzondere samenhang van abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);
  • 2. gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS;
  • 3. de aanwezigheid van bijzondere soorten (beschermd volgens de Flora- en faunawet en bedreigde soorten van de Rode Lijsten en de provinciale Oranje Lijsten);
  • 4. de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld ecologische verbindingszones of, binnen gebieden, foerageer- en migratieroutes).

Het plangebied en de effecten van de voorgenomen bouw van het drinkwaterproductiebedrijf zijn als volgt ingeschat:

  • 1. Er zijn geen terreindelen met de natuurwaarden van de categorie 'goed' of 'uitstekend'. Oude boskernen zijn niet aanwezig in het plangebied. Derhalve vindt er voor dit aspect geen significante aantasting plaats. De ontwikkeling van nieuwe natuur in de EHS (EHS Nieuwe Natuur) wordt niet belemmerd door de voorgenomen plannen. De ontwikkeling van natuur in het plangebied (buiten de EHS) met als nieuwe bestemming 'natuur in de EHS' levert een sterk positief effect. De inrichting en beheer van het moerasgebied zullen de natuurwaarde en biodiversiteit ten opzichte van de huidige situatie sterk verhogen.
  • 2. Door de realisatie van het drinkwaterproductiebedrijf wordt de EHS verkleind. De verkleining wordt echte teniet gedaan, door de natuurontwikkeling in het plangebied buiten de EHS, met een groter oppervlak dan er verloren gaat. Er zijn dan ook geen effecten op het hoofdaspect aaneengeslotenheid en robuustheid.
  • 3. Er zijn als gevolg van de ingreep geen significant negatieve effecten op soorten uit tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet of van de Rode of Oranje lijst in EHS-gebied te verwachten. Effecten op broedende vogels zijn te voorkomen en slechts tijdelijk. Het is mogelijk dat er een klein deel van het foerageergebied van vleermuizen verloren gaat door aanleg van het nieuwe drinkwaterproductiebedrijf. Door de natuurontwikkeling komt echter een groter en beter geschikt foerageergebied terug. Daarnaast is het mogelijk dat beschermde soorten of van de Rode of Oranje lijst zich gaan vestigen op het terrein met nieuwe natuur. De effecten op zeldzame en beschermde soorten zijn dan ook positief.
  • 4. Doordat de ecologische verbindingszone Hollandse IJssel als dusdanig niet aangetast wordt en er geen extra verstoring optreedt, is uit te sluiten dat er effecten optreden op de verbindingszone als gevolg van de realisatie van het drinkwaterproductiebedrijf. Bovendien is het plangebied ongeschikt als foerageer- en migratieroute. De Hollandse IJssel zou wel als foerageer- en migratieroute in gebruik kunnen zijn, maar omdat hier geen aantasting of verstoring plaatsvindt, zijn effecten uit te sluiten.

De negatieve effecten als gevolg van het nieuwe drinkwaterproductiebedrijf in de EHS worden teniet gedaan door natuurontwikkeling op de locatie van het huidige drinkwaterproductiebedrijf. Hiervoor is in dit bestemmingsplan de bestemming natuur opgenomen. Dit gebied wordt opgenomen in de EHS. Dit betekent dat per saldo de effecten op de EHS uitsluitend positief zijn. Dit is het gevolg van de voorgenomen natuurontwikkeling, waardoor de natuurwaarden en de biodiversiteit van het gebied verhoogd worden en het gebied geschikt wordt voor beschermde en zeldzame en bedreigde soorten.

4.3.5 Cultuurhistorie en archeologie

Gezien de kleinschaligheid van het bouwplan zijn er geen cultuurhistorische of archeologische elementen die in het nieuwbouwplan terugkeren. Wel is bij de locatiekeuze de zichtbaarheid van de watertoren meegewogen. Ook de ligging in de bebouwde zone langs de Hollandse IJssel heeft een rol gespeeld (zie paragraaf 4.2).

Enkele bestaande gebouwen van het huidige drinkwaterproductiebedrijf zullen worden gesloopt. Daarbij zal de watertoren als monument worden gehandhaafd. Bij de herinrichting van het terrein dient de zichtbaarheid van de watertoren als ontwerpuitgangspunt te worden meegenomen.