Drinkwaterproductiebedrijf Hooglandse Jaagpad

4.4 Milieu

4.4.1 Geluid

Wet geluidhinder

Het drinkwaterproductiebedrijf betreft geen geluidgevoelige bestemming. Toetsing aan de Wet geluidhinder is dus niet aan de orde. Ook betreft het geen inrichting met een dusdanige geluidproductie, dat daardoor een industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder zou ontstaan.

Geluidvoorschriften

Om een beter beeld te krijgen van de hindersituatie is een nader onderzoek gedaan naar de geluidproductie van het drinkwaterproductiebedrijf. Naar aanleiding van onder andere de zienswijzen is dit onderzoek aangevuld. Het onderzoeksrapport, inclusief de aanvullingen naar aanleiding van de zienswijzen, is opgenomen als Bijlage 10.

Met behulp van een rekenmodel is de geluidbelasting in de omgeving beschouwd, in de situatie waarbij de inrichting in vol bedrijf is. Daarbij is vastgesteld dat zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, als de maximale geluidniveaus, als de geluidniveaus ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking voldoen aan de daarvoor geldende normstellingen. Aangezien het geluid de bepalende factor is in de milieusituatie, kan de conclusie worden getrokken dat het nieuwe drinkwaterproductiebedrijf op de beoogde locatie geen onacceptabele hinder veroorzaakt en dat tevens aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan.

4.4.2 Externe veiligheid

Plaatsgebonden risico

De planontwikkeling ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren (waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan 10-6) van alle omliggende risicobronnen. Hiermee wordt voldaan aan de richtlijnen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs).

Groepsrisico

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) zijn de normen ten aanzien van externe veiligheidsrisico's vastgelegd. De norm voor het groepsrisico hierin is een oriëntatiewaarde. Op basis van het berekende groepsrisico en de omvang ten opzichte van de oriëntatiewaarde dient het bevoegd gezag het groepsrisico te verantwoorden.

Het drinkwaterproductiebedrijf ligt buiten de invloedsgebieden van de meeste risicobronnen in de omgeving. Daarbij zal er hoe dan ook geen significante verhoging van het groepsrisico plaatsvinden. Het pompstation zal voor ongeveer twintig uur per week door één of twee mensen worden bezocht. De toevoeging van twee extra personen zal geen significante verhoging opleveren van het groepsrisico van alle omliggende risicobronnen.

4.4.3 Luchtkwaliteit

Het nieuwe productiebedrijf veroorzaakt geen emissies. Er wordt gewerkt met elektrische pompen. De verkeersbewegingen van en naar het productiebedrijf veroorzaken wel emissies. Gezien het lage aantal transportbewegingen per jaar heeft dit geen significante invloed op de luchtkwaliteit. Het plan draagt niet in betekende mate bij aan de concentraties fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. In het kader van de uitvoering van de maatregelen uit het NSL zal de luchtkwaliteit ter plaatse de komende jaren waarschijnlijk verbeteren.

4.4.4 Bodem

Tijdens de bouw dient rekening te worden gehouden met de volgende zaken:

• 1. Voorafgaand aan bouwwerkzaamheden wordt bodemonderzoek uitgevoerd naar:
  • a. Aanwezigheid van slootdempingen in het westelijke uitbreidingsgebied;
  • b. Aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het westelijke uitbreidingsgebied;
  • c. Actuele bodemkwaliteit en mogelijke risico's ter plaatse van het oostelijke uitbreidingsgebied;
• 2. Indien verontreinigingen worden aangetoond die de te realiseren bestemming belemmeren, zal bodemsanering worden uitgevoerd;
• 3. Indien bij de werkzaamheden grond vrijkomt, dan mag voor het afvoeren van de grond de bodemkwaliteitskaart niet worden gebruikt;
• 4. Toe te passen grond dient te voldoen aan de achtergrondwaarden (AW2000);
• 5. Als tijdens het bouwen grondwater uit de bouwput moet worden gepompt, dan moet dit aan de provincie worden gemeld. De grondwateronttrekking mag er namelijk niet toe leiden dat de verontreiniging van het grondwater met PAK en cyanide op het naastgelegen terrein wordt verplaatst.

De sloop van het huidige pompstation moet ook worden gemeld aan de provincie, omdat op sommige plekken nog een sterke bodemverontreiniging aanwezig is.