direct naar inhoud van 2.7 Waterhuishouding
Plan: Laagraven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPLO2010001-VA02

2.7 Waterhuishouding

Watersysteem
Waterhuishouding heeft te maken met grond- en oppervlaktewater, in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is waterbeheerder voor alle zaken aangaande de waterhuishouding (inclusief oppervlaktewaterkwaliteit). Het beheer en onderhoud van primaire watergangen valt onder de verantwoording van het waterschap. Voor alle waterlopen en watergangen is de keur van toepassing.

De natste gebieden in Laagraven (grondwatertrap III) liggen vooral langs het Amsterdam-Rijnkanaal, de overige gebieden zijn meestal droger. Het Amsterdam-Rijnkanaal, het Inundatiekanaal en het betreffende deel van de Ravensewetering staan in open verbinding met elkaar. Bij de kruising van de Ravensewetering en de Koppeldijk staat een gemaal, waarmee in droge tijden water uit de Ravensewetering opgepompt kan worden naar de Wayense Wetering.

Oppervlaktewater
Het plangebied maakt deel uit van het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het oppervlaktewater van enkele sloten langs de Ravensewetering is in beheer bij de gemeente Nieuwegein, het overige oppervlaktewater is in beheer bij het Hoogheemraadschap.

Het oppervlaktewater in het plangebied is meestal met elkaar verbonden door duikers. De waterstanden van het oppervlaktewater in het gebied hebben een waterpeil rond de +0,50 m NAP. De plas Laagraven heeft een vast peil van -0,20 m NAP, de zuidelijk hiervan gelegen recreatieplas heeft een waterstand van +0,20 m NAP.
De afwatering van het gebied vindt plaats in westelijke richting. Het overtollige water wordt meestal onder vrij verval afgevoerd op het Amsterdam Rijnkanaal.
Het oppervlaktewater heeft in het plangebied een functie voor de aan- en afvoer van water, berging van hemelwater, beleving en recreatie.
Er is in het plangebied thans voldoende capaciteit voor piekberging aanwezig. Er is geen mogelijkheid voor seizoensberging in droge perioden.
De oevers van de waterpartijen zijn voorzien van een natuurlijke oever of van een beschoeiing.

Het waterkwaliteitsbeheer/ kwantiteitsbeheer van het Amsterdam Rijnkanaal wordt door Rijkswaterstaat uitgevoerd. Rijkswaterstaat is ook verantwoordelijk voor het scheepvaartverkeer op het Amsterdam Rijnkanaal.

Amsterdam- Rijnkanaal
Een andere belangrijke infrastructurele verbinding is het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze hoofdverkeersader te water is in eerste instantie van groot belang voor de beroepsvaart. Het aantal beroepsschepen dat jaarlijks over het kanaal vaart is circa 95.000. De stroom naar het zuiden splitst zich ter hoogte van het plangebied in circa 55% over het Lekkanaal richting de Lek en circa 45% richting Wijk bij Duurstede.
Het aandeel schepen met gevaarlijke stoffen bedraagt circa 30%. Het aandeel grote schepen neemt volgens Rijkswaterstaat toe.

Het aantal recreatievaartuigen op het Amsterdam-Rijnkanaal bedraagt momenteel circa 10.000 per jaar. Het aantal recreatievaartuigen stabiliseert. Het kanaal is niet echt geschikt voor de recreatievaart. Daarom wordt er een ontmoedigingsbeleid gevoerd voor met name de kleine recreatievaartuigen.

Waterkeringen
In het plangebied bevinden zich meerdere waterkeringen. Langs de westelijke grens van het plangebied bevinden zich hoofdwaterkeringen aan weerszijden van het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze zijn in het beheer bij Rijkswaterstaat. De oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal bestaan uit damwanden met een strook grond erachter. De waterkering op de westoever is aangemerkt als 'primaire waterkering; de waterkering op de oostoever (gelegen in het plangebied) is aangemerkt als 'overige waterkering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPLO2010001-VA02_0006.png"  

Afbeelding - Ligging waterkeringen (bron: hdsr.webgispublisher.nl)

De oevers van de zijwateren van het Amsterdam-Rijnkanaal zijn in het beheer bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Deze zijn eveneens aangemerkt als 'overige waterkeringen'.

Ter bescherming van deze waterkeringen zijn beschermingszones aangewezen. Voor het Amsterdam-Rijnkanaal wordt voor de oostoever door Rijkswaterstaat uitgegaan van een breedte van 30 m vanuit de waterlijn. Voor de overige waterkeringen wordt door het Hoogheemraadschap uitgegaan van een breedte van 10 m vanuit de waterlijn.
Ontwikkelingen binnen deze zones dienen voorgelegd te worden aan de beheerder van de waterkering, waarna een vergunning op grond van de Keur kan worden verstrekt. Daarmee wordt voorkomen dat het profiel of de stabiliteit van de waterkering wordt aangetast.

Grondwater
De drooglegging – het verschil tussen het oppervlaktewaterpeil en het maaiveldpeil- in het plangebied is afgestemd op het grondgebruik zoals o.a. fruitteelt.
De grondwaterstanden in het plangebied zijn niet bekend, er zijn voor zover bekend geen peilbuizen aanwezig in het gebied die regelmatig afgelezen worden.

Waterkwaliteit
Er is geen onderzoek gedaan naar de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied Laagraven. De waterkwaliteit zal over het algemeen aan de MTR voldoen zoals in het overige deel van Nieuwegein.

Riolering
Het afvalwater afkomstig van de bebouwing langs de Overeindseweg, Koppeldijk, Heemsteedseweg en het 2e Veld wordt via een drukrioolsysteem afgevoerd. De drukriolering wordt beheert door de gemeente Nieuwegein, het afvalwater wordt afgevoerd op het rioolsysteem van de gemeente Houten. Uiteindelijk komt het afvalwater bij de rioolwaterzuivering van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden langs het Amsterdam Rijnkanaal.
Het regenwater afkomstig van de bebouwing en de verharding wordt op het oppervlaktewater geloosd.

Het afvalwater afkomstig van de recreatieplas wordt door middel van een rioolgemaal afgevoerd naar het vuilwaterriool van het groothandelscentrum aan de Laagraven.
De recreatietuinen in het gebied zijn niet op de riolering aangesloten.

Er komen in het gebied verder geen ongerioleerde situaties voor.