Plan: | Laagraven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPLO2010001-VA02 |
Archeologie
Doelstelling van het verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart blijkt dat een groot deel van het plangebied een hoge (AWV 2 = rood) verwachtingswaarde heeft. Ter hoogte van de Overeindseweg en Heemsteedseweg zijn de gronden aangemerkt als 'terrein van archeologische waarde' (licht-paars = AWG 2). De resterende hebben een lage of geen verwachtingswaarde (resp. AWV6 = lichtgroen en geen = wit).
![]() |
Afbeelding - uitsnede uit de gemeentelijke archeologische beleidskaart
(RAAP-rapport 2145)
De op bovenstaande afbeelding paars aangeduide terreinen van archeologische waarden behelzen een zone met Romeinse nederzetting(en), gelegen ten zuiden van de Overeindseweg, en om een terrein met Middeleeuwse vondsten, ten noorden van de Overeindseweg.
De rood aangeduide zone weerspiegelt de Jutphaas stroomgordel, het historische lint langs de Overeindseweg, de zone langs het inundatiekanaal en de batterijen aan de Overeindseweg. Voor deze zone geldt dat er een hoge archeologische verwachting geldt voor de perioden IJzertijd- Romeinse Tijd, Middeleeuwen-Nieuwe Tijd, periode 1940-1945, en een middelhoge verwachting voor de periode Midden Neolithicum-Late Bronstijd. De groen aangeduide zone geeft het deklandschap weer, waar een onbekende verwachting geldt voor de periode Paleolithicum-Midden Neolithicum.
Bij ruimtelijke ingrepen binnen een gebied met een archeologische verwachtingswaarde of ter plaatse van terreinen met archeologische vindplaatsen, is verkennend archeologisch veldonderzoek noodzakelijk om te bepalen of de verwachte waarden aanwezig zijn. Het betreft echter een consoliderend bestemmingsplan en er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, zodat archeologisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan achterwege kan blijven. De gebieden zullen middels een dubbelbestemming op de verbeelding worden opgenomen.
Archeologie in Laagraven
Vooral de hogere delen van het gebied (stroomruggen, oeverwallen) zijn geschikt voor bewoning, omdat deze hoger en dus droger lagen. De Jutphaas stroomgordel, actief vanaf de Nieuwe Steentijd tot aan het einde van de Bronstijd, lijkt gezien de aangetroffen bewoningssporen pas vanaf de late IJzertijd in gebruik te zijn genomen als leefgebied. Waarschijnlijk vormden de bedding- en oeverafzettingen op dat moment een relatief hoger gelegen terrein in het toen vrij natte landschap, waarop gewoond kon worden.
Vanaf ongeveer 40 n. Chr. Vormde de loop van de (Oude) Rijn de noordelijke grens (limes) van het Romeinse Rijk. De gemeente Nieuwegein vormt in feite het agrarisch achterland van de limes. Daar werd de inheemse leefwijze gehandhaafd, met zichtbare Romeinse invloeden. Uit de periode Late-IJzertijd zijn in Nieuwegein relatief veel oppervlaktevondsten bekend.
In de loop van de Vroege Middeleeuwen was in het grondgebied van de huidige gemeente Nieuwegein waarschijnlijk een aantal kleine nederzettingen aanwezig, waaronder een kleine bewoningskern ter plaatse van kasteel Heemstede.
In de loop van de Middeleeuwen vonden grote systematische ontginningen plaats van de veengebieden, de copeontginningen. Dwars op de ontginningsbasis die in het midden van de ontginningseenheid lag, werden evenwijdig en op regelmatige afstand van elkaar sloten gegraven ter afwatering van de landerijen, resulterend in een strokenverkaveling. Het ontgonnen gebied werd omringd door kades en dijken. Op de grens van oeverwal naar komgebied werd een weg of wetering aangelegd, in Laagraven de Ravense/Wayense Wetering en de Jutphasewetering (huidige Overeindseweg). Langs een dergelijke ontginningsbasis ontstond al vroeg een lintbebouwing.
De boerderijen werden op de koppen van de kavels geplaatst. Er waren verschillende ontginningsgebieden. In het kader van de oorsprong van Nieuwegein is met name de grote cope Jutphaas van belang. Deze bestond uit twee delen: Nedereind en Overeind (in Laagraven), die in de periode 1076 tot 1100 zijn ontgonnen.
In de periode 1500 – 1795 werd het begrip Ridderhofstad van belang. Ter verkrijging van het 'ridderschap', en daarmee invloed in het bestuur, dienden adellijke lieden onder andere een versterkt huis met daarbij horende grond te bezitten. Volgens een lijst van Ridderhofsteden uit 1536 bevond zich nabij het huidige Laagraven de ridderhofstede: Oud-Heemstede. Deze hofstede was via de Heemstederdijk/Koppeldijk verbonden met de Jutphasewetering (Overeindseweg). Tegenwoordig is deze locatie, een archeologisch monumententerrein, door het Amsterdam-Rijnkanaal afgesneden van de oorspronkelijk cope Overeind
Kasteel Heemstede (vernoemd naar Oud-Heemstede), daterend uit 1645, en de in barokstijl aangelegde tuinen met een langs as (1,5 km) weerspiegelen de welvaart van de zeventiende eeuw. Eeuwenlang hadden zij een grote invloed op het landschapsbeeld. In 1989 is het kasteel Heemstede met bijbehorende gebouwen, historische buitenplaats, tuinen en gronden aangewezen tot beschermd monument in de zin van artikel 1d van de Monumentenwet 1988. Kasteel Heemstede ligt niet in het plangebied, maar heeft wel invloed op het landschap in Laagraven.
Cultuurhistorie
Aardkundige elementen
De Jutphaas- en Blokstroomgordels liggen relatief dicht aan het maaiveld. Als gevolg van reliëfinversie zijn de oeverwallen en rivierbedding als hoger gelegen gebieden zichtbaar in het buitengebied. Hier kunnen ook restgeulen waarneembaar zijn in het microreliëf. Op basis van het kadastraal minuutplan uit de periode 1811-1832 blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen de spreiding van ondiep gelegen stroomgordels en de grootte van het verkavelingspatroon.
Algemeen genomen zijn percelen groter op de ondiep gelegen stroomgordelafzettingen, omdat deze hoger gelegen gronden minder ontwatering behoefden en er dus minder sloten zijn gegraven.
Historische geografie en landschap
De Overeindseweg is de middeleeuwse ontginningsbasis van de cope-ontginning Overeind en vormt als ijle lintbebouwing met laanbeplanting en een wetering aan de noordkant van de weg nog steeds een structurerend historisch element. In een schuine hoek daarop ligt vanouds de typische stroken verkaveling van een cope-ontginning. De diepe stroken zijn in de twintigste eeuw afgekort door de komst van het Lekkanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal in het zuiden en door de Houtenseweg in het noorden.
Ook door de aard van het landgebruik (laagstamboomgaarden) en de aanleg van de golfbaan veranderde de aard van het landschap. De historische copeontginning is echter nog herkenbaar en in combinatie met het lint van de Overeindseweg van historisch-landschappelijke waarde.
Nieuwe Hollandse Waterlinie
De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een verdedigingslinie. Water was het verdedigingswapen. Als de vijand eraan kwam, konden stroken weiland tussen Muiden en de Biesbosch onder water gezet worden. Het land werd daardoor moeilijk begaanbaar voor de vijand. In het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die aanving in 1815 en tot de Tweede Wereldoorlog in fases doorging, werd het inundatiekanaal gegraven waarmee landbouwgronden ten noorden en zuiden van de Overeindseweg als inundatievlaktes onder water konden worden gezet. In 1873 werden de Batterijen aan de Overeindseweg aangelegd aan de westkant van het inundatiekanaal. Dit bestond uit de Batterijen aan weerszijden van de Overeindseweg, die fungeerde als 'acces' (toegangsweg door geïnundeerd gebied). Ze waren een vooruit geschoven post voor het Fort Jutphaas en moesten het inundatiekanaal en de Overeindseweg kunnen verdedigen. Latere toevoegingen bestaan uit een kade aan de westzijde van het kanaal, die in 1939-1940 werd versterkt met kazematten. Ten gevolge van de verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal (1982) is het zuidelijke deel van de batterijen inmiddels gesloopt.
![]() |
Afbeelding - Laagraven en de Nieuwe Hollandse Waterlinie
Het acces richting Batterijen aan de Overeindseweg is gelegen op een stroomrug. Eromheen de lager gelegen inundatievelden.
Tot de verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal in 1981 en het verdwijnen van de Heemstederbrug, stond de Overeindseweg in verbinding met de Nedereindseweg. Sindsdien is het gebied min of meer geïsoleerd gebleven van de rest van Jutphaas en de gemeente Nieuwegein, en bovendien onbebouwd gebleven.
In het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die aanving in 1815 en tot de Tweede Wereldoorlog in fases doorging,werd het inundatiekanaal gegraven waarmee landbouwgronden ten noorden en zuiden van de Overeindseweg als inundatievlaktes onder water konden worden gezet.
In 1873 werden de Batterijen aan de Overeindseweg aangelegd aan de westkant van het inundatiekanaal. Ze waren een vooruit geschoven post voor het Fort Jutphaas en moesten het inundatiekanaal en de Overeindseweg kunnen verdedigen. Latere toevoegingen bestaan uit een kade aan de westzijde van het kanaal, die in 1939-1940 werd versterkt met kazematten.
Stedenbouwkundige ontwikkeling en bebouwingskarakteristiek
De historische bebouwing concentreert zich langs het ontginningslint, de Overeindseweg. Tot de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal stond dit lint nog in directe verbinding met de Nedereindseweg (en de huidige De Malapertweg en Rond het Fort). Van de in de vroege 19e eeuw reeds aanwezige boerenerven langs het binnen het plangebied gelegen deel van de Overeindseweg (drie aan de noordzijde van de weg, één aan de zuidzijde) zijn de locaties tegenwoordig nog steeds bebouwd (huisnummers 27, 31 en 33 en 38).
Overeindseweg 38 is een oude hallehuisboerderij met afgewolfd, deels rietgedekt zadeldak, die op grond van de kapvorm en andere vroege kenmerken wellicht nog een 18e-eeuwse oorsprong heeft.
De boerderijen op Overeindseweg 27 en 33 zijn in het laatste kwart van de 19e eeuw ingrijpend gemoderniseerd en bezitten in beide gevallen een voorhuis met hoge zijgevels en zadeldak. Het lage bedrijfsgedeelte van nummer 27 is wellicht in aanleg nog een restant van de oudere boerderij. De boerderij op nummer 31 is recentelijk grotendeels vernieuwd maar in hoofdvorm (hallehuis) nog herkenbaar.
In de late 19e eeuw verrees op het erf van Overeindseweg 38 een tweede grote hallehuisboerderij (nummer 36) van het in die periode gebruikelijke zadeldaktype met hoge zijgevels. Karakteristiek is de situering van de boerderijen,in een lichte schuine hoek haaks op de openbare weg, voor op het erf.
Vanaf de late 19e eeuw is het boerderijenlint aangevuld met enkele woningen, waaronder de kleine bakstenen, naderhand uitgelegde Fortwachterswoning nabij de batterij (1881, Overeindseweg 25) en een bungalow uit 1959 (Overeindseweg 34a). Deze is in opzet en vormgeving typerend voor de vroeg-naoorlogse kleinschalige landhuisbouw in Nederland.
De bebouwing aan de nabij gelegen Heemsteedseweg ligt net buiten de gemeente Nieuwegein en maakt dus geen deel uit van het plangebied. In de jaren 1871-1873 verrees in opdracht van het toenmalige Ministerie van Oorlog een verdedigingswerk, bestaande uit een tweetal batterijen bij een gelijktijdig gegraven inundatiekanaal. Ze dienden ter verdediging van de Overeindseweg en om de afdamming van het inundatiekanaal door mogelijke vijanden te voorkomen. De noordelijke batterij met toebehoren (aardwerken,wachthuis, remise, bergplaats, artillerieloods en fortwachterswoning) is van het 19e-eeuwse complex gaaf behouden gebleven. In de jaren dertig van de 20e eeuw zijn nog enkele elementen aan het complex toegevoegd: een mitrailleurkazemat en een betonnen schotbalkkering. Het zuidelijke deel van het verdedigingswerk ging bij de verbreding van het Amsterdam-Rijnkanaal in 1981-1982 verloren.
Monumenten
In het plangebied bevinden zich de volgende monumenten, alle van zeer hoge cultuurhistorische kwaliteit:
Rijksmonument:
Gemeentelijk monument:
De in het plangebied aanwezige karakteristieke bebouwing naast genoemde monumenten kan als volgt wordt geclassificeerd;
Zeer hoge cultuurhistorische kwaliteit:
Hoge cultuurhistorische kwaliteit:
Positieve/beeldondersteunende kwaliteit:
De Overeindseweg en omgeving (strook van 100m aan beide zijden van de weg) is aangemerkt als waardevolle structuur.