Plan: | Buizerdlaan - Kauwenhof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPDO2022HER001-VA03 |
Aan de Buizerdlaan te Nieuwegein zijn plannen in voorbereiding voor de herontwikkeling van deze locatie. De herontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 45 woningen en een supermarkt.
De woningbouw komt op een locatie waar een kantoorgebouw aanwezig is geweest. Dit kantoorgebouw is reeds gesloopt. Nieuwegein kampt al lange tijd met kantorenleegstand en is actief bezig met het terugdringen van kantorenleegstand. In Nieuwegein bestaat dus een positieve grondhouding ten aanzien van het herbestemmen van een kantoorlocatie naar wonen, mede doordat er een forse binnenstedelijke woningbouwopgave in Nieuwegein aanwezig is. Het beoogde plan voor de realisatie van maximaal 45 woningen past binnen de Woonvisie van Nieuwegein.
Tijdens de planuitwerking zijn betrokken partijen met elkaar in contact gekomen en is overeengekomen dat ten noorden van de nieuwe woningbouw ook ruimte is voor het inpassen van een supermarkt. Het gaat om verplaatsing van een supermarkt die nu aan de Kauwenhof is gevestigd, circa 500 meter ten zuidoosten van de onderhavige locatie in Nieuwegein. Op de huidige locatie van de supermarkt aan de Kauwenhof wordt hinder en overlast ervaren als gevolg van een te hoge parkeerdruk en te beperkte omstandigheden voor de bevoorrading, waardoor gevaarlijke situaties ontstaan voor voetganger, fietser en automobilist en het voor een goede ruimtelijke ordening gewenst is om deze te verplaatsen.
De uitbreidings- en moderniseringsmogelijkheden (inclusief verduurzamingsopgave) voor de supermarkt zijn aan de Kauwenhof bovendien beperkt. In samenspraak met de gemeente verhuist de huidige supermarkt aan de Kauwenhof naar een nieuw te bouwen pand aan de Buizerdlaan.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet er voor het plangebied aan de Buizerdlaan een bestemmingsplan worden vastgesteld voor de planologische inpassing van de nieuwe functies. Ter plaatse van de huidige locatie van de supermarkt aan de Kauwenhof wordt vestiging van detailhandel middels dit bestemmingsplan uitgesloten.
Het plangebied voor de nieuw te realiseren woningen en supermarkt is gelegen tussen de Rijksweg A2 en de Buizerdlaan in Nieuwegein. De situering van het plangebied is aangeduid in de navolgende figuur. De gronden ter plaatse van de speelplaats ten zuiden van de beoogde woonlocatie maken geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. Het plan voorziet wel in overleg met buurtbewoners in een upgrade van dit speelterrein, echter is de huidige bestemming ter plaatse al passend.
Afbeelding 1:
Begrenzing plangebied deel Buizerdlaan
Onderhavig bestemmingsplan voorziet eveneens in een regeling ter plaatse van de oude locatie van de supermarkt aan de Kauwenhof. De situering van dit plangebied is aangeduid in navolgende figuur.
Afbeelding 2: Begrenzing plangebied deel Kauwenhof
Ter plaatse van beide plangebieden geldt momenteel het volgende bestemmingsplan:
Ter plaatse van het plangebied aan de Buizerdlaan geldt nu de functie kantoordoeleinden. De voorgenomen ontwikkeling is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan vanwege de strijdigheid met zowel de bouw- als gebruiksmogelijkheden.
Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en de beoogde situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidsdocumenten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht.
Het plangebied aan de Buizerdlaan bevindt zich in de wijk 'Doorslag' te Nieuwegein. De omgeving van het plangebied aan de Buizerdlaan laat zicht als volgt omschrijven:
Op de onderstaande luchtfoto van de omgeving is het plangebied globaal aangeduid.
Afbeelding 3: Luchtfoto plandeel Buizerdlaan
Het plangebied aan de Kauwenhof kenmerkt zich door de ligging in een woonwijk. Op deze locatie wordt hinder en overlast ervaren als gevolg van een te hoge parkeerdruk en is veel vrachtverkeer aanwezig voor laden en lossen, waardoor gevaarlijke situaties ontstaan voor voetganger, fietser en automobilist. Bovendien zijn de uitbreidings- en moderniseringsmogelijkheden (inclusief verduurzamingsopgave) voor de supermarkt beperkt. Onderstaand is de situatie op een luchtfoto weergegeven.
Afbeelding 4: Luchtfoto plandeel Kauwenhof
Binnen het plangebied aan de Buizerdlaan was tot recent een kantoorgebouw aanwezig. Gelet op de kantoorleegstand en ambitie van de Gemeente Nieuwegein om kantoorleegstand tegen te gaan is het plangebied in aanmerking gekomen voor herontwikkeling. Op de onderstaande luchtfoto is de voormalige situatie weergegeven met kantoorgebouw. Het kantoorgebouw is inmiddels gesloopt.
Afbeelding 5: Luchtfoto plandeel Buizerdlaan
Het plangebied aan de Buizerdlaan heeft een oppervlakte van ruim 2 hectare en ligt sinds de sloop van het kantoorgebouw braak.
Het plangebied aan de Kauwenhof ligt eveneens in de wijk Doorslag en het betreft een klein buurtcentrum waarin onder andere een supermarkt aanwezig is. In de bestaande situatie is daar sprake van een aantal problemen waardoor verplaatsing van de supermarkt wenselijk is:
De herontwikkeling van het plangebied aan de Buizerdlaan betreft de realisatie van woningbouw en een supermarkt:
Afbeelding 6: Situatietekening
De supermarkt en het bouwblok zullen zich presenteren met voorkanten aan de Buizerdlaan. Aan de zuid- en westkant van het project loopt de ecologische hoofdstructuur van Nieuwegein, waarvan de groenkwaliteit een belangrijke voorwaarde is om hier tot een leefbaar woonmilieu te komen.
Afbeelding 7: Impressie groene zone en woningen
De woningbouw- en supermarktlocatie wordt omzoomd door een groene zone waarin paden voor fiets- en voetgangers zijn voorzien. In bijzondere situaties kan het pad ook worden gebruikt door nood- en hulpdiensten.
Afbeelding 8: Impressie Lidl inclusief overkapt parkeerterrein
Een van de duurzaamheidsmaatregelen van de Lidl betreft het overkappen van het parkeerterrein waarbij zonnepanelen op de overkapping geplaatst zullen worden. Het gebouw- en maaiveld ontwerp voor de Lidl is stedenbouwkundig zorgvuldig ingepast in het gebied en vormt in ontwerp en massa een contrast met het noordelijk gelegen Fletcher Hotel, als overgang naar de woonontwikkeling ten zuiden van de supermarkt. Het gebouw heeft een alzijdige uitstraling met een entree oriëntatie op de Buizerdlaan. Op de begane grond bevinden zich de verkoop- en magazijnruimten. De sociale ruimten komen in het hoge deel van de lessenaarsdakconstructie. De vorm en uitstraling van het gebouw wortelen in de basis in de corporate identity van Lidl en is op onderdelen aangepast naar de wensen en eisen van de Welstandcommissie van de gemeente Nieuwegein. Deze aanpassingen zien toe op een rijkere detaillering, een verticaliteit in de noordgevel en een aangepaste kleurstelling en materialisering. De gevels worden uitgevoerd in een rustig doch divers pallet aan kleuren en materialen, waardoor het gebouw rustig en robuust overkomt. Het gebouw heeft een modern uiterlijk, een toonaangevende technologie en een klantgerichte verkoopruimte met hoogwaardige faciliteiten. Veiligheid, comfort en gezondheid staan centraal in de winkelbeleving.
De speelplaats ten zuiden van het plangebied vervult een bovenwijkse behoefte voor sport en spel. Aan deze speelplaats wordt geen afbreuk gedaan en door de komst van woningbouw neemt het gebruik en toezicht en daarmee de sociale veiligheid toe. Dit wordt versterkt doordat het woonblok rondom voordeuren heeft aan de openbare ruimte. In het plan, tussen de supermarkt en de woningbouw, is een groenbuffer opgenomen voor een klimaatadaptieve openbare ruimte, waarin waterberging en een koele plek met bomen tegen hittestress zijn opgenomen.
De bewoners krijgen een eigen parkeerplaats in het bouwblok, de overige auto's parkeren in de nog te realiseren weg naar de woningen toe, die parallel komt te liggen aan de Buizerdlaan. De bezoekers van de supermarkt parkeren op het eigen terrein van de supermarkt waarbij er ruim voldoende parkeerplaatsen zijn opgenomen. Door de rijrichting van de eenrichtingsweg van de parallelstraat van de Buizerdlaan wordt voorkomen dat het bewoners parkeren en het supermarkt bezoek zich mengt.
In de navolgende figuur is een schets opgenomen van de inpassing van bovengenoemde functies op de locatie.
Afbeelding 9: Impressie locatie Buizerdlaan
Het autoverkeer bevindt zich voornamelijk in de oostelijke rand van het plangebied, waardoor het park met ontmoetingsplekken in het midden en westen compleet autovrij is. Om bestemmingsverkeer te scheiden krijgen de Lidl en het woonblok een aparte toegang met de Buizerdlaan. Het binnenterrein van het woonblok met parkeren wordt hierbij privaat terrein, alleen bedoeld voor bewoners waarbij de auto te gast is. De parallelstraat is bereikbaar voor zowel bewoners als bezoekers. Door deze als eenrichtingsstraat uit te voeren wordt voorkomen dat bezoekers van de Lidl gebruik maken van de parallelstraat via de entree van de Lidl. Tevens wordt voorkomen dat hulpdiensten of vuilniswagens achteruit moeten rijden op de parallelstraat.
De bestaande uitrit voor het Fletcher hotel wordt gebruikt voor het bevoorraden van de supermarkt. Het zware verkeer wordt zo gescheiden van het bezoekers- en bewonersverkeer. Door de verbreding van het profiel van de ontsluiting van Fletcher kan het in- en uitkomende verkeer van bezoekers van CAST en Fletcher beter en veiliger geregeld worden.
De ontsluitingsstructuur voor autoverkeer is weergegeven in navolgende figuur.
Afbeelding 10:
Situatietekening verkeersontsluiting gemotoriseerd verkeer
Door de ontwikkeling van de Buizerdlaan wordt het gebied een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving waarin het voor voetgangers en fietsers makkelijk is om zich door het gebied te verplaatsen. Meerdere verbindingen over de Buizerdlaan, samen met de voetpaden door de groene zone maakt de ecologische zone aan de westkant goed bereikbaar. Doordat het autoverkeer zich voornamelijk in de zone langs de Buizerdlaan bevindt, zullen ontmoetingsplekken in het groen compleet autovrij zijn. Het park en de ontmoetingsplekken zijn door middel van aantrekkelijke wandelpaden door het groen met elkaar verbonden. Het vrijliggende fietspad langs de watergang en het park biedt een veilige route voor fietsers, zeker ook voor kinderen. Door de verbinding tussen het fietspad en de Buizerdlaan zijn de omliggende wijken van Nieuwegein makkelijk bereikbaar, en vormen ze een aantrekkelijke route voor de bewoners van de Buizerdlaan.
De ontsluitingsstructuur voor langzaam verkeer (fietsers en wandelaars) is weergegeven in de navolgende figuur.
Afbeelding 11: Situatietekening verkeersontsluiting langzaam verkeer
Het maaiveld in het projectgebied zal bestaan uit een mix van gazon grassen, gebieden met ruige bloemrijke graslanden en gebieden met heesters/struikgewas. Voor de heesters/struikgewas worden soorten geselecteerd welke een positieve bijdrage leveren aan de biodiversiteit.
In de wadi’s in het park wordt een mengsel voor bloemweides toegepast, speciaal geselecteerd voor boomgaarden, aantrekkelijk voor insecten zoals bijen hommels en vlinders. Door ruige bloemrijke graslanden toe te voegen in delen van de openbare ruimte, zoals de wadi’s en greppels, wordt de biodiversiteit verbeterd en voegen we meer kleur toe. Daarnaast zijn de graslanden minder intensief in onderhoud, waar deze maar 2x per jaar gemaaid hoeven worden in plaats van 20x voor het normale gazon gras. De mandelige gebieden zullen worden onderhouden door bewoners, en de openbare ruimte door de gemeente Nieuwegein.
Afbeelding 12: Impressie groen
Om een goede oversteekbaarheid van de Buizerdlaan te verzekeren zijn geen nieuwe oversteekvoorzieningen voorzien. Wel worden bestaande oversteken enigszins verlegd om een logische en veilige route voor voetgangers en fietsers te verzekeren. Op deze locaties kan, door gebruik te maken van de middengeleider, gefaseerd worden overgestoken. Daarnaast worden in overleg met de gemeente nog snelheidsremmende maatregelen voor de Buizerdkaan onderzocht en uitgewerkt.
Afbeelding 13: Impressie Buizerdlaan en Lidl
Ter hoogte van de aansluiting van de Leeuwerik wordt het oversteken van fietsers beter gefaciliteerd door fietsverkeer de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van de middengeleider in de Buizerdlaan aan de zuidzijde van de Leeuwerik. De oversteek voor fietsers wordt hiermee veiliger en de wachttijden nemen af.
Het plan voorziet verder in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.9.
Door de verplaatsing van de supermarkt ontstaat de mogelijkheid om ook op de achterlaatlocatie (Kauwenhof) een nieuw bouwplan te ontwikkelen met 40-50 woningen, uitbreiding van het gezondheidscentrum van 880 m2 bvo naar 1400 m2 bvo en een buurtplein van 250-500 m2 bvo. Planvorming met de omgeving en andere belanghebbenden hierover moet echter nog starten en die planvorming maakt dan ook geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Nieuwegein is geen onderdeel van deze voorlopige aandachtsgebieden waardoor er geen vraagstukken met extra prioriteit van toepassing zijn.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Voor noordwest Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Nieuwegein onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
Nieuwegein is geen onderdeel van de NOVI-gebieden waardoor dit niet van toepassing is.
Conclusie
Voor het plangebied doet de Nationale Omgevingsvisie geen concrete uitspraken. Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens een provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met onderdelen per 1 oktober 2012 aangevuld. Het besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Conclusie
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
De Ladder geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het begrip stedelijke ontwikkeling is omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voor het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' wordt aangesloten bij de Handreiking voor de ladder voor duurzame verstedelijking van de minister van IenM. Daarin wordt onder dit begrip verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Het plan is in ieder geval een 'ontwikkeling'. Bestaande bebouwing (kantoren) maakt plaats voor nieuwbouw met een afwijkend programma en afwijkende massa.
Of iets als 'stedelijke' ontwikkeling moet worden aangemerkt, hangt verder nog af van de vraag of een ontwikkeling als kleinschalig kan worden aangemerkt. Als dat het geval is, dan maakt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitzondering en hoeft niet te worden getoetst aan de ladder. In dit geval is geen sprake van een kleinschalige ontwikkeling: het betreft een plan dat zowel wat betreft locatie, massa als programma niet als kleinschalig kan worden betiteld.
Ten slotte is voor de toepasselijkheid van de ladder relevant of wordt voorzien in een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling. Hierbij is relevant of sprake is van een nieuwe planologische situatie en/of nieuwbouw is vereist voor de voorziene ontwikkeling. Het is dus van belang welke planologische mogelijkheden het vigerende bestemmingsplan biedt. Indien niet meer mogelijk wordt gemaakt dan reeds mogelijk is, dan is sprake van een continuering van de planologische situatie en is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als sprake is van nieuwbouw én een functiewijziging na de sloop en het volume toeneemt, dan is zonder meer sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling: het ruimtebeslag wordt groter. Bij het beoordelen hiervan komt het dus strikt genomen neer op de vraag of het ruimtebeslag al dan niet toeneemt.
In het geval van deze ontwikkeling is sprake van nieuwbouw (nadat de oude bebouwing is gesloopt) ter plaatse van de ontwikkellocatie. In het thans vigerende bestemmingsplan (Doorslag 2007) is ruimte voor bebouwing met de bestemming kantoor. In dit bestemmingsplan is ruimte voor bebouwing met de bestemming wonen en detailhandel. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient dus een nieuwe planologische situatie te worden voorzien.
Kortom, het beoogde plan dient te worden opgevat als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en zodoende is een toets aan de Ladder Voor Duurzame Verstedelijking wettelijk verplicht.
Detailhandel
Ten behoeve van de toets aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking voor de supermarkt is een separate ladderonderbouwing opgesteld. De conclusie is dat de Ladder met goed gevolg wordt doorlopen. Voor de verdere toelichting en uitwerking van de ladderonderbouwing wordt verwezen naar Bijlage 1.
Woningen
De regio Utrecht kent een sterke druk op de woningmarkt. De behoefte aan woningen is zowel provinciaal als gemeentelijk uitvoerig onderbouwd in onder andere de Provinciale Structuurvisie 2013-2028, Woningmarktanalyse 2017, Actie Agenda Woningmarkt 2018-2021 van de Provincie Utrecht en de Woonvisie 2015 en het Woningbouwprogramma 2030 van de gemeente Nieuwegein. De Woonvisie schetst een bouwambitie van 3.300 woningen tot 2025 in meerdere segmenten. Deze ambitie is in de Aanvulling Woonvisie 2015 opgehoogd naar 5.000 woningen. Qua segment is o.a. behoefte naar huurwoningen (in zowel de sociaal als vrije sector) en het koopsegment vanaf € 300.000,-. Voorliggend initiatief met maximaal 45 woningen voor het koopsegement in de vrije sector past binnen deze programmering en sluit aan bij het realiseren van de woningbouwopgave in de gemeente en regio. De woningbouwontwikkeling voorziet kortom in een behoefte.
Als de woningbouwontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied, dan wordt voldaan aan de Ladder. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plan wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied. Op de locatie waar de woningen zijn beoogd was recent een groot kantoorgebouw aanwezig. Omdat de ruimtevraag geheel binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen wordt, is trede 2 van de ladder niet aan de orde.
Concluderend kan gesteld worden dat het voorliggende plan voor woningbouw in lijn is met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie Utrecht heeft een fijn woon- en leefklimaat en wil dat zo houden. Tegelijkertijd is er ruimte nodig voor opgaven als: de groeiende behoefte aan woningen, de aantrekkende economie en de energietransitie. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt. De keuzes die de provincie maakt voor de leefomgeving staan in de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie komt juridisch tot uitdrukking in een Omgevingsverordening met regels voor de leefomgeving. Op 10 maart 2021 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening zijn vanaf 1 april 2021 in werking getreden.
Omgevingsvisie Provincie Utrecht
In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie er in 2050 uitziet. De Omgevingsvisie geeft richting aan de toekomstige fysieke leefomgeving. Dit is alles op, boven en onder de grond en inclusief de sociale aspecten zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. In de Interim Omgevingsverordening staan de regels en instructieregels die daarvoor nodig zijn. Provincie Utrecht geeft bij de onderstaande 7 thema's de provinciale belangen aan die verplichtingen met zich mee brengen. Dat geeft al een doorkijk naar de instructieregels.
Om voor te sorteren op de toekomst richt de Omgevingsvisie zich op een aantal ontwikkelingen:
De Provincie Utrecht vindt het daarbij belangrijk om de bestaande kwaliteiten te behouden, te versterken en in balans te laten zijn met deze ontwikkelingen. De ruimte voor ontwikkelingen is beperkt, terwijl de vraag naar ruimte groot is.
Uitwerking beleid in 7 thema's
De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en voor het mogelijk maken van lokale afwegingen als een veilige en gezonde leefomgeving daarbij gebaat is. Het beleid voor de gezonde en veilige leefomgeving is beschreven in 7 thema's.
Alle thema's moeten in samenhang bekeken worden. Dat betekent dat niet alles overal kan. Met het uitgangspunt slim combineren en concentreren kan de groei van inwoners en bedrijven en een gezonde leefomgeving in balans blijven. Het concentreren richt zich bijvoorbeeld op het bouwen van nieuwe woningen dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Op die manier blijft er op andere plekken voldoende ruimte voor bewegen, groen, water en natuur.
Uitvoering
In drie regio's werkt Provincie Utrecht het beleid verder uit. De samenhang tussen de thematische ambities krijgt hier aandacht. Voor Nieuwegein is de regio U16 van belang. In deze uitwerking gaat het over de verstedelijkingsstrategie. De verwachting is dat er tot 2040 in de regio ongeveer 99.000 tot 125.000 extra woningen nodig zijn. De ambitie is om deze groei te accommoderen, met behoud van de Utrechtse kwaliteiten en de daarmee samenhangende hoge kwaliteit van leven en versterking van de concurrentiekracht. Er zijn mogelijkheden voor (her)ontwikkeling van locaties nabij bestaande knooppunten.
Conclusie toetsing aan Provinciale Omgevingsvisie
Ter plaatse van het plangebied komen 5 van de 7 thema's van de Provinciale Omgevingsvisie terug, namelijk: 'Stad en land gezond', 'Duurzame energie', 'Vitale steden en dorpen' , 'Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar' en 'Klimaatbestendig en robuust'.
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan Provinciale Omgevingsvisie.
In de Interim omgevingsverordening zijn een aantal instructieregels opgenomen die relevant zijn voor onderhavig bestemmingsplan.
Paragraaf 2.10 Overstroombaar gebied
Grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Neder-Rijn, Lek en het Eemmeer. Het plangebied is dan ook gelegen in een gebied dat op grond van artikel 2.10 van de Interim omgevingsverordening is aangewezen als overstroombaar gebied. Lid 2 van die bepaling voorziet in een instructieregel dat de motivering op een bestemmingsplan een beschrijving bevat van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop het met het overstromingsrisico is omgegaan. In paragraaf 4.8 is aangegeven hoe dit aspect geregeld wordt voor het plangebied.
Paragraaf 3.2.4 Activiteiten in boringsvrije zones
Het gehele plangebied ligt in de boringsvrije zone Nieuwegein. De boringsvrije zone is een gebied rondom de grondwaterwinning Nieuwegein. Deze grondwaterwinning is de bron van de drinkwatervoorziening voor o.a. de gemeente Nieuwegein. In de boringsvrije zone beschermt een ondergrondse laag de onderliggende waterwinning. Om te voorkomen dat activiteiten (zoals het toepassen van bodemenergiesystemen) plaatsvinden die verontreiniging of lokale opwarming van het grondwater tot gevolg hebben, stelt de provincie Utrecht in haar Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht regels ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 40 meter onder het maaiveld en het toepassen van bodemenergiesystemen. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk. Bij onderhavig plan is geen sprake van dergelijke werkzaamheden, waardoor dit verbod geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
Daarnaast geldt voor iedereen in de boringsvrije zone de bijzondere zorgplicht (art. 3.12 Interim Omgevingsvisie Provincie Utrecht). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt. Het verdient aanbeveling dat ontwikkelingen worden afgestemd met het waterwinbedrijf.
Paragraaf 4.1 Bereikbaarheid
In de Interim omgevingsverordening is een instructieregel opgenomen met betrekking tot bereikbaarheid. Een bestemmingsplan waarin nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien waarborgt dat knelpunten in de bereikbaarheid niet toenemen en bij voorkeur afnemen. Daartoe wordt een motivering opgenomen in het bestemmingsplan. Deze motivering is uitgewerkt in paragraaf 4.9. Hieruit blijkt dat er ter plaatse van de Buizerdlaan geen sprake is van verslechtering van de bereikbaarheid of toename van knelpunten op het omliggende verkeers- en vervoersnetwerk. Voor de locatie Kauwenhof zal er vanwege de verplaatsing van de supermarkt sprake zijn van een substantiële verbetering van de bereikbaarheid en de veiligheid.
Paragraaf 9.2 Stedelijke functies en stedelijk gebied
Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Artikel 9.15 ziet toe op woningbouw en 9.18 ziet toe op detailhandel.
Artikel 9.15 Instructieregel verstedelijking
Artikel 9.15 bevat een instructieregel die betrekking heeft op locaties binnen stedelijk gebied. Aangetoond dient te worden in het bestemmingsplan dat woningbouw past in het door gedeputeerde staten vastgestelde programma Wonen en werken en dat de woningbouw niet leidt tot extra bodemdaling. Daarbij is toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd in de toelichting. Zoals onderbouwd in paragraaf 3.1.3, voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Artikel 9.18 Instructieregel detailhandel
Op grond van artikel 9.18 mag een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op een locatie
dat is gelegen in het gebied “detailhandel buiten bestaand winkelgebied”, geen regels bevatten die voorzien in nieuwe vestiging of uitbreiding van detailhandel, tenzij er sprake is van een uitzonderingsgeval.
Beoordeling
Het plangebied betreft een locatie die is aangewezen 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied". Op grond van de instructieregel mag een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op een locatie dat is gelegen in het gebied “detailhandel buiten bestaand winkelgebied”, geen regels bevatten die voorzien in nieuwe vestiging of uitbreiding van detailhandel, tenzij er sprake is van een uitzonderingsgeval. De provincie Utrecht heeft in haar vooroverlegreactie aangegeven dat hier geen sprake is van een uitzonderingsgeval. De provincie Utrecht heeft echter wel aangegeven te willen onderzoeken of er middels een ontheffing medewerking verleend kan worden aan de beoogde ontwikkeling. Ontheffing verlenen van een instructieregel is mogelijk op grond van artikel 1.5 van de Interim Omgevingsverordening. Dit artikel stelt dat Gedeputeerde Staten, op basis van een integrale afweging van provinciale belangen, ontheffing kunnen verlenen van een instructieregel voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen.
Op 28 september 2022 heeft het College van B&W een ontheffing gevraagd van artikel 9.18
Interim Omgevingsverordening. In deze ontheffingsaanvraag is uitvoerig gemotiveerd waarom naar het oordeel van B&W sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met de instructieregel gediende provinciale belangen.
Op 15 november 2022 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht deze ontheffing verleend. De ontheffing is als bijlage 2 bijgevoegd.
Op 1 april 2021 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie 'Nieuwegein verstedelijkt en vergroent' vastgesteld. In de omgevingsvisie staan de gemeentelijke ambities voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn omschreven. In de omgevingsvisie zijn drie centrale thema's opgenomen: duurzaamheid, veiligheid en gezondheid. Ontwikkelingen in Nieuwegein moeten bijdragen aan een gezond, veilig en duurzaam Nieuwegein.
Hierbij gaat de gemeente voor de volgende speerpunten:
Deze ambities vormen de basis voor andere beleidsinstrumenten die meer gericht zijn op de uitvoering: de omgevingsprogramma's, -plannen en –vergunningen.
Planspecifiek
Concrete beleidsdoelen uit de omgevingsvisie die relevant zijn voor onderhavig plan zijn themagewijs opgesomd. In cursief is vervolgens gemotiveerd hoe onderhavig plan aansluit bij deze beleidsdoelen.
Wonen
Op de locatie Buizerdlaan worden 45 grondgebonden woningen in de vrije sector gerealiseerd. Dit is lijn met het “Woningbouwprogramma Gemeente Nieuwegein” (vastgesteld op 18 mei 2017), waarop het braakliggende terrein aan de Buizerdlaan is aangewezen als kansrijke woningbouwlocatie (zie volgende afbeelding).
Afbeelding 14: Uitsnede woningbouwlocaties Omgevingsvisie Nieuwegein
Het voorgenomen plan draagt bovendien actief bij aan het speerpunt om te voorzien in een toekomstbestendige stad voor jong en oud. De geplande woningbouw voorziet in een behoefte en leidt daarmee ook tot doorstroom in de woningmarkt, zodat voor meerdere doelgroepen kansen ontstaan voor het vinden van een woning.
Groen
Op de Buizerdlaan wordt tussen de woningen en supermarkt een groenbuffer voorzien voor een klimaat adaptieve openbare ruimte. In deze groenbuffer worden diverse paden aangelegd die de woningen niet alleen met de supermarkt, maar ook met de groene ruimte langs de A2 (ecologische verbindingszone met water) en de bestaande speeltuin verbinden. Dit nodigt uit tot wandelen, ook voor de overige bewoners van de wijk.
Energie
De supermarkt aan de Buizerdlaan wordt uitgevoerd als een klimaatbestendig, volledig gasloos en nul-op-de-meter gebouw (en openbare ruimte). In het voorlopige ontwerp zijn daartoe 1.700 zonnepanelen geplaatst op het dak van het gebouw en boven de parkeerplaatsen. De woningen worden conform het gemeentelijke beleid minimaal energieneutraal (BENG 3 = 100%) opgeleverd, waarmee de energieprestatie beter is dan nul-op-de-meter woningen. Daarbij dienen de woningen minimaal GPR score van 8 te krijgen. Om aan deze uitgangspunten te voldoen worden de daken van de woningen optimaal benut voor zon op dak en/of klimaatadaptatie.
Klimaatadaptatie
In de groene gebieden worden meerdere wadi’s aangelegd om water te kunnen bergen. Daarmee worden in de omgeving zowel natte als droge gebieden gerealiseerd, hetgeen leidt tot een bijdrage aan de biodiversiteit. Ten behoeve van de ontwikkeling worden 18 bomen gekapt, maar deze worden ruimschoots gecompenseerd door de aanplant van 82 nieuwe bomen.
Mobiliteit en verkeersveiligheid
De supermarkt geeft invulling aan het gemeentelijke mobiliteits- en verkeersveiligheidsbeleid. De huidige supermarktlocatie aan de Kauwenhof kent te weinig en te krappe parkeerplaatsen en heeft een slechte ontsluiting voor het laden en lossen. Hierdoor zijn er op dit moment dagelijks verkeersonveilige situaties voor de bewoners in de omgeving en voor locatiebezoekers. Daarmee is ook de bereikbaarheid (althans een veilige bereikbaarheid) in het geding. Door de supermarkt te verplaatsen naar de Buizerdlaan kan de overlast worden weggenomen. Op de Buizerdlaan is ruimte om een supermarkt te realiseren die zowel met de auto als de fiets goed bereikbaar is. De supermarkt wordt voorzien van een boven- en mogelijk tevens ondergrondse parkeerterrein met voldoende en goede parkeerplaatsen. Het laden en lossen van de nieuwe supermarkt is gescheiden van het bezoekersverkeer en het parkeerterrein. Het fietsverkeer wordt zoveel als mogelijk gescheiden van het autoverkeer. Hiermee zijn overlast en onveilige situaties in de Kauwenhof niet meer aan de orde en zullen deze ook niet ontstaan aan de Buizerdlaan.
Economie
Op de locatie Buizerdlaan ontstaat de mogelijkheid om een toekomst bestendige supermarkt te realiseren binnen de wijk Doorslag, waardoor de supermarkt behouden blijft voor deze wijk. In tegenstelling tot de huidige locatie, heeft de supermarkt aan de Buizerdlaan voldoende, goed bereikbare parkeerplaatsen en een veilige laad-los situatie.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling goed past in de gemeentelijke omgevingsvisie en zelfs meer dan gewenst is om invulling te geven aan de beleidsdoelen.
Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de woonvisie 2015 vastgesteld. Met de Woonvisie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de periode 2015 – 2019. De Woonvisie maakt de woonwensen en woningbehoefte van de inwoners van Nieuwegein inzichtelijk en stelt vier opgaven centraal:
De Woonvisies schetst een bouwambitie van 3.300 woningen tot 2025 in meerdere segmenten, met name naar huurwoningen (in zowel de sociaal als vrije sector) en het koopsegment vanaf € 300.000,-.
Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad de “Aanvulling Woonvisie 2015” vastgesteld. Een relevante aanpassing hierin is dat de ambitie voor woningbouw verhoogd wordt naar 5.000 woningen tot het jaar 2030.
Planspecifiek
Het voorliggende woningbouwplan past zowel qua omvang als qua segment binnen de bouwambitie van de gemeente.
De vraag naar woonruimte in Nieuwegein en de Utrechtse regio groeit hard. De verwachting is dat dit de aankomende 25 jaar zo blijft en pas daarna stabiliseert. In het woningbouwprogramma 2030 zijn 67 kansrijke woningbouwlocaties aangewezen om te voorzien in de vraag naar woningen. Voor de Nieuwegeiners zelf, die hierdoor in Nieuwegein kunnen blijven wonen. Ook als de levenssituatie vraagt om een ander soort woonruimte. En voor mensen uit de regio, die (opnieuw) kiezen voor Nieuwegein als woonstad. Onderhavige ontwikkeling aan de Buizerdlaan is een van deze 67 woningbouwlocaties.
Planspecifiek
Het voorliggende woningbouwplan past zowel qua omvang als qua segment binnen de bouwambitie van de gemeente.
Het doel van de economische visie Nieuwegein is de werkgelegenheid behouden en nieuwe werkgelegenheid aantrekken. Deze beleidsnota geeft aan hoe de gemeente Nieuwegein vanuit een overkoepelende visie denkt bedrijven en bijbehorende werkgelegenheid te behouden en nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. De visie heeft een pragmatische insteek. Daar vroegen de ondernemers en werkgevers om. In de visie is de Economische agenda 2017-2022 opgenomen. Met daarin opgenomen concrete projecten en maatregelen. Nieuwegein heeft de volgende visie geformuleerd:
Planspecifiek
Het bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing en uitbreiding van een supermarkt. Verplaatsing is wenselijk vanwege de beperkingen die de bestaande locatie opleveren en de bijbehorende overlast voor de omgeving. Op de nieuwe locatie is een meer toekomstgerichte situatie realiseerbaar. De ontwikkeling draagt door de uitbreiding van de supermarkt bij aan het creëren van nieuwe werkgelegenheid. Het beoogde plan draagt dan ook bij aan de economische visie.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van detailhandel is vastgelegd in de "Winkelvisie". Deze visie is samen met de stad opgesteld en verwoord op welke wijze Nieuwegein aankijkt tegen het heden en de toekomst van het winkelen in Nieuwegein.
In paragraaf 1.2 van de Winkelvisie is bepaald dat het doel van de visie is dat de inwoners voldoende aanbod behouden van "boodschappen om de hoek" . Dit staat derhalve voorop.
Tegen deze achtergrond zijn 4 ambities in de Winkelvisie opgenomen.
Deze ambities zijn vervolgens uitgewerkt in vijf beleidsuitgangspunten. Enkel de beleidsuitgangspunten 1 en 5 zijn relevant voor dit plan.
Beleidsuitgangspunt 1 ziet toe op compacte winkelgebieden met het doel dat de klant op één locatie terecht kan voor de boodschappen en dat de bestaande structuur van de buurt- en wijkwinkelcentra wordt gehandhaafd. Supermarkten moeten de klanten verleiden om naar het gebied te komen, waar vervolgens andere winkeliers van profiteren. Dit standpunt is als volgt verwoord : "Als gemeente vinden wij het dan ook belangrijk dat deze supermarkten hun rol kunnen blijven vervullen. Daarbij hoort een breed en diep assortiment. De klant verwacht dit en wil dit."
Beleidsuitgangspunt 5 ziet toe, dat nieuwe initiatieven het toetsingskader doorlopen.
In paragraaf 2.5 van de Winkelvise is aangegeven, dat de beleidsuitgangspunten 1 tot en met 4 over bekende/lopende ontwikkelingen gaan.
In de Winkelvisie wordt onderkend dat de wereld niet stil staat en nieuwe initiatieven welkom zijn. Voor onbekende plannen geldt dan ook de "Ja, mits instelling" als vertrekpunt. Dit standpunt is als volgt verwoord:
"Mocht een initiatief niet passen in een bestemmingsplan en ook niet passen in de beleidsuitgangspunten dan vult de gemeente de "ja, mits" in met het toetsingskader voor detailhandelsinitiatieven."
Dit toetsingskader bevat de volgende onderdelen:
Planspecifiek:
Kijkend naar de Kauwenhof kan worden geconstateerd dat in de loop der jaren het winkelaanbod is veranderd en de enige winkel nog een supermarkt is van een naar huidige maatstaven beperkte omvang. In de ontheffing van de Interim omgevingsverordening, afgegeven door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, is dit treffend verwoord: "De locatie Kauwenhof is de bestaande locatie voor het wijkwinkelcentrum. Van oorsprong een winkelcentrum met verschillende winkels, maar nu een solitaire supermarkt met een cafetaria en een gezondheidscentrum."
Feitelijk gaat het hier dus om een verplaatsing van het gehele voormalige winkelgebied, waarbij op de achterblijflocatie de detailhandelsfunctie komt te vervallen. Zowel in de huidige- als in de nieuwe situatie is er dus, in afwijking van ambitie 1 en beleidsuitgangspunt 1 van de Winkelvisie Nieuwegein, reeds sprake van een solitaire supermarkt.
Daarbij komt dat uitbreiding van de bestaande supermarkt gewenst is om een breed en diep assortiment, wat de klant wil en verwacht, te kunnen bieden. In de huidige omvang van de supermarkt is nu al sprake van een ernstig verkeers- en parkeerprobleem. Bij een uitbreiding zal dit alleen maar groter worden. Enerzijds voldoet de huidige situatie niet meer aan de uitgangspunten van een wijkwinkelcentrum en anderzijds voldoet de huidige supermarkt niet aan datgene wat de klant verwacht en wil. Dat laatste komt dus niet overeen met ambitie 2 van de Winkelvisie over het inspelen op de consumentenbehoefte.
Bij beleidsuitgangspunt 1 geldt, dat er in elk geval een supermarkt in de wijk is, zodat boodschappen om de hoek gedaan kunnen worden, wat het feitelijke doel is van het beleid. Op dit punt sluit het plan goed aan bij Beleidsuitgangspunt 1.
Uit paragraaf 2.5 van de Winkelvisie blijkt dat nieuwe initiatieven niet zozeer aan Beleidsuitgangspunten 1 t/m 4 getoetst worden, maar dat daarvoor Beleidsuitgangspunt 5 is opgesteld. Duidelijk is dat dit plan een nieuw initiatief betreft. Immers: in januari 2017, toen de Winkelvisie is opgesteld, was dit nog geen bekende/lopende ontwikkeling.
Toetsing van het plan aan de criteria in Beleidsuitgangspunt 5:
Gelet op de situatie bij de Kauwenhof waar een suboptimale, naar huidige maatstaven betrekkelijk kleine supermarkt met een verkeers- en parkeerprobleem zit, voorziet de beoogde ontwikkeling in een kwalitatieve versterking. De gemeentelijke structuur blijft gehandhaafd, doordat een supermarkt "om de hoek" beschikbaar blijft voor de inwoners van de wijk Doorslag en wordt versterkt door een duurzame supermarkt, die voldoet aan de huidige maatstaven van een supermarkt, waarvan de behoefte is aangetoond door middel van een ladderonderbouwing (bijlage 1 bij de toelichting).
Gelet op het feit dat de supermarkt aan de Kauwenhof niet meer voldoet aan de maatstaven die een consument heden ten dage aan een supermarkt stelt, draagt de ontwikkeling hiertoe bij.
Door de onzekere economische tijden is er door de consument een toenemende behoefte aan een supermarktaanbod met een gunstige prijs/kwaliteitverhouding, ofwel een formule die met voldoende service ook een prijsfocus kan bieden.
De Coronacrisis heeft er toe geleid dat de consument veilig en ruim wil winkelen, waarbij de consument steeds meer eisen gaat stellen aan de kwaliteit van producten en de winkelomgeving in het licht van duurzaamheid.
Het huidige filiaal aan de Kauwenhof is te klein en er zijn geen uitbreidingsmogelijkheden om in te spelen op de veranderende wens en winkelgedrag van de consument. Bovendien zijn er geen mogelijkheden om maatregelen te nemen, die nodig zijn om dit filiaal te laten voldoen aan de moderne eisen van duurzaamheid en de energietransitie.
Met de ontwikkeling aan de Buizerdlaan kan op deze veranderende vraag ingespeeld worden en kunnen deze aspecten gerealiseerd worden.
Dit volgt reeds uit de hiervoor genoemde punten.
Er is een laddertoets opgesteld, waarin de behoefte is onderbouwd. Zie hiervoor bijlage 1 bij de toelichting.
De buurt is op verschillende manieren bij de ontwikkeling betrokken. Op 1 februari 2022 is een digitale informatieavond gehouden voor de gehele wijk Doorslag. In dezelfde maand is aan de bewoners een schriftelijk beantwoording gestuurd op de vragen uit de informatieavond. Op deze avond is medegedeeld wanneer het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage zal liggen. Daarnaast heeft de buurt tweemaal een buurtbericht ontvangen (in maart 2022 en begin december 2022 over de inhoud van respectievelijk het voorontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbestemmingsplan. Gelijktijdig is een website ingericht om de buurt op de hoogte te houden van de ontwikkelingen (op www.ikbennieuwegein.nl). Er is uiteindelijk door één buurtbewoner een inspraakreactie en door één buurtbewoner een zienswijze ingediend.
Gelet op het bovenstaande is het planologisch mogelijk maken van een supermarkt aan de Buizerdlaan in overeenstemming met de Winkelvisie. Op deze wijze wordt in lijn met de Winkelvisie geborgd dat er ook in deze wijk een toekomst-bestendige supermarkt is. De Winkelvisie verplicht niet tot het realiseren van een groter aanbod (winkels), zoals uit het bovenstaande blijkt.
Visie klimaatadaptatie
Het klimaat verandert. We krijgen te maken met meer en heftigere regenbuien, langere droge periodes en meer hete zomerse dagen en nachten. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen moeten we nu al stap voor stap investeren in een klimaatbestendige inrichting van de stad. Op Rijksniveau is in 2014 de Deltabeslissing ruimtelijke adaptie vastgesteld. Deze beslissing houdt in dat uiterlijk in 2020 klimaatadaptie integraal onderdeel van beleid en handelen moet zijn en dat in 2050 de Nederlandse steden water-robuust en klimaatbestendig moeten zijn.
De gemeente heeft in 2014 de Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptie ondertekend. Hiermee onderschrijven zij de intenties om nu al invulling te geven aan de opgave. Ook maak de gemeente deel uit van het regionale samenwerkingsverband Coalitie ruimtelijke adaptatie regio Utrecht.
Om richting te geven aan deze opgave is een visie klimaatadaptie opgesteld. Beleid van de gemeente is om bij herstructurering, renovatie en nieuwbouw inrichtingsmaatregelen mee te nemen die een optimale bijdrage leveren aan de inpassing van de gevolgen van de klimaatverandering. Door maatregelen te nemen kan eventuele schade, hinder en overlast zoveel mogelijk voorkomen worden.
Mogelijke maatregelen zijn:
'Duurzaam bouwen'
Op donderdag 21 april 2022 heeft de Nieuwegeinse gemeenteraad het Omgevingsprogramma Duurzaam Bouwen Woningbouw 2022 vastgesteld. Dit omgevingsprogramma bevat prestatie-eisen en uitgangspunten voor duurzame woningbouw in Nieuwegein, voor de bouwkavel (zie de gemeentelijke website). Het gaat in op de thema's energietransitie, klimaatadaptatie, duurzame mobiliteit, circulair bouwen, biodiversiteit/natuurinclusiviteit en gezonde leefomgeving. In het beleid zijn ten aanzien van deze thema's verschillende prestatie-eisen en uitgangspunten geformuleerd.
Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040
De gemeente Nieuwegein wil in 2040 een klimaatneutrale stad zijn (raadsbesluit 2017 'Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040'). Dit sluit aan op het Klimaatverdrag van Parijs. Om klimaatneutraal te worden is het van belang om de energievoorziening volledig te verduurzamen. Dit betekent een aardgasloze gebouwde omgeving, waarbij elektrisch wordt gekookt en verwarmd wordt via een warmtenet, elektrische warmtepompen of andere duurzame technieken. Voor het bereiken van energieneutraliteit is nieuwbouwen of transformeren zonder aardgasaansluiting echter niet voldoende. De gemeente Nieuwegein wil dat er nu al volledig energieneutraal wordt gebouwd en verbouwd. In de Omgevingsvisie Nieuwegein zijn daartoe de volgende uitgangspunten vastgelegd: alle nieuwbouw is minimaal energieneutraal (BENG 3 = 100%), bij alle nieuwe appartementen (tot en met vier woonlagen) is de energieprestatie beter dan BENG 3 = 100% en bij alle nieuwe grondgebonden woningen is de energieprestatie beter dan Nul-op-de-meterwoningen.
Mogelijke maatregelen zijn:
Planspecifiek
Voor zowel de te realiseren woningen als de supermarkt is een hoogwaardig duurzaam concept uitgewerkt. Hierbij is zowel aandacht besteed aan gebouwgebonden zaken (o.a. circulaire materialen, hoogwaardige isolatie en duurzame energieopwekking, alsmede aan de inrichting van de buitenruimte (klimaatadaptatie).
Belangrijke uitgangspunten voor het plan zijn:
Concreet wordt de supermarkt aan de Buizerdlaan uitgevoerd als een klimaatbestendig, volledig gasloos en nul-op-de-meter gebouw (en openbare ruimte). In het voorlopige ontwerp zijn daartoe 1.700 zonnepanelen geplaatst op het dak van het gebouw en boven de parkeerplaatsen. De woningen worden conform het gemeentelijke beleid minimaal energieneutraal (BENG 3 = 100%) opgeleverd, waarmee de energieprestatie beter is dan nul-op-de-meter woningen. Daarbij dienen de woningen minimaal GPR score van 8 te krijgen. Om aan deze uitgangspunten te voldoen worden de daken van de woningen optimaal benut voor zon op dak en/of klimaatadaptatie.
Versterken ecologische hoofdstructuur en klimaatadaptatie
De projectlocatie wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door een ecologische structuur, onderdeel van een grotere ecologische structuur door en rondom Nieuwegein. De voorgestelde ontwikkeling sluit aan op deze structuur en maakt gebruik van de bestaande kwaliteiten en versterkt deze waar mogelijk. De versterking vindt plaats door realisatie van een nieuwe zijarm, welke een groenbuffer vormt tussen het terrein van de supermarkt en het woningblok (zie afbeelding 6 in paragraaf 2.3). Op deze manier worden de woningen aan drie zijden begrensd door kwalitatief hoogwaardig groen. In deze groenbuffer worden diverse paden aangelegd die de woningen niet alleen met de supermarkt, maar ook met de groene ruimte langs de A2 (ecologische verbindingszone met water) en de bestaande speeltuin verbinden. Dit nodigt uit tot wandelen, ook voor de overige bewoners van de wijk. In de groene gebieden worden ook meerdere wadi’s aangelegd om water te kunnen bergen. Daarmee worden in de omgeving zowel natte als droge gebieden gerealiseerd, hetgeen leidt tot een bijdrage aan de biodiversiteit.
Het maaiveld in het projectgebied zal bestaand uit een mix van gazon grassen, gebieden met ruige bloemrijke graslanden en gebieden met heesters/struikgewas. Voor de heesters/struikgewas worden soorten geselecteerd welke een positieve bijdrage leveren aan de biodiversiteit.
In de wadi’s in het park wordt een mengsel voor bloemweides toegepast, speciaal geselecteerd voor boomgaarden, aantrekkelijk voor insecten zoals bijen hommels en vlinders. Door ruige bloemrijke graslanden toe te voegen in delen van de openbare ruimte, zoals de wadi’s en greppels, wordt de biodiversiteit verbeterd en voegen we meer kleur toe. Daarnaast zijn de graslanden minder intensief in onderhoud, waar deze maar 2x per jaar gemaaid hoeven worden in plaats van 20x voor het normale gazon gras. De mandelige gebieden zullen worden onderhouden door bewoners, en de openbare ruimte door de gemeente Nieuwegein.
Innovatie duurzame toepassingen
Het stedenbouwkundig ontwerp van de Buizerdlaan kent een groen blauwe ruggengraat met de toevoeging van een ecologische structuur, welke een natuurlijke buffer vormt tussen de woningen en de supermarkt Het verbinden van groen, de woningen en de supermarkt is een belangrijke maatregel voor de gezondheid en de leefbaarheid van de bewoners van de
Buizerdlaan.
Voor de woningen valt te denken aan bovengrondse hemelwaterafvoer en het dak te gebruiken als vijfde gevel ten bate van duurzame oplossingen. Door de toepassing van goed georiënteerde daken is optimale opbrengst uit zonnepanelen en/of zonnecollectoren mogelijk. Daken zonder installaties worden ingericht ten behoeve van het innovatief omgaan met water en/of groen. Voor de duurzaamheid zal voldaan worden aan de geldende bouwbesluit normen en daar waar
de oriëntatie goed is kunnen extra zonnepanelen worden aangeboden.
Voor de woningbouw is het uitgangspunt minimaal energieneutraal (BENG 3 = 100%) en is het streven naar een energieprestatie beter dan nul-op-de-meter woningen.
Concreet wordt de supermarkt aan de Buizerdlaan uitgevoerd als een klimaatbestendig, volledig gasloos en nul-op-de-meter gebouw (en openbare ruimte). In het voorlopige ontwerp zijn daartoe 1.700 zonnepanelen geplaatst op het dak van het gebouw en boven de parkeerplaatsen. Om dit planologisch mogelijk te maken is in dit bestemmingsplan ter plaatse van het beoogde parkeerterrein de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' opgenomen.
Afbeelding 15: Impressie parkeerterrein Lidl inclusief overkappingen met zonnepanelen
Met onder andere deze toepassingen sluit de planontwikkeling aan op de ambities en het beleid van de gemeente Nieuwegein voor duurzaamheid en klimaatbestendigheid.
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds juli 2016 is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die (naar verwachting) in 2021 in werking zal treden.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nieuwegein inzake het plangebied staat verwoord in de Erfgoedverordening Nieuwegein 2020, dat bestaat uit een beleidsnota en een kaartenserie, waaronder een archeologische beleidskaart. Op de laatstgenoemde kaart is per zone vastgelegd welke archeologische verwachting een gebied heeft.
Het plangebied ligt volgens de beleidsadvieskaart in een Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied (AWV-3). Aan dit gebied zijn in het beleid aanvullend vrijstellingsgrenzen geformuleerd. Initiatieven die kleiner zijn dan 2500 m2 en niet dieper reiken dan 150 cm-maaiveld worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Omdat de voorgenomen ingreep de vrijstellingsgrenzen voor dit gebied overschrijdt, geldt op basis van het bestemmingsplan een archeologische onderzoeksplicht. De ingrepen vinden namelijk plaats over het hele oppervlak van het plangebied (1,9 ha) en vanwege het aanbrengen van heipalen wordt het dieptecriterium ook overschreden (>150 cm -Mv).
Voor de planontwikkeling aan de Buizerdlaan 12 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een gecombineerd onderzoek, te weten een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase.
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen.
Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door het verzamelen van informatie over de feitelijke bodemopbouw, bodemreliëf en bodemintactheid in het plangebied. Hiermee ontstaat inzicht in de landschapsvormende processen en landschappelijke eenheden uit het verleden. Op basis hiervan kan een oordeel worden gegeven over waar, wanneer en in hoeverre het gebied in het verleden geschikt was voor de mens.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is vastgesteld dat in het plangebied sprake is van een hoge archeologische verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat Mesolithicum-Vroeg-Neolithicum. Naar aanleiding hiervan is een karterend booronderzoek uitgevoerd om vast te stellen of en in hoeverre er in het plangebied daadwerkelijk sprake is van een archeologische vindplaats. Dit vervolgonderzoek is opgenomen in Bijlage 4.
Het vervolgonderzoek betreft een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), karterende fase. Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de archeologische verwachting. Op basis van de resultaten van het karterende booronderzoek kan de hoge archeologische verwachting die voor het plangebied was opgesteld in voorgaand onderzoek worden bijgesteld naar laag. Dit is gebaseerd op het ontbreken van archeologische indicatoren in de opgeboorde grondmonsters. De kans dat zich hiermee een vindplaats in de ondergrond van het plangebied bevindt, is klein. De beoogde plannen voor het realiseren van een woonwijk in het gebied kunnen op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken door gaan. Als er tijdens de werkzaamheden vondsten worden gedaan waarvan men weet of redelijkerwijze kan aannemen dat deze archeologisch waardevol zijn, dient dit direct gemeld te worden bij het bevoegd gezag, de gemeente Nieuwegein.
Ten aanzien van cultuurhistorie wordt opgemerkt dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle gebouwen en/of elementen aanwezig zijn.
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bovendien dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien gebouwen worden gerealiseerd voor menselijk verblijf.
Door Lievense CSO is in 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt het volgende:
Door Wareco is in 2021 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Om een completer beeld te krijgen van de bodemkwaliteit binnen het herontwikkelingsgebied zijn verschillende deellocaties onderscheiden:
Uit de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek blijkt dat in de grond en het grondwater op de locatie maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek door Lievense CSO uit 2016 en het aanvullend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de voorgenomen bouwplannen.
De algemene bodemkwaliteit voldoet aan “achtergrondwaarde”. Deze kwaliteit voldoet aan de gewenste toekomstige functie “wonen” (wonen met tuin) of “industrie” (bedrijf). Er zijn verder geen lokale gevallen van sterke verontreiniging aangetroffen. De bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de geplande bestemmingswijziging. De PFAS gehalten vormen bij grondverzet een aandachtspunt, maar vormen geen belemmering voor wijziging van de bestemming.
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Bij een ruimtelijke ingreep moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Soortenbescherming
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Gebiedsbescherming
Het gebiedsbeschermingsdeel van de Wet natuurbescherming heeft als doel het beschermen van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden) in Nederland. Projecten of andere handelingen en plannen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel (zonder vergunning) niet toegestaan. Ook het vaststellen van plannen zoals een bestemmingsplan of een inpassingsplan is niet toegestaan, indien het betreffende plan significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden. Naast directe effecten (bijv. ruimtebeslag), dient ook gekeken te worden naar indirecte effecten als gevolg van externe werking (bijv. door geluid, licht en stikstofdepositie).
De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd. Het NNN is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Door Ecogroen is in 2019 een quickscan natuurtoets uitgevoerd naar beschermde natuurwaarden in het plangebied en de directe omgeving. Dit onderzoek is in 2023 geactualiseerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake. Hier is dus geen verder onderzoek naar flora en fauna noodzakelijk.
Onderdeel van de quickscan is een literatuuronderzoek en een veldbezoek. Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan beschermde soorten binnen de Wet natuurbescherming en mogelijke relaties tussen het onderzoeksgebied en beschermde gebieden. Daarnaast is in kaart gebracht of (mogelijke) jaarrond beschermde nesten van broedvogels aanwezig zijn binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden. Aanwezige bomen zijn gedurende de bomencheck geïnspecteerd op boomholtes en spleten voor vleermuizen. Ook de aanwezige bebouwing is geïnspecteerd op potentiële vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Vervolgens is op basis van het voornemen bepaald welke effecten kunnen optreden op beschermde soorten en gebieden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Uiterwaarden Lek, dat is gelegen op 6,3 kilometer afstand, ten zuidwesten van het plangebied. De voorgenomen bestemmingsplanwijziging heeft geen negatieve effecten als gevolg van additionele verstoring door geluid en licht op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Emissie van stikstof kan echter over grotere afstand de natuur beïnvloeden, derhalve is een separate AERIUS-berekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 8. Uit de Aerius-berekening blijkt dat de totale stikstofemissie tijdens de gebruiks - en de realisatiefase niet leidt tot stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden (depositie is niet hoger dan 0,00 mol/ha/jaar).
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het natuurnetwerk is gelegen op 850 meter afstand, ten zuiden van het plangebied. Vanwege deze afstand en de tussengelegen infrastructuur en bebouwing is negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet te verwachten.
Soortenbescherming
Ten aanzien van soortenbescherming volgen uit de quickscan de volgende conclusies:
Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren en verblijfplaatsen van algemene, grondgebonden zoogdieren en amfibieën met een provinciale vrijstelling verloren gaan. Voor deze soorten geldt in voorliggende situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is.
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Bij uitvoering van de werkzaamheden in de periodes tussen half februari - half maart en half juli - half december, is het wel van belang om na te gaan of nog bewoonde nesten van vroeg of laat in het seizoen broedende soorten als houtduif aanwezig zijn binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden.
Aanvullend onderzoek moet uitwijzen of de rugstreeppad in het plangebied voorkomt. Indien dit het geval is, zal er een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming benodigd zijn. Op basis van de analyse zoals opgenomen in de quickscan blijkt dat, indien noodzakelijk, voldaan kan worden aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming. Derhalve vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
De gemeente Nieuwegein heeft geluidbeleid vastgesteld (Beleid hogere waarden Wet geluidhinder, d.d. 15 april 2009). Hierin zijn de onderstaande relevante eisen opgenomen die voor elke woning geldt:
Het plan betreft de realisatie van 45 grondgebonden nieuwbouwwoningen en een supermarkt. De woningen betreffen geluidgevoelige objecten, de supermarkt niet. Het plan is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de Rijksweg A2, N210/Wijkslootweg/Weg naar de Poort en Buizerdlaan. Door Aveco de Bondt is onderzocht of bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en de voorwaarden uit het geluidbeleid van de gemeente. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9.
De resultaten van het onderzoek worden per geluidbron omschreven:
Uit het onderzoek blijkt verder dat elke woning in het plan ten minste één gevel heeft waarop de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is dan 55 dB en is hiermee voldaan aan een geluidluwe zijde. Hiermee beschikt elke woning over een buitenruimte die niet aan de hoogst belaste zijde is gesitueerd. Ook kan ten minste één slaapkamer worden gerealiseerd die niet aan de meest geluidbelaste zijde is gesitueerd. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 62 dB en is hiermee niet meer dan 65 dB zoals gesteld in het geluidbeleid. Hiermee is geen sprake van onaanvaardbare effecten als gevolg van de cumulatie van geluid en kunnen hogere waarden worden verleend.
De geluidbelasting van omliggende wegen op het woningbouwplan overschrijdt plaatselijk de voorkeursgrenswaarde, maar blijft binnen de kaders van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Hogere grenswaarden dienen te worden vastgesteld voor woningen waar de voorkeursgrenswaarden worden overschreden. Daarmee vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. Er kan voldaan worden aan wet- en regelgeving en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet Luchtkwaliteit. De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat enerzijds alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. De positieve effecten (maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren) overtreffen de negatieve effecten (ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren). Het doel van het NSL is te voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10), zeer fijn stijf (PM2,5) en stikstofdioxide (NO2).
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Bij ieder ruimtelijke ontwikkeling moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
In 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen per amendement in Wet Milieubeheer opgenomen. Het besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Hierbij spelen de volgende onderwerpen een rol:
Het beoogde plan betreft de realisatie van maximaal 45 woningen en een supermarkt met een winkelvloeroppervlak van maximaal 1.700 m2. Dit is ruim minder dan de 1.500 woningen en 100.000 m2 kantoorruimte welke als inidcatie voor het overschrijden van de grenswaarden worden genoemd in het Besluit NIBM. Ook al betreft is een supermarkt een andere functie dan kantoorruimte, kan gelet op de aard en omvang van de voorliggende ontwikkeling (en de betreffende achtergrondconcentraties) zondermeer gesteld worden dat voldaan zal worden aan de geldende luchtkwaliteitseisen.
Naast de effecten van het onderhavige plan op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Om te bepalen of de plaatselijke luchtkwaliteit voldoet aan de normen voor een goed leefklimaat zijn verschillende bronnen onderzocht (NSL en Atlas Leefomgeving). Indien uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen van het NSL niet worden gehaald, kunnen extra maatregelen worden getroffen.
Op basis van de geraadpleegde bronnen blijkt dat de achtergrondconcentraties fijn stof (PM10), fijn stof (PM2,5) en stikstofdioxide NO2 ter plaatse van het plangebied ver onder de wettelijke norm zit. In 2020 bedraagt de achtergrondbelasting respectievelijk 19,5 µg/m³ (PM10), 11,9 (PM2,5) en 24,1 µg/m³ (NO2). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke normen. Ook wordt voldaan aan het aantal overschrijdingsdagen dat jaarlijks maximaal toelaatbaar is. In de navolgende figuur is een uitsnede van de NSL monitoringstool opgenomen.
Afbeelding 16: Uitsnede kaart luchtkwaliteit (NSL-monitor)
Gelet op de ligging van het plangebied langs de Rijksweg A2 en provinciale weg N210 is toetsing aan het besluit gevoelige bestemmingen relevant. Het deel van het plangebied waar woningbouw voorzien is, is niet gelegen binnen de onderzoekszone van de provinciale weg, maar wel deels gelegen binnen de onderzoekszone van de Rijksweg A2. Er is echter geen sprake van een overschrijding of dreigende overschrijding van een grenswaarde. Bovendien worden er geen (voor luchtkwaliteit) gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen het plangebied. Het besluit gevoelige bestemmingen vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. Er wordt voldaan aan wet- en regelgeving en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Bij de ontwikkeling van woningen of andere gevoelige bestemmingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de gevoelige bestemmingen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. In de omgeving komen verschillende functies voor, waaronder wonen en kantoordoeleinden. Met de komst van de supermarkt wordt daar nog detailhandel aan toegevoegd. Verder is er een provinciale weg en rijksweg gelegen langs het plangebied. Deze combinatie van factoren maakt het gebied tot een gemengd gebied waar reeds sprake is van een hogere mate van hinder. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind.
In de directe omgeving van het plangebied is alleen het ten noorden gesitueerde hotel inclusief vergaderaccomodatie (Fletcher) en een groothandelcentrum voor de schoenenbranche (CAST) relevant in het kader van bedrijven en milieuzonering. Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) vallen dergelijke bedrijven maximaal in categorie 2. In een gemengd gebied is bij categorie 2 bedrijven sprake van een richtafstand van 10 meter, in een rustig gebied is sprake van een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen deze bedrijven en de binnen het plangebied geprojecteerde woningen voldoet ruimschoots aan deze afstand. De afstand bedraagt namelijk meer dan 100 meter. Onderlinge hinder is uit te sluiten.
Binnen het plangebied wordt een supermarkt voorzien. Een supermarkt betreft een categorie 1 bedrijf. Dit houdt in dat de supermarkt minimaal 10 meter van een zogenoemde rustige woonwijk moet liggen. De afstand tussen de supermarkt, de binnen het plangebied geprojecteerde woningen en bestaande woningen in de omgeving voldoet ruimschoots aan deze afstand. De afstand bedraagt namelijk meer dan 30 meter. Onderlinge hinder is uit te sluiten.
In de navolgende figuur zijn de bijbehorende richtafstand weergegeven op kaart met een verbeelding van het nieuwbouwplan.
Afbeelding 17: Afbeelding richtafstanden Bedrijven en milieuzonering
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake.
Het aspect bedrijf- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag en productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten (en provincies) om eigen veiligheidsambities te formuleren. In de Beleidsvisie externe veiligheid (raadsbesluit 2007-403) is aangegeven hoe de gemeente Nieuwegein met deze beleidsvrijheid omgaat. Zo is onder andere in de visie aangegeven dat de gemeente zich het recht voorhoudt om bij nieuwe situaties af te zien van het zogenaamde “stand still"-beginsel voor het groepsrisico, zolang aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.
Aan hand van de Signaleringskaart EV is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de de Signaleringskaart EV staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In de onderstaande figuur is een uitsnede van de Signaleringskaart EV met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.
Afbeelding 18: Uitsnede Signaleringskaart Externe veiligheid
Uit de signaleringskaart blijkt dat nabij het plangebied een aantal risicobronnen zijn gelegen:
Door AVIV is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's. In Bijlage 10 is de rapportage van dit onderzoek opgenomen, de resultaten worden per risicobron samengevat. Uit het rapport van Aviv blijkt dat het groepsrisico niet toeneemt als gevolg van de ontwikkeling. In dat geval kan volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake. Verder onderzoek naar de effecten op externe veiligheid zijn hier dus niet benodigd.
Hoge druk aardgasleiding
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. In zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.018 ten opzichte van de orientatiewaarde. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. De rapportage van AVIV geeft reeds inzicht in de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en de hoogte van het groepsrisico. Voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen hierover advies uit te brengen. De bebouwing binnen het plangebied wordt zodanig gepositioneerd dat deze buiten de belemmeringenstrook valt.
Kerosineleiding
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. In zowel de huidige als toekomstige situatie is er geen sprake van een groepsrisico. Dit betekent dat de verantwoordingsplicht van het groepsrisico niet van toepassing is. De bebouwing binnen het plangebied wordt zodanig gepositioneerd dat deze buiten de belemmeringenstrook valt.
Rijksweg A2
Het plangebied ligt op een afstand groter dan 200 meter vanaf de A2. De verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.
Verantwoording groepsrisico
De plannen zijn voorgelegd aan de veiligheidsregio in het kader van het vooroverleg. Daarop hebben zij hun advies kenbaar gemaakt in het kader van de verantwoording van de plannen, deze is in de volgende subparagraaf uitgewerkt. Na aanpassing van enkele opmerkingen, die zijn verwerkt in de plannen, is door de veiligheidsregio ingestemd met de voorliggende plannen.
Voor de buisleidingen dient het groepsrisico beperkt verantwoord te worden. In een beperkte verantwoording wordt aandacht gegeven aan de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Tevens dient inzicht te worden gegeven in de hoogte van het groepsrisico en het aantal personen in het invloedsgebied van de gasleiding in de nieuwe situatie.
Populatie invloedsgebied gasleiding
Het aantal personen in het invloedsgebied van de gasleiding bedraagt in de toekomstige situatie 4.652 personen. De daadwerkelijke aanwezigheid daarvan varieert gedurende de dag, afhankelijk van de functie (wonen of werken).
Hoogte groepsrisico
In zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.018 ten opzichte van de oriëntatiewaarde.
Bestrijding en beperking
Maatgevend scenario
Grondroeren, het verrichten van grondwerkzaamheden door derden in de nabijheid van deze leiding, is de voornaamste risicofactor. Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas onder hoge druk plaats. Directe ontsteking van het ontsnapte gas bij een breuk resulteert in een vuurbal gevolgd door een brandende verticale fakkel (jet). Deze kan zoveel warmtestraling afgeven dat tot een effectafstand van 50 meter (1e ring) onherstelbare schade optreedt en branden veroorzaakt. Tot 95 meter kunnen secundaire branden optreden (2e ring), tot 160 m is er geen of lichte schade. De geplande woningen en de supermarkt in het plangebied vallen hiermee binnen de 1e en 2de ring waardoor bij een incident met de hogedruk aardgasleiding gewonden te verwachten zijn met (zware) brandwonden en mogelijk dodelijke slachtoffers.
Rampenbestrijding
Het aardgas dat door het transportleidingennet getransporteerd wordt is geurloos, al zijn eventuele kleine verontreinigingen meestal wel te ruiken. Daardoor kan bij een klein gat (ponsgat tot ca. 20 mm) het enige tijd duren voordat de lekkage ontdekt wordt. Bij een dergelijke lekkage zal de druk in het buisleidingensysteem niet noemenswaardig veranderen waardoor zowel de leidingbeheerder als afnemer niets significants opmerken. Wanneer lekkage ontdekt wordt en de melding binnenkomt bij de brandweer, politie of leidingbeheerder (Gasunie) zullen deze de relevante instanties alarmeren en zich naar de plaats van het incident begeven. Als de veiligheid in het geding is zal de Gasunie starten met het inblokken van de leiding. De Gasunie beschikt over een 24-uurs wachtdienst, waarvan de deskundige zich zo snel mogelijk ter plaatse begeeft om de situatie te beoordelen. De opkomsttijd kan 0,5 tot 2,5 uur bedragen, maar tijdens het aanrijden is deze wel telefonisch beschikbaar. Ook heeft de Gasunie een "SOS-contract" met een gespecialiseerde firma voor het leveren van specialistisch materieel en deskundigheid tijdens een incident. Dit bronbestrijdingsteam heeft onder andere als taak het lek te beheersen.
In geval een incident is geëscaleerd tot een fakkelbrand kan als gevolg van de hittestraling de brandweer niet optreden in de 1e ring en nauwelijks optreden in de 2de ring. In de 2de ring zal de brandweer zich beperken tot een eventueel redden van slachtoffers zover dit mogelijk is, brandbestrijding is nauwelijks mogelijk. Hoofdzakelijk zal de brandweer zich, tot de gastoevoer is afgesloten door de Gasunie, richten op verdere uitbreiding voorkomen van branden vanaf de 3de ring. Pas na het afsluiten van de gastoevoer kan de brandweer de 1ste en 2de ring goed betreden om aanwezige branden te blussen en eventuele slachtoffers te redden.
De brandweer dient snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire (brandkranen) als ook secundaire (geboorde put) of tertiaire (open water), om branden te kunnen bestrijden. In afstemming met de Veiligheidsregio en de gemeente zullen de initiatiefnemers voor voldoende voorzieningen zorgen, zo worden de verschillende ongevalsscenario's meegenomen in de noodplannen van de Lidl.
Zelfredzaamheid
Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. Aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied is voldoende te noemen. In het plangebied komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor (zoals bejaardentehuizen of kinderdagverblijven). In geval van een lekkage is het mogelijk het plangebied te ontvluchten indien het falen van de leiding tijdig herkend wordt. Op het moment dat een lekkage of breuk van de leiding resulteert in een fakkelbrand hebben de aanwezigen binnen de 1ste ring echter nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid vanwege de grote hittestraling, personen die buiten zijn hebben geen overlevingskans. Personen die binnen verblijven hebben de grootste overlevingskans wanneer zij binnen blijven en zich zoveel mogelijk beschermen tegen hittestraling.
Conclusie
De hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie wordt acceptabel geacht. Deze bedraagt 0,18 x de oriëntatiewaarde en neemt niet (waarneembaar) toe na de ontwikkeling. Daarmee achten wij tevens de kans op het optreden van een ramp of zwaar ongeval acceptabel. Over de risico's en mogelijke handelingsperspectieven zal communicatie plaatsvinden, in samenhang met de risico's van de gasleiding.
Een ongeval op de A2 met een tankauto met brandbare gassen zoals LPG kan leiden tot een explosie (zgn. koude Bleve). Het invloedsgebied hiervoor reikt tot 225 m afstand van de rijksweg, het plangebied bevindt zich op 250 m. De mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een explosie zijn beperkt omdat het scenario geen ontwikkeltijd kent. Dit betekent dat het plangebied voorzien moet zijn van voldoende vluchtmogelijkheden aan de achterzijde van het plan. Zoals hierboven is aangegeven in de paragraaf zelfredzaamheid is de aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied voldoende te noemen. Een tweede belangrijk scenario is het vrijkomen van giftige gasvormige stoffen zoals ammoniak. Een toxische wolk kan reiken tot op meer dan 1,5 km, dus kan ook over het plangebied vallen. Bij een toxische wolk zijn er mogelijkheden voor de zelfredzaamheid. Het advies is om binnen te blijven en ramen en deuren gesloten te houden. Van belang is dan wel dat een eventueel luchtbehandelingssysteem centraal afschakelbaar is. Hierover en over de risico's en vluchtmogelijkheden als gevolg van incidenten op de A2 zal met de toekomstige bewoners en de gebruikers van de Lidl gecommuniceerd worden.
Gelet op het voorgaande is er geen belemmering op het gebied van externe veiligheid voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.
Het jaarplan Water 2020 en de watervisie uit 2004 vormen samen het Waterplan van de gemeente Nieuwegein. De gemeente beschikt ook over een verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023 met daarin het beleid voor de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater, maar ook de ambities voor de waterkwaliteit en duurzaamheid van het (afval)watersysteem. In 2018 heeft de gemeente de visie klimaatadaptatie vastgesteld en het uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie 2019-2022.
Het klimaat verandert. We krijgen te maken met meer en heftigere regenbuien, langere droge periodes en meer hete zomerse dagen en nachten. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen moeten we nu al stap voor stap investeren in een klimaatbestendige inrichting van de stad en de samenleving hierop voorbereiden. Dit heet klimaatadaptatie en doet de gemeente niet alleen maar samen met de partners in de stad en de regio. Relevante uitgangspunten zijn:
Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) is de waterkwaliteit- en waterkwantiteitsbeheerder. Het concrete toetsingskader van HDSR voor de watertoets is gegeven in het Handboek Watertoets. De belangrijkste uitgangspunten zijn hierbij als volgt:
De principes die bij het waterbeleid van belang zijn:
Waterkwantiteit:
Waterkwaliteit:
Het plangebied is in de voormalige/huidige situatie voor een groot deel bebouwd en/of verhard. Ten opzichte van de voormalige/huidige situatie neemt het verhard oppervlak in beperkte mate toe. De toename aan verhard oppervlak wordt gecompenseerd door de realisatie van o.a. wadi's binnen het plangebied. Dit is uitgewerkt in Bijlage 11.
Hemelwater
Het hemelwater dient afgekoppeld te worden van de riolering en verwerkt te worden op eigen terrein. Voor hemelwater zijn eisen die volgen uit het beleid van HDSR en de gemeente om minimaal 50 mm waterberging te realiseren. Uitgaande van een verhard oppervlak van 14.065 m2 dient er minimaal 703 m3 waterberging gerealiseerd te worden. In het plan wordt op verschillende manieren voorzien in de benodigde waterberging. Ter plaatse van het parkeerterrein van de Lidl zal in de fundatie onder de weg en in infiltratiekratten onder de parkeerplaatsen berging plaatsvinden. Ter plaatse van het woongebied zal waterberging ter plaatse van de fundering onder het parkeerterrein gerealiseerd worden. In het openbaar gebied zullen meerdere wadi's aangelegd worden waarin hemelwater geborgen en geïnfiltreerd wordt. In totaal zal in het plangebied 724 m3 water geborgen kunnen worden, hiermee wordt in ruime mater voldaan aan de geldende norm. De wadi's zullen een overstortconstructie krijgen op het ten westen van het plangebied aanwezige oppervlaktewater.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert nog het volgende:
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater kan worden aangesloten op het stelsel dat ligt in het gebied.
Watersysteem omgeving
Binnen de wijk Doorslag het plangebied is veel groen en ook water aanwezig. Op sommige plaatsen is het oppervlaktewater echter niet direct zichtbaar, doordat dit is overkluisd door wegen of groenvoorzieningen. Dit geldt ook binnen het plangebied, ten noorden van de supermarkt. De locatie van deze overkluisde watergangen is veiliggesteld door een dubbelbestemming waterstaatsdoeleinden. In de doeleindenomschrijving van de bestemmingen voor verkeer en groenvoorzieningen wordt tevens rekening gehouden met mogelijke uitbreidingen van open water ten behoeve van waterberging of andere waterstaatkundige doelen.
Grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Neder-Rijn, Lek en het Eemmeer. Het plangebied is ook gelegen in een gebied dat is aangewezen als overstroombaar gebied. Uit de klimaateffectatlas blijkt dat er een middelgrote kans is (1 keer in de 100 jaar) dat het plangebied overstroomt met een waterdiepte tot 1,5 meter. Deze kans geldt voor nagenoeg het gehele stedelijk gebied van Nieuwegein. De kans op een overstroming met een grotere waterdiepte is kleiner (1 keer in de 1.000 jaar). Wanneer sprake is van een dreigende overstroming kan worden ingezet op vroegtijdige evacuatie en risicocommunicatie.
Geconcludeerd wordt dat het watersysteem toereikend is om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. In het kader van het wettelijk overleg is het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en zijn de opmerkingen van het hoogheemraadschap verwerkt.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Door HGCA is een verkeerskundige beoordeling van het plan uitgevoerd, waarin zowel aandacht aan de verkeersafwikkeling als parkeren is besteed. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 12. De resultaten worden achtereenvolgens toegelicht. Daarnaast is er door de gemeente ook verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is als bijlage 13 bijgevoegd.
Ter plaatse van de Kauwenhof wordt uitsluitend de vestiging van een supermarkt verboden in de planregels. Van fysieke wijzigingen of verruiming van de planregels is geen sprake. Doordat vestiging van een supermarkt niet meer mogelijk wordt in de Kauwenhof draagt dit bovendien bij aan verbetering van de verkeer- en parkeersituatie aldaar.
Aan de hand van de programmatische gegevens (o.a. een supermarkt van ca. 1.700 m2 w.v.o.), actuele kencijfers van het CROW en het Koersdocument Parkeren 2020-2025 (gemeentelijk beleid) is een berekening gemaakt van de parkeerbehoefte. Hieruit blijkt dat het plan een parkeerbehoefte van minimaal 160 parkeerplekken kent, waarvan minimaal 88 voor de supermarkt en 72 voor de woningen. Deze berekening sluit aan op de parkeernormen volgens het Koersdocument Parkeren 2020 - 2025. Wanneer gekeken wordt naar de parkeernormen conform de CROW dan geldt voor de supermarkt een bandbreedte van 86-141 parkeerplaatsen.
Het stedenbouwkundig plan voorziet in 72 parkeerplekken voor de woningen in lijn met de berekende parkeerbehoefte. Voor de supermarkt bestaat de wens om ruimschoots te voldoen aan de gemeentelijke norm om zodoende met zekerheid parkeerproblemen, zoals bezoekers die tijdens piekmomenten langdurig op zoek moeten naar een vrije plek met bijbehorende verkeersonveilige situaties en afwenteling van parkeren in de omgeving, in de toekomst te voorkomen. Het bestemmingsplan biedt planologisch de ruimte om op maaiveld ten minste 90 parkeerplaatsen te realiseren, waarbij tevens de mogelijkheid bestaat voor een parkeergarage met maximaal 59 parkeerplaatsen. Te allen tijden zal hiermee voldaan kunnen worden aan de gemeentelijke parkeernorm.
De supermarkt wordt voor fietsers bereikbaar vanaf de Buizerdlaan-zijde. Dit is ook waar de fietsparkeerplaatsen (dichtbij de ingang van de winkel) zijn gesitueerd. Ook wordt een overdekte fietsenstalling met ruimte voor 20 fietsen beoogd, waar de elektrische fiets eventueel kan worden opgeladen.
Aan de hand van de programmatische gegevens en actuele kencijfers van het CROW is een berekening gemaakt van de te verwachten verkeersstromen. Hieruit blijkt dat de verkeersgeneratie gemiddeld 2.792 verkeersbewegingen bedraagt, waarvan het merendeel gerelateerd is aan de supermarkt.
Door de ligging van de locatie in Nieuwegein zal het verkeer van en naar de supermarkt zich gelijkelijk verdelen over de Buizerdlaan in noordelijke en zuidelijke richting. Verkeer van en naar de woonbuurt is naar verwachting deels lokaal en deels bovenlokaal georiënteerd. Ingeschat wordt dat 2/3e deel van het verkeer via de Buizerdlaan van en naar de nabij gelegen A2 zal rijden. Het overige verkeersdeel zal een herkomst en bestemming hebben in zuidelijke richting.
Uit een berekening van de wachttijden of verliestijden per rijrichting blijkt dat tijdens de spits de wachttijd op de drukste aansluiting maximaal 15 seconden bedraagt. De wachttijden voor overstekende fietsers zijn lager omdat fietsverkeer gefaseerd de weg kan oversteken (er is een brede middengeleider aanwezig). Ook linksafslaand autoverkeer heeft de mogelijkheid zich op te stellen in de middenberm waardoor de wachttijden in de praktijk nog lager uit zullen vallen. Tot slot liggen de etmaalintensiteiten zuidelijk van de aansluiting Leeuwerik lager waardoor in de praktijk minder problemen met in- en uitvoegend verkeer verwacht mogen worden.
De conclusie dat de ontwikkeling niet zal leiden tot doorstromingsproblemen op de Buizerdlaan wordt ondersteund door het door de gemeente uitgevoerde verkeerskundig onderzoek ondermeer bestaande uit verkeerstellingen. Op basis van advies uit dit onderzoek worden snelheidsremmende maatregelen nog nader uitgewerkt.
Er wordt beoogd om het kruisen van fiets en autostromen zoveel als mogelijk te voorkomen. Het ontwerp omvat vrijliggende fietspaden en diverse snelheidsremmende maatregelen. Daarmee wordt een veilige en directe aansluiting op het parkeerterrein gerealiseerd.
Geconcludeerd wordt dat het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid en niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Bij de ontwikkeling van hoge gebouwen (>15 meter) dient rekening te worden gehouden met het mogelijk ontstaan van windhinder. Voor eventuele schaduwhinder geldt de TNO-richtlijn. Onderhavig plan maakt geen hoge gebouwen mogelijk. Windhinder en/of schaduwhinder is dan ook niet aan de orde, waardoor dit aspect geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen. Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Ten oosten en westen van het plangebied zijn in het geldende bestemmingsplan leidingenstroken vastgelegd middels een dubbelbestemming. Deze dubbelbestemmingen worden overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. De ontwikkelingen voldoen aan de geldende voorwaarden die gerelateerd zijn aan de leidingenstrook en vormen daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.
Er dient rekening te worden gehouden met de verstoringen van radarstations voor vliegverkeer vanwege omliggende radarstations. De verstoring is bij een bouwhoogte van meer dan 90 m een aandachtspunt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk met een dergelijke bouwhoogte. Radarverstoring is dan ook niet aan de orde, waardoor dit aspect geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen.
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan (kolom 3). Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit (kolom 4).
Wanneer de activiteit (genoemd in kolom 1) onder de drempelwaarde (genoemd in kolom 2) ligt dan moet vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgesteld.
De voorgenomen ontwikkeling komt als activiteit voor in kolom 1 van de D-lijst, namelijk: activiteit D 11.2, de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarden in kolom 2 zijn als volgt:
Bovengenoemde drempelwaarde worden niet overschreden, het plan voorziet immers in maximaal 45 woningen en 1.700 m2 winkelvloeroppervlak supermarkt. Het te nemen besluit (het bestemmingsplan) komt voor in zowel kolom 3 als 4. Het bestemmingsplan is te beschouwen als een 'besluit' in de zin van het Besluit m.e.r..
Op basis van het vorengaande wordt geconcludeerd dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zal blijken of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen.
De (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag (gemeente Nieuwegein) om te bepalen of er bij de voorgenomen activiteit mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De beoordeling dient te worden uitgevoerd op grond van de criteria uit bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectrapportage. Hierbij gelden drie thema's:
De aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. is opgenomen in Bijlage 14. Hier uit blijkt dat het voornemen om woningbouw te realiseren binnen het plangebied in beperkte mate tot effecten leidt voor het milieu en de omgeving. Voor alle onderzochte aspecten geldt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet noodzakelijk om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Onderhavig plan levert geen belangrijke nadelige gevolgen op voor het milieu. Er is derhalve geen aanleiding voor het uitvoeren en opstellen van een volledige milieueffectrapportage.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
In het hoofdstuk Inleidende regels wordt een aantal begrippen verklaard en wordt aangegeven hoe, bij toepassing van de regels, dient te worden gemeten.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels waarin de materiële inhoud van de gegeven bestemmingen is opgenomen, waaronder het gebruik van de opstallen en de gronden en de toegestane maatvoering. Binnen de bestemmingsvlakken en bouwvlakken mag bebouwing ten dienste van de bestemming worden opgericht met een maximale hoogte zoals aangegeven in de regels. Hierbij dient te worden opgemerkt dat er op basis van het Besluit omgevingsrecht (Bor), naast het bestemmingsplan, wel het een en ander vergunningsvrij mag worden gebouwd. Dit wordt in het bestemmingsplan niet expliciet benoemd.
Hierna wordt per bestemming een korte toelichting gegeven.
Artikel 3 - Detailhandel
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de nieuw te realiseren supermarkt in het plangebied aan de Buizerdlaan.
Artikel 4 - Gemengd - 2
Deze bestemming is opgenomen om ter plaatse van de oude locatie van de supermarkt aan de Kauwenhof te voorkomen dat hier opnieuw detailhandel kan vestigen. Daarbij is de bestemmingsregeling van het bestemmingsplan 'Doorslag' zoveel mogelijk overgenomen.
Artikel 5 - Groen
De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten et cetera mogelijk.
Artikel 6 - Kantoor
Deze bestemming is opgenomen om ter plaatse het gebruik als verkeersontsluiting voor het laden en lossen van de supermarkt mogelijk te maken. Voor het overige zijn de vigerende regels overgenomen.
Artikel 7 - Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden met verkeersfuncties zijn ondergebracht in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan de
erftoegangswegen. Ook hier is de bestemming ruim op de verbeelding aangegeven, zodat
kleine verkeerskundige ingrepen mogelijk zijn. Onder andere in verband met de aanwezigheid
van duikers op gronden met een verkeersbestemming zijn op de gronden met de verschilIende
verkeersbestemmingen ook waterlopen toegestaan. Binnen de verkeersbestemmingen kunnen ook geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming is ter plaatse van het toekomstige parkeerterrein bij de supermarkt de aanduiding 'specifieke
bouwaanduiding - overkapping' opgenomen. Ter plaatse kunnen de parkeerplaatsen overkapt
worden ten behoeve van duurzame energieopwekking.
Artikel 8 - Wonen
Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied voorkomende woningen. Waar gestapelde woningbouw is toegestaan, zijn de hoofdgebouwen aangeduid met de aanduiding 'gestapeld'. De bestemmingsregeling sluit aan bij de gebruikelijke wijze van bestemmen binnen de gemeente Nieuwegein.
Artikel 9 - Leiding - Brandstof
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de in het plangebied gelegen brandstofleiding. Gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor de brandstofleiding. De overige daaraan gegeven bestemmingen zijn secundair. Bebouwing ten dienste van de samenvallende, secundaire, bestemmingen is uitsluitend toegestaan na vrijstelling door burgemeester en wethouders. Het belang van de leiding mag door de bebouwing niet worden geschaad en vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de instantie die verantwoordelijk is voor het beheer van de leiding.
Artikel 10 - Leiding - Gas
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de in het plangebied gelegen gasleiding. Gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor de gasleiding. De overige daaraan gegeven bestemmingen zijn secundair. Bebouwing ten dienste van de samenvallende, secundaire, bestemmingen is uitsluitend toegestaan na vrijstelling door burgemeester en wethouders. Het belang van de leiding mag door de bebouwing niet worden geschaad en vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de instantie die verantwoordelijk is voor het beheer van de leiding.
Artikel 11 - Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden
Ter bescherming van de waterhuishouding is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatsdoeleinden opgenomen. Gronden binnen deze bestemming zijn primair bestemd voor de waterhuishouding. De overige daaraan gegeven bestemmingen zijn secundair. Bebouwing ten dienste van de samenvallende, secundaire, bestemmingen is uitsluitend toegestaan na vrijstelling door burgemeester en wethouders. Het belang van de waterhuishouding mag door de bebouwing niet worden geschaad en vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de instantie die verantwoordelijk is voor het beheer van de waterhuishouding.
In het hoofdstuk Algemene regels zijn artikelen opgenomen met betrekking tot de 'Anti-dubbeltelregel', 'Algemene bouwregels', 'Algemene gebruiksregels', 'Algemene aanduidingsregels', 'Algemene afwijkingsregels' en de 'Algemene wijzigingsregels'.
De 'Anti-dubbeltelregel' bepaalt dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. In de 'Algemene bouwregels' worden regels vermeld omtrent ondergronds bouwen. In deze regels is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen die voorschrijft aan welke parkeernormen voldaan moet worden. In de 'Algemene gebruiksregels' zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van strijdig gebruik en aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven. In de 'Algemene aanduidingsregels' staan de zogenoemde gebiedsaanduidingen beschreven die in meerdere bestemmingen vallen en daarom niet zijn opgenomen in de artikelen van de betreffende (enkel) bestemmingen. In dit plan gaat het om de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone'. In de 'Algemene afwijkingsregels' worden enkele afwijkingsbevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders toegekend die geringe afwijkingen mogelijk maken van hetgeen in het bestemmingsplan is bepaald. Het gaat bijvoorbeeld om het in geringe mate afwijken van het plan. Verder bevat het bestemmingsplan ook 'Algemene wijzigingsregels'. Die voorzien in het mogelijk maken van een overschrijding van bestemmingsgrenzen onder bepaalde voorwaarden.
In het hoofdstuk overgangs- en slotregels worden de overgangs- en slotregels geformuleerd. In het artikel 'Overgangsrecht' worden regels bepaald omtrent bouwwerken, die in de bestaande situatie aanwezig zijn of mogen worden gebouwd. In de 'Slotregel' wordt aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de initiatiefnemers. Hiervoor is een anterieure overeenkomst met de gemeente Nieuwegein gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Wettelijk vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de relevante overlegpartners. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in een notitie beantwoording vooroverlegreacties, zie hiervoor bijlage 15. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de Provincie is een ontheffing van de Interim Omgevingsverordening aangevraagd én door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht verleend. Zie hiervoor bijlage 2.
Voorontwerp bestemmingsplan
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 8 maart tot en met 21 maart 2022 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een ieder een inspraakreactie indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. In bijlage 16 zijn de inspraakreacties samengevat en van een reactie voorzien.
Ontwerp bestemmingsplan
Gedurende de periode van 14 december 2022 tot en met 25 januari 2023 heeft ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er door belanghebbenden uit de omgeving zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijze en beantwoording zijn opgenomen in bijlage 17.