direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerckebosch beheerplan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPKerckebosBeheer-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kerckebosch beheerplan' met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPKerckebosBeheer-OW01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bedrijf aan huis:

het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  • a. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 of 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  • b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en bijbehorende bouwwerken.

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.12 beroep aan huis:

het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

1.13 bestaand gebouw:

gebouw, zoals bestaand of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.14 bestaande aantal woningen:

woningen die met een vergunning aanwezig zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.15 bestaande veranda:

veranda met het aantal wanden aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw:

een bij een woning behorend ondergeschikt gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat al dan niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd, met uitzondering van een onderbouw, kelders en (half)verdiepte parkeervoorzieningen;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Bij een woning zijn dit de gronden binnen de bestemming "Wonen", inclusief de gronden die als "Tuin" zijn aangewezen.

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.29 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van bos en natuur door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat (ten minste) twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken.

1.33 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.34 kleinschalige detailhandel:

detailhandel met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 360 m2 per vestiging.

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg (waaronder zorgwoningen), en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen.

1.36 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.

1.37 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.38 openbare en bijzondere dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met een openbaar en maatschappelijk karakter, en met rechtstreeks contact met het publiek.

1.39 openbare ruimte:

de openbare weg, een ontsluitingsweg ten behoeve van meer dan één woonperceel, het openbaar groen of andere openbare verblijfsruimte.

1.40 overkapping:

voor mensen toegankelijk bouwwerk ter overkapping van een buitenruimte met ten hoogste 1 wand.

1.41 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen.
1.42 publiekgerichte dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureau's, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

1.43 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.44 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.

1.45 veranda:

overkapte buitenruimte aan de gevel van de woning op de begane grond met ten hoogste 3 wanden.

1.46 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens.

1.47 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.48 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.49 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.50 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid conform het begrip 'woning of wooneenheid'.

1.51 woning of wooneenheid:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.52 zorgwoning:

een woning die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid bij aanvang van de bewoning zijn geïndiceerd voor zorg die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 het bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken, met uitzondering van de uitstekende delen van halfverdiepte parkeervoorzieningen en balkons, uitgedrukt in een percentage van het bestemmingsvlak.

2.7 de bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de onderkant van de diepst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van bos en open plekken met heide en schraalland met de daarbij behorende natuurwaarden, landschappelijke-, stedenbouwkundige- en cultuurhistorische waarden;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;


alsmede voor:

  • d. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. het toepassen van gebiedseigen beplanting;
    • 2. het toepassen van verlichting die rekening houdt met het voorkomen van de verstoring van natuur;
    • 3. het toepassen van speelvoorzieningen die passen in een natuurlijke omgeving;
    • 4. behoud van regenwater voor natuur in de wijk.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' de instandhouding van de beeldbepalende laanstructuur;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerplaatsen', parkeerplaatsen die conform het bij deze regels behorende 'Inrichtingsplan parkeren Anna Paulownalaan' in Bijlage 3 zijn aangelegd en in stand worden gehouden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sport', een sportveld;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'weg', een keerlus voor de hulpdiensten;


met dien verstande dat:

3.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen, met in achtneming van het bepaalde hierna onder b en c;
  • b. in aanvulling op het bepaalde hiervoor onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'weg', 1 gebouw toegestaan voor onderhoud en beheer van het bos, met een bebouwde oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,10 meter;
  • c. in aanvulling op het bepaalde hiervoor onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'sport', sportvoorzieningen zoals baskets en ballenvangers toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 5 meter en straatverlichting met een bouwhoogte van 3,5 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en omvang van bouwwerken;
  • b. de afvoer van regenwater;

met het oog op:

  • c. de instandhouding van het bestaande boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit zoals genoemd in 3.1;
  • d. de bescherming van de beeldbepalende laanstructuur ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden'.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt:

  • a. het gebruik van de voor Bos aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het bestaande boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit zoals genoemd in 3.1.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15.1 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. watergangen en waterpartijen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen, niet zijnde parkeerplaatsen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. overige bij de bestemming behorende voorzieningen;


alsmede voor:

  • g. de instandhouding en ontwikkeling van het boskarakter van deze gronden met de daarbij behorende natuurwaarden, landschappelijke-, stedenbouwkundige- en cultuurhistorische waarden;
  • h. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. het toepassen van gebiedseigen beplanting;
    • 2. het toepassen van verlichting die rekening houdt met het voorkomen van de verstoring van natuur;
    • 3. het toepassen van speelvoorzieningen die passen in een natuurlijke omgeving;
    • 4. behoud van regenwater voor natuur in de wijk.


met dien verstande dat:

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   3,5 m  
beeldende kunst   8 m  
speelvoorzieningen   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en omvang van bouwwerken;
  • b. de afvoer van regenwater;

met het oog op de instandhouding van het bestaande boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in 4.1.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt;

  • a. het gebruik van de voor 'Groen' aangewezen gronden voor parkeren;
  • b. gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het bestaande boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit zoals genoemd in 4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.4 ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen, met in acht neming van de volgende voorwaarden:

  • a. met een parkeeronderzoek is aangetoond dat de parkeerdruk ter plaatse te hoog is en extra parkeerplaatsen nodig zijn om in de desbetreffende woonscheg te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • b. er geen alternatieven mogelijk zijn om de parkeerdruk op te lossen;
  • c. de extra parkeerplaatsen uitsluitend worden voorzien op de locaties zoals aangewezen in de bij deze regels behorende kaart 'Parkeerbalans-totaal Reserveringen' in Bijlage 7;
  • d. de extra parkeerplaatsen in halfverharding worden uitgevoerd volgens de ruimtelijke kwaliteit zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15.1 van deze regels is van toepassing op het uitvoeren van de in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen ter zake van religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg (waaronder begrepen zorgwoningen), en andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen, en,
  • b. groen-, parkeer-, kiss&ride- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen;
  • c. wandelpaden;
  • d. watergangen en waterpartijen met bijbehorende oevers en taluds;
  • e. het aantal bedrijfswoningen dat bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en


alsmede voor:

  • f. de instandhouding van het boskarakter van deze gronden met de daarbij behorende natuurwaarden, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
  • g. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. het gebruik en de uitvoering van erfafscheidingen;
    • 2. het toepassen van gebiedseigen beplanting;
    • 3. het toepassen van verlichting die rekening houdt met het voorkomen van de verstoring van natuur;
    • 4. het toepassen van speelvoorzieningen die passen in een natuurlijke omgeving;
    • 5. behoud van hemelwater voor natuur in de wijk;

met dien verstande dat:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bergingen en fietsenstallingen;
  • b. andere bouwwerken, zoals speel- en sportvoorzieningen, parkeervoorzieningen, vlaggenmasten en erf- of perceelafscheidingen, worden gebouwd.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bergingen en fietsenstallingen mag per bouwperceel niet meer dan 100 m² bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken   10 m  
luifels   4 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering, uitvoering en omvang van erfafscheidingen en andere bouwwerken;
  • b. de afvoer van regenwater;

met het oog op de instandhouding van het bestaande boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in 5.1.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt:

  • a. gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het boskarakter van de woonwijk en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 5.1;
  • b. het gebruik als schoolplein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - schoolplein';
  • c. het gebruik van maatschappelijke gebouwen als zelfstandige kantoren.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;


alsmede voor;

  • b. de instandhouding van het boskarakter van deze gronden met de daarbij behorende natuurwaarden, stedenbouwkundige-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
  • c. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. de inrichting van voortuinen;
    • 2. het gebruik en de uitvoering van erfafscheidingen;
    • 3. behoud van hemelwater voor natuur in de wijk;


met dien verstande dat:

  • d. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geen erf' niet worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan, dan wel niet worden beschouwd als gebouwerf in de zin van Bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zodra de Omgevingswet in werking getreden is;
  • e. Artikel 9 met voorrang van toepassing is, voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2'.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd of opnieuw worden gebouwd:

  • a. bestaande bergingen en overkappingen;
  • b. erkers en ingangspartijen;
  • c. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 6.2.1, gelden de volgende eisen:

  • a. bestaande bergingen en overkappingen mogen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd, bestaande overkappingen bovendien uitsluitend met ten hoogste hetzelfde aantal en dezelfde oppervlakte aan wanden;
  • b. van erkers en ingangspartijen mag:
    • 1. de diepte uit de betreffende gevel van de woning of het ander gebouw niet meer dan 1,5 meter bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bij elke woning niet meer dan 6 m² bedragen, en
    • 3. de goothoogte niet meer dan 3,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen- en andere masten   5 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- en perceelsafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   2 m  

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geen erf' de hoogte van een erfafscheiding niet meer dan 1 meter mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering, uitvoering en omvang van:
    • 1. erkers en ingangspartijen;
    • 2. erfafscheidingen en andere bouwwerken;
  • b. de afvoer van regenwater;

met het oog op de instandhouding van het bestaande boskarakter en de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 6.1.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt; gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 6.1.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15.1 van deze regels is van toepassing op het uitvoeren van de in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken,
  • b. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen,
  • c. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen,
  • d. parkeerstroken en -voorzieningen,
  • e. kiss&ride-voorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden,
  • g. bermen, groen- en speelvoorzieningen, en
  • h. watergangen,
  • i. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende kunst;

alsmede voor:

  • j. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. de inrichting van parkeervakken met halfverharding;
    • 2. het toepassen van verlichting die rekening houdt met het voorkomen van de verstoring van natuur;
    • 3. behoud van hemelwater voor natuur in de wijk;


met dien verstande dat:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan, zoals informatieborden, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en straatmeubilair.

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   3,5 m  
beeldende kunst   8 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en omvang van andere bouwwerken;
  • b. de afvoer van regenwater;

met het oog op de instandhouding van het bestaande boskarakter en de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 6.1.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt; gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het boskarakter en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 6.1.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. beroep of bedrijf aan huis, en
  • c. tuinen en erven;
  • d. voorzieningen voor waterberging;


alsmede voor:

  • e. de instandhouding van het boskarakter van deze gronden met de daarbij behorende natuurwaarden, landschappelijke- en stedenbouwkundige- en cultuurhistorische waarden;
  • f. de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals beschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Kerckebosch, die bestaat uit:
    • 1. de inrichting van voortuinen;
    • 2. het gebruik en de uitvoering van erfafscheidingen;
    • 3. behoud van hemelwater voor natuur in de wijk;
    • 4. het toepassen van kappen, kapvormen, daken en dakbeëindigingen en
    • 5. hellingshoeken van dakvlakken;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening zoals bedoeld in 1.28 van deze regels, in en onder de begane grondlaag van de gebouwen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in 1.35 van deze regels;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' tevens een zorgwoning is toegestaan zoals bedoeld in 1.52 van deze regels;


met dien verstande dat:

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen zoals bedoeld in 1.5 toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', zijn tevens gebouwen ten behoeve van dienstverlening zoals bedoeld in 1.28 toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is uitsluitend een gebouw met gestapelde woningen zoals bedoeld in 1.31 toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', zijn tevens gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in 1.35 toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' uitsluitend een veranda zoals bedoeld in 1.45 is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen zoals bedoeld in 1.44 of vrijstaande woningen zoals bedoeld in 1.49 toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen zoals bedoeld in 1.49 toegestaan;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, en;
  • i. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen.
8.2.2 Woningen algemeen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. het bestaande aantal woningen mag niet meer worden uitgebreid met één of meer extra woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'zorgwoningen' zijn in totaal niet meer dan 65 zorgwoningen toegestaan, met dien verstande dat een nieuwe zorgwoning uitsluitend is toegestaan ter vervanging van een reeds gerealiseerde woning zodat het bestaande aantal woningen en zorgwoningen tezamen per saldo daardoor niet verder wordt uitgebreid;
  • c. de ondergrondse of halfverdiepte bouwdiepte van de gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat voor gebouwde parkeervoorzieningen een bouwdiepte van maximaal 6 meter toegestaan.
8.2.3 Vrijstaande woningen

Voor het bouwen van een vrijstaande woning zoals bedoeld in 1.49 gelden de volgende regels:

Algemeen:

  • a. bij een vrijstaande woning is per bouwperceel niet meer bebouwde oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan dan 225 m², met dien verstande dat deze bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2', maximaal 200 m² mag bedragen;
  • b. bij een vrijstaande woning is per bouwperceel niet meer volume aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan dan 1.200 m³, met dien verstande dat dit maximum volume ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2', niet meer dan 1.000 m³ mag bedragen;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met inachtneming van de overige bouwregels voor vrijstaande woningen;

Hoofdgebouw:

  • d. een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met inachtneming van de regels hierna;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,75 meter te bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1 en met dien verstande dat deze afstand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-2' ten minste 5 meter dient te bedragen indien het desbetreffende bouwperceel grenst aan de openbare ruimte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - elix' bestaande en nieuwe uitbreidingen op de verdiepingen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangeduide bouwhoogtes, volgens de opties voor uitbreiding zoals opgenomen in Bijlage 4 'Uitbreidingsopties Elix';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - life in the woods' bestaande en nieuwe uitbreidingen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangeduide bouwhoogtes, volgens de opties voor uitbreiding zoals opgenomen in Bijlage 6 'Uitbreidingsopties Life in the woods';

Aan en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's:

  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's bij een vrijstaande woning dienen ten minste 7,5 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' op 3 meter achter de voorgevelrooilijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' uitsluitend de bestaande veranda is toegestaan;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw van een vrijstaande woning mag niet meer dan 40 m² bedragen, plus 2% van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel, tot een maximum van 100 m² en met dien verstande dat:
    • 1. het bouwperceel daardoor nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 2. het bepaalde in lid 8.2.3, onder a. in acht wordt genomen;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag de bovenkant vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd of uitgebouwd, niet overschrijden;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60 graden;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.2.4 Twee-aaneen gebouwde woningen

Voor het bouwen van een twee-aaneen gebouwde woningen zoals bedoeld in 1.44 gelden de volgende regels:

Algemeen:

  • a. bij een twee-aaneen gebouwde woning is per bouwperceel niet meer bebouwde oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan dan 150 m²;
  • b. bij een twee-aaneen gebouwde woning is per bouwperceel niet meer volume aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan dan 900 m³;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met inachtneming van de overige bouwregels voor twee aaneengebouwde woningen;

Hoofdgebouw:

  • d. een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met inachtneming van de regels hierna;
  • e. de afstand van de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw van een twee-aaneen gebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,75 meter te bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.1;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - elix' bestaaande en nieuwe uitbreidingen op de verdiepingen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangeduide bouwhoogtes, volgens de opties voor uitbreiding zoals opgenomen in Bijlage 4 'Uitbreidingsopties Elix';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - life in the woods' bestaande en nieuwe uitbreidingen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangeduide bouwhoogtes, volgens de opties voor uitbreiding zoals opgenomen in Bijlage 6 'Uitbreidingsopties Life in the woods';

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's:

  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een twee-aaneen gebouwde woning dienen ten minste 7,5 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda', uitsluitend de bestaande veranda is toegestaan;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw van een twee-aaneen gebouwde woning mag niet meer dan 40 m² bedragen, plus 2% van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel, tot een maximum van 100 m² en met dien verstande dat:
    • 1. het bouwperceel daardoor nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 2. het bepaalde in lid 8.2.4, onder a. in acht wordt genomen;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag de bovenkant vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd of uitgebouwd, niet overschrijden;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60 graden;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.2.5 Aaneengebouwde woningen

Voor het bouwen van aaneengebouwde woningen zoals bedoeld in 1.5 gelden de volgende regels:

Algemeen:

  • a. bij een aaneengebouwde woning is per bouwperceel niet meer bebouwde oppervlakte aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan dan 150 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' niet meer dan 190 m² aan hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is toegestaan;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met inachtneming van de overige bouwregels;

Hoofdgebouw:

  • c. een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met inachtneming van de regels hierna;
  • d. de afstand van de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw van een meer-aaneen gebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 2,75 meter te bedragen, met inachtneming van het bepaalde in 11.1;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fier op de hei' bestaande en nieuwe uitbreidingen op de verdiepingen uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangeduide bouwhoogtes, volgens de opties voor uitbreiding zoals opgenomen in Bijlage 5 'Uitbreidingsopties Fier op de hei (kwadrantwoningen)';

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's:

  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en veranda's bij een aaneengebouwde woning dienen ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd, met dien verstand dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan, ook voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' uitsluitend de bestaande veranda is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - terras' zijn er géén aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw van een aaneengebouwde woning mag niet meer dan 40 m² bedragen, plus 2% van de oppervlakte van het desbetreffende bouwperceel, tot een maximum van 100 m² en met dien verstande dat:
    • 1. het bouwperceel daardoor nooit voor meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 2. het bepaalde in lid 8.2.5, onder a. in acht wordt genomen;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag de bovenkant vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd of uitgebouwd, niet overschrijden;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen, de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m en de dakhelling niet meer dan 60 graden;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.2.6 Gestapelde woningen

Voor het bouwen van een gebouw met gestapelde woningen zoals bedoeld in 1.31 gelden de volgende regels:

  • a. de brutovloeroppervlakte van een gestapelde woning dient ten minste 75 m² per woning te bedragen;
  • b. het bestaande aantal bouwlagen mag niet toenemen;
  • c. een hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. balkons ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 2,50 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan mits de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de aangeduide hoogtes niet worden overschreden.

8.2.7 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

andere bouwwerken   max. bouwhoogte  
vlaggen en andere masten   5 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevel   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en omvang van erfafscheidingen en andere bouwwerken;
  • b. de afvoer van hemelwater;
  • c. het toepassen van kappen, kapvormen, daken en dakbeëindigingen en hellingshoeken van dakvlakken;

met het oog op de instandhouding van het bestaande boskarakter van deze gronden en de instandhouding van de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals in 8.1.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Beroep- of bedrijf aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2.

8.4.2 Strijdig gebruik

Naast hetgeen daaromtrent in de 'Algemene gebruiksregels' in Artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt:

  • a. gebruik dat leidt tot een onevenredige aantasting van het boskarakter van de woonwijk en de ruimtelijke kwaliteit van Kerckebosch zoals genoemd in 8.1;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen bij een woning voor (zelfstandige) bewoning;
  • c. het gebruik van de in lid 8.4.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
    • 1. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en;
    • 2. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 8.4.2, onder b, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:

  • a. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan,
  • b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en
  • c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15.1 van deze regels is van toepassing op het uitvoeren van de in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

In afwijking van het elders in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

9.2 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een bouwwerk op mede als 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en waarvoor grondbewerkingen nodig zijn dieper dan 30 centimeter:

  • a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15.1 is toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en in dit artikel zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • b. Het bepaalde in artikel 11.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning van het plan af te wijken:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen 1 meter uit de grens van de bestemming 'Verkeer', voor het weren van voorwerpen die de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen, verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding of verlichting, mits de landschappelijke en/of natuurwaarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals dakoverstekken, balkons en ingangsportalen, mits de bouw- en bestemmingsgrenzen daardoor niet meer dan 1,25 meter worden overschreden;
  • d. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
  • e. voor het afwijken van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • f. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

14.2 Wijziging bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:

het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.1.1 Omgevingsvergunningplicht

Er is een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op de gronden die in de tabel hieronder worden genoemd:

  werken en werkzaamheden*
 
Gronden als bedoeld in artikel:   a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
                     
Artikel 3 Bos   +   +   +   +   +   +   +   +      
Artikel 4 Groen   +         +     +        
Artikel 6 Tuin   +         +     +        
Artikel 8 Wonen               +        
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2     +   +   +   +       +   +   +  
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = aanlegvergunning vereist, s = strijdig gebruik voor monumentale laanstructuuur
 

a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot een oppervlakte van 30 m²;  
b   verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;  
c   het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen;  
d   aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;  
e   het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap.  
f   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;  
g   vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;  
h   het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) vanaf een oppervlakte van meer dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter onder maaiveld.  
i   het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;  
j   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.  

15.1.2 Uitzonderingen op het verbod

De omgevingsvergunning is niet nodig voor werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen door een deskundige;
  • c. die nodig zijn voor de uitvoering van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
  • e. waarvoor al een vergunning nodig is op grond van de gemeentelijke bomenverordening;
  • f. die nodig zijn om de inrichting te realiseren en/of in stand te houden van het bij deze regels behorende 'Inrichtingsplan parkeren Anna Paulownalaan' in Bijlage 3.

15.1.3 Toetsingscriteria
  • a. De in lid 15.1.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien de in de desbetreffende bestemmingsomschrijving genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast als gevolg van deze werken of werkzaamheden, dan wel de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan.
  • b. Voor gronden zoals bedoeld in Artikel 9 ('Waarde - Archeologie - 2'), zijn de werken en werkzaamheden slechts toelaatbaar indien door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
15.2 Parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • b. De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien,

met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor het afwijken uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt;

  • d. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet worden gewijzigd, indien de wijziging leidt tot onvoldoende parkeergelegenheid volgens de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, moet er rekening worden gehouden met deze wijziging.
15.3 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan

'Kerckebosch beheerplan'.