Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bebouwde Kom Woudenberg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0351.BebouwdKomWoudnbrg-vg01

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Woudenberg wil graag met een grootschalige herziening de ruimtelijke plannen die gelden voor de bebouwde kom (centrum, woongebied en bedrijventerrein) opnemen in één nieuw bestemmingsplan.
 
Een belangrijke aanleiding voor de herziening zit in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In dit artikel is bepaald dat de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw moet worden vastgesteld, de zogenaamde actualisatieverplichting.
 
De invoeringswet van de Wro kent voor plannen die vastgesteld zijn onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) een overgangsregeling ten aanzien van de actualisatieplicht. Voor bestemmingsplannen die tussen 1 juli 2003 en 1 juli 2008 onherroepelijk zijn geworden, geldt dat binnen tien jaar na het onherroepelijk worden een nieuw bestemmingsplan dient te worden vastgesteld. Indien de raad niet voor het verstrijken van de periode van tien jaar een nieuw bestemmingsplan heeft vastgesteld vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.
 
In principe betreft het een beleidsneutrale herziening van de geldende bestemmingsplannen, waarbij de gemeente uitgaat van het bestemmen van de huidige situatie. Omdat de regeling voor de kern Woudenberg in het bestemmingsplan 'Woudenberg Dorp 2011' op hoofdlijnen nog voldoet, zal dat bestemmingsplan als basis dienen voor het centrum en de woongebieden in het nieuw op te stellen bestemmingsplan. Voor het bedrijventerrein zal het bestemmingsplan 'Spoorzone' als basis dienen. Ook deze regeling voldoet op hoofdlijnen nog. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn niet meegenomen tenzij hierover al besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het toekomstige woongebied Hoevelaar wordt gewoon bestemd conform de huidige bestemming. Te zijner tijd zal hiervoor een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Wel zijn er enkele kleinschalige ontwikkelingen in het bestemmingsplan meegenomen.
 
Voorafgaand aan het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Woudenberg, is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. In deze nota zijn de belangrijkste beleidskeuzes voor het bestemmingsplan opgenomen. De raadscommissie heeft op 6 december 2016 de Nota van Uitgangspunten besproken en haar wensen en bedenkingen kunnen uiten. Met deze nota is aangegeven binnen welke kaders het college invulling kan geven aan het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
 
Met onderhavig bestemmingsplan worden de volgende doelen nagestreefd:
  • Actualisering van de gewenste planologische ontwikkelingen en opname daarvan in dit nieuwe bestemmingsplan;
  • Indien er wensen of initiatieven zijn, dan is het nu het moment voor initiatiefnemers (burgers/ bedrijven) om daar mee te komen, zodat deze meegenomen kunnen worden in het bestemmingsplan (indien het een wenselijke ontwikkeling betreft);
  • Meer inzichtelijkheid voor burgers/ bedrijven en een grotere gebruiksvriendelijkheid voor alle gebruikers door één uniform en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan. Gedurende de looptijd van de geldende bestemmingsplannen zijn er gewijzigde inzichten ontstaan, onvolkomenheden geconstateerd en/of is er sprake van gewijzigde wet- en regelgeving;
  • Per juli 2018 vervallen de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening en moeten deze in de bestemmingsplannen staan. Hierbij is het gewenst uniforme bepalingen voor de hele gemeente op te stellen.
Omgevingswet
De gemeente kiest er bewust voor om voorafgaand aan de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet (verwacht: 1 april 2019) één bestemmingsplan voor de bebouwde kom vast te stellen en niet te kiezen voor een omgevingsplan. Dit zit hem onder andere in de bekendheid van de huidige procedures bij zowel ambtenaren, gemeenteraad, burgers als adviesbureaus, er is geen risico wat betreft uitstel van de Omgevingswet (er heeft al meerdere keren uitstel plaatsgevonden), de 10 jaarstermijn vereist dat met een aantal plannen niet gewacht kan worden en voor een beleidsneutrale en beheersbare overgang (op een later moment) is het een voordeel als er slechts twee bestemmingsplannen zijn (bebouwde kom en buitengebied).
 
Het maken van één plan voor de bebouwde kom van Woudenberg biedt mogelijkheden om in beperkte mate al voor te sorteren op de Omgevingswet; Door in de opzet van de regels en plantoelichting van het nieuwe bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Woudenberg een heldere scheiding tussen beleidsterreinen door te voeren, zoveel mogelijk objectgericht te werken op de verbeelding en een helder onderscheid te maken tussen bouwen en gebruik is op termijn de overgang naar een daadwerkelijk omgevingsplan een stuk eenvoudiger. Het bestemmingsplan wordt 'Omgevingswetproof'.
1.2 Ligging
Op hoofdlijnen betreft het plangebied de contramal van het bestemmingsplan 'Buitengebied' met daarin globaal de woonkern Woudenberg inclusief de ontwikkelingsgebieden 'Prinses Amalialaan' en 'Het Groene Woud', de bedrijventerreinen Nijverheidsweg en Parallelweg en de spoorzone, inclusief het tussenliggende (nu nog) agrarische gebied. Voor een overzicht van alle geldende ruimtelijke plannen wordt verwezen naar toelichting paragraaf 1.3.
 
Globale begrenzing plangebied (rode omkadering)
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Voor de gronden in het plangebied zijn op dit moment circa 30 ruimtelijke plannen van kracht. Met dit bestemmingsplan worden deze plannen en besluiten (vrijwel helemaal) vervangen. Daarnaast worden alle vergunde vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen van de geldende bestemmingsplannen die binnen het plangebied vallen, opgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' zal de volgende bestemmingsplannen en buitenplanse omgevingsvergunningen (deels) vervangen:
 
Naam bestemmingsplanVaststellingsdatum
Bedrijventerrein 200825 september 2008
1e partiële herziening bestemmingsplan Bedrijventerrein Woudenberg
20 december 2012
Griftdijk 3 - 5, Slappedel 4 - 4A en Meent ong.7 juli 2016
Goudenregen18 mei 2017
Het Groene Woud25 september 2008
Het Groene Woud 201526 maart 2015
Kop van de Spoorzone26 mei 2016
Prangelaar19 januari 2016
Prinses Amalialaan22 maart 2007
Wijziging bestemmingsplan Prinses Amalialaan
21 januari 2013
Prinses Margrietstraat23 mei 2013
Prins Hendrikstraat 3, Woudenberg (nog niet onherroepelijk)4 november 2016
Spoorzone10 juli 2014
Stationsweg Oost 194 e.o.10 juli 2014
Stationsweg Oost 19525 april 2013
Stationsweg West 43 - 4530 juni 2011
Stationsweg West 7226 mei 2011
Stationsweg West 77 en omgeving9 juli 2015
Stationsweg West 8730 oktober 2014
Voorstraat 30 - 3220 april 2017
Voorstraat 33 - 376 juli 2017
Westerwoud 201627 oktober 2016
Dorp29 mei 2008
Woudenberg Dorp 201116 april 2012
Zegheweg28 maart 2013
Zegheweg 30 (wijziging)19 augustus 2015
 
Naam omgevingsvergunningVaststellingsdatum
De Nort 21nog ontwerp
Heinelaan 526 augustus 2013
John F. Kennedylaan 14219 april 2013
Maarsbergseweg 2215 januari 2014
Perceel H 493, 574, 575, 57631 augustus 2012
Schoolstraat 2 en 2a23 september 2016
     
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 volgt allereerst een planbeschrijving van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied en de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten voor het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het relevante ruimtelijk beleid op de verschillende overheidsniveaus beschreven. In hoofdstuk 4 komen vervolgens de verschillende milieu- en omgevingsaspecten aan bod die relevant zijn voor het plangebied. Omdat er ten opzichte van de bestaande planologische rechten geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, heeft er geen nader onderzoek plaatsgevonden. Een toelichting op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven en de keuzes die zijn gemaakt komt aan de orde in hoofdstuk 5. Tenslotte volgen in hoofdstuk 6 over de uitvoerbaarheid achtereenvolgens de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit het vooroverleg, de inspraakperiode en de zienswijzenperiode.
2 Plangebied
2.1 Ruimtelijke en functionele structuur
2.1.1 Historische ontwikkeling
Woudenberg is oorspronkelijk ontstaan als een agrarisch dorp. Het is gelegen op de grens van de Utrechtse Heuvelrug met haar bosrijke, besloten landschap en de Gelderse Vallei die gekenmerkt wordt door een half-open, kleinschalig agrarisch landschap. In beide gebieden verrijken landgoederen het landschap met cultuur, landschapsschoon en natuur.
 
Het oudste en meest structuurbepalende element binnen de ruimtelijke ontwikkeling van Woudenberg is de langgerekte oost west route: Voorstraat - Dorpsstraat - Stationsweg West. Deze route maakt deel uit van de weg Utrecht - Arnhem en is ontstaan op een dekzandrug te midden van bossen en moerasgronden. De naam Woudenberg herinnert hier nog aan. Langs deze route werden boerderijen gesticht samen met een primitieve omwalling. In het midden van de 13e eeuw werd het land ontgonnen langs een centrale noord zuid gerichte as, de huidige Geeresteinselaan - Maarsbergseweg. Deze zogenaamde ‘cope’-ontginningen zorgen voor de in het gebied zo karakteristieke strokenverkaveling. Rond 1850 kreeg deze centrale ontginningsas de huidige functie van verkeersverbinding.
 
De oorspronkelijke dorpsbebouwing van Woudenberg ontstond als een kort en relatief compact bebouwingslint aan weerszijden van de Voorstraat en de Dorpsstraat. Na de bouw van een laat-Romaanse kerk iets ten noordwesten van de Voorstraat en een kasteel (ter vervanging van een ouder kasteel ten zuidwesten van het dorp), vond een zekere geconcentreerde kernvorming plaats rond deze huidige Nederlands Hervormde kerk, in een gebied ter hoogte van de Burgwal, Schoolstraat, Geeresteinselaan, Voorstraat en 't Schilt.
 
In de 16e eeuw werden plannen ontwikkeld voor de aanleg van een vijftal Schansen tussen Amersfoort en Rhenen. Deze Schansen dienden de belangrijkste routes door de moerassige Vallei af te sluiten. Eén van deze Schansen werd aangelegd iets ten oosten van de oude kern. Vanaf dat moment vond enige verdichting van de oude nederzetting plaats in het gebied direct ten noorden van de inmiddels tot ontwikkeling gekomen Dorpsstraat.
 
Bij een verdere verdichting van de kern ontwikkelde de Voorstraat zich geleidelijk aan steeds meer tot een winkelstraat, waarbij met name aan de Voorstraat boerderijen uit het dorpsbeeld verdwenen. De latere ontwikkeling van de Dorpsstraat tot winkelstraat hangt samen met de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Kesteren in 1886 en de bouw van het station Woudenberg - Scherpenzeel waardoor het dorp zich gaandeweg steeds meer oostwaarts ging uitbreiden.
 
Door ruimtegebrek aan de einden van het gestrekte dorpslint was de verdichting van de bestaande bebouwing en de aanleg van nieuwe wegen noodzakelijk. Aanvankelijk gebeurde dit aan de noordzijde van de Voorstraat, later ook langs de Dorpsstraat en de Stationsweg West, waarbij ook de zuidzijde in de ontwikkeling betrokken werd.
 
Aan het einde van de 20e eeuw leidde de verdere uitbreiding van Woudenberg (en Scherpenzeel) tot een sterke toename van het verkeer door de Voorstraat en Dorpsstraat. De aanleg van de Randweg zorgde nadien voor een ontlasting van deze twee wegen. Daarbij werd ter hoogte van de aansluiting Rumelaarseweg/ Zegheweg/ Randweg een knip gemaakt in de Stationsweg, waardoor doorgaand verkeer van en naar de Stationsweg Oost via de Stationsweg West niet meer mogelijk is. Hierdoor werd het mogelijk om de inrichting van de Voorstraat en de Dorpsstraat gaandeweg meer af te stemmen op de hedendaagse winkelfunctie van beide wegen.
 
2.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur
Ondanks de sterke toename van het bebouwde dorpsgebied zijn de hoofdlijnen van de oorspronkelijke kern goed bewaard gebleven binnen de huidige ruimtelijke structuur. Het oorspronkelijke patroon van de oudere ontsluitingswegen en verbindingen met de daaraan gelegen oudere bebouwing op relatief grote kavels is nog goed herkenbaar. De bebouwing langs deze tracés onderscheidt zich qua dichtheid, ouderdom en architectuur van de latere dorpsuitbreidingen. Het zwaartepunt van de huidige woonkern strekt zich momenteel uit tussen de Griftdijk, de Zegheweg, de Randweg N224 en de oorspronkelijke landgoederen Geerestein en Groenewoude.
 
De ruimtelijke hoofdstructuur wordt bepaald door de twee oudere, elkaar bij het oorspronkelijke centrum kruisende, verkeersverbindingen. Deze kruisende wegen verdelen het dorpsgebied van Woudenberg globaal in een viertal kwadranten met naoorlogse uitbreidingswijken. Deze woonwijken zijn deels ontworpen op basis van de verkaveling van het oorspronkelijke veenontginningslandschap. Dit geldt met name voor de woonwijken gelegen binnen de noordoostelijke en zuidoostelijke kwadranten; met uitzondering van de meer diagonaal ontworpen woonwijk Het Zeeland. Gedurende deze ruimtelijke ontwikkeling is het karakter van Woudenberg geleidelijk aan veranderd van een agrarisch dorp naar een forensendorp in een agrarische omgeving.
 
De laatste grote uitbreidingen van de woonkern betreffen de woonwijk Het Zeeland' (jaren '90/ '00) aan de zuidoostzijde van de kern en 'Het Groene Woud' aan de noordoostzijde van de woonkern (jaren '00/ '10). Anno 2017 is de planontwikkeling opgestart voor de 1e fase van de nieuwe wijk Hoevelaar in het gebied tussen de oostzijde van de kern en het bedrijventerrein Parallelweg.
 
De te onderscheiden woonwijken zijn opgedeeld in meerdere woonbuurten en woonclusters die door de aanwezige groenstructuur, de oriëntatie en de gekozen architectuur van de bebouwing afzonderlijk goed herkenbaar zijn. Het merendeel van de woningen in de uitbreidingswijken bestaat uit rijwoningen in twee bouwlagen met een kap. Daarnaast komen ook veel (half)vrijstaande woningen voor. Appartementen komen vooral voor op een aantal strategische plekken zoals op de hoek van de Ekris en de Nico Bergsteijnweg en bij de Schans, de Europaweg (rotonde) en het Westerwoud (beëindiging van de Slotlaan). Binnen deze uitbreidingswijken komen verspreid gelegen andere functies voor zoals scholen, kerken en een bibliotheek.
 
De randen van de bebouwde kom van Woudenberg worden bepaald door de Randweg (N224), die een harde en duidelijke begrenzing vormt van de zuidoost-, zuid- en zuidwestrand, en door een ruimtelijk sterk gemêleerde noordwest- en noordrand. De zuidelijke randzone, ten noorden van de N224, bestaat uit een waterrijke groenzone die zicht biedt op de relatief kleinschalige structuur van de woonbebouwing en een aantal representatief vormgegeven bedrijfsgebouwen ter hoogte van de Europaweg. De woonbebouwing bestaat hier voor het merendeel uit (half)vrijstaande woningen die meestal met de achtertuinen grenzen aan de groenzone.
 
De noordwestelijke rand van de bebouwde kom wordt vooral bepaald door de achterzijde van het kleinschalige bebouwingspatroon van oudere woonbebouwing en relatief kleinschalige bedrijfsgebouwen langs de Woudenbergsche Grift aan de westzijde van de kern. De noordrand, voor zover gelegen ten westen van de Geeresteinselaan, wordt bepaald door het uitgestrekte sportpark De Grift. Tussen de Geeresteinselaan en de Laan 1940-1945 wordt de noordrand gevormd door de achtertuinen van de grondgebonden woningen aan de Prinses Amalialaan, het uit twee tot drie bouwlagen bestaande seniorenappartementencomplex ter hoogte van de Ekris en de appartementencomplexen aan de Kastanjelaan. Vanaf de Laan 1940-1945 tot aan de Zegheweg wordt de noordrand gevormd door de woningen in de nieuwste woonwijk Het Groene Woud. Anno 2017 zijn de laatste deelgebieden van deze woonwijk nog in aanbouw.
 
Ten oosten van de Zegheweg loopt het bebouwde gebied van Woudenberg verder door langs de Stationsweg Oost in de richting van de oude spoorlijn Rhenen-Amersfoort en het Valleikanaal. Hier ligt het bedrijventerrein Parallelweg dat zich vooral uitstrekt in de zone tussen de oude spoorlijn en het kanaal.
 
2.1.3 Ruimtelijke opbouw deelgebieden
2.1.3.1 Oude kern
De oude kern bestaat uit de directe omgeving van de Nederlands Hervormde kerk en de twee oude, elkaar bij de Voorstraat - Dorpsstraat kruisende, verbindingen door de Gelderse Vallei. Vooral in de oude kern en bij de Voorstraat en de Dorpsstraat is de bebouwing sterk verdicht. Hoewel er sprake is van smalle kavels en dicht opeen gebouwde panden, zijn de kavels meestal relatief diep. De overwegend kleinschalige en individueel ontworpen gebouwen staan op een korte, maar wisselende afstand van de weg. De in leeftijd en bouwstijl variërende gebouwen hebben veelal een heldere en eenduidige hoofdvorm en bestaan meestal uit vrijstaande of uit anderszins individuele, maar aaneengebouwde panden. Hoewel de hoogte- en breedtematen van de bebouwing sterk varieert, bestaat zij in de omgeving van de Nederlands Hervormde kerk vooral uit oudere woningen in één bouwlaag met zadeldak. Daarnaast komen hier meer representatieve gebouwen voor in twee bouwlagen zoals de voormalige pastorie en het verenigingsgebouw Eben Haëzer. In de oude dorpskern komen nog enkele bedrijven voor. Soms zijn ook tussen de nieuwere bebouwing door delen van oude bedrijfsgebouwen of van oorsprong agrarische bedrijven zichtbaar (omgeving van 't Schilt).
 
De Voorstraat en de Dorpsstraat hebben zich sterk ontwikkeld als winkelstraat, vaak met een woonfunctie boven de winkels. De oudere bebouwing bestaat meestal uit twee lagen met dwars- of langskappen. Op een aantal plaatsen is in de loop van de jaren echter meer grootschalige bebouwing verrezen, veelal bestaande uit winkels met daarboven appartementen tot drie woonlagen of uit kleinschalige kantoren met publieksfunctie.
 
De geleidelijke ontwikkeling van de oude kern heeft geleid tot een kleinschalig en gedifferentieerd ruimtelijk beeld waarbinnen latere nieuwbouw en aanpassing van gebouwen en functies zich verspreid en op een ruimtelijk pragmatische wijze hebben voltrokken. Hierdoor is de individuele bebouwingskarakteristiek van de woningen vaak behouden gebleven. Het plaatselijk naast elkaar voorkomen van burgerwoningen, winkels, kleine bedrijven en bescheiden boerderijen of boerenerven met schuren geeft de oude dorpskern een geheel eigen identiteit. Mede door het latere kavelsgewijze herstel van de in de Tweede Wereldoorlog opgelopen schade en de zich ontwikkelende ruimtevraag van het autoverkeer, is er plaatselijk een ruimtelijk beeld ontstaan waarbij gebouwen en ruimten (achterterreinen met expeditie en bevoorrading) zich soms minder goed verhouden tot de directe omgeving en het historische karakter van de oudere bebouwing.
 
Er is sprake van een duidelijk contrast met het bebouwingsbeeld van de Stationsweg en de noord-zuidas Maarsbergseweg - Geeresteinselaan. De Stationsweg vormt de oostwaartse voortzetting van de Dorpsstraat, maar is minder intensief bebouwd. Woudenberg heeft zich in het verleden vooral ontwikkeld langs deze van oorsprong meer agrarisch georiënteerde oost-westas dan langs de meer statige noord-zuidas van de Maarsbergseweg/ Geeresteinselaan. Dit kwam oorspronkelijk onder meer tot uiting in de vele aan huis gebonden bedrijvigheid langs de Voorstraat (het oostelijk deel), de Dorpsstraat en de Stationsweg. Het merendeel van deze bedrijvigheid bevond zich echter in de 'tweede lijn' in de vorm van bedrijfsbebouwing en loodsen op het achtererf. De meeste bedrijven zijn ondertussen verdwenen, maar een deel van de percelen verwijst nog altijd naar het van oorsprong agrarische verleden van Woudenberg.
 
De bredere, relatief diepe kavels, de voortuinen, de grotere afstand van de bebouwing tot aan de straat en het ruime profiel van de Stationsweg, dragen bij aan een relatief open bebouwingsbeeld. De woonbebouwing stamt vooral uit het begin van de vorige eeuw en is meestal uitgevoerd in twee bouwlagen met kap of in één bouwlaag met bewoonbare kap. De veelal royale kappen bestaan uit zowel zadeldaken eventueel met wolfseinden, schilddaken en mansardekappen. Bijzonder karakteristiek zijn de herhaaldelijk in het ruimtelijk beeld terugkerende identieke monumentale halfvrijstaande woningen.
 
De noord-zuidas van de Maarsbergseweg - Geeresteinselaan wordt gekenmerkt door een bijzonder ruim straatprofiel met een oostelijke ventweg en een laanachtige beplanting van eiken en linden. De bebouwing bestaat nagenoeg geheel uit oudere villa's (ten westen van de Maarsbergseweg) en uit (half)vrijstaande woningen. Ook hier komen veel identiek vormgegeven halfvrijstaande woningen met grote (schildvormige) daken voor, daterend uit de 30'-er jaren van de 20e eeuw. De veelal villa-achtige woonhuizen op royale kavels met veel groen, sluiten goed aan bij de historische relatie van de Maarsbergseweg-Geeresteinselaan met de daaraan gelegen landhuizen en buitenplaatsen (Huize Maarsbergen, Huize Anderstein en Huize Geerestein).
 
In de afgelopen jaren heeft de realisatie van het Centrumplan plaatsgevonden. In dat plan is de kruising van de twee assen ruimtelijk versterkt door de vorming van een meer pleinachtige ruimte met onder meer appartementengebouwen. Deze bebouwing is echter qua schaal zoveel mogelijk afgestemd op de schaal van de historische omgeving van het centrum. De entree naar de Dorpsstraat is daarbij geaccentueerd door de in de bebouwing opgenomen hoekoplossingen (ronde torens).
 
2.1.3.2 Grift
Direct ten westen van de Griftdijk ligt nog een kleinschalig, relatief open bebouwingslint met vrijstaande (begin van de 20e eeuw) en halfvrijstaande woningen (70'-er jaren van de vorige eeuw). De woningen bestaan vooral uit één of twee bouwlagen met zadeldaken en mansardekappen. Deze kleine buurt heeft zich oorspronkelijk zelfstandig ontwikkeld rondom een oude tolplaats aan de kruising van De Grift en de Voorstraat - Zeisterweg. Hoewel deze zelfstandige ligging door de latere westwaartse uitbreiding van Woudenberg is opgeheven, is de oorspronkelijkheid van deze buurt nog goed herkenbaar gebleven in de, van de overige uitbreidingswijken, sterk afwijkende architectuur. De ligging aan de rand van het dorp en de directe nabijheid van de Woudenbergsche Grift dragen bij aan een relatief groene en landelijke woonsfeer. Bij een aantal woningen heeft zich gaandeweg bedrijvigheid ontwikkeld die in een aantal gevallen heeft geleid tot het verdwijnen van de oorspronkelijke woonbebouwing. Ten zuiden van de Zeisterweg komt nog enige verspreid gelegen en van oorsprong agrarisch georiënteerde bebouwing voor.
 
2.1.3.3 Noordoost (inclusief bedrijventerrein Nijverheidsweg)
Deze wijk uit de 60-70'-er jaren van de 20e eeuw kenmerkt zich door een relatief stenig karakter. Grotere groenplekken of groene geledingszones ontbreken. Het wegenpatroon is mede gebaseerd op de oorspronkelijke agrarische verkaveling maar bevat ook verspringende dwarsverbindingen en afschuiningen. De belangrijkste structuurbepalende wegen zijn de Nico Bergsteijnweg, de Ekris en − zij het in mindere mate − een paar relatief lange oost-weststraten.
 
Er is sprake van een gevarieerd bebouwingsbeeld van verspreide (half)vrijstaande en rijwoningen, meestal bestaande uit 2 bouwlagen met kap. Plaatselijk komen meer eenduidig ontworpen woonclusters en appartementencomplexen voor (Koning Willem lll-straat en Nico Bergsteijnweg).
 
De wijk wordt doorsneden door de Ekris, een oudere weg vanaf de Schans naar de meer noordelijk gelegen Grebbelinie. De bebouwing langs deze weg is overwegend ouder en bestaat vooral uit (half)vrijstaande woningen. Direct ten oosten van deze weg is een markant senioren appartementencomplex met zorgcentrum gerealiseerd in de overgangszone naar het landschap.
 
Hoewel de meeste voorzieningen verspreid liggen binnen de wijk, ligt het zwaartepunt ervan in de omgeving van de Prins Bernhardstraat en de Prinses Irenestraat. De belangrijkste winkelvoorzieningen sluiten direct aan bij de Dorpsstraat waarbij de bijbehorende parkeervoorzieningen zijn gelegen in een open ruimte aan de Kostverloren (omgeving Prins Bernhardstraat) aan de achterzijde van de Dorpsstraat. Het naast elkaar voorkomen van verschillende functies, woningtypen (grondgebonden en gestapelde woningen) en van voor- en achterkanten van de woon- en winkelbebouwing leidt vooral in deze omgeving tot een minder bevredigend en ruimtelijk gefragmenteerd beeld van de omgeving.
 
Ook de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving rondom de Laan 1940-1945 spreekt minder tot de verbeelding vanwege de aanwezige oude bedrijfsgebouwen en loodsen op de achtererven van de aan de Stationsweg gelegen panden en door de nabijheid van het bedrijventerrein Nijverheidsweg. Dit bedrijventerrein met bedrijfswoningen vormde zich aanvankelijk aan de oostzijde van het woongebied van Woudenberg. Door de ligging in de directe nabijheid van het oude lint van de Stationsweg, de nabijheid van een school en de zich oostwaarts uitbreidende dorpskern (het Zeeland en Het Groene Woud) is het bedrijventerrein inmiddels compleet opgenomen binnen het woongebied van Woudenberg.
 
De nieuwste woonwijk van Woudenberg betreft Het Groene Woud, die grofweg is gelegen tussen de Laan 1940-1945, de Zegheweg en de achterzijde van de bebouwing aan de noordzijde van de Stationsweg West. Centraal in de wijk ligt een park, waarvan de waterstructuur (Singel) doorloopt in noordwestelijke richting. Rondom dit centrale park liggen voornamelijk (half)vrijstaande woningen. In het gebied ten noorden van de Wilgenlaan komen overwegend rijwoningen voor. Ter hoogte van de Larikslaan is een appartementencomplex gesitueerd met rondom rijwoningen. De wijk is op dit moment nog deels in aanbouw. Vanwege de milieucontouren van enkele bedrijven op het bedrijventerrein Nijverheidsweg is een deel van de gronden aan de westzijde van Het Groene Woud pas na bedrijfsbeëindiging van de betreffende bedrijven beschikbaar voor woningbouw.
 
2.1.3.4 Zuidoost
Deze naoorlogse woonwijk bestaat uit meerdere in leeftijd verschillende deelgebieden. De belangrijkste structuurbepalende ontsluitingswegen zijn de Willem de Zwijgerlaan en de Rembrandtlaan - Laanzicht. De aanwezige groenstructuur komt door de vele verspringen in het bebouwingspatroon en de relatieve dichtheid van de ter plaatse voorkomende bebouwing (zoals scholen, een kerk en sporthal) enigszins gefragmenteerd over, waardoor de ruimtelijke relatie met de Frans Halslaan/Ekris en de Koningslaan is afgezwakt.
 
Het tussen de Willem de Zwijgerlaan en de Stationsweg gelegen deelgebied is het oudst. Kenmerkend zijn de meer rechtlijnige hoofdopzet met eenduidige rooilijnen en de parallel aan de weg gebouwde woningen in één of twee bouwlagen met kap ((half)vrijstaand en een aantal rijen). De oude slagenverkaveling van het landschap is gedeeltelijk herkenbaar gebleven. De gedeeltelijk bebouwde Schans (appartementen in vier bouwlagen) en de omgeving van de Parklaan met meer statige bebouwing, vormen bijzondere groenelementen op de overgang van dit deelgebied naar de oude kern bij de Dorpsstraat.
 
Het gedurende de 70 - 80'-er jaren gerealiseerde deelgebied ten zuiden van de Willem de Zwijgerlaan wordt gekenmerkt door een meer slingerend en verspringend wegenpatroon dat deels doodloopt in kleine woonhoven. De woningen bestaan voor het merendeel uit rijwoningen in twee bouwlagen met kap. Daarnaast komen ook enige (half)vrijstaande woningen en patioachtige woningen voor. Mede door de geclusterde opzet in buurten, het verspringende wegen- en bebouwingspatroon en het plaatselijk voorkomen van dakkapellen en/of bergingen aan de voorzijde van woningen, is er sprake van een gedifferentieerd kleinschalig beeld.
 
De laatste grote uitbreiding aan de zuidoostzijde van de kern betreft het deelgebied Het Zeeland' (jaren '90/ '00). Deze wijk is deels diagonaal gelegen ten opzichte van de slagenverkaveling, die zo kenmerkend is voor de verschillende wijken in Woudenberg. Kenmerkend zijn tevens de grote groenstructuur rond De Kolk en de brede waterpartijen langs e Randweg en de Europaweg. In de wijk is een mix van (half)vrijstaande woningen en rijwoningen gerealiseerd. Daarnaast komen er nabij de rotonde op de Europalaan (ter hoogte van de Beeklaan) en het Gersteveld ook gestapelde woningen voor. Aan de zuidwestzijde van de wijk zijn 3 solitaire kantoorpanden gerealiseerd nabij de aansluiting van de Europaweg op de Randweg (N224).
 
2.1.3.5 Zuidwest
Deze wijk is grotendeels gerealiseerd in de 80'-er en 90'-er jaren van de 20e eeuw en sluit in zekere zin aan op het deelgebied Noordwest. Het ruimtelijk onderscheid tussen beide wijken ligt met name in de gefaseerde ontwikkeling van beide woonwijken waarbij sprake is van een sterke ruimtelijke insnijding ter hoogte van De Plantage en de P.C. Hooftlaan.
 
Het door de Plantage, het Slotlaan(tje) en de Laan van Nieuwoord gevormde groene assenkruis zorgt voor een duidelijke ruimtelijke structuur binnen de wijk. Mede door de parkachtige groenzone met water langs de Randweg en de begraafplaats heeft de wijk een groen karakter. Naast het assenkruis wordt de stedenbouwkundige structuur mede bepaald door de Henschoterlaan - Vondellaan, de Laan van Lichtenberg en 't Schilt.
 
Het zuidwestelijke deel van Woudenberg bestaat uit meerdere clustervormige woonbuurten. De fasegewijze ontwikkeling van de woonwijk en de aanwezigheid van de begraafplaats, het oude lint van de Maarsbergseweg en het gebogen tracé van de Randweg hebben geleid tot een stedenbouwkundige structuur van de woonwijk die sterk wordt bepaald door een bochtig wegenpatroon, een wisselende oriëntatie van de woonbebouwing en een gevarieerd bebouwingsbeeld van (half)vrijstaande en rijwoningen.
 
De buitenrand van de wijk kenmerkt zich door een grote hoeveelheid vrijstaande woningen, die met de achtertuinen grenzen aan de groenzone van de Randweg (dorpsrandzone). De afzonderlijke buurten kenmerken zich echter door een heldere opzet en ruimtelijke eenheid binnen de te onderscheiden woonbuurten. De woningen bestaan voor het merendeel uit woningen in twee lagen met kap. Bij de rijwoningen en de halfvrijstaande woningen zijn voornamelijk zadeldaken toegepast; bij de vrijstaande woningen varieert het beeld. In de dorpsrandzone, die wordt gekenmerkt door zijn groene uitstraling, is vanuit het verleden een situatie gegroeid met deels agrarische gronden en incidentele verspreid opgerichte bebouwing.
 
2.1.3.6 Noordwest
Dit woongebied ontleent zijn identiteit in belangrijke mate aan de groenstructuur (omgeving van het sportveldencomplex, Karel Doormanlaan en De Grift). Het woongebied bestaat uit meerdere afzonderlijk goed herkenbare woonbuurten met veel rijwoningen en vooral in de randen (half)vrijstaande woningen. Kenmerkend zijn de licht geknikte, bij het voormalig verkavelingspatroon aansluitende, wegen en de blokvormige verkaveling van de woonbuurten. De belangrijkste structuurbepalende wegen zijn de J.F. Kennedylaan, de Voorstraat, de Middenstraat - Piet Heynlaan en de Burgwal.
 
Bijzonder karakteristiek is de ten westen van de Van Speijklaan gelegen woonbuurt met sterk verticaal gelede rijwoningen in twee bouwlagen met kap. Mede door de groenstructuur en de repeterende architectonische opzet van de woningen, is hier sprake van een duidelijke ruimtelijke samenhang. Ook de aan het westelijk deel van de Burgwal/Middenstraat gerealiseerde woningen kennen - mede door de historiserende bouwstijl - een sterke ruimtelijke samenhang die goed aansluit bij de oostelijk aansluitende oude kern van Woudenberg.
 
In de groenzone ten noorden van de J.F. Kennedylaan zijn enkele kleinschalige woonbuurten met vooral (half)vrijstaande woningen gerealiseerd. Hoewel hier sprake is van een bijzonder woonmilieu voor deze woningen, moet, om een onevenredige afbreuk van de kwaliteiten van het parkgebied te voorkomen, aandachtig worden omgegaan met de ontwikkeling van toekomstige woningbouw binnen deze groenstructuur.
 
2.1.3.7 Bedrijventerrein Parallelweg & Stationsweg Oost
Aan weerszijden van de Stationsweg Oost bevindt zich lintbebouwing waarin sprake is van een sterke functiemenging. Naast (half)vrijstaande woningen bevindt zich een groot aantal bedrijven, winkels en een hotel-restaurant. Aan de noordzijde van de Stationsweg Oost en westelijk van de Parallelweg bevinden zich enkele agrarische bedrijven. De gronden tussen de Zegheweg en de spoordijk zijn nog in agrarisch gebruik.
 
De bebouwing op het bedrijventerrein Parallelweg aan de oostzijde van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit grote bedrijfshallen met kantoor. De meerderheid van deze hallen bestaat uit één bouwlaag (circa 7,0 m), met plat dak. Daarnaast zijn er enkele tweelaagse bedrijfsgebouwen. Tussen de bedrijven ligt soms een vrijstaande (bedrijfs)woning.
 
Het gebied aan de zuidzijde van de Stationsweg Oost heeft zich in het verleden verder ontwikkeld langs de Laagerfseweg en de Landaasweg. Dit deel van het plangebied wordt gekenmerkt door lintbebouwing langs deze wegen met een menging van wonen en veelal kleinschalige bedrijvigheid. Aan de zuidzijde liggen grootschaliger complexen van voornamelijk voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, thans in gebruik bij niet-agrarische bedrijven.
 
2.1.4 Wegenstructuur
Het plangebied wordt door een aantal belangrijke verkeersdragers (gebiedsontsluitingswegen) ontsloten:
  • de Zeisterweg - Randweg (N224), die in oost-westrichting aan de zuidwest en de zuidzijde van de kern loopt;
  • de Geeresteinselaan - Maarsbergseweg (N226), die de kern in noord-zuidrichting doorsnijdt;
  • de Stationsweg Oost (N224) die in het verlengde van de Randweg aan de oostzijde van de kern ter hoogte van het bedrijventerrein Parallelweg loopt.
Centraal door de kern loopt van oost naar west de oude verbindingsweg Voorstraat - Dorpsstraat - Stationsweg West waarvan de verkeersfunctie deels is overgenomen door de zuidelijke Randweg. De Stationsweg West sluit ook niet langer direct aan op de N224.
 
Het gedeelte van de Voorstraat gelegen tussen de Zeisterweg en de Burgwal en het gedeelte van de Stationsweg West gelegen tussen de Dorpsstraat en de Europaweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen. Ook de Europaweg, die de Stationsweg West met de Randweg verbindt, is een gebiedsontsluitingsweg.
 
De belangrijkste ontsluitingsweg van het bedrijventerrein Parallelweg betreft de Parallelweg die direct aansluit op de Stationsweg Oost.
 
2.1.5 Groen- en waterstructuur
De gemeente Woudenberg bevindt zich tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei. Het landschap kent hier grote variaties. In het westen ligt het in een boslandschap, terwijl in het midden en oosten van de gemeente het slagen- en het hoevenlandschap voorkomt. De provinciale weg, de N224, vormt voor de laatste twee typen landschap een duidelijke scheiding. De Gelderse Vallei kenmerkt zich door een open landschap, kavels omringd door houtwallen en kleine landschapselementen zoals beken, poelen, bosjes, houtwallen, knotwilgen e.d.
 
Binnen de woonkern van Woudenberg wordt de groenstructuur in het bijzonder bepaald door:
  • het ruimtelijk beeld van de Maarsbergseweg, de Geeresteinselaan en de Stationsweg;
  • de omgeving van de Schans en de Parklaan (Beaufortpark);
  • de ruimtelijke continuïteit van de zuidelijke groenzone langs de Randweg;
  • de singel Groene Woud aan de noordzijde van de nieuwste woonwijk Het Groene Woud en de grootschalige groenvoorzieningen bij het sportpark De Grift;
  • de begraafplaats;
  • de binnen latere woonwijken gelegen solitaire groengebieden en de groene geledingszones met de daarin opgenomen maatschappelijke voorzieningen, zoals de omgeving van de Wipperveldvijver aan de noordwestzijde van de kern, de omgeving van de Steenvijver aan de zuidwestzijde van de kern en de langgerekte groenstructuur in Het Zeeland langs De Kolk aan de zuidoostzijde van de kern.
De twee elkaar bij het centrum kruisende oude hoofdassen worden gekenmerkt door een bijzonder ruime profiel (met uitzondering van de Dorpsstraat en het eerste deel van de Voorstraat) en de laanachtige bomenstructuur van eiken. De Maarsbergseweg en de Geeresteinselaan zijn aan de oostzijde en deels aan de westzijde voorzien van een ventweg. Ook binnen de latere uitbreidingswijken komen relatief veel wegen voor met een ruim profiel. Een aantal van deze wegen zijn voorzien van ventwegen, gescheiden routes of vrijliggende fiets- en voetpaden (Europaweg, Willem de Zwijgerlaan, Ter Maatenlaan, Laan van Nieuwoord). Vooral de Europaweg en de Kolk dragen, door de brede grasstroken met bomen, sterk bij aan het groene en relatief ruim opgezette beeld van deze uitbreidingswijk.
 
Mede vanwege de relatief hoge ligging van de oude kern op een dekzandrug, is er binnen de oude en dicht bebouwde kern weinig open water aanwezig; wel rond de Nederlands Hervormde kerk en bij de Schans en het Beaufortpark. Open water komt vooral voor in de noordelijke randzone van de Randweg en centraal binnen de westelijk gelegen uitbreidingswijken. Een bijzonder element vormt de Woudenbergsche Grift, de in de Middeleeuwen gegraven waterloop aan het einde van de Voorstraat.
   
Ter hoogte van het bedrijventerrein vormt de dijk van de voormalige spoorlijn Kesteren - Amersfoort een belangrijke en cultuurhistorisch waardevolle groenstructuur in het plangebied. Deze spoordijk heeft een ruige begroeiing met bomen en struiken.
 
Aan de oostzijde van het plangebied, waar het bedrijventerrein aan het Valleikanaal grenst, is sprake van een redelijke landschappelijke inpassing door beplanting met bosschages en bomen. Vanaf het buitengebied zijn de achterzijden van de bedrijven nauwelijks waarneembaar. Langs het Valleikanaal ligt de Liniedijk, waarop zich naast kazematten ook sterk beboste kaden bevinden. Deze zone rondom het Valleikanaal maakt onderdeel uit van een ecologische zone.
2.2 Ruimtelijke uitgangspunten
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan. De huidige planologische rechten zullen zoveel mogelijk worden gerespecteerd, waarbij er een uniformering en vereenvoudiging plaatsvindt van de huidige voorschriften/ regels. De wijzigingsbevoegdheden uit de geldende bestemmingsplannen zullen alleen daar overgenomen worden, waar binnen de planperiode zicht is op realisatie.
 
Het Groene Woud
Voor de gerealiseerde plandelen in het nieuwe woongebied 'Het Groene Woud' geldt momenteel nog een globale bestemmingsregeling 'Woongebied'. Om de woonkwaliteit te borgen is het wenselijk voor de al gerealiseerde delen van dit gebied een andere bestemmingssystematiek toe te passen. In hoofdlijnen wordt de volgende aanpak gevolgd:
  • Uitgewerkte en gerealiseerde plandelen worden conserverend bestemd in aansluiting op de regeling uit het bestemmingsplan 'Woudenberg Dorp 2011';
  • Nog niet gerealiseerde plandelen houden de bestemming 'Woongebied', die redactioneel zoveel mogelijk wordt afgestemd met de nieuwe bestemming 'Wonen'.
Ontwikkellocaties structuurvisie
Er zijn de afgelopen jaren verschillende locaties, die in de structuurvisie zijn opgenomen, tot ontwikkeling gebracht. Daar waar de ruimtelijke plannen voor deze locaties onherroepelijk zijn, zullen deze plannen in onderhavig bestemmingsplan worden opgenomen. Ook voor de locaties 'Julianaplein', 'Nijverheidsweg' en de 'Laan van Lichtenberg' zullen te zijner tijd ruimtelijke plannen worden opgesteld. Op dit moment wordt echter gekozen voor een conserverende bestemming, omdat de planvorming nog niet ver genoeg is. Er zijn wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor deze 3 locaties.
 
Woudenberg Oost: Hoevelaar
De nieuwe woonwijk Hoevelaar wordt voorlopig (grotendeels) conserverend 'Agrarisch' bestemd. Eerst moet de woonwijk 'Groene Woud' nog afgerond worden, voordat met de gefaseerde ontwikkeling van deze nieuwe wijk een start gemaakt kan worden. Te zijner tijd zal hiervoor een aparte planologische procedure doorlopen moeten worden.
 
2.2.1 Centrum
Compact centrum
Het huidige hoofdwinkelgebied bestaat uit de Voorstraat, De Poort en de Dorpsstraat en is relatief uitgestrekt. Winkels liggen verspreid langs het langgerekte dorpslint. Verloop en leegstand zijn momenteel een reële bedreiging voor het centrum, juist vanwege zijn langgerekte structuur, maar ook gezien ontwikkelingen als internetwinkelen en vergrijzing. Opgave is het winkelcentrum meer te concentreren en kwalitatief te versterken zodat het dorpshart zijn vitaliteit behoudt. Daarom wordt in lijn met de structuurvisie ingezet op het gebied tussen de kruising Voorstraat - Kerkstraat en de kruising Dorpsstraat - Koningin Emmastraat. Het deel van de Voorstraat tussen de Vondellaan en de Kerkstraat (= gebied 3 met gele arcering op navolgende afbeelding) kan op termijn ‘verkleuren’ naar een combinatie van wonen, werken en voorzieningen, gericht op bestemmingsbezoek.
 
Prioritering dorpscentrum (Bron: Structuurvisie Woudenberg)
 
Vertaling in bestemmingsregeling
Om de verkleuring van het deel van de Voorstraat tussen de Vondellaan en de Kerkstraat naar wonen mogelijk te maken wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het college om ook wonen op de begane grond toe te staan. Eén van de voorwaarden om af te wijken zal een toets zijn aan de geldende parkeernormen.
 
Horeca
Om meer flexibiliteit te hebben qua type horeca wordt de staat van horeca-activiteiten aangepast waarbij er een duidelijker onderscheid is in a) daghorecazaken (zonder alcoholvergunning) en avond-/ nachthorecazaken (met alcoholvergunning) en b) horecazaken met en zonder bezorg- en afhaalservices:
 
Categorie 1A: lichte horeca/ dagzaken met een bruto vloeroppervlak tot en met 250 m², zonder bezorg- en/of afhaalservice:
  • automatiek, broodjeszaak, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur;
  • snackbar/ cafetaria (geen avondopenstelling en/ of bezorgservice).
Het betreft winkelondersteunende horeca zonder alcoholvergunning.
  
Categorie 1B: lichte horeca/ dagzaken met een bruto vloeroppervlak tot en met 250 m², met bezorg- en/of afhaalservice:
  • Gelijk aan 1A, maar met bezorg- en/of afhaalservice. 
Categorie 2A: horeca, zonder bezorg- en/of afhaalservice:
  • bistro, brasserie, restaurant, eetcafé, snackbar/ cafetaria met avondopenstelling en/of alcoholvergunning, shoarmatent, grillroom;
  • Gelijk aan categorie 1, met een bruto vloeroppervlak groter dan 250 m².
Categorie 2B: horeca met bezorg- en/of afhaalservice (pizza, shoarma, chinees, Mc Drive)
  • Gelijk aan 2A, maar met bezorg- en/of afhaalservice.
Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden / eten. Alleen hebben zij of een drank- & horecavergunning zoals bistro, restaurant, eetcafé en/of zijn zij gedurende langere tijden (in de avond) geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking zoals shoarma- en pizzeria's. Ook bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken, vallen onder deze categorie.
 
Categorie 3: Middelzware horeca:
  • (grand)café, bierhuis, biljartcentrum/snookercafé en proeflokaal;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten, muziek-/ dansevenementen).
In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en die voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen.
 
Categorie 4: Zware horeca:
  • hotel, motel, pension, zalenverhuur/ partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten, muziek-/ dansevenementen), met horeca.
Met zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekken en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering.
 
Vertaling in de bestemmingsregeling
De staat van horeca-activiteiten is aangepast, waarbij horeca in categorie 1A, net als in het nu geldende bestemmingsplan, rechtstreeks is toegestaan binnen de bestemming 'Centrum'. Horeca in categorie 1B, 2A/2B en/ of 3 is binnen de bestemming 'Centrum' alleen mogelijk waar dat specifiek is aangeduid in het bestemmingsplan. De bestaande aanduidingen worden hierbij overgenomen. Binnen de bestemming 'Horeca' vallen alleen de percelen aan de Stationsweg West 33 en 35 en de Stationsweg Oost 243. Dit betreft bedrijven uit horeca categorie 2A en 4.
 
Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging
In plaats van de algemene 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zoals die nu is opgenomen voor het hele bestemmingsplan 'Dorp', inclusief de bedrijfsbestemmingen, wordt er voor het dorpscentrum met de bestemming 'Centrum' gekozen voor een aparte 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging' in aansluiting op lijst 4 uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dit is wenselijk omdat de activiteiten in functiemengingsgebied zoals dorpscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden en zones met functiemenging langs hoofd(toegangs)wegen qua schaal sterk verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein of bij solitaire bedrijven in de kern. Vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen niet geschikt voor functiemengingsgebieden.
 
In de staat van bedrijfsactiviteiten worden drie categorieën gehanteerd: A, B en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid.
 
Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Dit betreft activiteiten uit milieucategorie 1.
 
Categorie B
Bedrijfsactiviteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Dit betreft overwegend activiteiten uit milieucategorie 2 of 3.1 (voor het aspect geluid).
 
Categorie C
Bedrijfsactiviteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
 
Vertaling in de bestemmingsregeling
Er is een aparte 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging' opgesteld voor de bestemming 'Centrum' naast de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' voor het bedrijventerrein en de bedrijven los in het kern.
 
2.2.2 Bedrijventerreinen
Bedrijventerrein Nijverheidsweg
Het oudste bedrijventerrein van de kern betreft het bedrijventerrein Nijverheidsweg. Dit bedrijventerrein ligt ingeklemd tussen de bestaande kern van Woudenberg en de nieuwste uitbreidingswijk Het Groene Woud. Op het bedrijventerrein Nijverheidsweg zijn verschillende bedrijven uit maximaal milieucategorie 2 gesitueerd. Uitzondering daarop zijn een bouwbedrijf aan de Nijverheidsweg 60 en een autoherstelinrichting aan de Nijverheidsweg 57 die een hogere milieucategorie kennen.
 
De Nijverheidsweg is gelegen in de noordoosthoek van de bebouwde kom van Woudenberg. Aan deze weg ligt van oudsher een diversiteit aan kleine en middelgrote bedrijven. Met de ontwikkeling van woningbouwplan Het Groene Woud is dit cluster van bedrijven steeds meer ingesloten geraakt door woningbouw. Hiermee verdwijnt de oorspronkelijke logica om juist op deze plaats bedrijven te vestigen dan wel te handhaven. In de Structuurvisie Woudenberg 2030 is mede om die reden opgenomen dit bedrijventerrein te transformeren naar woningbouw. Inmiddels worden de (particuliere) plannen om tot herontwikkeling te komen steeds concreter. Op basis van een eerste verkavelingsopzet is daarom een wijzigingsbevoegdheid voor de beoogde herontwikkeling opgenomen. Tot het wijzigingsgebied behoort, naast de percelen aan de Nijverheidsweg, een deel van Het Groene Woud (nu binnen de hindercirkels van de bedrijven aan de Nijverheidsweg gelegen) en de gronden van de Hervormde Gemeente Woudenberg in Het Groene Woud. Dit om een integrale planontwikkeling mogelijk te maken.
 
Bedrijventerrein Parallelweg
Momenteel is het bedrijventerrein Parallelweg samen met het bedrijventerrein Spoorzone en de bebouwing aan de N224 onderdeel van een bebouwde enclave die zich op afstand van de kern van Woudenberg bevindt. Het gebied wordt begrensd door het Valleikanaal en de Grebbelinie met het aangrenzende open landschap aan de oostzijde. Aan de westzijde vormt de spoordijk met forse groene bomenrijen de begrenzing en aan de noordzijde een doodlopend deel van de Zegheweg. Ten zuiden is de Stationsweg Oost (N224) met aan weerszijden bebouwing de bepalende structuur.
 
Het gebied was lange tijd een onbebouwd gebied op afstand van de kern Woudenberg. De Zegheweg en de Lunterensche Beek (huidig Valleikanaal) vormden de begrenzende landschappelijke structuren. Aan het einde van de 19e eeuw werd de spoorlijn Amersfoort – Kesteren aangelegd. Deze structuur snijdt het gebied middendoor en verdeelt het in twee delen. De bebouwing bleef lange tijd beperkt tot verspreid gelegen bebouwing aan het oost-west gericht lint; de huidige N224. Vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw raakt het gedeelte ten oosten van de spoordijk bebouwd. Eerst met een zuiveringsinstallatie in het uiterste noorden van het gebied en daarna door middel van bedrijfsbebouwing in de zuidelijke helft van het gebied. In de jaren ‘90 vindt er een tweede groeigolf plaats en raakt ook het noordelijke deel volledig bebouwd. Die ontwikkelingen hebben stapsgewijs plaatsgevonden. Dit heeft ertoe geleid dat het gebied een wat onverzorgde uitstraling heeft met bebouwing en openbare ruimte van een lage ruimtelijke kwaliteit en met veel buitenopslag, achterkanten, blinde gevels en parkeerplaatsen in het zicht. Het gebied tussen de Zegheweg en de spoordijk is tot op heden een open landschap gebleven.
 
Ontwikkelingen
Inmiddels zijn er volop ontwikkelingen gaande en is het gebied aan veranderingen onderhevig. Er zijn plannen voor een grote woonwijk (Hoevelaar) ter plaatse van het open gebleven deel tussen de Zegheweg en de spoordijk. Daarmee komt het gebied vast te liggen aan de kern Woudenberg. Aansluitend is er sprake van een kwaliteitsimpuls voor de aangrenzende spoorzone. Hier heeft zwaardere bedrijvigheid (milieucategorie 3.2) met de bijbehorende milieuhinder inmiddels plaats gemaakt voor lichtere bedrijven die nu nog in de kern zijn gevestigd tot maximaal milieucategorie 3.1 (bestemmingsplan Spoorzone). Dit betekent zowel een kwaliteitsimpuls voor de kern als voor het bedrijventerrein. Een derde grote ontwikkeling is de verplaatsing van de supermarkt. Deze bevindt zich nu halverwege het bedrijventerrein Parallelweg en zal verplaatst worden naar een markant gebouw op de hoek van de Parallelweg en de Stationsweg Oost (N224) als representatieve kop van de spoorzone.
 
Visie
In de structuurvisie Woudenberg zijn al veel uitspraken gedaan over het hele gebied Woudenberg Oost. De hiervoor genoemde transformatie van de spoorzone is daarvan een eerste resultaat. Voor het bedrijventerrein Parallelweg is het belangrijk om aan te sluiten op hetgeen in gang is gezet met structuurvisie. De zone ten westen van het bedrijventerrein zal gaan bestaan uit achtereenvolgens (van links naar rechts gezien) de groene rand van de woonwijk, de cultuurhistorisch waardevolle spoordijk en de strook met bedrijfsbebouwing (t/m milieucategorie 3.1) ten oosten van de spoordijk. Daarnaast zullen de zuidelijke en zuidwestelijke randen samen een concentratiegebied voor consumentgerichte bedrijvigheid worden. Voor de rest van het gebied is het belangrijk om het huidige brede profiel te behouden en flexibiliteit en ontwikkelingsvrijheid voor bedrijven te bieden. Tegelijkertijd is een geleidelijke transformatie naar een betere ruimtelijke kwaliteit in combinatie met hoogwaardigere bedrijven wenselijk. De verplaatsing van de supermarkt vormt hiervoor een belangrijke eerste aanzet. De (perifere) detailhandelsfunctie verdwijnt daarmee uit dit deel van het bedrijventerrein. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan Kop van de Spoorzone.
 
Om de gewenste hoogwaardigere bedrijvigheid mogelijk te maken is het raadzaam om de (perifere) detailhandelsfunctie op het grootste deel van het bedrijventerrein (zie letter ‘C’ op navolgende afbeelding) niet terug te laten komen. Hiervoor biedt het concentratiegebied van consumentgerichte bedrijvigheid (A), betere mogelijkheden.
 
 
In aansluiting op de kwaliteitsimpuls die ontstaat door de transformatie van de spoorzone en de daaraan grenzende groene rand van de woonwijk, is het wenselijk om voor het bedrijventerrein als geheel te streven naar een geleidelijke transformatie tot hoogwaardigere bedrijvigheid. Dit kan met behoud van de huidige maximale milieucategorie, waarbij een hoogwaardigere uitstraling met name ontstaat door bij nieuwe ontwikkelingen aandacht te besteden aan beeldkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Wanneer er een transformatie op basis van een integraal plan plaatsvindt kunnen er bovendien relaties tussen de nieuwe woonwijk Hoevelaar, de groenzones rond de spoordijk, het bedrijventerrein en de Grebbelinie ontstaan.
 
Samenvattend gaat het gebied bestaan uit een zuid- en zuidwestelijk deel als concentratiegebied voor consumentgerichte bedrijvigheid (A) een spoorzone met lichtere (t/m categorie 3.1) bedrijvigheid (B) en een overig deel dat ruimte biedt aan zowel de lichtere als zwaardere bedrijvigheid (C). 
 
Vertaling in bestemmingsregeling
Voor het zuid- zuidwestelijk deel waar het concentratiegebied van consumentgerichte bedrijvigheid is gedacht (A) kan de afwijkingsbevoegdheid voor perifere detailhandel die in het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein’ is opgenomen gehandhaafd blijven en over deze gehele zone gelegd worden. Op het overige deel van het bedrijventerrein (C) kan deze afwijkingsbevoegdheid komen te vervallen. Hier houden de bestaande bedrijven hun huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden en hier wordt tevens de huidige milieuzonering gehandhaafd.
 
In het bestemmingsplan zit tevens nog een wijzigingsbevoegdheid om een verkeersverbinding te maken aan de noordzijde van de spoorzone en zodoende een relatie te laten ontstaan tussen de nieuwe woonwijk Hoevelaar en het bedrijventerrein.
 
2.2.3 Prinses Amalialaan
Aan de Prinses Amalialaan wordt op dit moment gewerkt aan het Amaliapark, een woongebied met (half)vrijstaande woningen. Er heeft in 2012 al een wijziging plaatsgevonden van het aantal wooneenheden op basis van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Prinses Amalialaan uit 2007 vanwege de toenmalige economische omstandigheden en de dalende markt voor vrijstaande woningen. Het aantal woningen is toen bijgesteld naar 35 woningen.
 
Vertaling in bestemmingsregeling
Het plan is in het bestemmingsplan opgeknipt in 8 bouwbloken waarbinnen in totaal 40 woningen kunnen worden opgericht inclusief de reeds gerealiseerde woningen. Door het opnemen van een specifieke bouwaanduiding is vervolgens nader bepaald wat voor een type woning (rijwoning, geschakeld of vrijstaand) op locatie gerealiseerd kan worden.
2.3 Ontwikkelingen
Hoewel dit bestemmingsplan in hoofdzaak een planologische regeling bevat die de bestaande situatie vastlegt zijn er in het gebied verschillende ontwikkelingen opgenomen. Deze ontwikkelingen variëren in programma, locatie, functies en wijzen van regelen. Zo is voor een aantal locaties waar een initiatief tot herontwikkeling voorzien een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De onderstaande afbeelding laat ziet waar in het plangebied er voor locaties wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen. In de bijbehorende wijzigingsbepalingen is vervolgens terug te lezen wat, na wijziging, planologisch mogelijk gemaakt wordt. Voordat tot ontwikkeling overgegaan kan worden is eerst een wijzigingsprocedure vereist. In dat kader is opnieuw inspraak mogelijk door belanghebbenden en omwonenden.
 
Lopende de procedure en bij de vaststelling van het bestemmingsplannen zijn enkele locaties komen te vervallen. Hiermee zijn de wijzigingsgebieden niet meer doorlopend doorgenummerd. In de reeks van bevoegdheden missen enkele nummers.
 
    
Waar ontwikkelingen al direct mogelijk zijn gemaakt heeft er reeds door de initiatiefnemer overleg met de omgeving plaatsgevonden. Dit is voor vijf locaties het geval. Als bijlage bij deze toelichting zijn voor deze vijf locaties de ruimtelijke onderbouwing incl. de noodzakelijke haalbaarheidsonderzoeken toegevoegd. In de verschillende ruimtelijke onderbouwingen is weer terug te lezen wat met dit bestemmingsplan op de betreffende locatie mogelijk gemaakt wordt.
3 Beleidskader
3.1 Nationaal beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
 
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
 
Planspecifiek
De SVIR is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.
 
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.
 
Planspecifiek
Het Barro is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.
 
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
 
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.'
Planspecifiek
 
Ad a)
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt.
 
Aangezien in het voorliggende plan, behoudens in het gebied aan de Amalialaan, geen extra wooneenheden mogelijk worden gemaakt, is er geen verantwoording noodzakelijk in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daar waar de nieuwe wijk Hoevelaar (Woudenberg Oost) in de toekomst is voorzien behouden de gronden vooralsnog hun huidige agrarische bestemming.
 
De extra wooneenheden aan de Prinses Amalialaan, die nodig zijn om ter plaatse een haalbaar plan te realiseren, passen binnen de aantallen zoals opgenomen in de woonvisie voor Woudenberg (zie toelichting paragraaf 3.3.2).
 
Ad b)
Alle gronden in het plangebied maken onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied.
3.2 Provinciaal beleid
Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.
 
3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)
In de PRS beschrijft de provincie haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. De provincie Utrecht geeft aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe zij uitvoering geven aan dit beleid. Deels wordt uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld.
 
Algemeen
In haar verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.
 
Bij kantoren is de provincie gezien de huidige overcapaciteit zeer terughoudend met het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. De provinciale inzet richt zich op het beperken van de aanwezige plancapaciteit. Bij bedrijventerreinen wil de provincie overaanbod eveneens voorkomen en herstructurering van bestaande terreinen stimuleren. Een belangrijke input voor haar beleid voor bedrijventerreinen zijn de regionale convenanten.
 
Per regio en per gemeente heeft de provincie een programma voor wonen en werken opgesteld. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar de binnenstedelijke opgave (binnen de actuele rode contour) en uitbreiding (buiten de actuele rode contour). De uitbreidingslocaties waarover al een ontwerp-planologisch besluit is genomen legt de provincie binnen de rode contour. Binnen deze contour heeft de gemeente beleidsvrijheid, met inachtneming van de in de PRV opgenomen algemene regels voor wat betreft bedrijventerreinen, kantoren en dergelijke.
 
Stedelijk programma Woudenberg
Voor de gemeente Woudenberg wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1.150 woningen, waarvan 150 woningen in het stedelijk gebied, met name op de locatie Groene Woud. Voor de locatie Groene Woud is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld, en de gemeente werkt volop aan de planvorming voor de locatie Hoevelaar. De verlegging van de N224 is niet meer aan de orde.
 
Buiten de rode contour wordt de gefaseerde ontwikkeling voorzien van 1.000 woningen ten oosten van de kern, waarvan 75 woningen als afronding van het Groene Woud (fase 5) en de overige woningen op de locatie Hoevelaar. In de planvorming moet rekening worden gehouden met voldoende waterberging.
 
De uitbreiding van het bedrijventerrein Parallelweg (ten zuiden van de Stationsweg Oost) is in de herijking 2016 niet opgenomen in het programma voor de bedrijventerreinen. De ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein in het stedelijk gebied is alleen mogelijk als de locatie is opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie kan worden onderbouwd conform de door de provincie aangegeven voorkeursvolgorde. Bovendien moet de nieuwvestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisatie van de herstructurering is verzekerd.
 
Detailhandel
De provincie wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en bedrijfsleven. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vraagt de provincie bij gemeenten aandacht voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staat de provincie niet toe.
 
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale winkeloppervlak. De provincie richt zich op het behouden van een duurzame retailstructuur en heeft in de herijking van de PRS (ontwerp 24 mei 2016) opgenomen dat nieuwe ruimtelijke plannen voor detailhandel alleen nog in de bestaande winkelgebieden, in casu het centrum van Woudenberg, is toegestaan. Buiten deze gebieden zijn ontwikkelingen in beginsel niet meer mogelijk.
   
Planspecifiek
Zowel het bedrijventerrein als de woonkern Woudenberg worden conserverend bestemd. De woningbouwmogelijkheden in 'Het Groene Woud' worden uit de geldende bestemmingsplannen overgenomen.
 
Buiten het als zodanig aangeduide 'bestaand winkelgebied' is er nauwelijks sprake van detailhandel in Woudenberg. Belangrijkste uitzondering hierop vormt de supermarkt op het bedrijventerrein waarvoor op 26 mei 2016 het bestemmingsplan 'Kop van de Spoorzone' is vastgesteld. Daarnaast vindt er perifere detailhandel plaats vanuit enkele winkels op het bedrijventerrein.
 
Om de gefaseerde ontwikkeling van de woonwijk Hoevelaar mogelijk te maken, zal te zijner tijd een apart bestemmingsplantraject doorlopen worden.
 
3.2.2 Thematische structuurvisie kantoren 2016 - 2027
Provinciale Staten hebben op 1 februari 2016 de Thematische Structuurvisie Kantoren 2016 - 2027 (TSK) vastgesteld. De TSK beschrijft het provinciale ruimtelijke beleid met betrekking tot de reductie van planologische overcapaciteit voor de nieuwbouw van kantoren in de provincie Utrecht. Daartoe wordt een aantal locaties beschreven. Per locatie wordt aangegeven of er reductie moet plaatsvinden. Wanneer dat het geval is, wordt de omvang van de voorgenomen reductie genoemd. Het in 2015 uitgevoerde Kantorenmarktonderzoek 2015 vormt de basis van deze locatiebeschrijvingen. De reductie zal plaatsvinden door middel van een door Provinciale Staten in 2017 vast te stellen inpassingsplan.
 
Het belangrijkste doel van de TSK is het in het leven roepen van zogenoemde voorzienbaarheid. Hiermee wordt beoogd om zoveel mogelijk het risico te beperken dat verzoeken om vergoeding van planschade ingewilligd moeten worden. Dergelijke verzoeken kunnen het gevolg zijn van de vaststelling van het hiervoor genoemde inpassingsplan. In de TSK wordt ook aangegeven dat de provincie gemeenten en belanghebbenden faciliteert bij het vernieuwen, het herbestemmen en het transformeren van leegstaande kantoren en dat zij hiervoor zo nodig haar ruimtelijk instrumentarium zal inzetten.
 
Planspecifiek
Er is geen plancapaciteit voor nieuwe kantoren opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. De gemeente Woudenberg wordt ook niet specifiek genoemd in deze thematische structuurvisie. De bestaande mogelijkheden voor het realiseren van kantoren uit de geldende bestemmingsplannen op het bestaande bedrijventerrein en binnen de bestemmingen 'Kantoor' en 'Bedrijf' worden overgenomen in dit bestemmingsplan voor de bebouwde kom.
 
3.2.3 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) bevat regels waar gemeenten zich bij het opstellen van ruimtelijke plannen aan moeten houden. De volgende regels zijn van toepassing op onderliggend bestemmingsplan:
 
Stedelijk gebied
Het plangebied valt vrijwel helemaal binnen het bestaand 'Stedelijk gebied'. Uitzondering hierop zijn de dorpszone aan de zuidzijde van de kern, enkele percelen aan het de westzijde van de Stationsweg Oost, het agrarisch gebied waar de toekomstige woonwijk Hoevelaar is geprojecteerd direct ten noorden daarvan en een klein deel van de zuidzijde van het perceel aan de Stationsweg Oost 194. In artikel 4.1 lid 2 staat dat een ruimtelijk besluit binnen bestaand stedelijk gebied, zoals het plangebied, bestemmingen en regels kan bevatten voor verstedelijking.
 
De provincie wil daarnaast duurzame energie volwaardige gebruiksmogelijkheden bieden om haar (en de gemeentelijke) klimaat ambities te bereiken. Daarom wil de provincie de juiste condities scheppen hiervoor en vraagt de uitwerking van nationale ambities voor energietransitie om regie op provinciaal schaalniveau om gewenste resultaten te boeken. In artikel 4.1 lid 3 staat dat de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’, een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.
 
Bedrijventerrein stedelijk gebied
De provincie zet in op de herstructurering, intensivering en transformatie van bestaand bedrijventerrein. De ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein in het stedelijk gebied is alleen mogelijk als de locatie is opgenomen in het stedelijk programma van de PRS en de noodzaak van het tot ontwikkeling brengen van de locatie kan worden onderbouwd conform de door de provincie aangegeven voorkeursvolgorde. Bovendien moet de nieuwe vestiging of uitbreiding in samenhang worden ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein, waarbij de tijdige realisatie van de herstructurering is verzekerd.
 
In artikel 4.2 lid 1 staat dat een ruimtelijk plan voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ regels kan bevatten voor nieuwvestiging van bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen (zoals genoemd in de bijlage Bedrijventerreinen, onder het kopje inbreiding), mits voldaan is aan de volgende voorwaarden: 
  1. de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen is verzekerd door middel van een her­structureringsplan;
  2. de nieuwvestiging of uitbreiding wordt in samenhang ontwikkeld met de herstructurering van een bestaand bedrijventerrein waarbij de hoeveelheid nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in evenredige verhouding staat tot de omvang van de herstructurering van één of meerdere bestaande bedrijventerreinen;
  3. de tijdige realisering van de herstructurering is verzekerd;
  4. in de regels is door middel van een voorwaardelijke verplichting verzekerd dat de nieuwvestiging pas kan plaatsvinden indien aan de voorwaarden a tot en met c is voldaan.
Kantoren (nieuwvestiging)
In artikel 4.3 lid 2 staat dat een ruimtelijk besluit geen bestemmingen en regels mag bevatten die voorzien in nieuwvestiging van zelfstandige kantoren, tenzij het betrekking heeft op:
  1. zelfstandige kantoren met een lokaal vestigingsgebied, oftewel zelfstandige kantoren waarvan de activiteiten in hoofdzaak een aan de gemeente gebonden karakter hebben of gebonden zijn aan één specifieke locatie, voor zover deze niet gevestigd kunnen worden in gerealiseerde gebouwen of binnen plancapaciteit op basis van het vigerende planologische regime;
  2. een eenmalige uitbreiding van gerealiseerde kantoren met ten hoogste 10 % van het bestaande bvo van het gebouw, voor zover deze niet gerealiseerd kan worden op basis van het vigerende planologische regime;
  3. transformatie naar zelfstandige kantoren tot een maximum bruto vloeroppervlak van 1.500 m² per gebouw.
Kantoren (bestaand)
In artikel 4.3 lid 3 staat dat een ruimtelijk besluit uitsluitend bestemmingen en regels mag bevatten die voorzien in zelfstandig kantoren, niet betreffende nieuwvestiging als bedoeld in lid 2, voor zover het betrekking heeft op: 
  1. een zelfstandig kantoor dat ten tijde van de vaststelling van dat bestemmingsplan al is gerealiseerd;
  2. een zelfstandig kantoor waarvan de bouw is vergund, maar de realisatie daarvan nog niet gereed is;
  3. zelfstandige kantoren waarvoor voor de realisatie ervan voor de terinzagelegging van het bestemmingsplan een aanvraag om omgevingsvergunning of een aanvraag om bouwvergunning is ingediend;
  4. zelfstandige kantoren die voorzien waren in het vigerende planologische regime en waaraan behoefte is. Bij die behoeftebepaling wordt rekening gehouden met de geraamde vraag naar kantoren in de planperiode van het bestemmingsplan en met het actuele aanbod van kantoren in bestaande panden, of;
  5. zelfstandige kantoren met een lokaal vestigingsgebied, oftewel kantoren waarvan de activiteiten in hoofdzaak een aan de gemeente gebonden karakter hebben of gebonden zijn aan één specifieke locatie, voor zover deze niet gevestigd kunnen worden in gerealiseerde gebouwen of binnen plancapaciteit op basis van het vigerende planologische regime, of;
  6. een eenmalige uitbreiding van bestaande uitbreidingsmogelijkheden die voorzien waren in het vigerende planologische regime voor zelfstandige kantoren als bedoeld onder leden a, b en c;
Ondergeschikt kantoor
In artikel 4.3 lid 4 staat dat een ruimtelijk besluit kan voorzien in nieuwvestiging van een ondergeschikt kantoor, indien het bruto vloeroppervlak van het ondergeschikte kantoor minder bedraagt dan 2.000 m². Voor zover het bruto vloeroppervlak van het ondergeschikte kantoor meer bedraagt dan 2.000 m², moet deze oppervlakte voor de hoofdfunctie economisch noodzakelijk zijn en regionaal zijn afgestemd.
 
Detailhandel
In de PRV worden de navolgende begrippen gehanteerd op het gebied van detailhandel. Deze begrippen zijn overgenomen in het bestemmingsplan:
  • detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik ter plaatse. Onder detailhandel vallen niet: afhaalpunten (locaties ten behoeve van internetdetailhandel die uitsluitend bedoeld zijn voor het afhalen of terugbrengen van goederen door de consument);
  • volumineuze detailhandel: vormen van detailhandel die een assortiment voeren van overwegend ruimte vergende goederen, waaronder bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, auto-, boten-, en caravan­bedrijven mede worden begrepen. 
Het kernwinkelgebied van Woudenberg is voorzien van de aanduiding 'Bestaand winkelgebied'. De overige gronden in het plangebied zijn voorzien van de aanduiding 'Detailhandel buiten bestaand winkelgebied'. In artikel 4.4 lid 2 staat dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’ geen nieuwe bestemmingen en regels mag bevatten die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel dan wel het wijzigen van brancheringsregels voor detailhandel, tenzij:
  1. het gaat om detailhandel waaraan een aantoonbare behoefte bestaat als gevolg van een in een ruimtelijk besluit vastgestelde grootschalige toevoeging van woningen of andere stedelijke ontwikkeling;
  2. het gaat om brand- of explosiegevaarlijke detailhandel op bedrijventerreinen;
  3. het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van volumineuze detailhandel indien daarvoor aantoonbare behoefte bestaat en in vigerende ruimtelijke besluiten geen planologische ruimte voor volumineuze detailhandel aanwezig is;
  4. het gaat om oppervlakteneutrale verplaatsing van volumineuze detailhandel die noodzakelijk is vanuit het oogpunt van hinder, veiligheid, verkeersaantrekkende werking of het economisch functioneren van het gebied en onder de voorwaarde dat de bouwvlakken van de te verplaatsen detailhandel een andere bestemming krijgen;
  5. het gaat om verplaatsing of uitbreiding van detailhandel in aansluiting op het gebied ‘Bestaand winkelgebied’ indien dit noodzakelijk is voor het economisch of maatschappelijk functioneren van het bestaande winkelgebied.
In artikel 4.4 lid 3 staat dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’ bestemmingen en regels bevat die voorzien in een bestemmingswijziging van bestaande detailhandelsbestemmingen naar andere functies indien:
  1. de bestemming detailhandel nog niet is gerealiseerd, en
  2. er nog geen op bouwvergunning op grond van de Woningwet of omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd, en
  3. er geen zicht is op realisatie van de bestemming binnen de planperiode.
Planspecifiek
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk op het gebied van bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel ten opzichte van het bestaande planologische regime en sluit aan bij de regels van de PRV.
 
Wel worden er extra wooneenheden mogelijk gemaakt binnen het woongebied aan de Prinses Amalialaan toelichting paragraaf 2.2.3), dat onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied. Omdat de gemeente zelf deze percelen kavelsgewijs verkoopt, kan de gemeente duurzame energiebronnen als zonnepanelen, driedubbel glas en warmtepompen stimuleren bij de kopers (zie ook toelichting paragraaf 3.3.3). Daarnaast moeten de woningen voldoen aan de laatste eisen uit het Bouwbesluit (EPC: 0,4). Daarmee past deze ontwikkeling binnen de kaders van de PRV.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Structuurvisie Woudenberg
In de structuurvisie Woudenberg worden keuzes gemaakt over de duurzame en verantwoorde ruimtelijke toekomst van de gemeente. Deze keuzes op het gebied van werken, zorg en welzijn, onderwijs, sport, toerisme en recreatie en mobiliteit zijn integraal op elkaar afgestemd. In de structuurvisie is ook aangegeven welke strategie de gemeente hanteert voor de uitvoering en de daarbij horende investeringen. Richting 2030 zet Woudenberg in op het verbinden, combineren en vernieuwen van haar kwaliteiten.
 
Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze sectoren ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030. Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:
  • Te vernieuwen: het centrum van Woudenberg tot aantrekkelijk boodschappen-, winkel- en verblijfsgebied voor bewoners en recreanten;
  • Te transformeren te herstructureren en te herontwikkelen: verschillende bedrijventerreinen waarvan bedrijventerrein Parallelweg en spoorzone de grootste zijn;
  • Te versterken: woningbouw in Woudenberg Oost (Hoevelaar) en op verschillende inbreidingslocaties;
  • Te verbreden: landbouw met verschillende agrarische nevenfuncties;
  • Te beschermen: de intrinsieke waarde van natuur, landschap en cultuurhistorie. Zo mogelijk kunnen deze ook beter benutbaar en beleefbaar worden gemaakt.
Dorpscentrum
Het dorpscentrum van Woudenberg is het belangrijkste winkelgebied van de gemeente, maar vormt op dit moment te weinig een verblijfshart met kwaliteit. Er is een aantal knelpunten die opgelost moeten worden, maar ook een aantal potenties die, mede door investeringen in het verleden, nog verder benut kunnen worden.
 
De voornaamste knelpunten waar het dorpscentrum mee te kampen heeft zijn:
  • De Dorpsstraat-Voorstraat is een langgerekt winkellint zonder duidelijke branchering, waarin het (auto)verkeer domineert. Het is daarmee geen onderdeel van het recreatief fietsnetwerk op de as van Pyramide tot Grebbelinie.
  • Het gebied is erg verhard, met relatief weinig groen in de straat en een functionele, maar niet verblijfsaantrekkelijke openbare ruimte. In combinatie met verschillende gevelbeelden is de beeldkwaliteit hierdoor weinig aantrekkelijk;
  • Een zichtbare entree en uitnodigende functie tot het dorpscentrum ontbreekt.
In de visie wordt ingezet op de volgende punten:
  • Een compact winkelcentrum;
  • Profilering van het centrum;
  • Verblijfsruimte in de Dorpsstraat;
  • Optimalisatie van de verkeerscirculatie;
  • Versterking van de entrees;
  • Een hoogwaardige en groene openbare ruimte en verbetering van de bebouwing.
Voldoende uitbreidingsmogelijkheden bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven
Woudenberg wil voldoende uitbreidingsmogelijkheden blijven bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven. De ruimte die hierin moet voorzien ligt in Woudenberg en in Woudenberg Oost. Het accent ligt daarbij op beheer, revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande terreinen. Dit krijgt concreet vorm met de herstructurering van bedrijventerrein Parallelweg, bedrijventerrein Nijverheidsweg, Laan van Lichtenberg en Griftdijk en de transformatie en herontwikkeling van de spoorzone (bedrijven langs de spoordijk). Hiermee wordt doorstroming en (her)ontwikkeling van bedrijven (uit de bebouwde kom) mogelijk gemaakt.
   
Kop spoorzone
De spoorzone heeft in de huidige situatie een ‘rommelig’ einde met een onbestemde verharde ruimte aan de N224. Tegelijkertijd heeft het gebied door zijn ligging en kenmerkende gebouwen veel potentie. In de visie transformeert dit gebied in een representatieve kop die fungeert als visitekaartje van het bedrijventerrein. Op de plek van de onbestemde verharde ruimte krijgt de supermarkt Hoogvliet een nieuwe plek.
 
Staart spoorzone
De spoorzone wordt herverkaveld en krijgt een gemengd profiel. Daarmee kan het verplaatsen van bedrijven uit de kern worden gestart. Het brede profiel biedt flexibiliteit en ontwikkelingsvrijheid. Dit is wenselijk wanneer verschillende soorten bedrijven uit de kern meteen worden gehuisvest.
 
Planspecifiek
Met het nieuwe bestemmingsplan kan slechts beperkt bijgestuurd worden, om de visie op het centrum te realiseren. Het gaat met name om het verleiden van eigenaren om de gewenste functies te realiseren. Voor het westelijke deel van de Voorstraat wordt meer ingezet op het in de loop van de tijd verkleuren van de gebruiksfunctie naar wonen (zie toelichting paragraaf 2.2.1).
 
Met de vaststelling van de bestemmingsplannen 'Spoorzone' en 'Kop van de Spoorzone' is de transformatie en herontwikkeling van de kop en de staart van de spoorzone op het bedrijventerrein Parallelweg in gang gezet. Wat betreft perifere detailhandel wordt het gebied waarvoor een afwijkingsbevoegdheid opgenomen was in het geldende bestemmingsplan aangepast en verkleind (zie verder toelichting paragraaf 2.2.2).
 
De nieuwe woonwijk Hoevelaar in Woudenberg Oost wordt voorlopig conserverend bestemd. Eerst moet het 'Groene Woud' nog afgerond worden, voordat met de gefaseerde ontwikkeling gestart kan worden.
 
3.3.2 Woonvisie
Op 23 mei 2013 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2013+ vastgesteld. Deze visie is aangepast met de 'Oplegger 2016+' op de woonvisie 2013+. In de woonvisie zijn de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde in beeld gebracht en de belangrijkste uitdagingen en opgaven geschetst met betrekking tot het wonen in Woudenberg. Naast kwantitatieve aspecten wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwalitatieve aspecten van het wonen aangezien de woonconsument veel keuzevrijheid heeft op de woningmarkt.
 
De veranderde woningmarkt en de economische en demografische ontwikkelingen in Nederland zijn ook zichtbaar in Woudenberg. Er treedt gezinsverdunning op, de vergrijzing neemt toe, het aantal inwoners stabiliseert en er ontstaan knelpunten in de lokale markt. Deze knelpunten zijn: 
  • de gebrekkige doorstroming;
  • de afwezigheid van voldoende goedkope en betaalbare huur- en koopwoningen voor starters en gezinnen;
  • de lage verhuisgeneigdheid onder senioren.
De Woonvisie anticipeert op de demografische ontwikkelingen van de verschillende doelgroepen: 
  • het vrijwel gelijk blijven van het aantal starters tot aan 2025;
  • de huishoudensverdunning en de afname van het aantal gezinnen;
  • de vergrijzing en daarmee een toename van het aantal 55 plussers en (op termijn) minder vitale ouderen en zorgbehoevenden.
Om de woningmarkt meer in lijn te brengen met de huidige marktsituatie wordt het programma in deze woonvisie bijgesteld. Niet programmatisch, maar door te temporiseren, ontwikkelingen met elkaar af stemmen (minder adhoc) en gefaseerd, kleinschaliger en (meer) vraaggericht naar doelgroep te ontwikkelen. Hierdoor wordt met kleinere stappen op termijn hetzelfde programma bereikt en de doorstroming verbeterd. Bovendien worden sterke schommelingen in het kwantitatieve nieuwbouwaanbod voorkomen en kan er sneller ingespeeld worden op veranderende marktomstandigheden.
 
Een gefaseerde marktbenadering bij nieuwe gronduitgifte en ontwikkellocaties is de komende jaren noodzakelijk. Door kleinschaliger en meer gefaseerd te ontwikkelen (over een langere looptijd) en daar vooral ook de mogelijkheden toe te bieden, zijn de gemeente, de lokale corporatie en marktpartijen flexibeler om te reageren op marktontwikkelingen. Het bouwprogramma moet passen op de vraag van circa 90 - 110 nieuwbouwwoningen per jaar.
 
Planspecifiek
Gezien de jaarlijkse vraag van 90 - 110 woningen en het feit dat onderhavig bestemmingsplan, behoudens de extra wooneenheden aan de Prinses Amalialaan, een conserverend bestemmingsplan betreft, kan gesteld worden dat het bestemmingsplan past binnen het beleid uit de woonvisie.
 
3.3.3 Expeditie Duurzaamheid Gemeente Woudenberg 2014 - 2018
In de Expeditie Duurzaamheid heeft de gemeente Woudenberg de expeditie beschreven waarmee de ambitie wordt bereikt: Woudenberg is in 2030 een duurzame gemeente, waarbij iedereen meewerkt om duurzaamheid na te streven.
 
Ten aanzien van gebiedsontwikkeling is voor de nieuw te ontwikkelen wijk Hoevelaar aangegeven dat duurzaamheid van het begin af moet worden meegenomen. Daarbij dient gedacht te worden aan kansen als duurzame energieopwekking, mogelijkheden voor waterafvoer en vervoer. Dergelijke zaken zijn tevens aan de orde bij andere nieuwbouwlocaties.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
 
4.1 Actuele waarden
 
4.1.1 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de huidige Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming vervallen de huidige tabellen 1, 2 en 3 waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en worden enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ een vrijstellingsbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
 
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
 
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Wel behoort de voormalige spoorlijn, direct ten noorden en direct ten zuiden van het plangebied tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Ook de groene gordel van de Grebbelinie direct ten oosten van het bedrijventerrein Parallelweg behoort tot de NNN.
 
Aanzien het een conserverend bestemmingsplan betreft zijn er geen belemmeringen die aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in de weg staan.
 
Soortenbescherming
Het plangebied betreft een bestaand bebouwd gebied. De ecologische waarden in dit gebied zijn gering. Het bestemmingsplan is bovendien conserverend van aard, zodat er geen belemmeringen zijn die aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in de weg staan.
 
4.1.2 Cultuurhistorie
In het besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 sub 5 onder a opgenomen dat voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, in de toelichting ten minste een beschrijving wordt neergelegd van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
 
Planspecifiek
De Schans in Woudenberg stond met de Eikersche dijk (de huidige Ekris) en de huidige Stationsweg in verbinding met de latere Grebbelinie (gelegen buiten het plangebied), doch heeft daar mede vanwege de toentertijd al vervallen staat van de Schans geen deel van uitgemaakt. De Ekris is een kade of dijk uit de middeleeuwen en heeft een hoge cultuurhistorische waarde.
 
Verder zijn alle gemeentelijke monumenten en alle rijksmonumenten met een specifieke aanduiding op de verbeelding aangegeven en in de regels voorzien van en specifieke bouwregeling:
 
Gemeentelijke monumenten
 
AdresOmschrijving
Burgwal 12L-vormig vrijstaand woonhuis
Geeresteinselaan 26Voormalige onderwijzerswoning en school
Maasbergseweg 13Pastorie/ villa 'Vredehof'
Middenstraat 6Kosterswoning
Parallelweg 2Kantoorgebouw
Parallelweg 2ASilogebouw
Parallelweg 2CFabrieksgebouw
Schoolstraat 2Voormalige school (exclusief aanbouw op nr. 2A)
Spoorlaan 4Woonhuis & toiletgebouw HSM complex
Stationsweg Oost 188Kleine villa 'Lytshiem'
Stationsweg West 137Vrijstaand woonhuis/ villa 'Jeanette'
Stationsweg West 149Voormalige L-vormige boerderij met schuur
Voorstraat 12Kantoorgebouw 'Het Schoutenhuis'
  
Rijksmonumenten
 
AdresOmschrijving
Maarsbergseweg 22Villa 'Nieuwoord' met stal en koetshuis (1870-1905)
Middenstraat 20AKlokkentoren (15e eeuw)
Parklaan 1Raad-/ gemeentehuis met bodewoning (1936)
Schoutstraat 8AVerenigingsgebouw Eben Haëzer (1885)
 
4.1.3 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
 
In 2010 heeft de gemeente Woudenberg samen met de gemeente Renswoude een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart laten opstellen. Het gemeentelijke beleid heeft tot doel om zorgvuldig om te gaan met archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze wijze kunnen ze zo goed mogelijk worden behouden voor toekomstige generaties. Daarnaast kunnen de archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.
 
Planspecifiek
De gemeente heeft de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk laten inventariseren. Aan de hand van de inventarisatie is een gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld. Deze kaart is vervolgens doorvertaald in archeologisch beleid.
 
 
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met globale plangrens (rode omkadering)
 
De vrijstellingsgrenzen voor zones met vastgestelde archeologische waarden (Archeologisch Waardevol Gebied) die in het plangebied voorkomen zijn:
  • AWG-2: Terreinen met een bepaalde archeologische waarde (AMK-terreinen) inclusief attentiezone. Uitgangspunt voor de AMK-terreinen (exclusief de wettelijk beschermde rijksmonumenten) is behoud in situ. Hierbij geldt een vrijstellingsgrens van 0 m². Voor de omliggende attentiezone geldt een vrijstellingsgrens van 100 m². Deze waarde is in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
  • AWG-3: Cultuurhistorische elementen met archeologische verwachting. Uitgangspunt voor de cultuurhistorische elementen is een vrijstellingsgrens van 100 m² en 0,3 m. Deze waarde is in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
De vrijstellingsgrenzen voor zones met een archeologische verwachting (Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied) die in het plangebied voorkomen zijn:
  • AWV-1: Zones met een hoge archeologische verwachting. In gebieden met een hoge archeologische verwachting is de kans op het aantreffen van archeologische resten relatief groot. Als ondergrens voor archeologisch onderzoek geldt een oppervlakte van 100 m² en 0,3 m. Deze waarde is in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
  • AWV-2: Zones met een middelhoge archeologische verwachting. De kans op het aantreffen van archeologische resten in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting wordt minder groot geacht dan in zones met een hoge verwachting. Voor zones met een middelmatige verwachting geldt een ondergrens van 1.000 m² en 0,3 m voor archeologisch onderzoek. Deze waarde is in het bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3';
  • AWV-3: Zones met een lage archeologische verwachting. Voor zones met een lage verwachting geldt een ondergrens van 10.000 m² en 0,3 m voor archeologisch onderzoek.
Uitsluitend ter plaatse van de zones 'AWG-2', 'AWG-3', 'AWV-1' en 'AWV-2' worden dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 1/2/3’ opgenomen ter bescherming van de archeologische verwachtingen. Voor zones met een lage verwachting ('AWV-3') in het plangebied en voorzones die al archeologisch onderzocht en vrijgegeven zijn ('AWV-5') is geen dubbelbestemming opgenomen.
4.2 Waterhuishouding
Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in bestemmingsplannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In de paragraaf wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten'.
 
Ten aanzien van de waterhuishouding is het geldende beleid van de verschillende overheden leidend. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 vastgesteld en heeft in samenwerking met haar waterpartners het Waterhuishoudingsplan opgesteld.
 
Beleidskader
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Het landelijk waterbeleid is beschreven in het Nationaal Waterplan, de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw' (WB21) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Op provinciaal en regionaal niveau is het waterbeleid beschreven in het Waterhuishoudingsplan (Provincie Utrecht) en het Waterbeheersplan (Waterschap Vallei en Veluwe). De Kaderrichtlijn Water (KRW) is het Europees waterbeleid. De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal (WB21) en Europees (KRW) beleid zijn:
  • meer ruimte voor water;
  • voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd;
  • standstill situatie: géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit.
Dit heeft geresulteerd in de twee drietrapsstrategieën voor:
  • Waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren;
  • Waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Provinciaal Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van bodem, water en milieu. De uitwerking van dit beleid staat beschreven in de Uitvoeringsagenda Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021. De provincie Utrecht richt zich op het behouden en verbeteren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat.
 
De provincie Utrecht acht een duurzaam en robuust watersysteem nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving. Op basis van een toekomstverkenning onderscheidt de provincie drie hoofdthema’s:
  • Veiligheid: met aandacht voor preventie, gevolgenbeperking en rampenbeheersing bij overstromingen;
  • Kwaliteit en kwantiteit: met aandacht voor voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater en water voor natuur;
  • Gebruik en Beleving: met aandacht voor mooier water, veilig vaar- en zwemwater.
De provincie ontwikkelt in samenwerking met de waterschappen duurzame, robuuste watersystemen, die extreme situaties zoals langdurige droogte en een teveel aan water kunnen opvangen. Deze worden gerealiseerd door in de verschillende gebieden op de lange termijn in te zetten.
 
Het beleid van de Provincie Utrecht is er op gericht om geen permanente kunstmatige ingrepen in de grondwaterstand toe te staan. Bij ondergrondse of halfverdiepte bouw betekent dit dat er geen bemaling is toegestaan om grondwateroverlast te voorkomen. Hier dient bij het ontwerp rekening mee te worden gehouden in vorm van waterdichte constructies.
 
Waterbeheerprogramma 2016 - 2021
Het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe heeft op 30 september 2015 het waterbeheerprogramma vastgesteld. In het waterbeheerprogramma beschrijft het waterschap haar ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden.
 
De waterbeheerder heeft het bovenregionale oppervlaktewaterbeleid vertaald naar regionale richtlijnen, normen en vergunningsvoorschriften. Toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door het realiseren van voldoende extra waterberging. Ten aanzien van het afkoppelen van verhardoppervlak van het riool heeft het waterschap een afkoppelbeslisboom opgesteld. Indien het regenwater van de daken naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd, of in de bodem geïnfiltreerd wordt mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen, zoals koper, lood en zink, voor dak- gevelbekleding en goten.
 
Planspecifiek
In het kader van het bestemmingsplan worden in beperkte mate nieuwe gebouwen en voorzieningen mogelijk gemaakt, aangezien het plan een overwegend conserverend karakter heeft. De woningbouwontwikkelingen aan de Prinses Amalialaan en het Groene Woud, moeten weliswaar voor een deel nog gerealiseerd worden, maar de hele hoofdwaterstructuur is al aangelegd op basis van de geldende bestemmingsplannen.
 
Van nieuwe verhardingen waarvoor watercompensatie moet worden aangelegd, zal dus vrijwel geen sprake zijn. Evenwel dient bij het aanbrengen van verhardingen contact te worden opgenomen met de waterbeheerder, waarna in goed overleg bekeken kan worden of sprake is van uitbreiding van verharding, en zo ja, hoe deze verharding gecompenseerd kan worden door middel van bijvoorbeeld uitbreiding van het oppervlaktewater.
 
Het beleid van de waterbeheerder is er op gericht waar mogelijk duikers te vervangen door open water. In het plan zal dit streven mogelijk worden gemaakt. Daarnaast zal gezorgd worden voor een adequate bestemming van het open water dat is gelegen in 'groene' gebieden, als plantsoenen en bosschages.
 
De gemeente staat het beleid voor om te komen tot een scheiding van de waterstromen. Hierbij moet worden gedacht aan het afkoppelen van daken, waarbij het afgevangen regenwater direct op het aanwezige oppervlaktewater wordt geloosd. Hiermee wordt voorkomen dat de rioolwaterzuivering onnodig wordt belast. Bij afkoppeling is het noodzakelijk om gebruik te maken van duurzame materialen.
 
Het bestaande bedrijventerrein heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Dit houdt in dat bij piekafvoeren het afvalwater en regenwater worden gescheiden. Op basis van metingen is uitgewezen dat het bestaande rioolstelsel lichtelijk is overbelast door de aanleg van een minder grote buisdiameters dan voorzien in het ontwerp. Hierdoor ontstaat vaker wateroverlast van water op straat dan was voorzien. Op het bedrijventerrein is vanaf 2000 ook een substantieel deel van het dakvlak van de riolering afgekoppeld. Dit oppervlak loost op de naastliggende sloten. Dit ontlast het bestaande rioolsysteem enigszins. Op open water lozen dus twee stelsels: het afgekoppelde regenwaterriool, en de uitlaten van het verbeterd gescheiden stelsel.
 
Qua riolering is op diverse locaties (o.a. van Rijningenpark, De Bron, ‘t Zeeland, Oranjebuurt, de Schans, Het Groene Woud en Amalialaan) een gescheiden stelsel aangelegd. In de overige gebieden ligt een gemengd rioleringsstelsel.
 
Het betreft een actualisatie van een bestaand bestemmingsplan en geen plan dat voorziet in ontwikkelingen die ingrijpende gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Civieltechnische aspecten zullen in het gemeentelijke waterhuishoudingsplan en rioleringsplan nader worden belicht.
4.3 Milieu
 
4.3.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan/besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er moet in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Planspecifiek
In bijlage D van het Besluit m.e.r. zijn stedelijke ontwikkelingsprojecten genoemd (D11). Voor woningbouw geldt een drempelwaarde van 2.000 woningen in een aaneengesloten gebied. In dit bestemmingsplan is voor vrijwel het hele plangebied sprake van een conserverend plan. Alleen rondom de Prinses Amalialaan worden planologisch 5 extra woningen mogelijk gemaakt.
 
Gelet op de kenmerken van het plan, de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de volgende paragrafen in dit hoofdstuk waarin voor de verschillende milieuaspecten is aangetoond dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Daarom kon worden afgezien van een officiële m.e.r.- beoordeling zoals bedoeld in het besluit m.e.r.
 
4.3.2 Geluid
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden.
 
Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien de geluidbelasting lager is dan worden door de Wet geluidhinder geen aanvullende eisen gesteld. Wanneer deze waarde wordt overschreden dan zal moeten worden nagegaan welke geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te brengen tot, bij voorkeur, 48 dB. Na afweging van de geluidbeperkende maatregelen kan het college van burgemeester en wethouders hogere geluidbelastingen toestaan. In deze situatie bedraagt de maximale grenswaarde 63 dB.
 
Industrielawaai
In de Wet geluidhinder is verder bepaald dat rond industrieterreinen waarop inrichtingen volgens het Besluit omgevingsrecht, bijlage 1, onderdeel D (de zogenaamde grote lawaaimakers) zijn gevestigd of zich mogen vestigen, een geluidzone moet zijn vastgesteld. De bedrijventerreinen in de gemeente Woudenberg zijn niet gezoneerd.
 
Planspecifiek
Voor onderhavig bestemmingsplan is geen nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk. Er vinden bij recht  namelijk nauwelijks nieuwe ontwikkelingen plaats ten opzichte van datgene wat al in de geldende bestemmingsplannen is toegestaan. Voor de extra wooneenheden aan de Prinses Amalialaan, kan uitgegaan worden van de rekenresultaten uit het akoestisch onderzoek dat als bijlage bij het bestemmingsplan ‘Prinses Amalialaan’ is gevoegd. Daaruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ter plaatse niet wordt overschreden.
 
In het plangebied zitten ook verschillende wijzigingsgebieden. Bij de wijziging van deze gebieden zal nader onderzoek plaatsvinden naar akoestiek. Deze uitgestelde onderzoeksopgave sluit aan bij de gedachte achter de nieuwe Omgevingswet. Omdat de locaties allen binnen stedelijk zijn gelegen, veelal in 30 km gebied, zijn de plannen ten aanzien van geluid wel uitvoerbaar.
 
Voor de locaties waarvoor mogelijk een ontheffing hogere waarden noodzakelijk is, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voorafgaand aan de realisatie moet eerst aanvullend onderzoek plaatsvinden en een hogere waarden verleend worden.
 
4.3.3 Bodem
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
 
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande bodemgebruik van de gronden opnieuw bestemd. De bodemkwaliteit voldoet voor het bestaande gebruik. In het bestemmingsplan zijn geen bestemmingswijzigingen opgenomen naar bodemgevoeligere functies, zodat geen onderzoek nodig is.
 
4.3.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (Wm) gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % (= 1,2 µg/m³) bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen of een kantoor van minder dan 100.000 m² bvo niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
 
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik van de gronden opnieuw bestemd. Verspreid door het plangebied worden woningen toegevoegd. In veel gevallen als gevolg van functiewijziging. Daarnaast zijn er een groot aantal wijzigingsgebieden opgenomen die ook voorzien in extra woonprogramma. In zijn totaliteit ligt het aantal toe te voegen woningen ver onder de 'NIBM grens' van 1.500 woningen. Pas boven de 1.500 woningen is een effect waarneembaar. Er zijn geen andere bestemmingswijzigingen opgenomen die zorgen voor extra voertuigaantrekkende werking, zodat een nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.
 
Daarnaast wordt de luchtkwaliteit jaarlijks door het Rijk gemonitord en geregistreerd in de voor eenieder toegankelijke Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Uit die monitor blijkt dat in of nabij het plangebied in het peiljaar 2016 geen overschrijding van een grenswaarde bestaat. De monitor laat zien dat ook in de prognosejaren 2020 en 2030 geen overschrijdingen worden verwacht.
 
4.3.5 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen (Bevi);
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Bevb);
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor (Bevt).
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
 
In het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd of de aanwezige en te verwachten dichtheid van personen binnen het invloedsgebied van de inrichting, buisleiding of transportroute die het groepsrisico mede veroorzaakt, wijzigd als gevolg van dit besluit. (artikel 13 Bevi,  artikel 12 Bevb en artikel 8 Bevt). Voor dit bestemmingsplan dient dus inzichtelijk te zijn of nieuw gevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt binnen een risicozone of dat, als gevolg van bijvoorbeeld een gewijzigde inrichting, er meer gevoelige functies binnen het invloedsgebied zijn komen te liggen. 
 
Planspecifiek
In het plangebied, of in de directe omgeving ervan, komen de volgende risicovolle inrichtingen en transportroutes voor: 
  • een BRZO-bedrijf voor de opslag van gevaarlijke stoffen aan de Parallelweg 6: De plaatsgebonden risicocontour valt compleet binnen de terreingrens;
  • LPG-tankstation aan de Parallelweg 24; Het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie kennen een plaatsgebonden risicocontour. Deze contouren en het vulpunt zijn op de verbeelding weergegeven in de vorm van een veiligheidszone en zijn tevens voorzien van een bijbehorende regeling;
  • LPG-tankstation aan de Randweg 2; Het LPG-vulpunt, het LPG-reservoir en de LPG-afleverinstallatie kennen een plaatsgebonden risicocontour. Deze contouren en het vulpunt zijn op de verbeelding weergegeven in de vorm van een veiligheidszone en zijn tevens voorzien van een bijbehorende regeling;
  • meerdere aardgastransportleidingen van Gasunie (W-520-06 (18 inch) en W-520-01 (8 inch)). De plaatsgebonden risicocontouren van deze leidingen bedragen 0 m. De leidingen zijn voorzien van een dubbelbestemming op de verbeelding en een bijbehorende juridische regeling;
  • Laagerfseweg 12, een propaanreservoir van 24.000 l. Omdat de plaatsgebonden risicocontour van het reservoir compleet buiten het plangebied valt (zuidwestzijde perceel) is er geen risicocontour op de verbeelding opgenomen.
Uitsnede risicokaart met globale aanduiding plangrens (zwarte omkadering)
 
LPG-tankstations
Zoals hierboven al aangegeven bevinden zich binnen het plangebied LPG-tankstations die een relatie hebben met het plangebied. Op de LPG-tankstations hebben meerdere onderdelen een plaatsgebonden risicocontour. In onderstaande tabel zijn deze contouren weergegeven:
 
Plaatsgebonden risicocontour (m)
LPG-vulpuntLPG-reservoirLPG-afleverinstallatie
Parallelweg 2435 m25 m15 m
Randweg 235 m25 m15 m
 
Verantwoording van het groepsrisico
Voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. De woningbouwontwikkelingen die bij recht mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan zijn allen getoetst aan het aspect externe veiligheid. Hiervoor wordt verwezen naar de verschillende ruimtelijke onderbouwingen zoals deze als bijlage zijn opgenomen. Ontwikkellocaties die niet direct worden verwezenlijk en zijn opgenomen al wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan worden in het kader van de wijziging nader getoetst op het aspect externe veiligheid.
 
Voor de locatie Zandbergen B.V. geldt dat het bestemmingsplan een wijziging in de inrichting mogelijk maakt. Voor deze wijziging is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld en is specifiek een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid. Verwezen wordt naar de bijlagen bij deze plantoelichting. Uit het onderzoek blijkt dat een worst-case invulling mogelijk is waarbij er geen PR 10-6 contour over (beperkt) kwetsbare objecten komt te liggen.
 
Op basis van het oude planologische regime is ter herleiden dat overal binnen het plangebied voldaan wordt aan de oriënterende waarde. Nu er geen toename is van het groepsrisico kan een verdere verantwoording van de toename van het groepsrisico achterwege gelaten worden.
 
4.3.6 Geur
Agrarische geurhinder
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden en vormt het toetsingskader voor de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen. Met minimumafstanden en maximale waarden voor geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen overmatige geurhinder.
 
Een geurgevoelig object is een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. De locatie moet in het bestemmingsplan de functie wonen of verblijf hebben. In beginsel mag binnen de bebouwde kom op nieuwe geurgevoelige objecten de geurbelasting maximaal 3 ouE/m³ bedragen. Buiten de bebouwde kom is deze waarde maximaal 14 ouE/m³.
 
Het beoordelingskader uit de Wgv moet worden toegepast bij het verlenen van de omgevingsvergunning. lndirect heeft de Wgv ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de 'omgekeerde werking' genoemd. Afstanden tot geurgevoelige objecten worden gemeten vanaf de grens van het bouwvlak van het agrarisch perceel en niet tot het emissiepunt van het dierenverblijf dat in het milieuspoor bepalend is.
 
Industriële geurhinder
In haar brief uit 1995 schrijft de minister (de woordkeuze is aangepast aan de huidige regelgeving): Het voorkomen van (nieuwe) hinder is het algemene uitgangspunt. Daarvan afgeleid is de volgende beleidslijn gegeven:
  • als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
  • als er wel hinder is, worden maatregelen afgeleid op basis van BBT (Beste Beschikbare Technieken);
  • de mate van hinder kan onder andere worden bepaald via een belevingsonderzoek, hinderenquête, klachtenregistratie etcetera. Voor bedrijven waarvoor een bijzondere regeling is opgesteld komt het hinderniveau in de bedrijfstakstudie aan de orde;
  • de mate van hinder die nog aanvaardbaar is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
In Nederland wordt meer dan 20 % van de bevolking gehinderd door stank. In het Nationaal Milieubeleidsplan uit 1989 (NMP) is als doelstelling voor stank voor het jaar 2000 opgenomen maximaal 750.000 stankbelaste woningen. Dit komt overeen met 12 % gehinderden. Voor het jaar 2010 geldt als doelstelling geen ernstige hinder. Om de doelstellingen te kunnen bereiken, worden op basis van het geformuleerde beleid bij de veroorzakers van stank maatregelen getroffen. De maatregelen zijn gericht om de emissies te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Het treffen van bronmaatregelen staat voorop. Echter, stankhinder kan ook worden verminderd of voorkomen door het ruimtelijk scheiden van (potentiële) bronnen van stank en (potentieel) gehinderden.
 
De beleidsbrief (paragraaf 7.2.5, V vervolgactiviteiten, 2e alinea) geeft aan dat de hindersystematiek verder is uitgewerkt in de Nederlandse emissierichtlijn Lucht (NeR). Deze systematiek staat sinds 2012 in hoofdstuk 3 van de handleiding geur en vormt een onderdeel van het rijksbeleid. Het rijksbeleid geeft niet aan wat het aanvaardbaar hinderniveau is. Het rijksbeleid beschrijft welke aspecten het bevoegd gezag meeweegt om zelf te bepalen wat een aanvaardbaar hinderniveau is.
 
Planspecifiek
 
Agrarisch bedrijf
In het plangebied bevindt zich aan de Spoorlaan 9 en 10 een gemengd agrarisch bedrijf. Het bedrijf is inmiddels gestaakt maar in verband met het behoud van rechten is het bestaande bouwvlak op de verbeelding overgenomen. Ook aan de Stationsweg Oost 239 en de Stationsweg Oost 199 bevinden zich veehouderijen, waarvan het bestaande bouwvlak op de verbeelding is overgenomen. De gronden van het bedrijf aan de Stationsweg Oost 199 worden binnenkort opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor Hoevelaar fase 1. Het bouwvlak komt daarmee te vervallen. Het bedrijf aan de Stationsweg Oost 239 is een bestaand gemengd bedrijf, de heeft geen consequenties voor onderhavig bestemmingsplan.
 
Composteerinrichting (De Nort 28)
Voor de beoordeling van de luchtemissies als gevolg van het composteren van groenafval is de NeR het toetsingskader. De NeR kent voor het composteren van groenafval een bijzondere regeling. In deze regeling is de afstand aangegeven waarop de resterende hinder aanvaardbaar geacht kan worden tussen de composteerinrichting en gevoelige bestemmingen. Voor verspreid liggende woonbebouwing kan worden uitgegaan van de helft van de aangegeven afstanden. Bij composteerinrichting Woudenberg wordt de methode gebruikt die ligt tussen een intensieve methode en een conventionele methode (methode A en B) De aangevraagde productie is 10.000 ton per jaar en er is sprake van verspreid liggende woonbebouwing. Op basis van de bovenvermelde gegevens dient ingevolge de NeR de afstand tussen de composteerinrichting en de woningen minimaal 150 m te zijn.
 
Binnen 150 m vanaf de grens van de composteerinrichting liggen 3 woningen. De dichtstbijzijnde woning ligt op circa 90 m. De composteerinrichting voldoet hiermee niet aan de afstandsgrenswaarden genoemd in de NeR. In de milieuvergunning heeft het bevoegd gezag echter aangegeven dat ze het om de volgende redenen acceptabel acht om te kunnen afwijken afstandsgrenswaarde van de NeR:
  • het aantal woningen dat binnen 150 m van de grens van de composteerinrichting is gelegen is zeer beperkt (3 woningen);
  • er zijn geen bestaande klachten bekend over geurhinder;
  • in de NeR is aangegeven dat de afstandsgrenswaarden indicatief zijn en daardoor niet bruikbaar zijn als harde normering.
De geurcontour van de composteerinrichting uit het geldende bestemmingsplan is op de verbeelding opgenomen, waarbinnen geen geurgevoelige objecten mogen worden opgericht.
 
Rioolwaterzuiveringsinstallatie (De Nort 28)
De rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Nord heeft een geurcontour. Vanwege deze geurhinder is er een geurhindercontour van 108 m op de verbeelding opgenomen waarbinnen geen geurgevoelige objecten mogen worden opgericht.
 
4.3.7 Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten is het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen (waaronder maatschappelijke voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige bestemmingen/ gebieden, zoals woonwijken verstaan. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), editie 2009.
 
De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten de milieucategorie, omgevingstype en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij op basis van deze categorie-indeling per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een milieugevoelige bestemming moet zijn. In onderstaande tabel zijn de voor dit bestemmingsplan relevante richtafstanden weergegeven:
 
Milieucategorie
Richtafstand (m) tot rustige woonwijk en buitengebied
Richtafstand (m) tot gemengd gebied
1
10
0
2
30
10
3.1
50
30
3.2
100
50
 
Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandsstap worden verminderd (dit geldt niet voor het aspect gevaar). Tenslotte geeft de specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging (zie toelichting paragraaf 2.2.1) een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
 
De indeling van de bedrijven wordt vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze afstandentabel kan men een beleidsmatige selectie maken van de toe te laten bedrijfsactiviteiten. Bij deze selectie moeten milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.
 
Planspecifiek
Voor het bedrijventerrein Parallelweg is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. De bestaande milieuzonering uit het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein' is daarbij overgenomen, waarbij voor de spoorzone is aangesloten bij het gelijknamige bestemmingsplan. Rondom de burgerwoningen Parallelweg 10, 12 en 14 en de burgerwoningen aan de zuidzijde van de Stationsweg Oost is een zone opgenomen waarbinnen bedrijven uit maximaal milieucategorie 2 en (in de zone direct daaromheen) uit maximaal milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. De maximale milieucategorie in de spoorzone bedraagt categorie 3.1. Daarbuiten zijn bedrijven uit maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. Als ter plaatse een bepaald type bedrijf uit een hogere milieucategorie is toegestaan, dan is dat type bedrijf specifiek aangeduid. Het gaat daarbij onder andere om het transportbedrijf met de opslag van gevaarlijke stoffen aan de Parallelweg 6 en de rioolwaterzuiveringsinstallatie, de composteerinrichting en het destructiebedrijf aan De Nord aan de noordzijde van dit bedrijventerrein.
 
Op het bedrijventerrein tussen de Landaasweg en de Laagerfseweg zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 toegestaan.
 
De overige bestaande solitaire bedrijven in het plangebied zijn overeenkomstige de geldende bestemmingsregeling positief bestemd en ter plaatse zijn op (een enkele uitzondering na) bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Als ter plaatse een bepaald type bedrijf uit een hogere milieucategorie is toegestaan, dan is dat type bedrijf specifiek aangeduid op de verbeelding.
 
Ter plaatse van het perceel Zeisterweg 14 worden hobbymatig enkele paarden gehouden. Omdat het hobbymatig houden van dieren betreft wordt dit niet aangemerkt als een inrichting in het kader van het Activiteitenbesluit. De ruimtelijke afweging hoe deze paardenbak zich verhoud tot omliggende woningen heeft in eerdere besluitvorming plaatsgevonden.
 
4.3.8 Leidingen
In het plangebied of de directe omgeving zijn planologisch relevante (beschermingszones van) aardgastransportleidingen (zonebreedte: 4,0 m vanaf het hart van de leiding) en een rioolpersleiding (zonebreedte: 2,5 m vanaf het hart van de leiding) gelegen. Deze leidingen zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming en kennen een bijbehorende regeling in de regels. In het kader van het vooroverleg heeft Gasunie gereageerd op de stukken. In het ontwerp bestemmingsplan zijn aanpassingen gedaan, conform de wens van de Gasunie, om de juiste leidingen en ligging op de verbeelding op te nemen.
4.4 Parkeren
Parkeren in Woudenberg vindt zowel plaats op eigen terrein als op de openbare weg. In het centrum zijn openbare parkeervoorzieningen waar men zonder betaling gebruik van kan maken. Bij realisatie van nieuwe functies dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. De borging van de norm vindt plaats via dit bestemmingsplan. Hiervoor is in hoofdstuk 3 van de planregels een specifieke regeling opgenomen. Door deze bepaling is een relatie gelegd tussen het parkeerbeleid van de gemeente Woudenberg en de hierin opgenomen parkeernormen en het bestemmingsplan.
5 Juridische planopzet
 
5.1 Inleiding
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen moeten in onderlinge samenhang worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
 
Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2 Toelichting op de planregels
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek en terminologie is zoveel mogelijk aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de geldende bestemmingsplannen. In navolgende paragrafen zullen de regels nader worden uiteengezet.
5.3 Bestemmingen
In deze paragraaf komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.
 
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft verleend. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend als zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. Hieronder volgt per toegepaste bestemming een korte toelichting:
 
Agrarisch
Deze bestemming wordt gebruikt voor cultuurgrond (weilanden e.d.) binnen het plangebied inclusief de gronden gelegen aan de noordzijde van de Stationsweg Oost tussen de Zegheweg en de spoordijk, waar in de toekomst de nieuwe woonwijk Hoevelaar is voorzien. De 3 bestaande agrarische bedrijven in dit laatste gebied zijn conserverend bestemd en van een bouwvlak voorzien. Qua regeling is op hoofdlijnen aangesloten op het vigerende bestemmingsplan en het bestemmingsplan buitengebied.
 
Bedrijf - 1/2
In aansluiting op de bestemmingsregeling op de bedrijventerreinen zijn de gronden ter plaatse van alle solitaire bedrijven voorzien van deze bestemming. Ter plaatse zijn bedrijven in de milieucategorie 1, 2 of 3.1 toegestaan (afhankelijk van de locatie). Daarnaast komen op de verschillende locaties specifieke situaties voor die niet in overeenstemming zijn met de generieke indeling van bedrijven. Specifiek voor deze locaties is een aanvullende aanduiding opgenomen waarmee dit gebruik is afgeregeld. Naast dit specifieke gebruik kan, bij bijvoorbeeld bedrijfsbeeindiging, een ander bedrijfsmatig gebruik plaatsvinden overeenkomstig de generieke regeling. 
Zelfstandige kantoren en een bedrijfswoning zijn alleen toegestaan daar waar deze specifiek zijn aangeduid.
 
Het verschil tussen beide bestemmingen betreft de aanwezigheid van een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Bedrijf - 1'. Binnen de bestemming 'Bedrijf - 2' ontbreekt deze wijzigingsbevoegdheid.
 
Bedrijf - Nutsvoorziening
Onder deze bestemming zijn de gebouwen en overige bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen geregeld. Het betreft gebouwen met een oppervlakte groter dan 15 m² en een bouwhoogte van 3,0 m of meer. Kleinere gebouwen kunnen vergunningsvrij gerealiseerd worden.
     
Bedrijventerrein - 1
Alle gronden op het bedrijventerrein Parallelweg zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Ter plaatse zijn bedrijven t/m categorie 3.2 toegestaan (spoorzone: 3.1). Op.verschillende locaties op het bedrijventerrein vindt gebruik plaats wat niet in te passen is in de generieke regeling, bedrijven tot maximaal categorie 3.2. Voor dit gebruik is een specifieke aanduiding opgenomen op de verbeelding. De verbeelding in combinatie met de de planregels regelen dit gebruik.
 
Rondom gevoelige bestemmingen ((bedrijfs-)woningen) heeft inwaartse zonering plaatsgevonden naar een lagere milieucategorie, waarbij de geldende rechten gehandhaafd zijn. De maximale milieucategorie is op de verbeelding terug te vinden. Zelfstandige kantoren en een bedrijfswoning zijn alleen toegestaan daar waar deze specifiek zijn aangeduid. Zelfstandige detailhandel is uitgesloten.
 
Een deel van de gronden aan de zuidzijde van het bedrijventerrein zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel volumineus'. De bestaande afwijkingsbevoegdheid voor het kunnen toestaan van volumineuze detailhandel ter plaatse is overgenomen, waarbij er onderscheid is gemaakt tussen een zone waar ook nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen en een zone waar uitsluitend bestaande bedrijven die zich al op het bedrijventerrein Parallelweg bevinden naar verplaatst kunnen worden. Uitsluitend ter plaatse van de gronden die vallen binnen de aanduiding 'detailhandel volumineus' is internetverkoop onder voorwaarden toegestaan.
  
Persoonsgebonden overgangsrecht
Het pand Parallelweg 36 is momenteel als woning in gebruik, echter deze functie is niet passend op het bedrijventerrein. In het vorige bestemmingsplan Bedrijventerrein had het perceel de bestemming Bedrijventerrein gekregen. Bij de rechtelijke behandeling van de handhaving van deze bestemming is geconstateerd dat er juridisch geen basis was voor de handhaving. Nu sprake is van een langdurige burgerwoning en geen zicht is op de beëindiging daarvan binnen 10 jaar, is de gemeente gehouden het gebruik als zodanig te bestemmen. Bij het bestemmingsplan Bebouwde Kom is gezocht naar een passende en juridische bestemming. Voor deze locatie wordt nu een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Wij zijn van mening dat dit voor deze situatie waarin op het moment dat eigenaar en huurder er niet uitgekomen zijn, dan wel juridisch geen verdere stappen ondernemen om het gebruik als burgerwoning te beëindigen, de beste juridische oplossing is. De bestaande bedrijven moeten in de bedrijfsvoering al rekening moeten houden met deze woning en nu er geen concrete plannen voor herontwikkeling zijn is het instrument van onteigening niet gepast.  
 
Bedrijventerrein - 2
De gronden tussen de Laagerfseweg en de Landaasweg zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein - 2'. Ter plaatse zijn bedrijven t/m categorie 2 toegestaan. Hiermee zijn dus alleen bedrijven toegestaan in een lagere milieucategorie als de bedrijven gelegen in 'Bedrijventerrein - 1'. Er geldt ter plaatse een afwijkende bebouwingsregeling met een minimum en maximum oppervlakte van gebouwen en een minimum en maximum oppervlakte van de bouwpercelen.
 
Voor het overige is de bestemmingsregeling gelijk aan de regeling voor Bedrijventerrein - 1.
 
Centrum
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn detailhandel, bedrijven, horecabedrijven en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Wonen mag alleen op de verdieping, behoudens daar waar specifiek aangeduid. Horeca en detailhandel mag alleen op de begane grond plaatsvinden. Andere functies zijn alleen toegestaan daar waar specifiek aangeduid.
 
Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden gelegen aan de Voorstraat, tussen de Vondellaan en de Kerkstraat, om ook op de begane grond wonen toe te staan. Daarnaast zijn er nog afwijkingsbevoegdheden voor de toegestane typen horeca en de toegestane horecacategorieën. 
  
Detailhandel
De gronden van enkele winkels aan de rand van het centrumgebied en de nieuwe locatie van de nieuwe supermarkt aan de Kop van de Spoorzone zijn voorzien van de bestemming 'Detailhandel'. Daarnaast zijn de supermarkt in de spoorzone en een installatiebedrijf aan de Middenstraat voorzien van een specifieke aanduiding.
  
Groen
Alle openbare en structuurbepalendegroenvoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de realisatie van diverse parken toegestaan en zijn er regels opgesteld betreffende het realiseren van routes, bouwwerken en overige voorzieningen. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
  
Horeca
De gronden van het restaurant aan de Stationsweg West 33-35 en het partycentrum/ hotel/ restaurant aan de Stationsweg Oost 243 vallen binnen de bestemming 'Horeca'. Binnen deze bestemming is horeca t/m categorie 2a direct toegestaan. Het partycentrum is voorzien van een specifieke aanduiding zodat horeca t/m categorie 4 direct mogelijk is. Een bedrijfswoning is alleen toegestaan daar waar deze specifiek is aangeduid.
 
Kantoor
Verspreid over de kern komen enkele solitaire zelfstandige kantoren voor die voorzien zijn van de bestemming 'Kantoor'. Nabij de aansluiting van de Europaweg op de Randweg is een cluster van zelfstandige kantoren gelegen.
 
Maatschappelijk
Binnen de gronden met deze bestemming zijn uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en openbare orde en veiligheid toegestaan. Religieuze gebouwen zijn daarnaast nog voorzien van de specifieke aanduiding 'religie'. De begraafplaats is eveneens voorzien van een specifieke aanduiding.
 
Een bedrijfswoning is alleen toegestaan daar waar deze specifiek is aangeduid. In afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de verdieping toegestaan.
 
Natuur
Het moerasbos nabij de Amalialaan is voorzien van deze bestemming: Voor diverse werkzaamheden die de natuurfunctie kunnen schaden, is een omgevingsvergunning nodig.
 
Recreatie
De gronden in de dorpsrandzone aan de zuidzijde van de kern zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie'. Het grootste deel van deze gronden is tevens voorzien van de aanduiding 'dorpsrandzone'. Binnen deze aanduiding zijn uitsluitend (extensieve) dagrecreatieve voorzieningen, semi-agrarische voorzieningen, dierenweiden, volkstuinen, speelvoorzieningen, infrastructurele (parkeer)voorzieningen ten behoeve van het aangrenzende woongebied en geluidswerende voorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'manege' is uitsluitend een manege toegestaan.
    
Sport
Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor sportvoorzieningen en kinderopvang. Ook is binnen de bouwvlakken bebouwing toegestaan ten behoeve van kleedkamers, sanitaire voorzieningen, een kantine, bergingen en een clubhuis. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' zijn tevens maatschappelijk voorzieningen en horeca t/m categorie 3 toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn uitsluitend parkeervoorzieningen toegestaan.
 
Daarnaast is er een zend- en ontvanginstallatie mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
 
Tuin
Gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor voor- en zijtuinen, erkers en parkeervoorzieningen. Daarnaast hebben de gronden ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' tevens een waterbergingsfunctie. Behoudens bestaande gebouwen (niet zijnde bijbehorende bouwwerken) zijn er geen gebouwen toegestaan. (Aangebouwde) bijbehorende bouwwerken zijn gebonden aan een maximum maatvoering.
  
Verkeer
Binnen deze bestemming zijn alle wegen ondergebracht. Tevens zijn onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, evenementen en ambulante handel toegestaan binnen deze bestemming. Alle clusters met garageboxen zijn eveneens binnen deze bestemming gelegen en voorzien van de aanduiding 'garagebox'. Voor het overige zijn gebouwen en overkappingen uitsluitend toegestaan ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen.
   
Water
Binnen deze bestemming zijn de belangrijke waterlopen en -partijen ondergebracht. Op deze gronden zijn qua bouwwerken uitsluitend keermuren, steigers en vlonders toegestaan. Ook bruggen en overkluizingen mogen aangelegd worden.
 
Wonen
Vrijwel alle gronden voor woningen zijn binnen deze bestemming gelegen. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en 'kantoor' zijn uitsluitend de bestaande bruto oppervlakten aan detailhandel respectievelijk kantoren toegestaan.
 
Onder meer in de oude kern, aan de Burgwal en de Schoolstraat, en aan de Maarsbergseweg komen nog enkele woonpercelen voor die voorzien zijn van de nadere aanduiding 'opslag', waar ook gebruik ten behoeve van opslagdoeleinden is toegestaan.
 
Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en per woning is maximaal één woning toegestaan. Het bestaande aantal woningen mag niet worden vergroot, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal woningen ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden bedraagt. Indien een specifiek woningtype is aangeduid op de verbeelding, dan mogen uitsluitend de aangeduide woningtypen gebouwd worden. In principe zijn uitsluitend gestapelde woningen aangeduid, behalve daar waar in het plangebied nog nieuwe woningen gebouwd worden.
 
Bijbehorende bouwwerken
De gezamenlijke te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (waaronder tevens overkappingen vallen) op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:
 
Oppervlakte perceel (m²)Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m²)
Tot en met 300
50
Vanaf 300 tot en met 500
70
Vanaf 500 tot en met 750
80
Groter dan 750
100
     
Wonen - Griftdijk
Voor het bouwplan aan de Griftdijk is een specifieke woonbestemming opgenomen, omdat de woningen grotendeels nog niet gerealiseerd zijn en er een afwijkende regeling voor bijbehorende bouwwerken geldt. Voor het overige is de bestemming zoveel mogelijk afgestemd op de bestemming 'Wonen'.
  
Woongebied
Voor de nog niet bebouwde gronden in Het Groene Woud is de bestemming 'woongebied' opgenomen. Ook een deel van de nog uit te geven gronden aan de Prinses Amalialaan en een klein perceel aan de Maarsbergseweg 50 zijn vanwege de gewenste flexibiliteit opgenomen binnen deze bestemming.
 
De bestemming 'Woongebied' betreft een globale eindbestemming. Binnen de bestemming zijn de gronden bestemd voor woondoeleinden, maar ook voor andere doeleinden die binnen het woongebied passen, zoals verkeers- en verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen.
 
Binnen de bestemming is niet gedetailleerd vastgelegd waar de woningen gesitueerd mogen worden. Binnen de gehele bestemming zijn zowel (half)vrijstaande woningen als rijwoningen toegestaan. Alleen de locatie waar woningen in gestapelde vorm mogen komen zijn aangeduid op de verbeelding. Per bestemmingsvlak is een maximaal aantal wooneenheden opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2' kan het aantal woningen nog verhoogd worden ten opzichte van het aantal op de verbeelding.
 
Leiding - Gas
Binnen deze dubbelbestemming valt de leiding zelf alsmede de bebouwingsvrije zone van 4,0 m die aan weerszijden van de leiding aangehouden moet worden. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gerealiseerd die niet ten diensten staan van de aardgastransportleiding. Van deze bouwregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
 
Leiding – Riool
Binnen deze dubbelbestemming valt de leiding zelf alsmede de bebouwingsvrije zone van 3,0 m die aan weerszijden van de leiding aangehouden moet worden. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gerealiseerd die niet ten diensten staan van de rioolpersleiding. Van deze bouwregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.
 
Waarde – Archeologie 1/2/3
Deze dubbelbestemming omvat de archeologische terreinen die op de provinciale Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan. Het betreft archeologische terreinen waarvan de feitelijke aanwezigheid en behoudenswaardigheid is vastgesteld. Voor bouwwerken groter dan 100 m²/ 100 m² respectievelijk 1.000 m², of bodemingrepen dieper dan 0,3 m beneden het maaiveld, moet voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.4 Algemene regels
De algemene regels betreffen regels die voor het hele plangebied gelden en bestemmingsoverschrijdend zijn. Het gaat hierbij om de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels.
 
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
 
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn twee algemene regels opgenomen met betrekking tot bestaande maatvoering en ondergronds bouwen.
 
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene bepalingen over strijdig gebruik opgenomen.
 
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn specifieke aanduidingen met bijbehorende regelingen opgenomen voor de volgende aanduidingen: 'milieuzone', 'milieuzone - boringsvrije zone', 'milieuzone - geurzone' en 'veiligheidszone - bevi'.
 
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om nog wijzigingen aan te kunnen brengen in de situering van de bestemmingsvlakken, het type bedrijf op de staat van bedrijfsactiviteiten en de staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging op om daarmee zo flexibel mogelijk in te kunnen spelen op de actuele behoefte aan bebouwing.
 
Daarnaast zijn er in de planregels een groot aantal wijzigingsgebieden opgenomen op de verbeelding. Per locatie zijn specifieke regels opgenomen omtrent de bestemmen welke toegelaten worden en de uitgangspunten voor het programma welke beoogd wordt. Daarnaast voorzien de wijzigingsregels erin dat nader onderzoek plaatsvindt naar verschillende haalbaarheidsaspecten. Dit nadere onderzoek zal in het kader van het wijzigingsplan plaatsvinden. Ook de exacte inpassing van de plannen in de directe omgeving zal in het kader van het wijzigingsplan meer concreet worden en met omwonenden en belanghebbenden besproken worden.
   
Overige regels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen wat betreft het moeten voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen de verschillende enkelbestemmingen en een regeling voor gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten.
5.5 Overgangs- en slotregels
In dit laatste onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde. De overgangsregel betreft de vorm en inhoud van het overgangsrecht. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
6 Uitvoerbaarheid
 
6.1 Financiële uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en staat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden die door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.
6.2 Exploitatieplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden geboden in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van tien jaar. Op de gemeente rust de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst dan wel indien de gemeente eigenaar van de betreffende gronden is en het kostenverhaal verzekerd is door de grondopbrengst bij de verkoop ervan. Bij diverse ontwikkelingen in het plangebied is door de gemeente en de ontwikkelaar een overeenkomst gesloten. Hiermee is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.
 
6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.3.1 Participatie Nota van Uitgangspunten
Voordat gestart is met het daadwerkelijk opstellen van het bestemmingsplan heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan vastgesteld. In deze nota zijn de beleidsuitgangspunten voor het bestemmingsplan verwoord. Omdat in de nota de belangrijkste keuzes worden vastgelegd is er voor gekozen om de nota voor te leggen aan belangengroepen en een klankbordgroep. Dit om enerzijds meer begrip en draagvlak voor het bestemmingsplan Bebouwde Kom te verkrijgen, maar ook omdat de gemeente graag gebruik maakt van de input en expertise van inwoners en ondernemers. Hierdoor wordt de kwaliteit en bruikbaarheid van het uiteindelijke bestemmingsplan vergroot. Voor deelname aan de klankbordgroep zijn gerichte uitnodigingen verstuurd en is een publicatie in de Woudenberger en op Twitter geplaatst. In deze publicatie zijn inwoners en ondernemers daarnaast opgeroepen om, indien zij nog ruimtelijke initiatieven hebben die op dit moment niet binnen het geldende bestemmingsplan passen, hiertoe komende maanden een verzoek bij de gemeente in te dienen. Initiatieven waaraan de gemeente wil meewerken kunnen dan in de bestemmingsplanherziening meegenomen worden.
 
Op 24 oktober 2016 en 26 oktober 2016 is gesproken met het bestuur van de winkeliersvereniging Door Eendracht Sterk (DES), het Bestuur Bedrijvenkring Scherpenzeel - Woudenberg (BSW) en de Vertegenwoordiging Horeca Woudenberg en Recreatie Woudenberg. Op hoofdlijnen zijn de volgende opmerkingen gemaakt:
  • de regel dat de hoofdingang van winkel en bedrijven aan de zijde van de Voorstraat en de Dorpsstraat gesitueerd moet zijn handhaven;
  • Ook als perifere detailhandel wordt toegestaan, moeten bedrijven voldoende ruimte behouden. Voordat perifere detailhandel wordt toegestaan moeten eerst de gevolgen voor de centra van Woudenberg en Scherpenzeel in beeld gebracht worden;
  • Er moet geen ruimte komen voor dagelijkse boodschappen op de bedrijventerreinen;
  • De definities van horeca verdienen nog wat aanscherping. De vertegenwoordiging Horeca Woudenberg komt met een concreet voorstel.
Op 2 november 2016 is de mogelijkheid geboden om via een klankbordgroep mee te denken over de Nota van Uitgangspunten. De onderwerpen die aan de orde zijn gekomen, zijn:
  • Variabele bouwhoogte of voor alle woningen gelijke standaard bouwhoogtes?
  • Vaste regel voor bijbehorende bouwwerken of een staffel (groter perceel meer bouwen)?
  • Bouwen in de zijtuinen van hoekwoningen, kruisend met andere straten?;
  • Schuttingen grenzend aan openbaar gebied;
  • In structureel groen wel of niet parkeren direct mogelijk maken?
Nu de Nota van Uitgangspunten is vastgesteld in december 2016 zijn er nog twee mogelijkheden om de gemeente te verzoeken het bestemmingsplan aan te passen: Bij het voorontwerpbestemmingsplan en bij het ontwerpbestemmingsplan. Op dat moment gaat het, in tegenstelling tot bij de Nota van Uitgangspunten, concreet om de individuele (bouw)mogelijkheden op percelen.
 
Voorontwerpbestemmingsplan
Voorafgaande aan de officiële bestemmingsplanprocedure wordt het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Op dat moment wordt het voor iedereen duidelijk wat het bestemmingsplan voor mogelijkheden en beperkingen voor zijn/haar perceel meebrengt. In de fase van het voorontwerp kunnen nog relatief eenvoudig wijzigingen worden doorgevoerd. Het voorontwerp wordt ter kennis gebracht van de raadscommissie en wordt gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Om alle belanghebbenden in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan worden er één of meerdere inloopmiddagen- /avonden georganiseerd.
 
In de fase van het voorontwerp vindt ook het voorgeschreven overleg met andere (overheids-)instanties plaats.
 
Ontwerpbestemmingsplan
Zodra het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd start de officiële bestemmingsplanprocedure. Dit is het moment van het indienen van zienswijzen. De tervisielegging wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Daarnaast worden de eerder betrokken actoren op de hoogte gesteld.
 
6.3.2 Overleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan Bebouwde Kom heeft gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen, van 15 maart tot en met 25 april 2017. Gedurende de periode van ter inzage legging zijn er ruim 100 inspraakreacties ingediend. Tevens zijn er reacties van de formele instanties ontvangen.
 
Alle reacties zijn samengevat en voorzien van een inhoudelijk antwoord in de "Inspraaknotitie voorontwerpbestemmingsplan Bebouwde Kom". Deze nota is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  
6.3.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Bebouwde Kom heeft gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen, van 16 augustus tot en met 26 september 2017. Gedurende de periode van ter inzage legging zijn er circa 80 zienswijzen ingediend. In de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Bebouwde Kom zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord. Daarnaast zijn er na direct afloop van de termijn nog twee zienswijzen ingediend, deze niet ontvankelijke zienswijzen zijn in deze nota wel van een antwoord voorzien.
 
De Nota van beantwoording zienswijzen is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen (bijlagen bij toelichting bijlage 9