Plan: | Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0351.BPzuid18grift-ow01 |
Aan de Zuiderbroek 18 ligt, in het landgoed Geerestein, een locatie voor een intensieve veehouderij. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels gestaakt. De bedrijfslocatie bestaat uit een historische woonboerderij als bedrijfswoning met bijbehorende bedrijfsgebouwen, een mestbassin en sleufsilo's. Initiatiefnemer is voornemens om alle bestaande bebouwing op het perceel Zuiderbroek 18, met uitzondering van de bedrijfswoning, te slopen in ruil voor twee bouwkavels voor vrijstaande woningen. De aanwezige hooiberg wordt verplaatst dan wel als historisch element nieuw gebouwd. De oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt 2.161 m2. Daarnaast worden naast Meent 6 twee veldschuren gesloopt met een totale oppervlakte van 80 m2. De totale oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt daamee circa 2.241 m2. Om cultuurhistorische en landschappelijke redenen worden de twee nieuwe vrijstaande woningen op een andere locatie dan Zuiderbroek 18 gerealiseerd, namelijk aan de Griftdijk ong. op ruim 700 meter afstand van Zuiderbroek 18.
Het saneren van een intensieve veehouderij en het herinrichten van het perceel Zuiderbroek 18, leidt tot een grote ruimtelijke kwaliteitsverbetering binnen het landgoed Geerestein. De cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed wordt versterkt. Om het historisch erf aan de Zuiderbroek beter vorm te geven en te zorgen voor een betere erfuitstraling, is ervoor gekozen om op het perceel een recreatiewoning in een schuurvolume toe te voegen. De recreatiewoning geldt tevens als kostendrager in het behoud van de waarde van het landgoed en zorgt voor levendigheid op het oude boerenerf.
Ook op de locatie Griftdijk 31-33 zijn er kansen om te komen tot een kwaliteitsverbetering. In samenspraak met het waterschap zal een deel van de aangrenzende watergang de Heijgraaf, worden voorzien van een natuurlijke/ecologische oever.
In het kader van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit wenst initiatiefnemer gebruik te maken van de Ruimte-voor-Ruimte regeling van de provincie Utrecht. Deze regeling geeft de mogelijkheid om bedrijfsbebouwing te slopen en hiervoor in de plaats ter compensatie nieuwe woningen te bouwen. Het doel is niet alleen het verminderen van de bebouwing in het landelijk gebied, maar ook het voorkomen dat bebouwing achterblijft die ruimtelijk ongewenst gebruik uitlokt.
In de geldende planologische situatie kent de locatie 'Zuiderbroek 18' de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden'. De locatie 'Griftdijk 31-33' kent de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - Relief'. Het initiatief kan dan ook niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende planologische regime. Om de functiewijziging planologisch mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het ruimtelijk plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader.
Het plangebied bestaat uit twee deellocaties welke beide zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Woudenberg.
De locatie 'Zuiderbroek 18' ligt ten noorden van de kern Woudenberg. De kern Woudenberg begint op een afstand van circa 750 meter. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning ligt op een kortste afstand van ruim 125 meter van de locatie 'Zuiderbroek 18'. Dit betreft de boerderij Griftpark aan de Zuiderbroek 22 welke is aangemerkt als Rijksmonument en eveneens onderdeel is van het oorspronkelijke landgoed Geerestein. In de directe omgeving van de locatie 'Zuiderbroek 18' liggen de (bos)percelen van het landgoed Geerestein.
De begrenzing van de locatie 'Zuiderbroek 18' bestaat in het kader van onderhavig bestemmingsplan uit het bouwvlak van de (voormalige) intensieve veehouderij. De totale oppervlakte bedraagt circa 11.000 m2. De locatie 'Zuiderbroek 18' is kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie G, nummers 19 (gedeeltelijk), nummer 403 (gedeeltelijk), 405 (gedeeltelijk), 406 (gedeeltelijk) en 408 (gedeeltelijk).
De locatie 'Griftdijk 31-33' ligt direct ten noordwesten van de kern Woudenberg. De locatie betreft de noordelijke begrenzing van het bebouwingslint van de Griftdijk. Ten zuiden van de locatie ligt een theeschenkerij. Aan de voorzijde loopt de Griftdijk en de 'Woudenbergsche Grift'. Aan de overzijde daarvan liggen de sportvelden van v.v. Woudenberg.
De begrenzing van de locatie 'Griftdijk 31-33'. bestaat uit de onbebouwde agrarische gronden waar de twee nieuwe vrijstaande woningen worden gerealiseerd en waar de natuurlijke/ecologische oever van de Heijgraaf wordt aangelegd. De totale oppervlakte bedraagt circa 14.000 m2. De locatie 'Griftdijk 31-33' is kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie H, nummers 25, 26 en 30 (gedeeltelijk).
In onderstaande figuur is de begrenzing van het plangebied (locaties 'Zuiderbroek 18' en 'Griftdijk 31-33') globaal weergegeven.
Globale ligging plangebied, locatie 'Zuiderbroek 18' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Globale ligging plangebied, locatie 'Griftdijk 31-33' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Woudenberg 2010'. Dit bestemmingsplan is op 23 september 2010 door de gemeenteraad van gemeente Woudenberg vastgesteld. Met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (herziening)', vastgesteld op 27 juni 2013, is het voornoemde bestemmingsplan op onderdelen herzien.
De locatie 'Zuiderbroek 18' kent in het geldende planologische regime de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' met de aanduiding 'bouwvlak'. Daarnaast is de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' van toepassing. Tot slot gelden de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7'.
De locatie 'Griftdijk 31-33' kent in het geldende planologische regime de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - Relief'. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing en geldt voor een deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3'.
Gelet op het voorgaande past het beoogde initiatief niet binnen de regels van het geldende planologische regime.
Uitsnede verbeelding geldend planologisch regime, locatie 'Zuiderbroek 18'
Uitsnede verbeelding geldend planologisch regime, locatie 'Griftdijk 31-33'
Het bestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Op de flank van de Utrechtse Heuvelrug, grenzend aan de Gelderse vallei, ligt een gordel van dekzand. Eeuwenlang zorgde smeltende sneeuwmassa in het voorjaar dat het dekzand werd opgenomen en in de lagere delen weer afgezet. Vervolgens had de wind vrij spel en zorgde voor nog meer verplaatsingen van het dekzand. Dit is de oorzaak van de vele welvingen en dekzandruggen in de ondergrond.
Binnen de gebiedskatern 'Gelderse Vallei' behoort de locatie tot het deelgebied 'Stroken’. In essentie is dit een halfopen landschap van langgerekte ruimten (overwegend grasland), omzoomd door beplante wegen en kavelgrenzen. Tussen de kavels onderling zit veel variatie in grootte en in de lengte-breedte verhoudingen. De opgaande beplanting bestaat uit een afwisseling van bomenrijen, knotbomen, houtsingels en bospercelen. De wegen zijn doorgaans beplant en griften (zoals de Heigraaf) lopen met geknikte rechtstanden door het landschap. Erven met afwisselend oude en nieuwe bebouwing door elkaar liggen in open linten verscholen in het groen.
Heigraaf
De Woudenbergse Heigraaf grenst aan de noordzijde van de kavel. Het is een zeer oude beekloop die gegraven is tussen 1100-1200 (bron: Cultuurhistorische Atlas provincie Utrecht). De Heigraaf is een smalle beek (1 tot 2 meter breed), die de uitstraling heeft van een sloot. Van oorsprong ontwatert de Heigraaf het Leersumse (heide)veld en stroomt via de flanken van de Heuvelrug, langs dit plangebied, richting het noorden. Ten zuiden van Amersfoort stroomt de Heigraaf in de Heiligenbergerbeek. Van alle beken in de Gelderse Vallei is de Heigraaf de enige waarvan de waterkwaliteit het hoogste ecologisch niveau (HEN-water) behaalt. Dit komt omdat beek nauwelijks door (intensief) landbouwgebied loopt. Hierdoor is er weinig uitspoeling van fosfaat en stikstof in het beekwater.
De Meent
Tijdens de middeleeuwen kwam er een landbouwsysteem tot ontwikkeling. Dit bestond uit bouwlanden onderaan de flanken van de Heuvelrug (engen of essen), gemeenschappelijke, onverkavelde weilanden (meenten) en hooilanden (maten) op de lagere en nattere delen. Op de flank van de Utrechtse Heuvelrug bestonden meenten zoals deze (de Woudenbergse Meent) uit heidevelden die beweid werden met schapen en gebruikt voor het houden van bijen, voor de jacht en voor het oogsten van hakhout. De meent behoorde eerst bij Hemschoten, en in 1638 opgedeeld onder verschillende landgoedeigenaren. Een deel van de meent is in de 18e eeuw als boomkwekerij gebruikt.
De heidevelden werden rond 1900 verkaveld, haaks op de kavelrichting van ‘t Heetveld. Vanaf toen is er een directe verbinding tussen boerderij de Meent en Ravenhorst. De Meent werd nu ook vanaf de Griftdijk ontsloten. Na de ontginning kwam er bebouwing aan de wegen en paden die haaks op de Griftdijk liggen. Na WOII heeft er ter hoogte van Woudenberg ‘verlinting’ plaatsgevonden aan de Griftdijk.
Kwaliteiten van het gebied
Karakterisering landschap (bron: Arcom BV)
Locatie Zuiderbroek 18
De locatie 'Zuiderbroek 18' betreft de (voormalige) intensieve veehouderij aan de Zuiderbroek 18 in Woudenberg met direct omliggende gronden. Zoals aangegeven beslaat de locatie 'Zuiderbroek 18' de percelen kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie G, nummers 19 (gedeeltelijk), nummer 403 (gedeeltelijk), 405 (gedeeltelijk), 406 (gedeeltelijk) en 408 (gedeeltelijk) met een totale oppervlakte van circa 11.000 m2.
Het perceel Zuiderbroek 18 ligt in het Natuur Netwerk Nederland. De bedrijfslocatie bestaat uit een historische woonboerderij als bedrijfswoning met bijbehorende bedrijfsgebouwen, een mestbassin en sleufsilo's. De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing bedraagt, exclusief bedrijfswoning, 2.161 m2.
De woonboerderij Zuiderbroek 18 is bekend als boerderij 'Veldakker' en ligt aan de westzijde in landgoed Geerestein. Het woonhuis uit 1846 is zeer karakteristiek en geldt als Rijksmonument. De boerderij is verwant met boerderij Griftpark, eveneens een Rijksmonument, en met het oorspronkelijke landgoed Geerestein. De woonboerderij Zuiderbroek 18 is een dwarshuisboerderij uit 1846 met een T-vormige plattegrond van één bouwlaag met kap in een Engelse stijl. De gepleisterde gevels zijn voorzien van decoratieve pilasters en de kap heeft een gezaagde dakrand. De overige bedrijfsgebouwen bestaan uit een mix van verschillende omvang en bouwjaren, maar allemaal uit de laatste helft van de 20e eeuw.
De bedrijfsgebouwen bij de boerderij zijn in de loop der jaren gebouwd in zeer wisselende kwaliteit. In het begin van de 20ste eeuw is achter de boerderij nog maar een enkele schuur te zien, maar in de tweede helft van die eeuw heeft deze het veld moeten ruimen voor verschillende uiterst utilitaire aanbouwen en bijgebouwen. De opstallen zijn vrij grootschalig van karakter. Hierdoor is het karakter van ‘boerenerf’ als zijnde boerderij als hoofdgebouw met ondergeschikte opstallen verloren gegaan.
Bestaande situatie locatie 'Zuiderbroek 18' (bron: Arcom BV)
Locatie Griftdijk 31-33
De locatie 'Griftdijk 31-33' betreft onbebouwde agrarische gronden direct ten noordwesten van de kern Woudenberg. De locatie betreft de noordelijke begrenzing van het bebouwingslint van de Griftdijk. Zoals aangegeven beslaat het plangebied de percelen kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie H, nummers 25, 26 en 30 (gedeeltelijk) met een totale oppervlakte van circa 14.000 m2.
De historie van de Griftdijk en het gebied ten westen daarvan leert dat het oorspronkelijk een kwekerij was met hagen of bosschages tussen de velden. Dit leverde destijds een groen, maar vrij compartimenteerd gebied op. De wegen werden geflankeerd door hoog groen. Na 1950 werd alles weiland, veel bosschages verdwenen. In die tijd raakt de Griftdijk steeds meer bebouwd. In het begin van de eeuw was er wat losstaande bebouwing, maar tussen 1950 en 1975 neemt deze bebouwing enorm toe, eerst als bedrijfshuisvesting, maar nu, 2021, ook als woonbebouwing. Dit breidt zich steeds verder naar het noorden uit.
Aanzicht locatie 'Griftdijk 31-33' vanaf de Griftdijk (bron: Arcom BV)
Verder bevinden zich naast Meent twee veldschuren met een totale oppervlakte van 80 m2. Deze veldschuren worden ook betrokken bij onderhavige ruimte-voor-ruimte ontwikkeling.
Veldschuren naast Meent 6 (bron: Arcom BV)
Locatie Zuiderbroek 18
De agrarische bedrijfsactiviteiten van de veehouderij Zuiderbroek 18 zijn inmiddels gestaakt. Om het perceel een nieuwe duurzame functie te geven is initiatiefnemer voornemens om alle bestaande bebouwing op het perceel Zuiderbroek 18, met uitzondering van de bedrijfswoning, te slopen in ruil voor twee bouwkavels voor vrijstaande woningen. De aanwezige hooiberg wordt verplaatst dan wel als historisch element nieuw gebouwd. De oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt 2.161 m2. Daarnaast worden naast Meent 6 twee veldschuren gesloopt met een totale oppervlakte van 80 m2. De totale oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt daarmee circa 2.241 m2.
Te slopen (rood) en te behouden bebouwing (groen) locatie Zuiderbroek 18, waarbij geldt dat de bestaande hooiberg wordt verplaatst dan wel als historisch element nieuw wordt gebouwd (bron: Arcom BV)
Om cultuurhistorische en landschappelijke redenen worden de twee nieuwe vrijstaande woningen op een andere locatie dan Zuiderbroek 18 gerealiseerd, namelijk aan de Griftdijk 31-33 op ruim 700 meter afstand van Zuiderbroek 18. Het realiseren van twee nieuwe vrijstaande woningen op de locatie Zuiderbroek 18 zou afbreuk doen aan de wens om de cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed te versterken. Daarnaast leent de ligging in het Natuurnetwerk Nederland zich niet voor het toevoegen van twee vrijstaande woningen.
Met het verdwijnen van alle bebouwing naast de boerderij dreigt het historische erfkarakter rondom de boerderij te verdwijnen. Hierom dienen naast de boerderij weer enkele schuurachtige, maar ondergeschikte volumes te worden geplaatst. Om het erf meer bedrijvigheid en differentiatie te geven en meer beleefbaar te maken zal één van de bijgebouwen als recreatiewoning worden gebruikt. De recreatiewoning geldt tevens als kostendrager in het behoud van de waarde van het landgoed.
Samen met de tussenliggende bestrating en het aansluitende groen blijft het boerderijkarakter behouden op circa 25% van het huidige erf. De rest van de kavel zal weer groen worden ingevuld, met elementen die karakteristiek zijn voor het landschap op deze plek (onder andere boomgaard).
Met het herinrichten van de kavel zal ook kwaliteit worden meegegeven. De bestaande kwaliteit (gebouw, situering) blijft natuurlijk bestaan, maar de directe omgeving wordt ingericht om de boerderij als herkenbare erfbebouwing te laten bestaan.
Beoogde nieuwe situatie locatie 'Zuiderbroek 18' (bron: Arcom BV)
Locatie Griftdijk 31-33
Zoals hiervoor aangegeven worden de twee nieuwe vrijstaande woningen op de locatie 'Griftdijk 31-33' gerealiseerd. Het betreft twee ruim opgezette vrijstaande woningen waarbij de breedte van het weiland wordt benut. De kavels zijn hiermee een soort kleine landgoederen geworden. Het is gewenst dat deze vrijstaande woningen ter plaatse het groene karakter van de plek niet aantasten en dat de weidsheid van het landschap slechts minimaal wordt aangetast. Ze zijn min of meer te gast in het landschap. Bij het verkavelen dient de historische bomen- of hagenrijenstructuur als basis te worden genomen. Door het tactisch plaatsen van de gebouwde volumes en losse bomen kan privacy in de eigen buitenruimte worden gerealiseerd en tegelijk de continuïteit van het landschap worden gewaarborgd.
De situering van de nieuw te bouwen woningen is mede tot stand gekomen op basis van advies van MooiSticht van november 2021. Door de grote afstand tot de Grift hoeven de gebouwen niet zo nadrukkelijk hierop georiënteerd te zijn, ze kunnen ook een andere relatie met de omgeving aangaan. Bij het realiseren van bebouwing aan de Griftdijkzijde van het te ontwikkelen kavel dienen de landschappelijke kwaliteiten behouden te blijven of versterkt te worden. De Heigraaf wordt versterkt met een ecologische oever en het wagenspoor kan het begin van een pad door de weilanden zijn.
De bebouwing aan de Griftdijk is veelal straatgerelateerde woonbebouwing. Aangezien de meest noordelijk gelegen kavels een landelijke insteek mogen hebben en niet echt meer straatgericht, wordt voor een andere aanpak gekozen. De nieuwe ontwikkeling staat op zichzelf en staat tot op zekere hoogte los van het bebouwingslint aan de Griftdijk. Vandaar de afwijkende verkavelingsrichting, de afwijkende benadering en de grotendeels afwijkende materialisering.
Beide kavels worden benaderd vanaf het zandpad naast de theeschenkerij. Dit voorkomt een onderbreking in de bomenrij westelijk van de Griftdijk en maakt tegelijk een subtiel onderscheid met de overige bebouwing. De oever van de Heigraaf wordt een ecologische oever. Hier zullen bomen worden geplant om de Heijgraaf van schaduw te voorzien. Deze mag divers van samenstelling zijn, zodat deze niet op de bomenrij aan de Griftdijk lijkt.
De uit te geven grond wordt opgesplitst in drieën. Er wordt een nieuw pad haaks op het bestaande zandpad aangelegd, parallel, maar op afstand van de Griftdijk. Rechts van het pad een gemeenschappelijk kavel. Het resterende kavel wordt in tweeën gedeeld, waarbij het noordelijke kavel gedeeltelijk samenvalt met de ecologische oever van de Heijgraaf. Buiten deze zone is op de aangegeven plekken bebouwing mogelijk
Om in overeenstemming met het agrarische landschap wat diversiteit aan te brengen in de bebouwing, wordt in de beeldkwaliteit onderscheid gemaakt tussen de kavels. Afscheiding van de kavels gebeurt door halfhoog groen, in de gemeenschappelijke bloemrijke natuurstrook kan een verbijzondering worden aangelegd; een weitje of een boomgaard.
Beoogde nieuwe situatie locatie 'Griftdijk 31-33' (bron: Arcom BV)
Ten behoeve van de ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 1). Voor de locaties 'Zuiderbroek 18' en 'Griftdijk 31-33' staat ten aanzien daarvan het volgende opgenomen.
Locatie Zuiderbroek 18
De historische boerderij is karakteristiek voor de boerderijkavel aan de Zuiderbroek. Deze is gebouwd als onderdeel van landgoed Geerestein en is in vormgeving verwant aan de andere bebouwing. Het is uitgevoerd in wit stucwerk onder een kap met flauwe helling. De goot ligt op ca 3,00 m, de nok op ca 4,5 m. De bijgebouwen naast de boerderij hebben hun eigen karakter, maar het erf verbindt de gebouwen. Het feit dat de gebouwen bij elkaar staan en een cluster van bebouwing vormen in een verder groene omgeving is de verbindende factor. Deze bijgebouwen dienen afwijkend van de boerderij te worden vormgegeven, zowel qua vorm als qua materialisering. Zowel baksteen als hout zijn toegestaan voor de gevelafwerking, maar stuc is niet toegestaan; dit is voorbehouden aan de boerderij.
Qua dakbedekking zijn dakpannen toegestaan, maar ook fels- en roevendaken zijn, mits niet te fijn gedetailleerd, toegestaan. De terreininrichting ter plaatse van de bebouwing dient het open erfkarakter te ondersteunen. Klinkerbestrating is toegestaan alsmede terrassen uit tegels, gazon en struiken zijn toegestaan, lage afscheidingen (houten hekken tot 1,00 m, heggen tot 1,00 m) zijn toegestaan. Op het nieuwe erf zijn geen asfaltverhardingen toegestaan. De inrichting van het kaveldeel wat eerder bebouwd was dient in zijn geheel een groen karakter te krijgen; landschapselementen als weide, boomgaard en geriefhout. Bestrating is niet toegestaan, met uitzondering van een enkel terras aansluitend aan een gebouwd volume. Daarnaast wordt gestreefd naar typische erfbeplantingen.
Locatie Griftdijk 31-33
Om in overeenstemming met het agrarische landschap wat diversiteit aan te brengen in de bebouwing hoeven de beide kavels niet op een precies gelijke wijze worden ingevuld. Hierom is in de beeldkwaliteit onderscheid gemaakt tussen de kavels.
De nieuwe woning op kavel 1 wordt beschouwd als veldschuur in het weiland. Dat betekent dat de invloed op het omringende landschap minimaal zal zijn. Een veldschuur is immers een opbergplaats en kent weinig bestrating, geen bijgebouwen. Hierom wordt bij de vormgeving uitgegaan van een enkelvoudig volume in gedekte kleuren en in eenvoudige tactiele materialen die een relatie hebben met het agrarisch karakter van het landschap. Te denken valt aan hout, pannen of leien als hoofdmateriaal als zijnde duurzame en herbruikbare materialen en baksteen als ondergeschikt materiaal. De detaillering van de materialen dient rijk te zijn door de strakke en sobere uitvoering. Dit om de moderne insteek te waarborgen. De woning en het bijgebouw dienen als één volume, dan wel als twee volumes verbonden door overstek of pergolaconstructie, te worden vormgegeven. Onderdelen in het kader van duurzaamheid zoals zonnepanelen mee ontwerpen en detailleren in het dakvlak, dan wel op te nemen in het landschapsontwerp.
De nieuwe woning op de andere kavel wordt beschouwd als boerderij. De invloed van de boerderij op het landschap is groter dan van een losse schuur. Maar doordat deze verder van de Griftdijk af is gelegen en geplaatst is tussen hagenrijen zal de invloed geringer zijn. De boerderij dient verwant te zijn aan de veldschuur in wijze van detailleren, maar moet wel als twee volumes worden opgezet; een boerderij kent immers erfverharding en erfbebouwing. Ook hier moet worden uitgegaan van eenvoudige volumes in gedekte kleuren in materialen die een relatie hebben met het agrarisch karakter van het landschap. Anders dan bij de veldschuur mag hier wel gebruik gemaakt worden van baksteen als hoofdmateriaal, maar ook van hout, pannen of riet. Doordat er een relatie moet zijn dient er evenals bij de veldschuur sprake te zijn van strakke en sobere detaillering Onderdelen in het kader van duurzaamheid zoals zonnepanelen mee ontwerpen en detailleren in het dakvlak, dan wel op te nemen in het landschapsontwerp.
Voorliggend initiatief ziet op een ruimte-voor-ruimte project, waarbij de locaties 'Zuiderbroek 18' en 'Griftdijk 31-33' worden gecombineerd. Dit leidt tot:
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Aangezien bij dit plan slechts twee woningen en een recreatiewoning worden gerealiseerd, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en is er geen verantwoording noodzakelijk in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Behoefte
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is aanvullend bekeken of de gewenste nieuwbouw voorziet in een behoefte. Hiervoor is het 'Woningbehoefteonderzoek Woudenberg 2020' van 20 mei 2020 leidend. Hierin wordt geconcludeerd dat het onderzoek geen aanleiding geeft tot grote beleidsaanpassingen, maar wel tot het ophogen van het aantal nieuwe woningen dat jaarlijks wordt toegevoegd. Inzet op het faciliteren van doorstroming is daarbij nog belangrijker geworden om iedereen passend te kunnen huisvesten. Verder zijn de volgende conclusies uit woningbehoefteonderzoek van belang voor onderhavig initiatief:
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat er sprake is van een grote behoefte aan de voorgenomen realisatie van twee vrijstaande woningen en behoud van de voormalige bedrijfswoning Zuiderbroek 18 als reguliere burgerwoning.
In vergelijking met het woningbehoefteonderzoek uit 2018 is de jaarlijkse opgave tot 2030 opgehoogd van ongeveer 80 tot 100 woningen per jaar naar ongeveer 100 tot 120 woningen per jaar. De conclusies van het woningbehoefteonderzoek uit 2018 en 2020 zijn vrijwel identiek: er is behoefte aan woningen in alle segmenten
Conclusie
Op basis van jurisprudentie blijkt dat het doorlopen van de laddertoets voor voorliggend initiatief niet noodzakelijk is. De functieverandering van de locatie Zuiderbroek 18, waarbij agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en als compensatie twee vrijstaande woningen op de locatie Griftdijk 31-33 worden gebouwd, voorziet in een behoefte.
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht op 10 maart 2021 vastgesteld. Dat betekent dat de provincie Utrecht - vooruitlopend op de Omgevingswet - vanaf 1 april 2021 aan de slag is gegaan met de uitvoering van het omgevingsbeleid, zoals verwoord in de Omgevingsvisie.
De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en geeft mee dat lokale afwegingen mogelijk zijn als een veilige en gezonde omgeving daarbij gebaat is. Het beleid voor die gezonde en veilige leefomgeving is in de Omgevingsvisie opgedeeld in zeven beleidsthema's. De sociale en veilige leefomgeving loopt als een rode draad door de beleidsthema's heen. Het betreft de volgende beleidsthema's:
De volgende onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn direct relevant voor onderhavige ontwikkeling
Planspecifiek
Beschermingszone drinkwaterwinning
Zowel de locatie Zuiderbroek 18 als de locatie Griftdijk 31-33 valt binnen de aanduiding 'beschermingszone drinkwaterwinning'. Drinkwaterbedrijven en overheden zijn samen verantwoordelijk voor het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening. Dit wordt ook wel de ‘zorgplicht drinkwater’ genoemd. Voor de bescherming van de bestaande drinkwaterwinningen in onze provincie hebben wij een beschermingszone drinkwaterwinning. Vanwege de bevolkingsgroei en de toenemende bedrijvigheid hebben we tot 2050 extra drinkwater nodig, waarvoor oppervlakte- en grondwater wordt onttrokken. Hiervoor ontwikkelen we samen met de drinkwaterbedrijven nieuwe grondwaterwinningen en breiden we bestaande grondwaterwinningen uit.
Het is van belang om daarnaast een deel van het grondwater te beschermen, om ook de groei van de drinkwatervraag op te kunnen vangen op de langere termijn en in extreme situaties (zoals nu nog niet voorziene extra sterke bevolkingsgroei of een veel hoger verbruik per persoon). Daartoe beschermen we het gebied dat we de strategische grondwatervoorraad noemen (in onder andere de landelijke Structuurvisie Ondergrond (STRONG) wordt dit de Aanvullende Strategische Voorraden genoemd). Bij onttrekkingen uit deze grondwatervoorraden geldt als uitgangspunt dat deze voorraden niet worden uitgeput. Het beoogde plan is relatief kleinschalig en zal geen invloed hebben op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater voor drinkwaterwinning.
Grondwaterlichaam Zand Rijn-Midden
Zowel de locatie Zuiderbroek 18 als de locatie Griftdijk 31-33 valt binnen de aanduiding 'grondwaterlichaam Zand Rijn-Midden'. We verbeteren de kwaliteit en kwantiteit van de grondwaterlichamen (voldoende en schoon grondwater) om te voldoen aan de KRW-doelen. We beschermen het grondwater ten behoeve van de volgende functies: menselijke consumptie, toekomstige drinkwaterwinning (strategische grondwatervoorraden) en grondwaterafhankelijke natuur en landbouw.
We willen controle blijven houden op de grondwaterkwaliteit en de (historische) verontreinigingen. De opgaven waar we voor staan en de situatie van het bodem- en grondwatersysteem verschillen per gebied. Daarom willen we zo veel mogelijk per gebied gezamenlijk met waterbeheerders, gemeenten, drinkwaterbedrijven en andere partners het beleid en de aanpak van het (bodem-) en grondwatersysteem bepalen.
Overstroombaar gebied
Zowel de locatie Zuiderbroek 18 als de locatie Griftdijk 31-33 valt binnen de aanduiding 'overstroombaar gebied'. Eén van de belangrijkste risico’s van klimaatveranderingen in de delta Nederland is een overstroming. In de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) hebben alle Europese lidstaten afspraken gemaakt om de overstromingsrisico’s te beperken. De provincie zorgt voor de overstromingsrisicokaarten. De provincie Utrecht geeft het overstroombaar gebied aan, waarbinnen we met gemeenten, waterbeheerders en de Veiligheidsregio Utrecht samenwerken aan de gevolgenbeperking bij overstromingen. Daarnaast is in de Omgevingsverordening een regel opgenomen om in overstroombaar gebied rekening te houden met overstromingsrisico’s.
Landschap Gelderse Vallei
Zowel de locatie Zuiderbroek 18 als de locatie Griftdijk 31-33 valt binnen de aanduiding 'Landschap Gelderse Vallei'. De Omgevingsvisie geeft aan dat een landschap geen statisch plaatje is: landschap is altijd in ontwikkeling en dynamiek hoort daarin. In het werken met landschapskwaliteit wordt uitgegaan van een samenspel tussen beeld (wat zie je), functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties). Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten.
Voor het landschap Gelderse Vallei wil de provincie Utrecht de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:
Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de Gelderse Vallei verschillende accenten.
CHS-Historische buitenplaatszone
De locatie Zuiderbroek 18 valt binnen de aanduiding 'CHS-Historische buitenplaatszone'. Cultuurhistorische waarden van de leefomgeving willen wij beschermen en benutten, door ze beter zichtbaar en beleefbaar te maken en door ze te gebruiken als dragers en aanjagers van ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij stimuleren we ook de inzet van kunst en creatief ontwerp. Mede in het kader van de Erfgoed Deal willen we investeren in het zichtbaar en beleefbaar maken van erfgoed in relatie tot de grote transities van de leefomgeving. In de Cultuurhistorische hoofdstructuur leggen we de nadruk op gebieden die gemeentegrenzen overstijgen.
De historische buitenplaatszones staan onder hoge druk, zowel door ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, als door ontwikkelingen op de buitenplaatsen zelf. Wij bieden in de Omgevingsverordening ruimte voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt en van de buitenplaats zelf het uitgangspunt.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied van de locatie Zuiderbroek 18 valt deels binnen de aanduiding 'Natuurnetwerk Nederland'. We streven naar een natuur die vitaal is. Hiertoe zetten we in op een robuust natuurnetwerk van voldoende schaal en veerkracht, het Natuurnetwerk Nederland (NNN). We ontwikkelen, beschermen en verbinden natuurgebieden van voldoende omvang en samenhang tot aaneengesloten gebieden van hoge kwaliteit die tegen een stootje kunnen. Het NNN is een belangrijk leefgebied voor onze bedreigde en beschermde soorten.
We gaan onverminderd door met het realiseren van het NNN. In 2028 is alle nieuwe natuur die nodig is voor het NNN (1.570 ha) gerealiseerd door middel van functieverandering en inrichting via de sporen grondverwerving of particulier natuurbeheer.
Wij zorgen er voor dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang van ons NNN. Voor de bescherming van het NNN handhaven we het nee-tenzij principe.
Het NNN heeft eveneens een belangrijke recreatieve functie die wij willen behouden en waar nodig versterken. Dit mag echter niet leiden tot een toenemende versnippering van de leefgebieden van beschermde soorten in het NNN. Wij blijven ernaar streven dat de openstelling van natuurterreinen ook op langere termijn gegarandeerd is, mits dit geen negatieve effecten op de natuurdoelstellingen heeft.
Agrarische bouwpercelen
Ons beleid is in principe gericht op het duurzaam toekomstperspectief geven aan de agrarische bedrijven.
Daar waar de bouwpercelen gunstig liggen ten opzichte van de goede landbouwgrond is in het geval een agrarisch bedrijf stopt, het behoud van een agrarisch bouwperceel voor de landbouw wenselijk. Door het grote aantal bedrijven dat stopt, en de soms ongunstige ligging van bouwperceel ten opzichte van veldpercelen is dit echter vaak niet haalbaar.
Als een agrarisch bouwperceel geheel vrijkomt is ons beleid gericht op sloop van overbodig geworden bedrijfsbebouwing. Wij bieden via onze Omgevingsverordening in het landelijk gebied ruimte voor de bouw van één tot drie woningen (ruimte-voor-ruimte). Daarbij is het uitgangspunt dat alle bedrijfsmatige bebouwing moet worden gesloopt. Naar mate er meer wordt gesloopt, is er meer ontwikkelruimte. We hanteren standaard normen. Hiervan kan door gemeenten worden afgeweken, indien een evenredige kwaliteitswinst anders dan sloop van gebouwen wordt bereikt. Zo ontstaat ruimte voor maatwerk: bijvoorbeeld meer dan 1 tot 3 woningen, woningen op een andere plek dan het agrarisch bouwvlak, combineren van sloop van meerdere bouwvlakken of vestiging van een groter niet-agrarisch bedrijf. We monitoren het gebruik van de regels en het daarin geboden maatwerk en passen dit zo nodig aan voor een groter doelbereik.
Bij de beoordeling van evenredige kwaliteitswinst, anders dan door sloop, kunnen onder andere de volgende aspecten een rol spelen: herstel van landschapselementen, versterking van de cultuurhistorische hoofdstructuur (agrarisch cultuurlandschap), oplossingen voor de wateropgave, realisering van wandel- en recreatievoorzieningen, de verbetering van het woonmilieu in een aangrenzende kern en extra, compact gebouwde woningen die aantoonbaar in een plaatselijke woningbehoefte voorzien. De beoordeling of sprake is van meer ruimtelijke kwaliteit is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente. Gemeenten kunnen een eigen afweging maken om een andere, evenredige vorm van ruimtelijke kwaliteitswinst mogelijk te maken. Wij faciliteren gemeenten graag bij de invulling van het kwaliteitsbegrip. Wij stimuleren daarbij de samenwerking tussen gemeenten, bijvoorbeeld om tot uitwisseling van sloopmeters te komen. Daarmee voorkomen we verrommeling en dragen we bij aan ontstening.
Provinciale Staten hebben eveneens op 10 maart 2021 de interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht vastgesteld. De interim omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit. Andere voorbeelden van direct werkende regels zijn de meld- en informatieplichten en de specifieke zorgplichten. Regels over bijvoorbeeld een vergunningplicht gelden ook voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers.
Planspecifiek
Voor onderhavig plan heeft de provinciale Interim omgevingsverordening relevantie met betrekking tot de regeling ruimte-voor-ruimte, de beschermingszone drinkwaterwinning, het overstroombaar gebied, het Natuurnetwerk Nederland, de historische buitenplaatszone en het landschap Gelderse Vallei. Deze aspecten zijn reeds behandeld in paragraaf 3.2.1.
Ruimte-voor-Ruimte
Zowel de locatie Zuiderbroek 18 als de locatie Griftdijk 31-33 behoort in de Interim omgevingsverordening tot het landelijk gebied. Ten eerste bepaalt artikel 9.2 van de Verordening dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het landelijk gebied geen verstelijking toelaat. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te behouden, moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies voorkomen worden. Binnen deze context zijn nieuwe vormen van verstedelijking niet toelaatbaar. Op dit verbod zijn in de Interim omgevingsverordening uitzonderingen mogelijk. Voor onderhavig initiatief is in hoofdzaak de uitzondering in artikel 9.11 van de Interim omgevingsverordening van belang.
Artikel 9.11
Instructieregel functiewijziging (voormalig) agrarisch bedrijfsperceel naar woonfunctie met extra woningen (‘ruimte voor ruimte’)
Sub a)
Het bouwperceel Zuiderbroek 18 ligt midden in een landgoederen zone en midden in het Natuurnetwerk Nederland. Door het stoppen van de veehouderij is een nieuwe duurzame functie voor het bouwperceel noodzakelijk en kan een functie worden gevonden die beter aansluit bij het Natuurnetwerk Nederland en de cultuurhistorie. Door de ligging in een historische buitenplaatszone en in beschermd natuurgebied, zijn er geen reële mogelijkheden meer om het bouwperceel te behouden voor de landbouw. Functieverandering is voor deze locatie juist een wenselijke ontwikkeling om in dit historisch en landschappelijk waardevolle gebied een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering te bereiken.
sub b)
Op het perceel Zuiderbroek 18 wordt alle bestaande bebouwing gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning. De aanwezige hooiberg wordt verplaatst dan wel als historisch element nieuw gebouwd. Deze hooiberg betreft historisch waardevolle bebouwing die bijdraagt aan het herstel van het historische karakter van het erf. Verder worden naast Meent 6 twee veldschuren gesloopt.
In onderhavig geval wordt circa 2.241 m2 aan bedrijfsbebouwing gesloopt. Er wordt niet voldaan aan de sloop van minimaal 2.500 m² voor twee nieuwe woningen. Daarnaast wordt op het perceel Zuiderbroek 18 een recreatiewoning toegevoegd. Voor de ontbrekende sloopmeters, en ten behoeve van een duurzame exploitatie van het plangebied worden verschillende inrichtingsmaatregelen getroffen. Afwijking van de sloopvoorwaarden is mogelijk wanneer dat leidt tot meer ruimtelijke kwaliteit. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan:
Onderhavige ontwikkeling voorziet in het saneren van een veehouderij en herinrichting van het perceel Zuiderbroek 18 met toevoeging van een recreatiewoning. Daarnaast worden als compensatie twee nieuwe vrijstaande woningen op de locatie Griftdijk 31-33 gerealiseerd. Met het initiatief wordt een aanzienlijke kwaliteitsverbetering bereikt waarmee bij diverse voorbeeldmaatregelen, zoals hierboven benoemd wordt aangesloten. Daarmee is de genoemde afwijking van de sloopvoorwaarden aanvaardbaar.
Ten eerste worden landschapselementen hersteld. Aan de Zuiderbroek 18 worden de gronden buiten het nieuwe woonperceel weer groen ingevuld, met elementen die karakteristiek zijn voor het landschap op deze plek (onder andere boomgaard). Ook op de locatie Griftdijk 31-33 vindt landschappelijke inpassing plaats door herstel van landschapselementen. Verwezen wordt naar paragraaf 2.3.
Ten tweede leidt het saneren van een intensieve veehouderij en het herinrichten van het perceel Zuiderbroek 18 tot een grote ruimtelijke kwaliteitsverbetering binnen het landgoed Geerestein. De cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed wordt versterkt. Om het historisch erf aan de Zuiderbroek beter vorm te geven en te zorgen voor een betere erfuitstraling, is ervoor gekozen om op het perceel een recreatiewoning in een schuurvolume toe te voegen.
Ten derde wordt op de locatie Griftdijk 31-33 in samenspraak met het waterschap een deel van de aangrenzende watergang de Heijgraaf voorzien van een natuurlijke/ecologische oever.
Ten vierde voorziet het initiatief in het toevoegen van een recreatiewoning op het perceel Zuiderbroek 18 waarmee de recreatiemogelijkheden in het gebied worden vergroot. De recreatiewoning draagt bij aan een betere vormgeving van het historisch erf. De recreatiewoning geldt tevens als kostendrager in het behoud van de waarde van het landgoed en zorgt voor levendigheid op het oude boerenerf. Op de recreatiewoning wordt in het vervolg van deze paragraaf nader ingegaan.
Ten vijfde ziet het initiatief op de sanering van een intensieve veehouderij uit de nabijheid van een natuurgebied (NNN).
Tot slot draagt de beoogde erfinrichting van het perceel Zuiderbroek 18 en van de nieuwe woonpercelen aan de Griftdijk 31-33 bij aan de toevoeging van ruimtelijke kwaliteit door een goede landschappelijke inpassing van het geheel.
De beoogde ontwikkeling sluit aan op de gestelde kwaliteitseisen die vanuit de Interim omgevingsverordening worden gesteld.
sub c)
Bij onderhavig initiatief is er bewust voor gekozen om de twee nieuwe vrijstaande woningen niet binnen het voormalige bouwperceel te situeren in samenhang met de te handhaven boerderij. Dit vanwege cultuurhistorische en landschappelijke redenen. Het realiseren van twee nieuwe vrijstaande woningen op de locatie Zuiderbroek 18 zou afbreuk doen aan de wens om de cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed te versterken. Daarnaast leent de ligging in het Natuurnetwerk Nederland zich niet voor het toevoegen van twee vrijstaande woningen. Uit de beschrijving in deze toelichting blijkt dat situering van de nieuwe woningen op de locatie Griftdijk 31-33 leidt tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit op zowel de locatie Zuiderbroek 18 als Griftdijk 31-33.
Het bouwperceel Zuiderbroek 18 wordt met onderhavige ontwikkeling evenredig verkleind. Daarnaast is in paragraaf 2.3 toegelicht dat de woningen landschappelijk goed worden ingepast.
sub d)
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven.
Inhoudsmaat nieuwe woningen
In artikel 9.4 van de Interim omgevingsverordening is gesteld dat de maximale inhoudsmaat van woningen in het landelijk gebied goed inpasbaar moeten zijn. In de toelichting op dit artikel is aangegeven dat gedacht moet worden aan een inhoudsmaat van 600 tot 800 m³. Nu voor de nieuwe woningen een maximale inhoudsmaat van 600 m3 geldt, wordt hieraan voldaan.
Overstroombaar gebied
Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied is gelegen in een overstroombaar gebied. Met betrekking tot deze gronden stelt artikel 2.10 van de Interim omgevingsverordening dat een bestemmingsplan bestemmingen en regels bevat die rekening houden met overstromingsrisico's. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven. Door een goed bedachte locatiekeuze en inrichting kunnen gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. In dit kader is de ‘Handreiking Overstromingsrobuust Inrichten’ opgesteld. Bij het verdere ontwerp van de nieuwbouw wordt rekening gehouden met de richtlijnen zoals gesteld in de handreiking om gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.
Uitsnede kaart 'Watersysteem kaart 2' (Bron: Interim Omgevingsverordening)
Beschermingszone drinkwaterwinning
Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied is gelegen in een beschermingszone drinkwaterwinning met een kwetsbare strategische grondwatervoorraad. Met betrekking tot deze gronden stelt artikel 3.7 van de Interim omgevingsverordening dat een bestemmingsplan geen activiteiten toelaat en geen bestemmingen en regels bevat die een risico vormen voor de grond- en oppervlaktewaterwinning voor menselijke consumptie. Zoals eerder aangegeven betreft onderhavig plan in hoofdzaak een woonfunctie wat geen verontreinigingsrisico met zich mee brengt. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim omgevingsverordening.
Uitsnede kaart 'Ondergrond en bodem kaart 1' (Bron: Interim Omgevingsverordening)
Natuurnetwerk Nederland
Uit onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied van de locatie Zuiderbroek 18 deels is gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Met betrekking tot deze gronden stelt artikel 6.2 dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland bestemmingen en regels bevat die strekken tot bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kwaliteit, de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van het natuurnetwerk Nederland.
Artikel 6.3 stelt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland of die kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang van het natuurnetwerk Nederland.
Onderhavig initiatief voorziet in het saneren van (de mogelijkheid tot) een intensieve veehouderij midden in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Daarmee levert de ontwikkeling een positieve bijdrage en is deze passend binnen het NNN. Daarnaast valt het nieuwe woonperceel Zuiderbroek 18 niet binnen het NNN en krijgen de gronden binnen het NNN een passende bestemming die strekt tot bescherming en instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van het Natuurnetwerk Nederland. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim omgevingsverordening.
Uitsnede kaart 'Natuur, kaart 1' (Bron: Interim Omgevingsverordening)
Buitenplaatszone
De locatie Zuiderbroek 18 is gelegen in de 'historische buitenplaatszone'. Volgens artikel 7.7 van de Interim omgevingsverordening dient in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur rekening te worden gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden. Zoals eerder aangegeven leidt het saneren van een intensieve veehouderij en het herinrichten van het perceel Zuiderbroek 18, tot een grote ruimtelijke kwaliteitsverbetering binnen het landgoed Geerestein. De cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed wordt versterkt. Daarmee wordt voldaan aan de Interim omgevingsverordening.
Daarnaast ligt de locatie Zuiderbroek 18 in de 'uitzondering verstedelijkingsverbod Landelijk gebied'. Artikel 7.8 bepaalt dat in afwijking van het verstedelijkingsverbod voor het landelijk gebied een bestemmingsplan verstedelijking kan toestaan in de Historische buitenplaatszone, onder de voorwaarde dat:
In dit geval kan de toevoeging van de recreatiewoning op het perceel Zuiderbroek 18 onder dit artikel worden geschaard. Het betreft een kleinschalige verstedelijking. Daarnaast kan met de recreatiewoning het historisch erf aan de Zuiderbroek beter vorm worden gegeven en zorgt de recreatiewoning voor een betere erfuitstraling. De recreatiewoning geldt tevens als kostendrager in het behoud van de waarde van het landgoed. Het is op de lange termijn een inkomstenbron voor het instandhouden van het nieuwe erf. Ook zorgt een recreatiewoning voor levendigheid op het oude boerenerf. Vanouds was een agrarisch erf een levendig erf met dieren en beweging. Hierbij wordt met een recreatiewoning aansluiting gezocht. Tot slot wordt op deze wijze aan meer mensen de gelegenheid gegeven om te genieten van deze locatie en wordt voorkomen dat een besloten enclave, al dan niet met standaard tuin, in het landgoed ontstaat.
Uitsnede kaart 'Cultuurhistorie en landschap, kaart 1' (Bron: Interim Omgevingsverordening)
Landschap Gelderse Vallei
Het plangebied is gelegen in het Landschap Gelderse Vallei. Met betrekking tot deze gronden stelt artikel 7.9 van de Interim omgevingsverordening dat een bestemmingsplan bestemmingen en regels bevat ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten en geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
Zoals eerder aangegeven omvat voorliggend plan de ontwikkeling van twee woningen en een recreatiewoning en wordt er agrarisch bebouwing met bijbehorende voorzieningen gesloopt. Het initiatief leidt tot een versterking van de cultuurhistorische waarden er wordt nieuwe natuur gerealiseerd. Er is zorgvuldig bezien hoe de nieuwbouw ingepast kan worden in het huidige landschap met een relatie naar het historische landschap. Hiervoor wordt ook verwezen naar Hoofdstuk 2. Door een goede landschappelijke inpassing en het realiseren van de kansen tot kwaliteitsverbetering wordt de aantasting van het halfopen strokenlandschap ter plaatse van de locatie 'Griftdijk 31-33' tot een minimum beperkt.
Geconcludeerd wordt dat er geen kernkwaliteiten worden aangetast. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in de Interim omgevingsverordening.
Op 23 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Woudenberg de Structuurvisie Woudenberg 2013 - 2030 vastgesteld. Op 24 januari 2019 is daarbij ook de oplegger vastgesteld. In de ruimtelijke visie wordt aangegeven hoe de gemeente denkt over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren voor de jaren tot 2030. Met de oplegger is geconstateerd dat de huidige structuurvisie op hoofdlijnen nog voldoet, wel is deze geactualiseerd op een aantal onderdelen. Met betrekking tot de onderhavige planlocatie staan de volgende relevante zaken opgenomen in de Structuurvisie.
Verbinden en combineren van kwaliteiten
Richting 2030 zet Woudenberg in op het verbinden, combineren en vernieuwen van haar kwaliteiten.
Een groot deel van deze kwaliteiten is opgehangen aan de landschappelijke en ruimtelijke (verkeers)structuur van Woudenberg, maar versterken elkaar op dit moment onvoldoende. Ze bestaan als het ware naast elkaar. Van west naar oost: recreatie rondom het Henschotermeer en de Pyramide van Austerlitz --> wonen en centrumvoorzieningen in de kern --> werken en horeca op bedrijventerrein Parallelweg en bij hotel Schimmel --> cultuurhistorie bij het Valleikanaal en de Grebbelinie en ten noorden en zuiden daarvan landbouw, natuur en landgoederen.
Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze sectoren ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030. Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten ten volle. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:
Cultuurhistorie en erfgoed
Binnen de gemeentegrenzen van Woudenberg liggen diverse landgoederen: Geerestein, De Boom, Bruinenburg, Lambalgen, Rumelaar/Ringelpoel en Den TreekHenschoten. De landgoederen hebben op de eerste plaats een landschappelijke, agrarische en ecologische waarde. Deze historische elementen in het landschap bestaande uit bebouwing, tuinen, bos- en natuurterrein en landbouwgronden structureren mede het landschap. Alle landgoederen zijn vanwege de Natuurschoonwet openbaar toegankelijk.
Behoud van de landgoederen met hun eigen kwaliteiten en groenstructuren is het uitgangspunt, maar met name vanuit recreatief oogpunt is ook het meer beleefbaar maken, benutten en opstellen van de landgoederen een uitgangspunt. Aangezien de landgoederen in particulier eigendom zijn heeft de gemeente hierop geen directe invloed. Door overleg en samenwerking en door de juiste voorwaarde te scheppen worden hiertoe mogelijkheden geboden.
Wonen
Middels de oplegger is deze paragraaf komen te vervallen en wordt verwezen naar het Woningbehoefte onderzoek 2018 en het beleid zoals opgenomen in de Woonvisie 2019+. De Woonvisie 2019+ komt in paragraaf 3.3.2 aan bod. Het Woningbehoefteonderzoek is inmiddels geactualiseerd naar de versie 2020. In paragraaf 3.1.3 is de inhoud daarvan uitgebreid besproken. Er is geconcludeerd dat het realisatie van twee vrijstaande woningen voorziet in een behoefte.
Ontwikkellocaties
De structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor verschillende projecten in de gemeente en andere nieuwe initiatieven in de toekomst. Deze dragen bij aan de ontwikkeling van het ruimtelijk-economisch structuurbeeld 2030. Een deel van de projecten betreft concrete ontwikkellocaties. Dit zijn verschillende plekken in de gemeente waar de komende jaren ruimtelijke veranderingen plaatsvinden en/of gewenst zijn. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen grootschalige en kleinschalige ontwikkelingslocaties. Het onderhavige plangebied valt niet binnen één van de in de structuurvisie aangegeven ontwikkelingslocaties.
Conclusie
Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de ambities zoals verwoord in de Structuurvisie Woudenberg 2013-2030 en oplegger. Met het initiatief worden bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten immers behouden en verder versterkt. Er wordt een intensieve veehouderij midden in Natuurnetwerk Nederland (NNN) gesaneerd. Daarnaast is er sprake van een grote ruimtelijke kwaliteitsverbetering binnen het landgoed Geerestein. De cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed wordt versterkt. Tot slot past het toevoegen van een recreatiewoning op de locatie Zuiderbroek 18 binnen de wens om landgoederen meer beleefbaar te maken.
Op 24 januari 2019 is de Woonvisie 2019+ door de gemeenteraad vastgesteld. Veranderende marktomstandigheden, demografische ontwikkelingen en recente beleidswijzigingen vragen om een actualisatie van de laatste woonvisie (2013).
De woonvisie is uitgewerkt aan de hand van vier focuspunten. Deze vormen samen de kern van de woonvisie 2019+.
Op basis van het recent (2020) uitgevoerde woningbehoefteonderzoek, dat elke 2 jaar geactualiseerd wordt, blijkt dat er behoefte is aan nieuwbouw voor alle doelgroepen. De gemeente Woudenberg zet in op duurzame woningbouw door te kiezen voor een hoog kwaliteitsniveau en voor nieuwbouw die aansluit op de behoeften. Daarnaast geeft men ruimte aan experimenten en initiatieven vanuit de markt.
Onderhavig project sluit aan bij de boodschap van de Woonvisie: flexibiliteit is gewenst en er dient kleinschaliger te worden ontwikkeld. Er is sprake van twee vrijstaande woningen die de lintbebouwing van de Griftdijk naar het noorden toe afmaken. De onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de ambities uit de Woonvisie en sluit aan bij de vraag naar woningen, zoals deze naar voren komt in het woningbehoefteonderzoek.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Zorgplicht
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
De locatie Zuiderbroek 18 is deels binnen het Natuurnetwerk Nederland gelegen. De werkzaamheden vinden echter plaats in het gedeelte dat buiten beschermde natuurgebieden is gelegen. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten.
Voorgaande conclusie wordt bevestigd in de Quick scan Wet natuurbescherming en Interim Omgevingsverordening 2020 die door Ecoresult is uitgevoerd (Bijlage 2). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Kolland & Overlangbroek op 10,8 kilometer ten zuiden van het plangebied. Significante negatieve effecten van stikstofemissie, geluid, trilling of verlichting op nabijgelegen Natura 2000- gebieden kunnen worden uitgesloten als gevolg van de aard van de werkzaamheden en afstand van het plangebied tot deze Natura 2000-gebieden. Het aanvragen van een ontheffing op de Wet natuurbescherming met betrekking tot gebiedsbescherming is niet nodig.
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een gebied van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het betreft een onderdeel van het NNN dat als onderdeel van de Heigraaf middels een duiker aanwezig is. Ingrepen vinden hier niet plaats. Hierdoor valt voorhand uit te sluiten dat de activiteiten geen negatieve effecten hebben op het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Vanwege de ligging buiten Groene Contour en Weidevogelkerngebied treden geen schadelijke effecten op voor deze gebieden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aanvragen van een vergunning is niet nodig.
Het plangebied bevindt zich buiten de bebouwde kom en er zijn voor zover bekend geen werkzaamheden gepland waarbij houtopstanden groter dan 10 are of 20 bomen in een rij of een deel ervan verwijderd worden. In dit geval is de Wet natuurbescherming, onderdeel houtopstanden niet van toepassing.
Stikstofdepositie
Sinds 2015 was het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) van kracht. Het programma bevatte een integrale beoordeling van de bron- en gebiedsgerichte maatregelen voor de aanpak van de stikstofproblematiek. Deze maatregelen werden getroffen in en nabij de Natura 2000-gebieden die onderdeel zijn van het PAS.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603) geldt het PAS voor geen enkel Natura 2000-gebied meer. Dit betekent ook dat de collectieve passende beoordeling via het PAS door de uitspraak is komen te vervallen. Met de AERIUS Calculator kunnen de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden worden bepaald. Door de uitspraak is in het kader van onderhavige ontwikkeling ook gekeken naar de mogelijk te verwachten effecten.
Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft Kolland & Overlangbroek. Dit gebied ligt op een afstand van circa 10,8 kilometer ten zuiden van de planlocatie. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met behulp van de AERIUS Calculator. Hieruit blijkt dat de gewenste ontwikkeling zowel in de gebruiks- als bouwfase niet leidt tot een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Daarmee zijn er voor wat betreft het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen voor de realisatie van het plan. De stikstofdepositieberekening met bijbehorende bijlagen is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
Quick scan Wet natuurbescherming en Interim Omgevingsverordening 2020
Om de effecten van de voorgenomen wijziging op de aanwezige flora en fauna te bepalen is in 2021 een Quick scan Wet natuurbescherming en Omgevingsverordening uitgevoerd door Ecoresult (Bijlage 2). Dit verkennend onderzoek zoomt in op de (mogelijke) schadelijke effecten door de activiteiten en op welke wijze in het kader van de wet gehandeld kan worden.
Uit de Quick scan blijkt dat:
Gelet op het voorgaande dient er aanvullend onderzoek plaats te vinden voor wat betreft vleermuis, huismus, steenuil, kerkuil, boerenzwaluw (locatie Zuiderbroek 18) en grote modderkruiper (locatie Griftdijk 31-33). Deze aanvullende onderzoeken worden uitgevoerd in de periode april 2021 - april 2022. De aanvullende onderzoeken worden derhalve parallel aan de procedure uitgevoerd en zullen in ieder geval worden afgerond voor de sloop- en bouwwerkzaamheden. Indien nodig wordt eerst ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd. Initiatiefnemer draagt hiervoor zorg en neemt de verantwoordelijkheid dat voldaan wordt aan Wet natuurbescherming.
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze ontwikkeling wanneer de hiervoor genoemde aanbevelingen en maatregelen in acht worden genomen. De genoemde aanbevelingen en maatregelen zullen worden (over)genomen. Dit geldt tevens voor de aanbevelingen en maatregelen welke voortvloeien uit het aanvullend onderzoek zoals beschreven in paragraaf 4.1.4. Indien nodig wordt ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd bij de provincie Utrecht, waarbij wordt voorzien in vervangende tijdelijke en permanente verblijfplaatsen.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Met voorliggend initiatief wordt een gebruik ten behoeve van het wonen toegestaan op gronden die in de huidige situatie voor agrarisch gebruik dienen. Voor wat betreft de locatie Griftdijk 31-33 heeft er dan ook een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden (Bijlage 4).
Voor wat betreft de locatie Zuiderbroek 18 kan het (bodem)onderzoek pas plaatsvinden wanneer de op het perceel aanwezige bebouwing is gesloopt. Dit onderzoek vindt derhalve plaats in het kader van de omgevingsvergunning. Wel is op de kaart van het Bodemloket zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem. Uit de informatie van het Bodemloket blijkt dat er op de locatie Zuiderbroek 18 geen bodemonderzoeken en/of bodemsaneringen bekend zijn.
In de vaste bodem zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.
Op basis van de analyseresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd en bestaan geen bezwaren voor de voorgenomen transactie en ontwikkeling van de locatie.
Er zijn geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig met betrekking tot de voorgenomen activiteiten ter plaatse van de locatie Griftdijk 31-33. Voor wat betreft de locatie Zuiderbroek 18 vindt (bodem)onderzoek plaats in het kader van de omgevingsvergunning.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De woonboerderij Zuiderbroek 18 betreft een Rijksmonument. Ook de omgeving van Zuiderbroek 18 is een cultuurhistorisch waardevol gebied als onderdeel van het landgoed Geerestein.
Met onderhavig initatief wordt de cultuurhistorische waarde van het object Zuiderbroek 18 en van het landgoed Geerestein versterkt. De huidige bedrijfsbebouwing op het perceel Zuiderbroek 18 doet afbreuk aan de cultuurhistorische waarden. Het saneren van een intensieve veehouderij en het herinrichten van het perceel Zuiderbroek 18, leidt tot een grote ruimtelijke kwaliteitsverbetering binnen het landgoed Geerestein. De cultuurhistorische waarde van de locatie als historisch erf binnen het landgoed wordt versterkt. Dit komt zowel ten goede aan het object Zuiderbroek 18 als aan het totale landgoed Geerestein.
Ook de keuze om de ruimte-voor-ruimte woningen buiten het landgoed te plaatsen, draagt bij aan de verbetering van het functioneren en aanzien van het landgoed.
De locatie Griftdijk 31-33 en directe omgeving is niet aan te merken als cultuurhistorisch waardevol, met uitzondering van het landschap. Er is zorgvuldig bezien hoe de woningen aan de Griftdijk ingepast kunnen worden in het huidige landschap met een relatie naar het historische landschap. Verwezen wordt naar Hoofdstuk 2. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan cultuurhistorische structuren.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
Zowel aan de locatie Zuiderbroek 18 als aan de locatie Griftdijk 31-33 is in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Woudenberg 2010' (in combinatie met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 herziening') geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend. Dit houdt in dat deze gronden niet mede bestemd zijn voor het beschermen en het behouden van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Verder toetst de gemeente Woudenberg initiatieven aan de archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart geldt voor beide locaties een lage verwachting (AWV3) en is pas onderzoek nodig bij bodemingrepen dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 10.000 m2.
Bij onderhavig initiatief zullen de bodemingrepen de oppervlaktegrens van 10.000 m2 niet overschrijden. Nader onderzoek in het kader van archeologie is dan ook niet noodzakelijk.
Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met aanduiding plangebied
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische waarden versterkt. Voorts vindt de ontwikkeling plaats in een gebied met een lage archeologische verwachting. De bodemingrepen overstijgen de onderzoeksgrens van 10.000 m2 niet, waardoor nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
De realisatie van twee vrijstaande woningen en een recreatiewoning kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.
Zowel vanuit de ruimtelijke ordening als vanuit verkeer en vervoer is een goede ontsluiting van belang. Daarnaast dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen. Onderstaand volgt eerst een overzicht van het parkeren. Vervolgens worden de mobiliteitseffecten in beeld gebracht.
Aan de hand van de kencijfers 'CROW 381 toekomstbestendig parkeren' uit 2018 (voorheen: 'CROW 317 kencijfers parkeren en verkeersgeneratie') kan inzicht worden verkregen in de parkeersituatie. In onderstaande tabel is het benodigde aantal parkeerplaatsen weergegeven. Er is onderscheid gemaakt in de ontwikkeling op de locatie Zuiderbroek 18 en de ontwikkeling op de locatie Griftdijk 31-33. Er is rekening gehouden met de kencijfers behorende bij 'weinig stedelijk' en 'buitengebied'.
Ontwikkeling Zuiderbroek 18
Omschrijving | Min. | Max. | Aantal (st) | Tot. min. | Tot. max. |
Koop, huis, vrijstaand | 2,0 | 2,8 | 1 | 2,0 | 2,8 |
Bungalow/recreatiewoning | 2,0 | 2,2 | 1 | 2,0 | 2,2 |
Totaal aantal parkeerplaatsen | 4,0 | 5,0 |
Tabel parkeren ontwikkeling Zuiderbroek 18
Gelet op bovenstaande tabel zijn in totaal minimaal 4 parkeerplaatsen benodigd. De vrijstaande woning aan de Zuiderbroek 18 en de recreatiewoning krijgen op eigen terrein elk de beschikking over minimaal twee parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde minimum aantal parkeerplaatsen.
Ontwikkeling Griftdijk 31-33
Omschrijving | Min. | Max. | Aantal (st) | Tot. min. | Tot. max. |
Koop, huis, vrijstaand | 2,0 | 2,8 | 2 | 4,0 | 5,6 |
Totaal aantal parkeerplaatsen | 4,0 | 5,6 |
Tabel parkeren ontwikkeling Griftdijk 31-33
Gelet op bovenstaande tabel zijn in totaal minimaal 4 parkeerplaatsen benodigd. De vrijstaande woningen aan de Griftdijk 31-33 krijgen op eigen terrein elk de beschikking over minimaal twee parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde minimum aantal parkeerplaatsen.
De verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woningen, is eveneens te bepalen aan de hand van de kencijfers 'CROW 381 toekomstbestendig parkeren' uit 2018. Zoals aangegeven wordt rekening gehouden met de kencijfers behorende bij ‘weinig stedelijk ‘ en ‘buitengebied’.
Ontwikkeling Zuiderbroek 18
De ontsluiting van dit deel van het plangebied vindt vanaf Zuiderbroek naar de Geeresteinselaan (N226) plaats. Op basis van de planopzet is de volgende inschatting te maken.
Omschrijving | Min. | Max. | Aantal (st) | Tot. min. | Tot. max. |
Koop, huis, vrijstaand | 7,8 | 8,6 | 1 | 7,8 | 8,6 |
Bungalow/recreatiewoning | 2,6 | 2,8 | 1 | 2,6 | 2,8 |
Totaal verkeersbewegingen/etmaal | 10,4 | 11,4 |
Tabel verkeersgeneratie per dag nieuwe situatie, ontwikkeling Zuiderbroek 18
Op basis van bovenstaande berekening resulteert het aantal verkeersbewegingen per dag in de beoogde nieuwe situatie in maximaal 12 verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling op het perceel Zuiderbroek 18. Hierbij is nog geen rekening gehouden met het feit dat de vrijstaande woonboerderij in de feitelijke situatie ook al aanwezig is. Daarnaast is nog geen rekening gehouden met de (zware) verkeersbewegingen van het agrarisch bedrijf dat in de huidige situatie mogelijk is. Per saldo zal er sprake zijn van een afname van het aantal verkeersbewegingen. De ontwikkeling heeft dan ook een positief effect op de verkeerssituatie in de directe omgeving van de locatie Zuiderbroek 18.
Ontwikkeling Griftdijk 31-33
De ontsluiting van de twee nieuwe vrijstaande woningen vindt in zuidelijke richting plaats via de Griftdijk naar de N224. Op basis van de planopzet is de volgende inschatting te maken.
Omschrijving | Min. | Max. | Aantal (st) | Tot. min. | Tot. max. |
Koop, huis, vrijstaand | 7,8 | 8,6 | 2 | 15,6 | 17,2 |
Totaal verkeersbewegingen/etmaal | 15,6 | 17,2 |
Tabel verkeersgeneratie per dag nieuwe situatie, ontwikkeling Griftdijk 31-33
Op basis van bovenstaande berekening resulteert het aantal verkeersbewegingen per dag in de beoogde nieuwe situatie in maximaal 18 extra verkeersbewegingen als gevolg van de te realiseren vrijstaande woningen. Dit betreft een beperkte toename met een gering en verantwoord effect op de verkeerssituatie.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
Met onderhavig initiatief wordt op de locatie Griftdijk 31-33 nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt in de vorm van twee nieuwe woningen. In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van railverkeer of industrielawaai. De locatie Griftdijk 31-33 ligt enkel binnen de zone van de Griftdijk (60 km/u). Strikt genomen zou daarmee een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk zijn. De verkeersintensiteit op de Griftdijk ter plaatse van het plangebied is echter dermate laag dat op voorhand kan worden gesteld dat dit niet zal leiden tot een geluidbelasting hoger dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is daarmee niet noodzakelijk.
Op de locatie Zuiderbroek 18 wordt enkel een recreatiewoning toegevoegd. Dit geldt niet als nieuwe geluidgevoelige bebouwing in het kader van de Wgh. Bovendien ligt deze locatie op grote afstand van relevante wegen.
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.
De locaties Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33 liggen in het buitengebied van de gemeente Woudenberg. In de directe omgeving liggen slechts enkele milieubelastende functies. Gelet op deze ligging is er sprake van het omgevingstype 'rustig buitengebied. De volgende milieubelastende functies zijn in de directe omgeving van de locaties Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33 gelegen:
Zuiderbroek 22
Ten zuidwesten van de locatie Zuiderbroek 18 bevindt zich een perceel met de bestemming 'Bedrijf' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-ontwerpbedrijf'. Binnen de betreffende bestemming is op het perceel een advies- en ontwerpbedrijf met bijbehorende opslag en kleine werkplaats behorende tot maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. In rustig buitengebied is hiervoor een richtafstand van 30 meter van toepassing. De beoogde nieuwbouw op het perceel Zuiderbroek 18 bevindt zich op een afstand van circa 150 meter van het perceel met de bestemming 'Bedrijf'. Daarmee is ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd.
John F. Kennedylaan 116
Ten oosten van de locatie Griftdijk 31-33 bevinden zich percelen met de bestemming 'Sport' (V.v. Woudenberg). Binnen de betreffende bestemming zijn in hoofdzaak sportvoorzieningen toegestaan. Conform de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' valt een veldsportcomplex (met verlichting) in milieucategorie 3.1. In rustig buitengebied is hiervoor een richtafstand van 50 meter van toepassing. De beoogde vrijstaande woningen op het perceel Griftdijk 31-33 bevinden zich op een afstand van minimaal 50 meter van de milieubelastende activiteiten ter plaatse van het veldsportcomplex. Daarmee is ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd. Daarnaast liggen er tussen het plangebied en het veldsportcomplex bosschages die een afschermende werking tot gevolg hebben.
Griftdijk 29
Ten zuiden van de locatie 'Griftdijk 31-33' bevindt zich een perceel met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie'. Binnen de betreffende bestemming is een verblijfsrecreatieterrein voor recreatiewoningen en een theeschenkerij toegestaan. Gezien het aantal toegestane recreatiewoningen en de functie aan de zijde van de locatie Griftdijk 31-33, kan het perceel niet worden gezien als een kampeerterrein of vakantiecentrum. Een theeschenkerij kan in dezelfde categorie worden geschaard als een restaurant, snackbar of ijssalon. Hiervoor is conform de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' milieucategorie 1 van toepassing. In rustig buitengebied geldt een richtafstand van 10 meter. De beoogde nieuwbouw op het perceel Griftdijk 31-33 bevindt zich op een afstand van minimaal 10 meter van het perceel met de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie'. Daarmee is ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd.
Nu voldaan wordt aan de richtafstanden geldt andersom dat onderhavig initiatief niet leidt tot een beperking van bedrijfsactiviteiten van omliggende bedrijven.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt ontwikkeling van twee vrijstaande woningen op de locatie Griftdijk 31-33 en de ontwikkeling van een recreatiewoning op het perceel Zuiderbroek 18 niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieubelastende functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Een woning betreft een kwetsbaar object, waardoor de gewenste ontwikkeling getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied (bron: Risicokaart ArcGIS)
Transport gevaarlijke stoffen
Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) geen hoofdvaarweg, spoorbaan of autoweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is wat dat betreft dus geen beperking voor het plangebied. Ook bevindt zich in of nabij het plangebied geen buistransportleiding met een PR 10-6 contour.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevantie inrichtingen gevestigd. Anderzijds is de voorgenomen planontwikkeling geen risicovolle inrichting in het kader van de BEVI en vormt de gewenste ontwikkeling geen gevaar voor de omgeving.
Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Woudenberg 2010' (in combinatie met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 herziening') is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Vierde Nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is "een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden / versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd". Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario's waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie "Waterbeheer 21e eeuw" heeft in opdracht van de regering duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Provincie Utrecht
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van bodem, water en milieu. De uitwerking van dit beleid staat beschreven in de Uitvoeringsagenda Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021. De provincie Utrecht richt zich op het behouden en verbeteren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat.
De provincie Utrecht acht een duurzaam en robuust watersysteem nodig voor het waarborgen van een aantrekkelijke woon-, werk- en leefomgeving. Op basis van een toekomstverkenning onderscheidt de provincie drie hoofdthema's:
De provincie ontwikkelt in samenwerking met de waterschappen duurzame, robuuste watersystemen, die extreme situaties zoals langdurige droogte en een teveel aan water kunnen opvangen. Deze worden gerealiseerd door in de verschillende gebieden op de lange termijn in te zetten.
Het beleid van de Provincie Utrecht is er op gericht om geen permanente kunstmatige ingrepen in de grondwaterstand toe te staan. Bij ondergrondse of halfverdiepte bouw betekent dit dat er geen bemaling is toegestaan om grondwateroverlast te voorkomen. Hier dient bij het ontwerp rekening mee te worden gehouden in vorm van waterdichte constructies.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Het thema "water als ordenend principe" loopt als een rode draad door het gehele plan. Dit houdt in dat, voordat er beslissingen worden genomen op ruimtelijk gebied, er wordt bekeken welke gevolgen die hebben voor watersystemen. Dit waterplan valt onder het regime van de nieuwe waterwet (22 dec 2009).
Waterbeheerprogramma 2016 – 2021 Waterschap Vallei en Veluwe
Het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe heeft op 30 september 2015 het waterbeheerprogramma vastgesteld. In het waterbeheerprogramma beschrijft het waterschap haar ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden.
De waterbeheerder heeft het bovenregionale oppervlaktewaterbeleid vertaald naar regionale richtlijnen, normen en vergunningsvoorschriften. Toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden door het realiseren van voldoende extra waterberging. Ten aanzien van het afkoppelen van verhardoppervlak van het riool heeft het waterschap een afkoppelbeslisboom opgesteld. Indien het regenwater van de daken naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd, of in de bodem geïnfiltreerd wordt mag er geen gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen, zoals koper, lood en zink, voor dak- gevelbekleding en goten.
Om het voornemen te toetsen aan het waterbeleid, is zowel voor de locatie 'Zuiderbroek 18' als voor de locatie 'Griftdijk 31-33' de digitale watertoets uitgevoerd. Het resultaat is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 5 en Bijlage 6). Initiatiefnemer houdt rekening met de aangegeven uitgangspunten en adviezen. De volgende onderwerpen zijn in ieder geval van belang.
Watergangen
Aan de noordzijde van het plangebied loopt een A-watergang met bijbehorende beschermingszone. Dit betreft de 'Heigraaf'. Met onderhavig initiatief blijft de betreffende watergang onaangetast. Er vinden geen fysieke ingrepen of wijzigingen plaats aan de watergang zelf. Wel zal een kwaliteitsverbetering worden bereikt door een deel van de watergang te voorzien van een natuurlijke/ecologische oever aan de zijde van het plangebied. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.3. Initiatiefnemer heef hierover reeds afstemming gehad met het waterschap. De watergang blijft, net als in de huidige situatie en mede door de nieuwe natuurlijke/ecologische oever, voor onderhoud bereikbaar. De bestemming 'Water' valt net buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Deze bestemming blijft dan ook onaangetast waarmee de waterschapsbelangen in verband met de A-watergang zijn geborgd.
Verder loopt in het oostelijk deel van het plangebied nog een B-watergang. Deze watergang is ook ten zuiden van het plangebied aanwezig. Er vinden geen fysieke ingrepen of wijzigingen plaats aan de watergang zelf. De watergang blijft dan ook onaangetast en zal voor eventueel onderhoud bereikbaar blijven. Voor zover de betreffende B-watergang binnen de grenzen van het plangebied valt, is ter borging van de waterschapsbelangen de bestemming 'Water' opgenomen.
Legger Watersysteem (bron: Waterschap Vallei en Veluwe)
Watercompensatie
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, kan aanleg van extra waterberging noodzakelijk zijn. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd.
Met onderhavig ruimte-voor-ruimte project 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' zal de oppervlakte aan bebouwing per saldo afnemen. Op het perceel Zuiderbroek 18 wordt alle bestaande bebouwing gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning. De aanwezige hooiberg wordt verplaatst dan wel als historisch element nieuw gebouwd. De oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt 2.161 m2. Op de locatie Zuiderbroek 18 worden verder de mestbassins en sleufsilo's gesaneerd. Daarnaast worden naast Meent 6 twee veldschuren gesloopt met een totale oppervlakte van 80 m2. De totale oppervlakte aan te slopen bedrijfsbebouwing bedraagt daamee circa 2.241 m2.
Met de realisatie van twee vrijstaande woningen op het perceel Griftdijk 31-33 en een recreatiewoning op het perceel Zuiderbroek 18, kan niet anders dan worden geconcludeerd dat het verhard oppervlak per saldo zal afnemen. Dit is ook een logisch gevolg van gebruikmaking van de ruimte-voor-ruimte regeling. Daarmee is geen watercompensatie benodigd.
Riolering
Het hemelwater van het verhard oppervlak ter plaatse van de locatie Griftdijk 31-33 zal direct worden afgevoerd naar het oppervlaktewater in de directe omgeving van het plangebied (afkoppelen). Het afvalwater van de nieuwbouw wordt direct op de bestaande riolering aangesloten overeenkomstig de door de gemeente gestelde eisen. Bij de nieuwbouw wordt geen gebruik gemaakt van uitloogbare bouwmetalen.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op onze website.
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal het waterschap op de hoogte worden gesteld van de planvorming.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
Onderhavig initiatief betreft een ruimte-voor-ruimte project waarbij op de locatie Zuiderbroek 18 een veehouderij wordt beëindigd en de bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Om het historisch erf aan de Zuiderbroek beter vorm te geven en te zorgen voor een betere erfuitstraling wordt op het perceel Zuiderbroek 18 een recreatiewoning toegevoegd. Verder worden op de locatie Griftdijk 31-33 twee vrijstaande woningen gerealiseerd als compensatie voor de te slopen bedrijfsbebouwing en beëindiging van de veehouderij.
In combinatie gezien is er per saldo sprake van een relatief geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. De ontwikkeling ziet niet op productie van afvalstoffen en/of verontreiniging. Hinder wordt ondervangen door voldoende afstand te houden van nabijgelegen milieugevoelige functies. Risico van ongevallen speelt eveneens niet bij de voorgenomen functieverandering.
Plaats van het project
De locaties Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33 zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Woudenberg. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat ligt op circa 10 kilometer afstand. De ontwikkeling leidt verder niet tot een aantasting van historische, culturele of archeologische belangen. Met het initiatief wordt juist bijgedragen aan het cultuurhistorische belang door de cultuurhistorische waarde van de locatie Zuiderbroek 18 als historisch erf binnen het landgoed Geerestein te versterken.
Kenmerken van het potentiële effect
Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op het milieu. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. De complexiteit is gering, gelet op de omvang van het plangebied. Door het verwijderen van een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van een intensieve veehouderij met een bouwvlak van ruim 1 hectare, wordt een kwaliteitsverbetering voor de directe omgeving bereikt. Daarbij is ook van belang dat het bouwvlak aanmerkelijk wordt verkleind.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken wordt naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen.
Het exacte ontwerp van de nieuwe vrijstaande woningen en de nieuwe recreatiewoning is op dit moment nog niet bekend. In het plan zal voldaan worden aan de nieuwste wetgeving op het gebied van duurzaamheidseisen. De duurzaamheidsaspecten zullen in het kader van de aan te vragen omgevingsvergunning verder worden uitgewerkt.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied van Woudenberg 'Buitengebied Woudenberg 2010', in combinatie met 'Buitengebied 2013 herziening' (geconsolideerde versie 2014).
Het bestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden
De bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' geldt voor gronden behorende tot de locatie Zuiderbroek 18. Het betreft de gronden waarop de verkleining van het bouwvlak plaatsvindt. Een bouwvlak is dan ook niet meer opgenomen binnen deze bestemming. De gronden bevinden zich rondom het nieuwe woonperceel Zuiderbroek 18.
Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf
De bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' geldt voor gronden behorende tot de locatie Griftdijk 31-33'. De bestemming is van toepassing op gronden aan de zuidzijde van het plangebied. Het betreft het zandpad welke mede dient als ontsluiting van de achtergelegen agrarische gronden. Om de ontsluiting van de twee nieuwe woningen planologisch mogelijk te maken is binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' een functieaanduiding 'ontsluiting' toegevoegd, waarmee ontsluiting van aanliggende bestemmingen mogelijk is gemaakt.
Natuur
De bestemming 'Natuur' geldt voor gronden behorende tot de locatie Griftdijk 31-33. Ten eerste is deze bestemming opgenomen ten behoeve van de beoogde natuurlijke/ecologische oever van de Heijgraaf. Het betreft een strook met een breedte van 15 meter. Ten tweede is de bestemming 'Natuur' toegekend aan onbebouwde gronden aan de oostzijde van het plangebied. De betreffende strook is mede bedoeld om het karakter van de Griftdijk, vooral voor wat betreft de naastliggende bomenrij en sloot, te behouden. Om de ontsluiting van de twee nieuwe woningen planologisch mogelijk te maken is binnen de bestemming 'Natuur' een functieaanduiding 'ontsluiting' toegevoegd, waarmee ontsluiting van aanliggende bestemmingen mogelijk is gemaakt.
Water
De bestemming 'Water' geldt voor gronden behorende tot de locatie Griftdijk 31-33. De bestemming is van toepassing op de B-watergang die aan de oostzijde onderdeel uitmaakt van het plangebied.
Wonen
De bestemming 'Wonen' geldt zowel voor gronden behorende tot de locatie Griftdijk 31-33 als voor gronden behorende tot de locatie Zuiderbroek 18.
Met betrekking tot de locatie Zuiderbroek 18 geldt dat voor de bestaande woning Zuiderbroek 18 een bouwvlak is opgenomen, waarbinnen één woning is toegestaan. Binnen de bestemming 'Wonen' gelden tevens de functieaanduidingen 'recreatiewoning' en 'specifiek vorm van wonen - hooiberg'. Daarmee is op het perceel tevens één recreatiewoning met bijbehorende voorzieningen toegestaan. De maximum inhoud bedraagt 300 m3 en de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 4 meter en 8 meter. Daarnaast is op het perceel een hooiberg toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 8 meter. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2, waarbij de oppervlakte van een hooiberg en een recreatiewoning met bijgebouw niet wordt meegerekend.
Met betrekking tot de locatie Griftdijk 31-33 geldt dat voor de twee nieuwe vrijstaande woningen elk een afzonderlijk bouwvlak is opgenomen waarbinnen één woning is toegestaan. Bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per woning.
Om de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp voor het erf en de bebouwing juridisch te borgen, is binnen de bestemming 'Wonen' een regel opgenomen dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van de betreffende uitgangspunten en randvoorwaarden.
Tot slot zijn binnen de bestemming 'Wonen' een drietal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waarmee de gewenste ruimtelijke kwaliteitsverbetering ook juridisch wordt geborgd. De voorwaardelijke verplichtingen zien op de sloop van de bestaande bebouwing op de locaties Zuiderbroek 18 en naast Meent 6, landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges. Voor wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
In het kader van onderhavige planontwikkeling heeft initiatiefnemer de direct omwonenden geïnformeerd. Dit betreft de eigenaren van het perceel Griftdijk 29 en de eigenaren van Landgoed Geerestein.
Griftdijk 29
In navolging op de eerdere contacten en de planaanpassingen die de ontwikkelaar heeft gedaan (verschuiving woningen en aanpassen ontsluiting) heeft er, in verband met Corona, een telefonisch overleg plaatsgevonden op 17 januari 2022. Dit om met elkaar te overleggen over de stand van zaken.
Door de eigenaren van het perceel Griftdijk 29 wordt aangeven dat ze begrijpen dat er een ontwikkeling plaatsvindt op de locatie. Ook begrijpen ze de opzet waarbij de woningen zo zijn geplaatst dat er zo min mogelijk overlast ontstaat. Hierover hebben zij ook een aantal keer met de eigenaar over gesproken. Deze gesprekken zijn in goede harmonie verlopen.
De eigenaren van het perceel Griftdijk 29 hebben niet aangegeven wat hun bezwaar is op de planvorming, maar geven wel aan gebruik te willen maken van hun recht op het maken van bezwaar bij bouwplannen op de bij hun naastgelegen locatie.
Ontwikkelaar heeft de plannen aangepast om de eerdere inhoudelijke bezwaren ten aanzien van uitzicht en de ontsluiting weg te nemen, maar kan buren niet het recht ontzeggen om bezwaar te maken. Partijen kennen hiermee elkaars standpunten en blijven op een goede manier met elkaar in gesprek.
Landgoed Geerestein
Met de eigenaren van Landgoed Geerestein is gesproken omtrent de ontwikkeling. Er is uitgesproken dat de plannen er goed onderbouwd uit zien. Aangegeven is dat de familie misschien niet unaniem akkoord is met de wijziging van agrarisch naar wonen. Om het agrarisch beeld te behouden blijven de agrarische gronden agrarisch gebruikt.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op het (concept)ontwerpbestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' een reactie binnengekomen van de volgende instanties: Provincie Utrecht en Veiligheidsregio Utrecht.
Onderstaand zijn de reacties per instantie samengevat en van een reactie voorzien.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Utrecht en geborgd in de bijbehorende Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht (IOV).
In de IOV, die op 1 april 2021 in werking is getreden, zijn algemene regels opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van onder meer bestemmingsplannen. Hiermee is beoogd de provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33' geeft de Provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen en leidt niet tot aanpassingen aan het ontwerpbestemmingsplan.
De Veiligheidsregio Utrecht heeft op 30 september 2021 een reactie gegeven ten aanzien van de beoordeling van het aspect externe veiligheid. In het advies wordt ingegaan op de aspecten 'beschouwing risico's', 'bereikbaarheid' en 'bluswatervoorzieningen'.
Beschouwing risico's
Na bestudering van het voorontwerpbestemmingsplan en uit eigen onderzoek stelt de Veiligheidsregio vast dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid. Er is daarom geen aanleiding om aanvullende maatregelen te adviseren ter bevordering van de externe veiligheid in het plangebied.
Bereikbaarheid
Het is van belang dat de hulpdiensten tijdens een brand, ramp of zwaar ongeval voldoende snel kunnen optreden. Een goede bereikbaarheid van het plangebied is hierbij van essentieel belang. Omdat het voor beide plangebieden om een beperkte ontwikkeling gaat, acht de Veiligheidsregio de bestaande bereikbaarheid via de Zuiderbroek en de Griftdijk voldoende.
Bluswatervoorzieningen
Daarnaast dient de brandweer snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire alsook secundaire of tertiaire (open water), om een incident adequaat te kunnen bestrijden. In de huidige situatie zijn er op zowel de Zuiderbroek 18 als de Griftdijk 31-33 geen primaire bluswatervoorzieningen aanwezig.
De Veiligheidsregio adviseert daarom de bestaande bluswatervoorzieningen zodanig uit te breiden dat binnen 40 meter van zowel de bestaande (Zuiderbroek 18) als nieuw te bouwen woningen (Griftdijk 31-33) een bluswatervoorziening met een minimale capaciteit van 30 m3/h aanwezig is. Voor advies over de exacte plaats en uitvoering van de nieuw aan te leggen bluswatervoorzieningen kan te zijner tijd contact worden opgenomen met de Veiligheidsregio.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen en leidt niet tot aanpassingen aan het ontwerpbestemmingsplan. Het advies ten aanzien van de bluswatervoorzieningen wordt meegenomen in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. Bij de uitwerking van de inrichting van het gebied wordt hier rekening mee gehouden.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Zuiderbroek 18 en Griftdijk 31-33', heeft ter inzage gelegen van PM 2022 tot en met PM 2022. Digitaal was het plan in te zien via www.ruimtelijkeplannen.nl (NL.IMRO.0351.BPzuid18grift-ow01). Een analoog exemplaar lag in dezelfde periode ter visie op het gemeentehuis van Woudenberg. Het plan is tevens gepubliceerd in de Staatscourant.
Er zijn PM zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend, allen binnen de termijn van ter visielegging. Deze zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (eveneens opgenomen in bijlage PM) zijn verwerkt in het bestemmingsplan.