direct naar inhoud van 4.6 Bodemkwaliteit
Plan: Leidsche Rijn centrum Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPLRUCENTRUMNOORD-0601

4.6 Bodemkwaliteit


Kader
Aan de basis van het gemeentelijk bodembeleid ligt bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater, én het voorkomen van risico's voor de gezondheid van mens en dier. Het bodembeleid sluit hiervoor aan op onderstaande algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Bodembescherming
    Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en als er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels ná 1987 is ontstaan, is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt.
  • Bodemsanering
    Gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er sprake is van humane of milieuhygiënische risico's, of risico's voor verspreiding van de verontreiniging via het grondwater. De sanering wordt functiegericht en kosteneffectief uitgevoerd. Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Bodembeheer
    Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.


Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is om de locatie geschikt te maken. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.

Plansituatie
Binnen het plangebied bevinden zich voor zover nu bekend, geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging. In het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken hebben uitgewezen dat er hoofdzakelijk lichte verontreinigingen aanwezig zijn en plaatselijk matige verontreinigingen (bijvoorbeeld nabij de A2). Buiten het plangebied, ter plaatse van de spoorlijn ten zuiden van het plangebied zijn wel verontreinigingen aanwezig.

Het plangebied is al bouwrijp gemaakt. Uitgevoerde uitkeuringsonderzoeken kunnen mogelijk worden gebruikt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. Hergebruik van grond die bij de aanleg van ondergrondse parkeerkelders grond vrijkomt, kan mogelijk plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan of indien nodig met een aanvullende kwaliteitsbepaling.

Gezien de mogelijkheid tot ondergrondse parkeergarages is extra aandacht vereist bij onttrekken van grondwater als gevolg van bouwwerkzaamheden. Het is van groot belang vroegtijdig inzicht te krijgen in het invloedgebied van de grondwateronttrekking en nabij gelegen grondwater-verontreinigingen. Ten oosten van de A2 is een diepere grondwaterverontreiniging met vluchtige oplosmiddelen aanwezig. Bij eventuele grondwateronttrekkingen moet hiermee rekening worden gehouden en de invloed hierop worden bepaald. Bij een beïnvloeding moeten tegenmaatregelen worden genomen, die beschreven worden in een saneringsplan.

Conclusie
Met in achtneming van bovenstaande voorwaarden voor onderzoek en/of sanering vormt de bodem geen belemmering voor het plan.