direct naar inhoud van 4.9 Ecologie
Plan: HOV om de Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHOVOMDEZUID-0601

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

De initiatiefnemer van een plan heeft een zorgplicht voor planten en dieren zoals opgelegd door de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. Deze stelt dat er in ruimtelijke plannen, bij sloop, bouw en herbouw vóór het slopen/renoveren/verbouwen vastgesteld moet worden of er beschermde planten en dieren verstoord worden door de voorgenomen activiteiten. Met behulp van een "quickscan" wordt onderzocht of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn, en of ze verstoord worden.

Natuurbescherminsgwet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt, waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verkregen.

Flora en faunawet

De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van planten en dieren. Bij aanwezigheid van bijzonder planten of diersoorten kan door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontheffing worden verleend.

4.9.2 Plangebied

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermd natuurgebied. De doorsnijdingen van de (provinciale) ecologische verbindingszones zullen door de aanvullende maatregelen geen negatieve effecten tot gevolg hebben.

Tabel 4.5 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   ontheffingsregeling Ffw  
(categorie 1)   (categorie 2)   (categorie 3)  
mol, egel, huisspitsmuis, rosse woelmuis, bosmuis, wezel, konijn en haas

bruine kikker, meerkikker, kleine watersalamander en gewone pad  
alle inheemse vogels


kleine modderkruiper  
alle vleermuizen


rugstreeppad (bouwlocatie)

ringslang  

Soortenbescherming

  • Het plangebied is niet gelegen in of nabij een beschermd natuurgebied. De doorsnijdingen van de (provinciale) ecologische verbindingszones zullen door de aanvullende maatregelen geen negatieve effecten tot gevolg hebben.
  • De planontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Omdat de planwerkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart t/m 15 juli) worden opgestart, is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. Er zijn geen vogels met een vaste verblijfplaats aanwezig, met uitzondering van de grote bonte specht. De boom, waar de holte van de grote bonte specht is waargenomen, zal behouden blijven en daarmee zal de holte waar de grote bonte specht mogelijk gebruik van maakt niet aangetast worden. Mogelijk wordt de grote bonte specht door de werkzaamheden aan het tracé verstoord. De grote bonte specht kan een nestholte meerdere jaren gebruiken, maar maakt of bewerkt in het algemeen in het voorjaar diverse holen. Zo is er bij verstoring een alternatief voor de specht voorhanden. Hierdoor wordt de kans op verstoring door de werkzaamheden aan de HOV nihil geacht.
  • Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (met uitzondering van het paarverblijf van de gewone dwergvleermuis in landhoofd Waterlinieweg). Wel zijn er belangrijke vliegroutes en foerageergebied aangetroffen. Voor de effecten en mitigatie/compensatie per deeltraject kan de rapportage Movares 2009 worden geraadpleegd (als bijlage bijgevoegd). Bij aantasting van primaire vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. In het geval van zwaar beschermde soorten (categorie 3) geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie.
  • Effecten op de ringslang die worden veroorzaakt door het HOV-project betreffen het vergroten van de barrière van de infrabundel. Hierdoor bestaat er risico op versnippering van populaties. Er zullen maatregelen worden genomen om verstoring te mitigeren, namelijk het aanbrengen van faunapassages welke aansluiten op de aan te leggen faunapassages in het project spoorverbreding, zie maatregelen 2,3 en 4 uit hoofdstuk 6 van de rapportage Movares 2009.
  • In de Oud Wulverbroeksewetering is de kleine modderkruiper waargenomen (Zwanenburg, 2006), hier zal een duiker worden aangebracht. Voor het aanbrengen van een duiker is ontheffing voor de kleine modderkruiper nodig. Er zullen tevens maatregelen genomen worden om verstoring zoveel mogelijk te verkleinen (zie hiervoor paragraaf 7.1, rapportage Movares 2009). In het overige plangebied zijn geen beschermde vissen aangetroffen.
  • De rugstreeppad (categorie 3) is een soort die wordt aangetrokken door verse graafwerkzaamheden. Ook voor deze soort geldt dat indien deze zwaar beschermde soort zich vestigt een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd zal worden. Aangezien het hier om een nieuw, klein en zeer tijdelijk leefgebied zal gaan en de rugstreeppad geen bedreigde en/of zeldzame soort is, zal deze ontheffing naar verwachting verleend worden. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingprocedure) te voorkomen, zal het plangebied vóór het uitvoeren van de grondwerkzaamheden volledig afgeschermd worden met antiworteldoek. De antiworteldoek zal een hoogte van 40/50 cm te hebben en 5 cm in de grond worden gegraven.
  • Het dempen van watergangen heeft mogelijk aantasting van het leefgebied van de kleine modderkruiper (categorie 2) tot gevolg.

Voor de realisatie van het project 'HOV om de Zuid' is op 15 januari 2010 een ontheffing verleend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met kenmerk FF/75C/2009/0144. De ontheffing is in de bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. De voorwaarden uit de ontheffing hebben tot doel om de verstoring van beschermde soorten tot een minimum te beperken. Er treedt daarmee geen onnodige verstoring op.

4.9.3 Conclusie

Binnen het plangebied bevinden zich enkele beschermde soorten. Om de verstorende effecten te verminderen of te voorkomen, zijn er maatregelen getroffen. Voor de realisatie van het project heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ontheffing verleend.

De Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet vormen geen beletsel voor uitvoering van het bestemmingsplan.