direct naar inhoud van 4.8 Waterhuishouding
Plan: HOV om de Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHOVOMDEZUID-0601

4.8 Waterhuishouding

4.8.1 Toetsingskader

In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht. De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor het grondwaterbeheer. In het kader van de watertoets is de aanleg van de ontwikkeling afgestemd met de waterbeheerders. Hieronder zijn de belangrijkste uitkomsten weergegeven.

4.8.2 Plangebied

Huidige situatie

De bodem van het plangebied varieert in samenstelling. Tot een diepte van 1 m bestaat de bodem uit klei op zavel of klei op veen of zanderige afzettingen. Hieronder bevinden zich zandafzettingen. De bodem is in het verleden echter verstoord, met name door antropogene invloeden zoals grondverbeteringen, ophogingen etc. De regionale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht en de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) varieert tussen NAP +0,8 m tot NAP +1,1 m.

Binnen het plangebied bevinden zich diverse watergangen, zowel primaire als tertiaire watergangen. De Vaartsche Rijn, de Kromme Rijn, de Oud Wulverbroekwetering, de fortgracht bij Lunet III en de Ridderschapsvaart hebben een wateraanvoerende functie en behoren daarmee tot het hoofdwatersysteem. Langs de Vaartsche Rijn en de Kromme Rijn liggen secundaire waterkeringen. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. In het algemeen is de waterkwaliteit van het oppervlaktewater matig tot slecht, met name als gevolg van de kwaliteit van het inlaatwater. In het plangebied bevinden zich zowel gemengde als gescheiden rioolstelsels.

Toekomstige situatie

Het aanlegpeil van de trambaan is zodanig gekozen dat de drooglegging en de ontwatering voldoende groot zijn om grondwateroverlast te voorkomen.

Door de aanleg van de trambaan neemt het verhard oppervlak toe met 5.326 m². Deze toename dient gecompenseerd te worden door de aanleg van nieuw open water met een oppervlakte van ten minste 533 m². Daarnaast wordt 395 m² aan oppervlaktewater gedempt, dit dient voor 100% gecompenseerd te worden. Ter compensatie worden langs de Kromme Rijn (tracédeel B1) nevengeulen gerealiseerd met een oppervlakte van circa 2.690 m². Ook wordt in tracédeel B2 langs de HOV-baan een nieuwe watergang gerealiseerd met een oppervlakte van circa 325 m².Hemelwater dat afkomstig is van de nieuwe trambaan zal deels via het gemengde riool worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en deels worden geïnfiltreerd in de bodem. Overigens dienen definitieve keuzen met betrekking tot de riolering nog te worden gemaakt, in de afweging zal het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden worden betrokken. Langs watergangen dient een zone vrij van obstakels te worden gehouden. Deze beschermingszones van 5 m voor primaire watergangen en 2 m voor overige watergangen is noodzakelijk ten behoeve van beheer en onderhoud. Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Om een goed beheer en onderhoud te waarborgen, is tussen het Hoogheemraadschap en de gemeente afgesproken dat een beheer- en onderhoudsplan wordt opgesteld voor de watergangen en de oevers.

In het bestemmingsplan worden de watergangen als 'Water' bestemd. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze zijn bestemd als 'Waterstaat - waterkering'.

4.8.3 Conclusie

De conclusie is dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.