direct naar inhoud van 5.6 Flora en fauna
Plan: Hart van Hoograven Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPBPHARTVHOOGRAVEN-0601

5.6 Flora en fauna

Op grond van de Flora- en faunawet mogen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van in de wet gespecificeerde soorten planten en dieren niet aantasten of verstoren. Is een dergelijke aantasting te verwachten, dan kan de ingreep slechts worden uitgevoerd nadat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) daarvoor ontheffing heeft verleend. Samenvattend betekent dit dat inzicht moet worden verkregen in:

  • de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten of leefgebieden van beschermde diersoorten en in de effecten van de ruimtelijke ingrepen op deze soorten. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt of in redelijkheid kan worden aangenomen dat de Flora- en faunawet de uitvoer van het plan niet in de weg staat;
  • de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden en de effecten van de ruimtelijke ingreep op dit gebied en de natuurwaarden in deze gebieden.


Gebiedsbescherming
Op het gebied van natuur gelden de regels van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de ecologische hoofdstructuur (EHS). Aangezien het plangebied geen onderdeel uitmaakt van een Natura 2000-gebied of van de EHS, is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 en de structuurvisie van de provincie niet aan de orde.

Soortenbescherming
In het plangebied zijn geen op grond van de Flora- en faunawet beschermde of bedreigde plantsoorten gevonden. Bedreigde diersoorten zijn ook niet aangetroffen en deze zijn ook niet te verwachten. Wel zijn (mogelijk) beschermde diersoorten aanwezig als zoogdieren, vleermuizen, vogels en amfibieƫn.

Voor de te verwachten algemene zoogdieren en amfibieƫn (tabel 1 van de Flora- en faunawet) is geen ontheffing nodig bij de planontwikkeling. Van tabel 2 zijn broedvogels te verwachten in de opgaande begroeiing en mogelijk onder het dak van het oostelijke gebouw. Het rooien van begroeiing en sloop tijdens het broedseizoen is verboden. Dit betekent dat de sloop buiten het broedseizoen moet plaatsvinden. De mogelijk aanwezige broedplaatsen van de gierzwaluw gelden als vaste broedplaats en zijn het hele jaar beschermd. Verblijfplaatsen van vleermuizen (tabel 3) zijn tijdens het veldonderzoek (najaar 2009) niet vastgesteld. Niet is uit te sluiten dat deze in het zomerhalfjaar wel aanwezig zijn.

Aanvullend onderzoek is nodig in een geschikte periode van het jaar met betrekking tot de broedplaatsen van de gierzwaluw en de verblijfplaatsen van vleermuizen.

Bomen
In het plangebied is een boominventarisatie uitgevoerd (zie bijlage). In het plangebied zijn 120 bomen aanwezig, waarvan het merendeel in goede tot redelijke conditie verkeert. 9 bomen hebben een slechte toekomstverwachting. 24 bomen zijn verplantbaar.

Conclusie
In het plangebied zijn verschillende soorten (broed)vogels aanwezig, met name in de bomen en de zone rondom de singel. Op grond van de Flora- en faunawet is het niet toegestaan broedende vogels te verstoren. De werkzaamheden dienen dan ook bij voorkeur plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. In dat geval worden geen verbodsbepalingen overtreden en is er ten aanzien van vogels geen ontheffing noodzakelijk. Aanvullend onderzoek is nodig voordat gesloopt kan worden met betrekking tot de gierzwaluw en de verblijfplaatsen van vleermuizen (zie bijlage).

Een nader flora- en fauna onderzoek voor de openbare ruimte van het gebied is niet nodig. Het gebied bestaat vooral uit verharding, straatbomen en sierbeplanting. De oever en de waterpartij blijven ongemoeid.