Plan: | Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat herziening Beukenlaan 86B |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0342.BPSOE0029-0301 |
In het gebouw aan de Beukenlaan 86B in Soest was tot voor kort een drukkerij gevestigd. Initiatiefnemer wil het pand kopen en er twee woningen in realiseren.
Op dit moment is conform het vigerende bestemmingsplan 'Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat' de bestemming van de locatie 'Bedrijf'. Om de woningen in het pand te realiseren zal dus eerst de bestemming 'Bedrijf' in de bestemming 'Wonen' moeten worden gewijzigd.
Hiervoor is voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.
Het plangebied ligt aan de Beukenlaan te Soest, in het centrum van Soest. De Beukenlaan is onderdeel van de hoofdwegenstructuur. De planlocatie is omgeven door woningen en groen. Aan de achterzijde van de locatie is een galerijflat van 4-hoog aanwezig.
Bovenaanzicht woning Bron: GoogleMaps
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat' vastgesteld door de gemeenteraad op 15 maart 2012. De locatie heeft de bestemmingen ‘Bedrijf’ en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. Daarnaast heeft het plangebied ook nog een gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 4'. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om gronden met deze aanduiding te wijzigen in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 16 en de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 18 onder de voorwaarden a t/m m. Aan een aantal van deze voorwaarden wordt niet voldaan.
Voorwaarde c bevat de eis dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 m moet bedragen. Conform de huidige situatie wordt het bouwvlak gelegd op minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens.
Voorwaarde d bevat de eis dat de voortuin een diepte moet hebben van minimaal 20 m. Conform de huidige situatie bedraagt de diepte van de voortuin op het ondiepste punt 19 m.
Voorwaarde m bevat een aantal niet relevante eisen, zoals over de aanleg van openbaar gebied. Zie ook hetgeen in Hoofdstuk 6 is opgemerkt.
Omdat niet aan alle voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan, is gekozen voor een herziening van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan wordt ingegaan op het beleid van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 worden de uitgevoerde onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 volgt de juridische planopzet voor het bestemmingsplan. Uitgelegd wordt hoe de bestemming de beoogde functie ter plaatse het best beschermd. Hoofdstuk 6 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied.
Het plangebied ligt in het midden van de stad Soest aan een doorgaande weg. Het plangebied betreft een perceel dat in gebruik was als drukkerij. Het terrein is momenteel niet in gebruik, vandaar dat een leegstaand bedrijfsgebouw met parkeerplaatsen resteert.
Vooraanzicht woning. Bron: GoogleMaps
Het project behelst een functiewijziging van een bedrijfspand naar een woonfunctie. Om het pand geschikt te maken voor bewoning wordt het verbouwd. Deze verbouwing is voornamelijk inpandig. Er worden twee permanente gezinswoningen in gerealiseerd. De woningen zullen bestaan uit twee verdiepingen. Beide woningen zullen private tuinen hebben. Toegang en parkeermogelijkheid zal direct aan de Beukenlaan zijn, waar vier parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Voor het realiseren van deze parkeerplaatsen hoeven geen bomen gekapt te worden. Op het perceel is een boom aanwezig die als monumentaal is beschermd. De boom wordt gehandhaafd en tijdens de bouwwerkzaamheden zal deze fysiek worden beschermd.
Bovenaanzicht indeling woningen.
Begane grond en eerste verdieping van beide woningen.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid voor de bestemmingsplanherziening “Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat herziening Beukenlaan 86B” op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:
In de SVIR is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. Deze ladder is juridisch verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder geldt voor stedelijke ontwikkelingen. Gelet op jurisprudentie (AbRS 18-12-2013, 201302867/1/R4) wordt de onderhavige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling.
Het voorliggende plan voorziet in een functiewijziging die een zuinig ruimtegebruik tot gevolg heeft. Een leegstaand bedrijfspand wordt intern verbouwd en krijgt een woonfunctie. De functiewijziging zal ter plaatse leiden tot een kwaliteitsverbetering, wat positieve effecten heeft op de leefbaarheid. Hiermee past het plan in de doelstellingen van de SVIR.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de SVIR.
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang en de Ecologische hoofdstructuur. Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen, dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. In hoofdstuk 4 zal worden ingegaan op de specifieke archeologische verwachting voor het bestemmingsplangebied en de geldende regimes.
De Kadernota Ruimte en het huidige coalitieakkoord hebben als basis gediend voor de 'Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013-2025'. De filosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' staat in beide centraal. Het accent is verlegd van een toetsende rol van de provincie naar sturen op kwaliteit (ontwikkelingsplanologie). Een belangrijke wijziging met betrekking tot de nieuwe (concept) verordening is dat bijvoorbeeld het ontheffingsinstrumentarium niet langer voorkomt. In plaats daarvan biedt de verordening ruimte voor lokale ontwikkelingen binnen regionale randvoorwaarden. Als aan die randvoorwaarden wordt voldaan, zijn de ontwikkelingen mogelijk zonder enige betrokkenheid van de provincie.
Een belangrijk uitgangspunt van het beleid is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij zorgvuldig ruimtegebruik gaat het om efficiënt, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte. Rode contouren zijn hierbij een belangrijk sturingsinstrument. Binnen de rode contour hebben gemeenten veel beleidsvrijheid.
Het voorliggende bouwplan is bij uitstek een voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik. Door de verbouwing en functiewijziging krijgt een verouderd en leegstaand bedrijfspand weer toekomst. Het plan is dan ook in lijn met het provinciale beleid.
Conclusie
Dit bestemmingsplan voldoet aan de uitgangspunten verwoord in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Ruimtelijke Verordening 2013-2028.
In de Structuurvisie is globaal vastgelegd hoe de gemeente er in het jaar 2030 ongeveer uit moet zien. De kracht van de structuurvisie zit in de samenhang tussen elementen als hoeveel en soort woningen, werkgelegenheid, voorzieningen en verkeersafwikkeling. Het speerpunt van de structuurvisie is het dorp Soest levendig en groen houden. Een levendig en groen dorp vraagt het actief inspelen op ontwikkelingsmogelijkheden op velerlei gebieden. In de structuurvisie wordt gestreefd naar een evenwichtige bevolkingsopbouw. Alle bevolkingsgroepen moeten kunnen blijven wonen, werken en gebruik maken van voorzieningen in de gemeente. Hiertoe wordt er gebouwd voor de eigen bevolking en wordt rekening gehouden met een kleine instroom. Het toevoegen van woningen, voornamelijk voor het goedkope segment en voor doorstromers, aan de woningvoorraad mag niet ten koste gaan van het groene en dorpse karakter. Het combineren van deze punten leidt tot een integrale visie voor de kern Soest, welke een aanzet is tot nieuwe mogelijkheden. Deze nieuwe mogelijkheden worden, waar mogelijk vertaald naar het bestemmingsplan. Omdat nog niet alle mogelijkheden voldoende zijn uitgekristalliseerd is het niet altijd mogelijk om alle maatregelen uit de structuurvisie direct mee te nemen in het bestemmingsplan. Het gaat hierbij dan om, bijvoorbeeld, bouwplannen waarvan nog onvoldoende duidelijk is hoe de precieze plannen zullen zijn. Hiervoor zullen dan aparte procedures gevolgd worden.
Door de gemeente wordt ingezet op het handhaven van een evenwichtige bevolkingsopbouw. Daarom moet op zijn minst opvang geboden worden voor de natuurlijke groei en de (toenemende) gezinsverdunning. Met woningbouw in het dorp Soest wordt vooral gestreefd 'gaten in de markt' te vullen. Een kwalitatieve impuls, waarbij de nadruk ligt op grondgebonden woningen.
Bij het zoeken naar ruimte voor woningbouw geldt altijd dat het toevoegen van 'stedelijke functies' daar moet gebeuren waar weinig schade wordt toegebracht aan de bestaande groene waarden en/of waar ook versterking van groene waarden mogelijk is. Gelet op het voorkomen van aantasting van het buitengebied en conform het provinciale en gemeentelijke beleid, wordt in beginsel eerst gezocht naar locaties binnen de kern en daarna naar locaties buiten de kern.
De Beukenlaan valt in een gebied wat betiteld wordt als 'binnenstedelijk'. In dit gebied wordt aandacht geschonken aan herstructurering. Nieuwe ontwikkelingen zijn hier van belang voor de gehele kern Soest. Voorgenomen ontwikkeling past binnen de structuurvisie.
In oktober 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Daarin is opgenomen dat vraag en aanbod naar parkeerplaatsen met elkaar in balans moeten blijven. Het hanteren van en vasthouden aan parkeernormen bij ruimtelijke ontwikkelingen is hiervoor van groot belang.
De Nota Parkeernormen ('Nota parkeernormen auto en fiets, 2e herziening 12 februari 2014') bevat de parkeernormen van de Gemeente Soest. In deze nota is opgenomen hoe de gemeentelijke parkeereis bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt berekend. De parkeereis wordt berekend door de omvang van de functie te vermenigvuldigen met de parkeernormen uit de volgende tabel.
Aan de parkeereis moet minimaal worden voldaan. Bij ontwikkelingen hoeven bestaande parkeertekorten niet opgelost te worden. Een eventueel bestaand tekort aan autoparkeerplaatsen op een perceel mag daarom van de parkeereis worden afgetrokken.
Autoparkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet als volledige parkeerplaats meegerekend. Parkeerplaatsen op eigen terrein worden namelijk niet altijd voor parkeren gebruikt. Garages worden vaak als bergruimte gebruikt. Bovendien is er op eigen terrein geen mogelijkheid voor dubbelgebruik voor bezoek van buren. Daarom wordt bij woningen een correctiefactor toegepast.
In onderhavige situatie betreft het twee woningen groter dan 150m² waarbij een parkeernorm geldt van 2,0 parkeerplaatsen. Deze norm is gebaseerd op parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Er geldt een correctiefactor voor parkeerplaatsen op eigen terrein vanwege het lagere gebruik hiervan. Bij een parkeerterrein op eigen erf bedraagt de correctiefactor 0,8 per parkeerplaats. Met twee woningen komt de parkeereis op 4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Wanneer deze parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd wordt de correctiefactor toegepast. De parkeereis op eigen terrein is 5 parkeerplaatsen. Deze vijfde parkeerplaats zal worden gerealiseerd achter op het terrein bij de achterste woning. Dan zijn alle parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te gebruiken.
De gemeente Soeste heeft een duurzaamheidsplan ontwikkeld met een richtinggevende beleidsvisie op een Duurzaam Soest in 2030, oftewel voor de volgende genaratie. De leidende principes zijn Klimaatneutraal, Duurzaam, Cradle to cradle en Gezond & Veilig. Deze leidende principes hebben hun doorwerking in de praktijk, waarbij concreet is ingezoomd op vier thema's: Wonen,Werken, Leefomgeving en de Gemeentelijke organisatie. Per thema zijn ambities voor 2030 en doelstellingen voor 2015 opgenomen. Met betrekking tot het thema Wonen wordt verder ingegaan op duurzaam bestemmen en inrichten en duurzaam bouwen.Dit gaat naast energiegebruik over meerder aspecten, zoals water, duurzaam materiaalgebruik, levensloopbestendigheid.
Op 17 november 2011 heeft de gemeenteraad het verbreed Gemeentelijk Rioleringspan (vGRP) 2012-2017 vastgesteld. Hierin is beschreven hoe de gemeente de wettelijke taken van het inzamelen en transporteren van het afvalwater uitvoert. Ook het te voeren beleid ten aanzien van het onderhoud van de riolering en de rioolgemalen is beschreven. Hierin is ook het beleid ten aanzien van hemelwater, oppervlaktewater en grondwater vastgelegd.
Zowel tijdens de verbouwing als daarna dienen het hemelwater en het afvalwater gescheiden te zijn.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Andere onderzoeken dan onderstaande zijn niet nodig, omdat geen sprake is van nieuwbouw maar van een wijziging van het gebruik van de locatie met een interne verbouwing van het pand.
Ingevolge het bestemmingsplan 'Klaarwater, Smitsveen en Bosstraat' uit 2012 heeft het perceel de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' en 'Waarde - Archeologie Middelhoge verwachting' . In dit gebied dient bij bouwwerkzaamheden archeologisch onderzoek plaats te vinden. Hiervoor gelden uitzonderingen. Archeologisch onderzoek hoeft niet plaats te vinden bij verbouwingen en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing mits de bestaande fundering wordt gebruikt en de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m2 (bij hoge verwachting) of 500 m2 (bij middelhoge verwachting) wordt uitgebreid, dan wel de oppervlakte van de te bouwen bebouwing niet meer bedraagt dan 100 m2 (bij hoge verwachting) of 500 m2 (bij middelhoge verwachting).
In dit geval wordt het bestaande pand verbouwd tot woning. Archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig.
In de oude situatie had het pand een bedrijfsbestemming. Er was een bedrijfswoning toegestaan. Deze was ook aanwezig. Verder betreft het een verbouwing van het bestaande pand. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Om inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van natuurwaarden binnen het plangebied is er op 27 februari 2014 een quickscan uitgevoerd door Ecogroen, advies en ingenieursbureau. De conclusie van het onderzoek is:
De beoogde plannen hebben geen negatieve effecten ten aanzien van gebiedsgerichte natuurbescherming. De interne verbouwing van het pand heeft geen negatieve effecten op zwaarder beschermde soorten van de Flora- en faunawet.
Bij de overige werkzaamheden (realisatie dakkapel en herinrichting terrein) dient rekening te worden gehouden met broedvogels. Broedende en/of nestelende vogels dienen te allen tijde te worden ontzien. Dit betekent dat deze werkzaamheden plaats moeten vinden buiten het broedseizoen, tenzij is aangetoond dat op het moment van werken geen broedende vogels aanwezig zijn
De hele rapportage is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Besluit NIBM) en de Regeling NIBM zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Hiertoe behoren ook woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling). In het onderhavige geval betreft het twee woningen.
Het onderwerp luchtkwaliteit staat niet in de weg aan realisering van het plan.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De voorgenomen ontwikkeling is via www.dewatertoets.nl kenbaar gemaakt bij Waterschap Vallei en Veluwe. Via de website is de samenvatting en het toetsresultaat verkregen. De samenvatting en het toetsresultaat zijn opgenomen in Bijlage 2.
Reactie Waterschap
Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentieel waterbelangen wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Indien bij feitelijke uitvoering de regenpijpen worden aangepast, dient de rioolaansluiting tot aan de erfgrens te worden gesplitst in een regenwater- en een afvalwaterriool.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. Voorliggend plan maakt de realisatie van 2 gezinswoningen ter plaatse mogelijk (door interne verbouwing).
In het kader van deze voorgenomen ontwikkeling is een onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd. (Adviesbureau Vobru, Akoestisch onderzoek Beukenlaan 86b te Soest, 19 februari 2014) . Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.
Resultaten
De voorkeursgrenswaarde op de gevel(s) van de toekomstige woningen wordt ten gevolge van het wegverkeer op de Beukenlaan met maximaal 8 dB overschreden. De maximaal toegestane grenswaarde wordt niet overschreden.
In situaties waar een nieuw te bouwen woning een geluidbelasting ondervindt hoger dan de voorkeursgrenswaarde, dient te worden onderzocht of deze geluidbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Uit nader onderzoek blijkt dat redelijkerwijs geen maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied getroffen kunnen worden.
Indien door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde vaststellen ten gevolge van verkeerslawaai op de Beukenlaan.
Beleid
Burgemeester en wethouders kunnen een hogere grenswaarde vaststellen. Van deze bevoegdheid maken zij alleen gebruik, indien de betreffende woning een geluidluwe gevel heeft. In het geval van wegverkeerslawaai betekent dit een zijde met een gevelbelasting van 48 dB of, bij vervangende nieuwbouw, een gevelbelasting van 53 dB. Akoestisch gezien is de situatie vergelijkbaar met vervangende nieuwbouw. Uit bijlage 3 bij het onderzoeksrapport (Bijlage 3) blijkt dat bij beide woningen een geluidluwe gevel aanwezig is.
[in de brief van 25-8-2014 staat het rapport moet worden aangepast, maar m.i. volstaat het als de toelichting wordt aangepast. Het beleid leidt niet tot andere getallen of andere conclusies]
Conclusie
In kader van de Wet geluidhinder is geen belemmering aanwezig voor de bouw van de woningen in de voormalige drukkerij aan de Beukenlaan 86b, mits een hogere grenswaarde wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. De ontwerp-besluit hogere grenswaarde zal tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
In of nabij het plangebied bevinden zich geen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn op bestemmingsplanniveau.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen leidt niet tot een belemmering van de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen.
Uitsnede Risicokaart
In bijgevoegde afbeelding is te zien dat in de directe omgeving van de locatie geen risico's zijn voor de ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering van de voorgenomen ontwikkeling.
In paragraaf 2.3 Toekomstige situatie is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan, dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 5.2 wordt toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Daarnaast zijn er algemene regels, overgangsregels en slotregels opgenomen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In de planopzet is aansluiting gezocht bij de "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012" (SVBP 2012).
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven
bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. De bepalingen over Tuin en Wonen moeten op dezelfde manier worden uitgelegd als elders in de gemeente bij gelijkluidende bepalingen.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dienen op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan.
Voorliggend plan is een particulier initiatief. De kosten zijn voor de initiatiefnemer; er zijn geen exploitatiekosten voor gemeente. Er is geen bouwplan in de zin van de grondexploitatiebepalingen, gelet op artikel 6.2.1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening. Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat aan de wettelijke vereisten ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is voldaan.
Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Daarop is een reactie ontvangen van de provincie Utrecht , die heeft aangeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen in het kader van het provinciaal belang zoals dat is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013.
In het kader van het maatschappelijk draagvlak hebben de initiatiefnemers op 7 juli 2014 een overleg met de omwonenden belegd . In dit overleg zijn de beoogde plannen gepresenteerd en deze zijn goed ontvangen.
oktober 2015.