Plan: | Birkstraat 144, Soest |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0342.BPLG0047-0301 |
De huidige bedrijfswoning kan op de locatie aan de Birkstraat 144 niet meer in deze functie worden gebruikt, omdat deze niet strikt noodzakelijk is voor de bedrijfsactiviteiten. Een functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning is hiervoor vereist. Daarnaast is er een aanpassing aan de bedrijfsbestemming nodig voor het uitoefenen van een boomteelt/hoveniersbedrijf.
Om bestaande woning als burgerwoning te kunnen gebruiken is een wijziging van de bestemming nodig naar de bestemming Wonen. De bedrijfsbestemming moet worden aangepast zodat de gewenste bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in de onderbouwing dat met de functie wijziging sprake is van goede ruimtelijke ordening én maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.
Op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek bleek het noodzakelijk om in verband met de omzetting van de bedrijfswoning naar een reguliere woonbestemming ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat gewenst om de inrit van het bedrijf te verplaatsen naar het naastgelegen perceel dat ook eigendom is van initiatiefnemers (perceel tot voorkort in gebruik door bloemenhandel). Om tot een efficiënt en doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel te komen is vervolgens ook het verzoek aangepast en de bedrijfsbestemming 'omgeklapt' naar het naastgelegen perceel. Bijkomend voordeel hiervan is dat de bedrijfsactiviteiten verder van de naastgelegen woonbestemmingen worden gesitueerd, wat ten goede komt aan het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen.
Figuur 1.1 - Huidige inrit en parkeerplaatsen bedrijf en woning
Figuur 1.2 - Toekomstige inrit (bron: Google Street View)
Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken, moet ze planologisch-juridisch worden geregeld in een bestemmingslan. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
Het plangebied ligt aan de Birkstraat 144 aan de oostzijde van Soest en bestaat uit de kadastrale percelen 2509, 4399, 4400, 4401 , 4403, 4404, 4405 en 4870.
De locatie van het bestaande bedrijf met bebouwing en gronden en de directe omgeving zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
De locatie wordt ontsloten via de Birkstraat. In onderstaand figuur is de ligging van het plangebied in beeld gebracht.
Figuur 1.3 - Ligging plangebied (Bron: Google Earth)
Voor de projectlocatie geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' (vastgesteld op 19 december 2013 en onherroepelijk op 3 juni 2015) en de daarop volgende herzieningen. Op de locatie gelden nu de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf – machinereparatiebedrijf en de bestemming 'Agrarisch met waarden' met functieaanduiding boomteelt (zie figuur 1.4).
Figuur 1.4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied
Met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan op deze gronden.
Toetsing ontwikkeling vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan maakt een bedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 van de planregels en daarnaast specifiek een reparatiebedrijf in landbouwmachines mogelijk.
In categorie 2 is op basis van bijlage 3 van de planregels een aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² toegestaan.
De eigenaar beoogd de volgende activiteiten op locatie:
Een boomteelt/hoveniersbedrijf is nu niet toegestaan op basis van de regels. Om deze bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van artikel 4.5.1 lid b van het bestemmingsplan Landelijk gebied om af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1. Artikel 4.5.1. lid b van het bestemmingsplan Landelijk gebied maakt het mogelijk om bedrijven toe te laten, die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 3 van de planregels zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4, lid 1 genoemd.
De gronden rondom de bedrijfsbestemming hebben een agrarische bestemming met specifieke aanduiding bomenteelt. De familie Strumpel gaat deze percelen gebruiken voor bomenteelt gekoppeld aan de hoveniersactiviteiten. Dit is binnen het bestemmingsplan al toegestaan.
3. Wonen
Daarnaast wil de eigenaar ervoor zorgen dat het wonen op het perceel mogelijk blijft. De mogelijkheden hiervoor zijn ambtelijk verkend en conclusie hiervan is dat de noodzaak van het gebruik als bedrijfswoning vanuit de bedrijfsactiviteiten moeilijk te onderbouwen is en er geen andere oplossingen gezien worden om het gebruik als bedrijfswoning te handhaven.
Om het wonen op het perceel toch mogelijk te houden is daarom het verzoek om de bedrijfswoning om te zetten naar een woonbestemming en bij de bedrijfsbestemming geen bedrijfswoning meer toe te staan.
Voor het aanpassen van de bedrijfsbestemming, het toevoegen van de woonbestemming wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Het perceel ligt aan een zijstraat van de Birkstraat, een bebouwingslint en de gebiedsontsluitingsweg tussen Soest en Amersfoort. Een luchtfoto van het plangebied is opgenomen in figuur 2.1.
Op het perceel was tot voor kort een machine reparatiebedrijf gevestigd, bestaande uit een bedrijfswoning met bedrijfsbebouwing. Naast het perceel is een intensieve veehouderij gevestigd en een verblijfsrecreatieterrein. Verder zitten er in de omgeving een aantal woningen en sportfaciliteiten, waaronder een manege. Het plangebied grenst direct aan een doodlopende weg, de Zandlaan.
Figuur 2.1 - Huidige situatie (Bron: Google Earth)
Woonbestemming
De eigenaren willen ervoor zorgen dat het wonen op het perceel mogelijk blijft. De mogelijkheden hiervoor zijn ambtelijk verkend en de conclusie hiervan is dat de noodzaak van het gebruik als bedrijfswoning vanuit de gewenste bedrijfsactiviteiten als hoveniersbedrijf niet te onderbouwen is en er geen andere oplossingen gezien worden om het gebruik als bedrijfswoning te om te zetten naar een Woonbestemming.
Op termijn willen initiatiefnemers de woning vergroten en deze vergroting aan de bestaande bedrijfswoning vastbouwen. Het bestemmingsplan Landelijk gebied biedt hier via een afwijkingsbevoegdheid mogelijkheden voor. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen voor het uitbreiden van de woning kan ook de omgevingsvergunning voor afwijken van de regels van dit bestemmingsplan aangevraagd wordt, toegespitst op het specifieke bouwplan.
Hiernaast wijzigen de activiteiten van het bedrijf. De wens is om op deze locatie een boomteelt/hoveniersbedrijf te exploiteren.
Bedrijfsbestemming
Beoogde bedrijfsactiviteiten
Initiatiefnemers gaan op het perceel een hoveniersbedrijf uitoefenen. De agrarische gronden achter de woning en naast het bedrijf worden gebruikt voor boomkwekerij ondersteunend aan de hoveniersactiviteiten.
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit:
De bedrijfsbestemming gebruikt voor:
De bedrijfsactiviteiten worden op reguliere werktijden uitgevoerd.
Agrarische bestemming
De activiteiten binnen de agrarische bestemming bestaan uit:
Inrichting en landschappelijke inpassing
De gewenste situatie en de landschappelijke inpassing van de nieuwe inrichting is uitgewerkt in een inrichtingsplan
De locatie is gelegen in de Eempolder (Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen) en daarbinnen specifiek in de deeluitwerking Birkstraat (gebiedsvisie Landelijk gebied Soest). De locatie vormt binnen de algemene kwaliteiten op basis van het provinciaal- en gemeentelijk beleid een bijzondere enclave in de overgang van de Eempolder naar het bosgebied van de Korte Duinen.
Specifiek voor de locatie geldt dat:
daarin heeft: het is gelegen in een bebouwingsenclave tussen sportvelden (gemeente Amersfoort) en Recreatieterrein Duynpark;
Uitgaande van een herbestemming van bestaande bebouwing waarbij niet meer bouwmogelijkheden worden geboden dan het huidige bestemmingsplan en een vormverandering van het bestemmingsvlak van het bedrijf dat beperkt zichtbaar is van de weg wordt een landschappelijke inpassing voorgesteld die uitgaat van:
De woning en aangebouwde bijgebouwen is te zien als een erf en zorgt, gezien vanuit de Birkstraat (Zandlaan), niet voor een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.
Het perceel krijgt één ontsluiting vanaf de Zandlaan en het woonperceel is reeds in de bestaande situatie direct ruimtelijk gekoppeld aan het bedrijfsperceel. Hiermee wordt het aantal doorsnijding van de groene omlijsting geminimaliseerd en kan de groen rand om de kavel maximaal gerealiseerd worden.
De landschappelijke inpassing is opgesteld vanuit het omliggende landschap. Om onderscheid te maken tussen de functie Wonen en de functie Bedrijf en het agrarische perceel, is er een groene haag geplaatst aan de tussen deze functies. Deze nieuw aan te planten haag zal aansluiten op de huidige groenstructuur om het gehele perceel heen. Zie ook de referentiebeelden in onderstaande afbeelding.
Figuur 2.2 - Referentiebeelden beoogde situatie
De bestaande bomen zijn ingetekend en zullen in de nieuwe inrichting behouden blijven. Mochten in de toekomst in het kader van beheer- en onderhoud bomen gekapt moeten worden, dan moet worden voldaan aan het beleid Bescherming en kap van bomen van de gemeente Soest.
De landschappelijke inpassing bestaat uit inheemse soorten. Het parkeren op de bestemming Wonen zal op dezelfde locatie plaatsvinden als in de huidige situatie; voor het woonhuis. In Bijlage 6 is het landschappelijke inrichtingsplan weergegeven en in Bijlage 1 is een inrichtingstekening op schaal opgenomen van de huidige en toekomstige situatie.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen
met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond,
leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de
volgende vier prioriteiten de komende jaren een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de
leefomgeving van Nederland:
1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
2. een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
3. sterke en gezonde steden en regio's;
4. en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Nationale belangen
De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de
omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Toetsing en conclusie
De NOVI en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
Het provinciale beleid dat voor de beoogde ontwikkeling relevant is staat beschreven in de Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening van de Provincie Utrecht. De Omgevingsvisie omvat de visie van de Provincie Utrecht op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De daaraan gekoppelde verordening omvat bijbehorende regels met betrekking tot ruimtegebruik en ruimtelijke ontwikkelingen, die ook doorwerken voor lagere overheden. De filosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' staat in beide beleidsdocumenten centraal. Het accent is verlegd van een toetsende rol van de provincie naar sturen op kwaliteit (ontwikkelingsplanologie).
In de Omgevingsvisie beschrijft de Provincie Utrecht hoe zij het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland wil blijven, ook in 2050. In de visie wordt ingegaan op uitdagingen als het aantal inwoners, benodigde woningen, banen en het toenemend aantal verplaatsingen. Daarnaast wordt de visie op hoofdlijnen geschets aan de hand van keuzes op zeven beleidsthema's:
Hieronder wordt ingegaan op de voor de ontwikkeling relevante thema's.
Aantrekkelijke landschappen
De provincie Utrecht is opgedeeld in verschillende landschappen waarvoor verschillende kernkwaliteiten gelden. De beoogde ontwikkeling is gelegen in het landschap Eemland. Arkemheen-Eemland is een weids en open weidegebied met duidelijk herkenbare randen. Het gebied oogt eenduidig, maar is in feite een samenspel van agrarische, ecologische en recreatieve functies. De randen lijken strak en gelijk, maar dichtbij variëren ze van plek tot plek. Achter de randen en in open linten in de weidse ruimte ligt bebouwing. Het contrast tussen de open ruimte en de beschutte ruimte achter de randen is de essentie van Arkemheen-Eemland. Voor dit gebied gelden de volgende kernkwaliteiten:
Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen
Bovenstaande kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van Eemland verschillende accenten, waar nader op in wordt gegaan in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen. Bij ontwikkelingen in het landschap van Eemland is het vooral van belang dat de open ruimte behouden en versterkt wordt. Dit betekent behoud van een continue open ruimte langs de Eem, van Randmeer tot Amersfoort. Bij ontwikkelingen kan de openheid versterkt worden door verplaatsing van bebouwing, begroeiing of andere opgaande elementen. Nieuwe bebouwing vestigt zich bij voorkeur in randzones of in bestaande linten, waarbij deze laatste wel transparant moeten blijven.
De provincie kent de volgende ambities aan toe het gebied Eemland:
Aan de rand van Huizen tot het spoor bij Amersfoort geldt in het specifiek het volgende:
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt in het landschap ‘Eemland’, in het deelgebied ‘overgangsgebied’ naar de Utrechtse heuvelrug. Openheid is in het Eemland een belangrijke kernwaarde. Echter ligt het plangebied bijna tegen de grens van dit gebied op de rand van het landschap ‘Utrechtse heuvelrug’. De omgeving van de Birkstraat wordt dan ook specifieke benoemd als een overgangsgebied richting de Heuvelrug waar het landschap al meer verdicht is. Dit is een zachte rand, met een combinatie van bebouwing en veel beplanting. Omdat er geen nieuwe bebouwing bij komt wordt er niet verdicht. Er wordt zelfs bebouwing gesaneerd wat de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt. De nieuwe beplanting die is voorgesteld past goed in het overgangsgebied, want veel beplanting hoort daar in thuis. De ontwikkeling is daarmee passend binnen het landschap Eemland. Er wordt aan het provinciale beleid voldaan.
De interim omgevingsverordening is een tijdelijke verordening die op 1 april 2021 inwerking is getreden en een looptijd heeft totdat de Omgevingswet van kracht is en de omgevingsverordening in werking treedt.
Artikel 7.9 Instructieregel landschap
Een landschap is geen statisch plaatje. Het is altijd in ontwikkeling en dynamiek hoort daarin. In het werken met landschapskwaliteit wordt uitgegaan van een samenspel tussen beeld (wat zie je), functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties). Elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiten bij de kernkwaliteiten. Als sprake is van een zeer open gebied, bevat een bestemmingsplan bepalingen om die openheid te behouden. Denk aan het tegengaan van (hoge) bebouwing. Een aantasting van het landschap is onevenredig als het belang van de nieuwe ontwikkeling niet opweegt tegen de aantasting van de kernkwaliteiten. Een goede locatiekeuze beperkt de schade voor het landschap. Daarnaast is een goede landschappelijke inpassing vereist die in de regels van het plan is geborgd.
Artikel 9.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied laat geen verstedelijking toe, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te behouden, moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke bestemmingen hier voorkomen worden. Daarom zijn nieuwe vormen van verstedelijking in het landelijk gebied verboden. Op dit verbod zijn in de verordening uitzonderingen mogelijk. Een van de uitzonderingen wordt beschreven in hoofdstuk 9 Wonen, werken en recreeren.
Artikel 9.5 Instructieregel bebouwingsenclaves en -linten
Toetsing en conclusie
Ter plaatse van de planlocatie bevindt zich in de bestaande situatie een aannemersbedrijf. De eigenaar wil dit met oog op de toekomst graag omzetten naar een hoveniersbedrijf met als nevenactiviteit mechanisatiebedrijf en daarbij de huidige bedrijfswoning omzetten naar een burgerwoning. Het totale bebouwd oppervlak neemt af, doordat een deel van de aanwezige bijgebouwen in de woonbestemming wordt gesaneerd. Alle ter plaatse aanwezige kernkwaliteiten, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het overgangsgebied worden versterkt zoals uitgewerkt en onderbouwd in het landschappelijke inpassings- en beplantingsplan. Tezamen leidt dit tot een flinke kwaliteitsverbetering op het perceel.
Doordat de vorm van het bedrijfsbestemmingsvlak wordt verlegd/aangepast bestaat de mogelijkheid tot hinder naar de omgeving. In Hoofdstuk 4 wordt hierop verder ingegaan. Met de ontwikkeling worden omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Ook leidt de aanpassing van het bestemmingsvlak niet tot een vergroting van het bestemmingsvlak (bestemming bedrijf en wonen is even groot als vigerende bestemming Bedrijf).
De inrit van het bedrijfsperceel mag niet langs de woning gaan, om een goed woon- en leefklimaat vanwege het akoestisch klimaat ter hoogte van de woning te kunnen waarborgen. Bedrijfsverkeer moet langs de noordelijke inrit naar het bedrijf zodat er voor de burgerwoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Met de wijzing van aannemersbedrijf naar hoveniersbedrijf is het aannemelijk dat er geen sprake is van een (onevenredige) verkeerstoename.
Uit bovenstaande brede beoordeling blijkt dat de ruimtelijke impact ter plaatse verbeterd en kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht.
De gemeente streeft in haar structuurvisie, zoals de titel reeds duidelijk maakt, naar behoud en versterking van het karakter als groen en levendig dorp.
Hoe dat bereikt kan worden, wordt onder andere behandeld aan de hand van gewenste en benodigde functies en waar deze ruimtelijk opgevangen kunnen worden. In aansluiting op het provinciaal beleid ligt daarbij de nadruk op concentratie van functies in het stedelijk gebied en behoud van landschappelijke kwaliteiten in het landelijk gebied. Om het dorp groen en levendig te houden, wordt tegelijkertijd gesignaleerd dat het verder concentreren van stedelijke functies niet onbeperkt kan worden doorgevoerd en dat ook gekeken moet worden waar er ruimte beschikbaar is om gedoseerd uit te breiden.
Voor deze ontwikkeling is in het bijzonder van belang.
De 'Gebiedsvisie landelijk gebied Soest' vormt een integrale visie op toekomstige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Gebaseerd op de trends in de agrarische sector, waar bedrijven op termijn ofwel (moeten) kiezen voor schaalvergroting of voor verbreding van de activiteiten, kunnen in het landelijk gebied zeer uiteenlopende ruimteclaims worden verwacht. Dit, in combinatie met de wens om de landschappelijke kwaliteit en diversiteit te beschermen en versterken, vraagt om een visie op toekomstige ontwikkelingen.
De visie onderscheid daarbij verschillende gebieden, die ieder afzonderlijk hun eigen landschappelijke kwaliteiten kennen en wisselend geschikt zijn voor bepaalde functies.
Figuur 3.1 Uitsnede Gebiedsvisie landelijk gebied Soest - deelgebied Birkstraat
Toetsing en conclusie
Het plangebied van de ontwikkeling maakt onderdeel uit van het deelgebied Birkstraat. Deze wordt getypeerd als een agrarisch lint met ruime doorzichten naar het open agrarische gebied van de Eempolder aan de noordzijde en het coulisselandschap richting Korte Duinen aan de zuidzijde. Het plangebied ligt daarbij buiten de getypeerde zones in een bebouwingslint aan de Zandlaan. De locatie van het specifieke plangebied heeft geen sturende functie meegekregen vanuit het gemeentelijk beleid. Het beleid gaat meer in op de Birkstraat dan op deze zijweg (Zandlaan) die wat meer op de achtergrond gesitueerd is.
Uit de visie blijkt dat de Birkstraat geschikt is om een meer divers karakter te krijgen: de agrarische bestemming is nog steeds primair maar door de ligging tussen het stedelijke gebied van Soest en Amersfoort vindt steeds meer verbreding plaats (groene diensten). De omschakeling naar een boomteelt/hoveniersbedrijf past daarmee goed in de visie van de gemeente.
In de omgevingsvisie 'Stap voor stap ver komen' geeft de gemeenteraad van Soest aan hoe zij de gewenste situatie van de gemeente Soest over 20 jaar, in 2040, zien. Hieronder worden de relevante punten uit de visie achtereenvolgens behandeld en getoetst aan de beoogde ontwikkeling.
Beleidskader
De gemeente Soest is aantrekkelijke woon- en werkgemeente. Het wonen in de Randstad, de ondernemersgeest, de groene omgevingen binnen en buiten de kernen, de goede autobereikbaarheid, de relatief rustige en schone omgeving, de sociale samenhang, en de maatschappelijke, commerciële en culturele voorzieningen dragen daar allemaal aan bij. In de omgevingsvisie worden de thema's die met de bebouwde leefomgeving en het gebruik daarvan te maken hebben. De volgende thema's worden behandeld:
Daarnaast zijn specifieke doelen benoemd voor het gebied De Birkt. Deze zijn alsvolgt:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft de verplaatsing van een bedrijf en de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Het aannemersbedrijf dat voorheen op deze locatie gevestigd is, is inmiddels gestopt. Momenteel worden binnen het plangebied alleen nog agrarische activiteiten uitgevoerd als hovenierswerkzaamheden en boomteelt.
Bedrijfsverkeer moet langs de noordelijke inrit zodat er voor de burgerwoning geen sprake is van hinder. Met de wijzing van aannemersbedrijf naar hoveniersbedrijf is het aannemelijk dat er geen sprake is van een verkeerstoename.
De ontwikkeling is niet in strijd met de overige punten uit de omgevingsvisie.
Conclusie
De omgevingsvisie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleidskader
De gemeente Soest kenmerkt zich door haar groene karakter. Voor een groot deel wordt deze uitstraling bepaald door de bomen in de gemeente, de groene parels. Zij bepalen de sfeer van de openbare ruimte, zijn structuurbepalend en kunnen cultuurhistorische, ecologische en educatieve waarden hebben. De gemeente Soest streeft naar een duurzaam bomenbestand en duurzame bomenstructuren, ondermeer door het beschermen van bomen. De te beschermen bomen zijn onder te verdelen in de volgende categoriën:
Toetsing
De bomen binnen het plangebied vallen onder de categorie 'particuliere bomen op percelen groter dan, of gelijk aan 175 m². Ook op particuliere percelen kan een boom uitgroeien tot een monumentale boom, mits daarvoor o.a. voldoende ruimte is. Om ook in de toekomst de nu jonge bomen de kans te geven uit te groeien tot monumentale boom, worden particuliere bomen met een stamomtrek van minimaal 80 cm op percelen met een totaal oppervlak van minimaal 175 m² beschermd (gemeten op 1.30 meter hoogte boven maaiveld).
Binnen het plangebied bevinden zich enkele bomen die in het kader van dit beleidskader in de beschermde categorie vallen. Een aantal van die bomen zijn gesitueerd in of nabij het toekomstig bouwvlak van het bedrijf. Bij sloop en nieuwbouw van de schuur binnen de bestemming bedrijf dient daarom rekening gehouden te worden met dit beleidskader. In dit plan wordt er vanuit dat de bestaande bomen gehandhaafd blijven. Bij bouw- en aanlegwerkzaamheden wordt rekening gehouden met de bestaande bomen en deze zullen buiten de kronen van de bomen plaatsvinden zodat de wortelstelsels van de bomen niet aangetast worden.
Indien in de toekomst de kap van bomen vereist is in het kader van toekomstige sloop- en bouwplannen, dient een vergunning aangevraagd te worden.
Conclusie
Het beleid bescherming in kap van bomen vormt geen belemmering voor de beoogde plannen omdat nog niet bekend is of er werkzaamheden plaatsvinden aan de huidige schuur op het perceel. Indien in de toekomst werkzaamheden plaats zullen vinden aan de schuur dient dit beleidskader geraadpleegd te worden en is de eventuele kap van beschermde bomen op basis van dit beleid vergunningsplichtig.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
Industrielawaai
Met de woonbestemming wordt een nieuwe geluidsgevoelige functie gerealiseerd. Het is dan van belang te kijken naar de geluidsgevoelige functie in relatie tot de bedrijfsactiviteiten (hoveniersbedrijf) die op het perceel plaatsvinden.
In de omgeving van de te realiseren woning wisselen de functies wonen, bedrijf en recreatie/sport elkaar af. De omgeving kan worden gekenmerkt als gemengd gebied. In de VNG-brochure is een lijst opgenomen met allerlei bedrijfsactiviteiten met bijbehorende milieucategorie. De milieucategorie voor een hoveniersbedrijf, een aannemer met een bedrijfsoppervlak < 1.000 m2 en de bedrijfsgebouwen van een boomkwekerij is in alle drie de gevallen categorie 2.
De richtafstand die in beginsel wordt aangehouden tussen een bedrijfsbestemming met milieucategorie 2 en de gevel van een gevoelig gebouw in een gemengd gebied, zoals een woning, is 10 meter. Voor wat betreft de bedrijfsbebouwing wordt aan de richtafstand voldaan, maar voor wat betreft de afstand tussen bedrijfsbestemming (buitenruimte) en gevel van de woning wordt niet voldaan aan de richtafstand van 10 meter. Omdat niet aan de richtafstand wordt voldaan zou voor het realiseren van de woonbestemming is een akoestische onderbouwing uitgevoerd zie Bijlage 4.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt er bij handhaving van de bestaande inrichting van het perceel dat geen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat bij het in stand houden van de huidige inrit. Er kan niet worden voldaan aan de richtwaarden voor woningen in een gemengd gebied.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat in de nieuw voorgestelde indeling met de inrit op het noordelijk perceel. In die situatie wordt voldaan aan de richtwaarden voor woningen in een gemengd gebied.
Uit het onderzoek blijkt tevens dat het bedrijf niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering. Ook na het wijzigen van bedrijfswoning naar woonbestemming kan het bedrijf voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Uit het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect industrielawaai geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.
Omliggende bedrijven
In de directe omgeving van het plangebied zijn naast woningen ook (agrarische) bedrijven en een recreatiepark aanwezig. Daarnaast heeft het plangebied zelf de bestemming Bedrijf. Vanwege deze diversiteit aan activiteiten kan gesproken worden van een gemengd gebied. Voor de haalbaarheid van de woonbestemming is gekeken naar de omliggende bedrijven
Grenzend aan het plangebied is recreatieterrein Duynparc Soest gelegen (Birkstraat 132). Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan de algemene richtafstand voor een recreatieterrein wordt zodoende voldaan.
Ten westen van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen welke gezien de aard en intensiteit van gebruik geen belemmering vormen.
Ten oosten van het plangebied is ter plaatse van Birkstraat 142 een kippenhouderij gelegen. In 2018 is een V-stack berekening uitgevoerd om aan te tonen dat ter plaatse van de toekomstige woonbestemming voldaan wordt aan een goed woon- en leefklimaat (zie Bijlage 2). De woonbestemming zoals onderstaand weergegeven is gelegen buiten de geurcontour van de naastgelegen intensieve veehouderij (zie onderstaand figuur 4.1) en is de woning op voldoende afstand gelegen van de manege aan de Birkstraat 146b.
![]() |
Figuur 4.1 Birkstraat 142 (pluimveehouderij)
Tot slot zal het plangebied door de beoogde ontwikkeling zelf minder milieuhinder veroorzaken. Door de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten verbetert het woon- en leefklimaat ter plaatse van naastgelegen woningen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat er in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Ook zal milieuhinder voor omliggende milieugevoelige functies aanzienlijk afnemen door de functiewijziging van het plangebied.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Ten opzichte van de vigerende planologische situatie is er sprake van een functiewijziging. Het plangebied verandert van Bedrijf naar Wonen en van Agrarisch naar Bedrijf. Ten behoeve van het opstellen van een bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Klijn Bodemonderzoek B.V. Het volledige rapport hiervan is te vinden in Bijlage 3.
In het uitgevoerde bodemonderzoek is door middel van de bemonstering en analyse van grond en grondwater de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Tijdens het onderzoek zijn enkele verhoogde waarde aangetroffen. Echter liggen de geconstateerde verhoogde gehaltes (ruim) onder de grenswaarden waardoor geen aanleiding bestaat tot het instellen van nader bodemonderzoek.
Asbest, kadastrale percelen
Op basis van de historie van het perceel, de uitgevoerde maaiveldinspectie en de zintuiglijke waarnemingen tijdens de boorwerkzaamheden -waarbij geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen- is het aannemelijk dat er geen sprake is van een verontreiniging van de bodem met asbest. Indien hierover echter meer zekerheid is gewenst, wordt geadviseerd een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5707 of NEN 5897 uit te laten voeren.
Hergebruik van grond
Voor de volledigheid wordt vermeld dat de grond naar verwachting niet als schone grond kan worden hergebruikt. Voor grond welke op het perceel wordt toegepast gelden ons inziens, gezien de geringe overschrijding(en) ten opzichte van de achtergrondwaarden, geen gebruiksbeperkingen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit een indicatieve toetsing aan de Regeling en het Besluit Bodemkwaliteit betreft; het uitgevoerde onderzoek betreft immers geen partijkeuring conform BRL SIKB 1000, protocol 1001.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik van het terrein, de geplande bestemmingswijziging en de afgifte van een omgevingsvergunning ten behoeve van de geplande bouwactiviteiten op het terrein.
Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) is geregeld dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archeologie bij de gemeente ligt. Dit houdt onder andere in dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden.
Erfgoedverordening gemeente Soest 2014
De bescherming van archeologische waarden is binnen de gemeente Soest vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Soest 2014. Deze verordening hanteert verschillende zones met archeologische waarden. Daarbinnen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden voordat werkzaamheden uitgevoerd mogen worden die (mogelijk) een verstorend effect hebben op archeologische (verwachtings)waarden. De regeling is gebaseerd op de gemeentelijke beleidsadvieskaart ui 2011, waarin de zones met archeologische waarden en verwachtingswaarden zijn vastgelegd.
Onderzoek
Het plangebied ligt op basis van de beleidsadvieskaart in de zone 'Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 1'. Een uitsneden van de beleidsadvieskaart waaruit dit blijkt is opgenomen in figuur 4.2.
Figuur 4.2: Uitsnede beleidsadvieskaart Archeologie
Bij deze zone geldt een verplichting tot archeologisch onderzoek bij werkzaamheden groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm.
De beoogde ontwikkeling gaat echter niet gepaard met werkzaamheden anders dan de interne verbouwing en vernieuwing van bestaande gebouwen. Archeologisch onderzoek is daarom niet uitgevoerd. Wel dient de onderzoeksplicht in het bestemmingsplan geborgd te worden, zodat bij eventueel toekomstige werkzaamheden de onderzoeksplicht van toepassing is. Om die reden is in dit bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in het plan Landelijk Gebied.
Volgens het gemeentelijke monumentenregister en het rijksmonumentenregister is er geen sprake van een monument op deze locatie.
Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Soest deel 1, Van Heuvelrug tot Eem, RAAP-rapport 2758 uit 2014, is er sprake van een hoge cultuurhistorische waarde (1.2). Dit betreft de Birkstraat en het beschermde dorpsgezicht dat hierbij hoort. De Birkstraat/Zandlaan vormt binnen deze waarden een bijzonder gebied als bebouwingsenclave. Hier gaat het vooral om het behoud van het landelijke karakter. Met het inirchtingsplan wordt het landelijke karakter behouden en versterkt, waarmee de cultuurhistorische waarde niet aangetast wordt.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de uitvoering van het inititief niet in de weg. Om het aspect archeologie bij (mogelijke) toekomstige werkzaamheden te waarborgen, wordt een archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei & Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 14 juni 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Blauwe Omgevingsvisie 2050
De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:
Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.
Blauw omgevingsprogramma 2022-2027
Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.
Het plangebied is gelegen in het deelgebied Eemland. Er zijn verschillende integrale opgaven in dit deelgebied. Met partners bouwt Waterschap Vallei en Veluwe aan een veilig en meer natuurlijk Eemland, met balans tussen verstedelijking, landbouw, beschermen en aanvullen van de grondwatervoorraad, recreatie, natuur en water.
Gemeentelijk water- en rioleringsplan Baarn en Soest 2018-2022
Het Gemeentelijk water- en rioleringsplan gaat over alle gemeentelijk watertaken (afvalwater, hemelwater en grondwater), het stedelijk oppervlaktewater en de integratie met onze leefomgeving. Het plan beschrijft de achtergronden, het beleid, het programma en de financiën. Ook komen de rollen van gemeente, waterschap, bewoners en bedrijven aan bod. En het plan houdt rekening met recente ontwikkelingen en het pas afgeronde technische onderzoek Basiswaterketenplan.
De gemeente zorgt voor het inzamelen en afvoeren of verwerken van stedelijk afvalwater en hemelwater. Voor zover doelmatig neemt de gemeente maatregelen tegen grondwateroverlast en zorgen ze samen met het waterschap Vallei en Veluwe dat het stedelijke oppervlaktewater schoon, veilig en beleefbaar is. De gemeente zorgt niet overal en niet altijd voor het water. Bewoners en bedrijven moeten zelf voor de voorzieningen op hun perceel zorgen. In sommige gebieden en situaties moeten zij het regenwater bergen en verwerken of afvoeren, of zelf maatregelen nemen tegen grondwaterproblemen. In het Gemeentelijk water- en rioleringsplan is aangegeven wat de gemeente doet en waarvoor bewoners en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn.
Water en riolering zijn van groot belang voor de volksgezondheid en onze leefomgeving. Het grondwater is belangrijk voor bomen, planten, het bodemleven en de drinkwatervoorziening. Het oppervlaktewater draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit en wordt gebruikt voor ontspanning en recreatie. Een gezonde leefomgeving betekent ook een groene en koele leefomgeving. Minder zichtbaar maar zeker zo belangrijk, is de riolering onder de grond. Een goed functionerende riolering is nodig voor de volksgezondheid, een schone leefomgeving en het beperken van wateroverlast. Door de klimaatverandering wordt dit alles nog belangrijker. De gemeente maakt het watersysteem en de riolering duurzaam en robuust, zodat deze de effecten van de klimaatverandering kunnen opvangen. Dit gebeurt in samenhang met andere ingrepen in de (stedelijke) omgeving, waarbij de gemeente kansen benut en effectgericht werkt. De thema's om tot een duurzaam en robuust systeem te komen zijn:
Gemeentelijk beleid
Omgevingsvisie
Voor een gezonde en veilige leefomgeving streven we naar het zo veel mogelijk voorkomen van het contact met afvalwater. We sluiten lozingen van huishoudelijk afvalwater van alle percelen aan op vuilwaterriool of een andere publieke voorziening, zodat er geen ongezuiverd afvalwater in het milieu terecht komt. Het bedrijfsmatig afvalwater wordt ingezameld en verwerkt als er geen sprake is van beïnvloeding van de doelmatige werking van de riolering en zuivering. Als dit wel het geval is, dan worden voorwaarden gesteld aan de lozing op de riolering. We scheiden zoveel mogelijk vuilwater en schoonwater. Zo blijft schoon water schoon. Bij afkoppelen geldt de voorkeursvolgorde (eerst benutten, dan via infiltratie in de bodem, dan directe afvoer naar het oppervlaktewater, dan afvoer via het maaiveld en tenslotte afvoer via een regenwaterriool). In ons streven naar een gezonde leefomgeving dragen wij als gemeente bij aan een watersysteem van goede kwaliteit. Een watersysteem van goede kwaliteit draagt bij aan natuurontwikkeling, landschap en recreatie. Wij richten ons samen met het waterschap op geen achteruitgang in de kwaliteit van het bodem- en (grond)watersysteem, het meer robuust maken van de retentiegebieden en het behalen van de KRW-doelen voor KRWwaterlichamen in 2027. We willen de waterkwaliteit laten aansluiten op de functie en het recreatieve gebruik (zwemwater, vaarwater, viswater) en we beperken zoveel mogelijk emissie uit de afvalwaterketen naar het watersysteem, voor zover dit op een doelmatig wijze mogelijk is. Voor een doelmatig beheer van de afvalwaterketen en het optimaal functioneren van de zuivering scheiden we vuilwater en schoonwater. Hierdoor vinden overstorten minder vaak plaats en de impact van overstortingen op de waterkwaliteit is kleiner. We passen de best mogelijke techniek toe bij inzamelen en transport afvalwater. Tot slot passen we het principe toe: de vervuiler/initiatiefnemer betaalt.
De gemeente streeft samen met onze inwoners en bedrijven naar een leefbare omgeving, waarin de negatieve gevolgen van klimaatverandering zo veel mogelijk worden beperkt. Dat betekent dat wij streven naar het beperken van maatschappelijke ontwrichting en schade door extreme weersomstandigheden:
Bij korte hevige én bij langdurige neerslag:
Bij een lange periode van droogte:
Bij langdurige hitte:
Bij overstromingen:
Om te kunnen anticiperen op klimaatverandering en om overlast tijdens hevige neerslaggebeurtenissen te voorkomen gaan we anders om met regenwater. We houden het water zoveel mogelijk vast waar het valt en hergebruiken het zoveel mogelijk. Water dat we niet kunnen vasthouden en hergebruiken laten we bij voorkeur oppervlakkig afstromen. De afstroming vindt plaats naar laagteberging, waar het geen schade oplevert. Vanuit deze voorziening vindt infiltratie naar het grondwater plaats of (vertraagde) afvoer naar het oppervlaktewatersysteem. Het watersysteem voldoet aan de provinciale normen voor de afvoer- en bergingscapaciteit.
Gemeenten en waterschappen bepalen samen in hoeverre zogenaamde vasthoudmaatregelen buiten het watersysteem (tijdelijke waterberging in de openbare en private ruimte) nuttig en nodig zijn in relatie tot de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit in het watersysteem. Hierbij zijn de maatschappelijke kosten en baten van investeringen het uitgangspunt. Bij (ver)nieuwbouw is sprake van een klimaatbestendige bouw en inrichting, met zo min mogelijk afwenteling naar de omliggende percelen. We gaan bij de inrichting zo veel mogelijk uit van het van nature aanwezige watersysteem. We passen de functie aan het watersysteem en niet het watersysteem aan de functie. We manipuleren de grondwaterstand en het grondwaterregime niet (of minimaal) om een ontwikkeling of specifieke gebruiksfunctie mogelijk te maken (geen onderbemalingen, minimale toepassing van drainage). In de bebouwde omgeving leggen we meer groen aan om de sponswerking en leefbaarheid van het gebied te vergroten. We verminderen hitte in bebouwd gebied door het creëren van (tijdelijke) schaduwwerking en het gebruik van de juiste bouwmaterialen. Ook houden wij bij de inrichting van de ondergrond rekening met het risico van opwarming van drinkwater in het leidingnet onder verharde oppervlakken.
In het gemeentelijk Water en rioleringsplan is bovenstaand beleid nader uitgewerkt.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen langs de Birkstraat te Soest en bestaat uit enkeerdgronden; fijn zand. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,8 m en 1,4 m beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Het betreft mechanische riolering waarop geen regenwater geloosd mag worden.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de functiewijziging van de bestaande bebouwing naar een woonzorgvoorziening, bestaande uit onzelfstandige wooneenheden, algemene ruimten en kantoorruimten en een berging/schuur.
Waterkwantiteit
De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van bestaande bebouwing. Verhard oppervlak zal daarom niet toenemen en watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet vereist.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Voor het plangebied geldt dat er geen regenwater geloosd mag worden op het riool in de toekomstige situatie.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavig situatie bedraagt 53 dB (buitenstedelijk gelegen woningen).
Onderzoek en conclusie
Met het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning is er geen sprake van een nieuwe geluidsgevoelige functie. Voor het bedrijf wijzigt er niets met betrekking tot dit aspect. Het bedrijf is ook geen geluidsgevoelige functie. Het aspect geluid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Ontsluiting
De ontsluiting van het perceel blijft na de functiewijziging ongewijzigd. Dit betekent dat het perceel aan de noordzijde direct ontsloten wordt via de Birkstraat. Deze vormt in oostelijke richting de verbinding met Amersfoort en in westelijke richting met Soest. Vanaf de Birkstraat vormen de N413 en de N221 aansluiting op de A28.
Er is in de nieuwe situatie sprake van twee inritten, maar de inritten functioneren wel afzonderlijk van elkaar. Dat wil zeggen er is één inrit voor de woning en één inrit voor het bedrijf. Dit is conform de beleidsregels voor inritvergunningen, waarbij ieder perceel één inrit mag hebben. Ook heeft akoestisch onderzoek uitgewezen dat vrachtverkeer niet te dichtbij de woning moet rijden in verband met geluidsoverlast, wat aanleiding is geweest om de inrit voor het bedrijf van de woning af te leggen. De noordelijke inrit is bedoeld voor het vrachtverkeer ten behoeve van de bedrijfsbestemming. Zie hiervoor de onderstaande afbeeldingen met daarop de rijcurves bij de nieuwe inrit. Daarbij is beoordeeld of de inrit geschikt is voor vrachtverkeer ten behoeve van het hoveniersbedrijf. De boogstraal is ingetekend en toont aan dat (grote) vrachtwagens daar de bocht kunnen maken, zowel voorruit als achteruit.
Figuur 4.3 - Rijcurves inrit
Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling is de bestaande infrastructuur ruimschoots voldoende voor een goede afwikkeling van het verkeer.
Verkeersgeneratie
Wat betreft de verkeersgeneratie is het aannemelijk dat wanneer het bedrijf wijzigt van een machinerepatiebedrijf naar een hoveniersbedrijf de verkeersgeneratie niet toeneemt.
Verkeersafwikkeling
Wat betreft de verkeersafwikkeling is het aannemelijk dat wanneer het bedrijf wijzigt van een machinerepatiebedrijf naar een hoveniersbedrijf de verkeersgeneratie niet toeneemt.
Parkeren
Het parkeren gebeurt net als in de oorspronkelijke situatie op eigen terrein. De verplichting daartoe is bovendien vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan, waarmee afwenteling van de parkeerbehoefte op de omgeving wordt voorkomen.
Op basis van de 'Nota parkeernormen auto en fiets Soest' (4e herziening) is bepaald wat de parkeerbehoefte is in de nieuwe situatie met toepassing van het aanwezigheidspercentage. De parkeerplaatsen voor het bedrijf kunnen namelijk ook gebruikt worden voor de woning, of andersom. na toepassing van het aanwezigheidspercentage blijken er minimaal 5 parkeerplaatsen benodigd te zijn op het eigen terrein. In de inrichtingstekening van de nieuwe situatie in Bijlage 1 zijn de benodigde parkeerplaatsen ingetekend voor de woning. Voor de bestemming wonen is rekening gehouden met 1 woning, inclusief een mogelijke kangoeroewoning.
Tabel 1: Parkeren
Functie | Aantal | Parkeernorm* | Parkeerbehoefte | |||
Loods/opslag | 284 | m2 bvo | 0,9 | per 100 m2 BVO | 2,56 | parkeerplaatsen |
Woning van 81 tot 120 m2 GO | 1 | woning | 1,8 | per woning | 1,8 | parkeerplaatsen |
Kangoeroewoning | 1 | woning | 1,8 | per woning | 1,5 | parkeerplaatsen |
Tabel 2: Parkeervraag Birkstraat 144 waarbij woonfunctie en bedrijfsfunctie gebruik maken van dezelfde parkeervoorzieningen
Parkeervraag totaal | Totaal | |
Werkdag | Ochtend | 4,2 |
Middag | 4,2 | |
Avond | 3,1 | |
Nacht | 3,3 | |
Koopavond | 4,6 | |
Zaterdag | Middag | 4,5 |
Avond | 2,6 | |
Zondag | Middag | 2,3 |
Conclusie
Voor de afwikkeling van het verkeer en het opvangen van de parkeerbehoefte zijn de bestaande infrastructuur en de ruimte op eigen terrein afdoende om hierin te voorzien.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek en conclusie
In de omgeving van het projectgebied zijn twee risicobronnen aanwezig. De eerste risicobron is gelegen op een afstand van ruim 250 meter en betreft een bovengrondse propaantank. De minimaal aan te houden richtafstand tot deze bron is 20 meter. Daarnaast wordt het oostelijk gelegen zwembad 'Bosbad Birkhoven' aangeduid als risicovolle inrichting maar hiervoor geldt geen richtafstand waar aan gehouden moet worden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Figuur 4.4: Afstand tot risicobron
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
In de nabijheid van aan het plangebied loopt ten westen een hoogspanningsverbinding van 150 kV. Op de netkaart (https://www.atlasleefomgeving.nl/) staat een indicatieve afstand van 70 meter aan weerszijden van de bovengrondse hoogspanningsleiding. De contour overlapt voor een klein gedeelte de nieuwe woonbestemming. Gezien de relatief kleine overlap wordt het niet proportioneel geacht dit als belemmering voor de ontwikkeling te zien. De rijksoverheid raadt aan om 'zoveel als redelijk mogelijk is' te voorkomen dat kinderen langdurig worden blootgesteld aan straling van maximaal 0,4 microtesla (zie ook https://www.rivm.nl/hoogspanningslijnen/gezondheidseffecten).
De locatie is gelegen buiten de indicatieve zone en nader onderzoek naar blootstelling is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3 weergegeven.
Tabel 3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Met dit bestemmingsplan wordt de functiewijziging mogelijk gemaakt van de functie Wonen en Bedrijf. Gelet op de aard en omvang van de nieuwe functie (1 woning) en afgezet tegen de oorspronkelijke functie (Bedrijf met 1 bedrijfswoning), is per saldo geen sprake van noemenswaardig meer verkeer. Gelet op de omvang van projecten waarvoor het Besluit Nibm van toepassing is (o.a. woningbouwprojecten tot 1.500 woningen), wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling zelf geen noemenswaardige bijdrage heeft aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2021 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Birkstraat, direct ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool 2021 blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 16,1 µg/m³ voor NO2, 16,4 µg/m³ voor PM10 en 8,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruim 7 kilometer van Natura 2000-gebied Arkenheem. Uit ervaringen van vele stikstofberekeningen blijkt dat bij beperkte ontwikkelingen tot 100 woningen en bedrijven tot en met categorie 2 geen stikstofdeposities zijn op meer dan vijf kilometer. Beperkte ontwikkelingen zoals deze leiden tevens tot een beperkte stikstofemissie gedurende de aanlegfase die niet verdere reiken dan deze vijf kilometerzone.
Soortenbescherming
In maart 2022 is een ecologische quickscan uitgevoerd door onderzoeksbureau E.C.O.-logisch naar beschermde soorten. De volledige onderzoeksrapportage is bijgevoegd in Bijlage 5.
Uit de quickscan blijkt dat de woonfunctie mogelijk verblijfplaatsen voor vleermuizen en jaarrond beschermde nesten voor de gierzwaluw en de huismus biedt. De groenstructuren rond de bebouwing maakt mogelijk onderdeel uit van essentieel leefgebied voor de huismus. In de bomen in het projectgebied is mogelijk één potentieel jaarrond beschermd nest voor roofvogels aanwezig. In het projectgebied kunnen mogelijk algemene amfibieën en zoogdieren voorkomen. Tevens kunnen nesten van algemene broedvogels worden verwacht in het projectgebied.
Potentieel aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen als gevolg van de werkzaamheden worden verstoord of vernield. Daarnaast kunnen individuen van vleermuizen worden verstoord of gedood. De nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus kunnen worden vernield. Het potentieel jaarrond beschermd nest voor roofvogels kan worden verstoord als gevolg van de werkzaamheden, indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. Tevens kunnen nesten van algemene broedvogels worden aangetast of vernield en kunnen individuen van algemene amfibieën en zoogdieren worden gedood.
Voordat een aanvraag voor een sloop- of bouwvergunning verleend wordt, dient aanvullend onderzoek gedaan te worden naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Er is tevens aanvullend onderzoek nodig naar jaarrond beschermde nesten van de boomvalk, gierzwaluw, huismus, ransuil en de sperwer. Daarnaast dient onderzocht te worden of het projectgebied onderdeel uitmaakt van essentieel leefgebied voor de huismus. In de volgende tabel zijn de uit te voeren onderzoeken en onderzoeksperiodes weergegeven. Indien aanvullende inventarisaties aantonen dat het projectgebied functies bevat voor beschermde soorten en verstoring niet voorkomen kan worden, dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.
Tabel 4 - Te verwachten beschermde soorten en aanbevolen inventarisaties
Soort/ Soortgroep | Aanvullend onderzoek | Onderzoeksperiode |
Algemene broedvogels | Nesten, indien niet buiten het broedseizoen gewerkt wordt | Binnen de periode maart - augustus |
Gierzwaluw | Nesten | 1 juni t/m 15 juli |
Huismus | Nesten en functioneel leefgebied | 1 april t/m 20 juni |
Roofvogels en uilen | Nesten en roestlocatie | 1 februari t/m 31 augustus |
Vleermuizen | Zomer- en kraamverblijfplaatsen | 15 mei t/m 15 juli |
Vleermuizen | Massawinterverblijfplaatsen | 1 augustus t/m 10 september |
Vleermuizen | Paarverblijfplaatsen en zwermplaatsen | 15 augustus t/m 1 oktober |
Vleermuizen | Winterverblijfplaatsen | 1 december t/m 28 februari |
Conclusie
Het aspect ecologie vormt op het gebied van gebiedsbescherming geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor soortenbescherming is een ecologische quickscan uitgevoerd door onderzoeksbureau E.C.O.-logisch. Hieruit blijkt dat aanvullend onderzoek benodigd is voor gestart kan worden met de werkzaamheden. Daarom dient bij aanvraag van een sloop- of bouwvergunning aangetoond te worden dat aanvullend onderzoek uitgevoerd is naar (eventuele verblijfplaatsen van) beschermde soorten en daaruit voortkomende maatregelen genomen zijn.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Er is geen sprake van een activiteit genoemd in het Besluit m.e.r. Omdat het plan niet als een 'stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. wordt gezien is een vorm-vrije m.e.r.-beoordeling en m.e.r.-beoordelingsbesluit niet nodig.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsplanregeling nader toegelicht. Bij het opstellen van het plan is aansluiting gezocht bij de planregels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, waar het plangebied voorheen in opgenomen was.
De regels zijn daarnaast conform de standaarden Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke dan wel landelijke bestemmingsplannen gediend.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht
genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Dit bestemmingsplan kent één agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.6 onder b toegestaan rekening houdend met behoud en herstel alsmede instandhouding van de voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in Bijlage 1 van de planregels en behoud en herstel van de voorkomende natuurlijke waarden.
Naast gebruik voor grondgebonden veehouderij is ter plaatse van de functieaanduiding 'bomenteeltbedrijf' tevens het gebruik ten behoeve van een bomenteeltbedrijf toegestaan.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermen waarden. Door middel van regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden, dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak.
Wijzigingsbevoegdheid
Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen, waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheid:
Artikel 4 Bedrijf
De bestemming ‘Bedrijf’ is toegekend aan alle niet-agrarische bedrijven. Voor de bestemming ‘Bedrijf’ is gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën) (SvB). Verwezen wordt naar Bijlage 3 van de regels.
Er gelden binnen deze bestemming bouwregels voor bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken binnen het bouwvlak. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de geldende bouwregels voor het vergroten van bestaande bedrijfsgebouwen. De voorwaarden hiervoor zijn opgenomen in de afwijkingsbevoegdheid.
Voor bedrijven die de bedrijfsvoering beëindigen is door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid opgenomen voor een vervolgfunctie.
Artikel 5 Wonen
Burgerwoningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Binnen deze bestemming staat het wonen centraal. Naast wonen mag onder voorwaarden ook in de woning worden gewerkt in de vorm van aan-huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Het maximum oppervlak van deze activiteiten bedraagt de vloeroppervlakte van de betrokken bijgebouwen. Voor deze woning is de precieze locatie van de woning vastgelegd met een bouwvlak. Binnen deze bouwvlakken zijn de hoofdgebouwen toegestaan.
Voor bijbehorende bouwwerken geldt in het landelijk gebied: 20% van de bijbehorende gronden tot maximaal 100 m2. Bijbehorende bouwwerken mogen alleen in het bestemmingsvlak, al dan niet binnen het bouwvlak, worden gebouwd.
In de planregels is in de woonbestemming naast de algemene afwijkingsregels een afwijkingsregel opgenomen ten behoeve van woningsplitsing grote panden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - Hoge verwachting, Artikel 7 Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting
In deze artikelen is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige. De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie zijn opgesteld op basis van de beleidskaart archeologie Soest. Hierop zijn gebieden met een verschillende archeologische verwachtingswaarde en het beleid ten aanzien van deze gebieden weergegeven.
Artikel 8 Antidubbeltelregeling
Dit artikel bevat een algemene regeling, waarmee kan worden voorkomen, dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw. Deze bepaling is afkomstig uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Om te voorkomen, dat kleine ontwikkelingen leiden tot het volgen van aparte procedures, is in dit lid opgenomen, dat voor bepaalde ontwikkelingen de bouwgrenzen overschreden mogen worden.
Met deze regeling wordt voorkomen, dat bestaande situaties, die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van dit bestemmingsplan vallen.
In dit lid worden regels gesteld aan onderkeldering van gebouwen.
In dit lid worden regels gesteld aan het ondergronds bouwen van parkeervoorzieningen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bepaalt welke vormen van gebruik als strijdig met het bestemmingsplan moeten worden aangemerkt.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel voorziet in een limitatief aantal situaties waarvoor van het bestemmingsplan afgeweken kan worden. Het gaat veelal om kleinschalige afwijkingen in maatvoering of om ondergeschikte bouwdelen.
Het bestemmingsplan geeft eveneens de mogelijkheid om in een woning een kangeroewoning toe te staan. Een kangeroewoning maakt deel uit van een grotere woning, maar is als zelfstandige wooneenheid aan te merken en vormt daarmee fysiek één geheel.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van
bestemmingsgrenzen en om dit bestemmingsplan te wijzigen als -een wijziging van- de
Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds opnieuw door de gemeenteraad is vastgesteld.
Artikel 13 Overige regels
Hierin is geregeld dat voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, deze gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 13 Overgangsregels
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is in dit lid vastgelegd. Uitbreiding van de
bebouwing, die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd
gezag.
Het betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en
bouwwerken, voor zover dat gebruik afwijkt van dit bestemmingsplan op het moment, dat dit
rechtskracht verkrijgt.
Artikel 14 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit bestemmingsplan kan worden aangehaald.
Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten en de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de initiatiefnemende partij. Er zijn geen bijzondere kosten voor de aanleg van ontsluitingen, kabels en leidingen. Om de genoemde kosten te dekken wordt tussen de gemeente Soest en de initiatiefnemende partij een overeenkomst gesloten. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond en de gemeentelijke kosten zijn op deze manier afgedekt.
Initiatiefnemers hebben in het kader van participatie hebben de omgevings geinformeerd over het verzoek dat het verzoek dat voorligt. De familie is met het inrichtingsplan (in concept naar aanleiding van de onderstaande door gemeente aangedragen aandachtspunten) langs de buren geweest in het kader van de participatie. Hiervan is een verslag opgesteld en de individuele reacties zijn verzameld (zie Bijlage 7). Algemeen beeld leert dat er geen weerstand is tegen voorgenomen ontwikkeling.
Conform de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp van het bestemmingsplan vanaf 26 januari 2023 tot en met 8 maart 2023 voor een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de terinzagelegging is een zienswijze ingediend. In Bijlage 8 is de nota van zienswijzen opgenomen.