direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding Thijmse Berg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPUitbThijmseBerg-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:
het bestemmingsplan Uitbreiding Thijmse Berg met identificatienummer NL.IMRO.0340.BPUitbThijmseBerg-ON01 van de gemeente Rhenen;

bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een aan een hoofdgebouw gebouwd en vanuit een hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is. Het gebouw bestaat uit maximaal één bouwlaag al dan niet met kap. Onder een aan- en uitbouw wordt mede begrepen een keuken en/of werkkamer. Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is;

achtergevel:

gevel aan de achterkant van een gebouw;

bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het deel van een bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;

bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

bestaand:

  • 1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • 2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, zijnde een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie of afmeting) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw, zoals bijvoorbeeld garages, bergingen, hobbyruimtes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen. Hierin zijn niet begrepen gebouwen die blijkens hun aard en indeling bestemd zijn voor woonvertrek (ook keuken en/of werkkamer) en overkappingen of carports met een open constructie (minder dan 2 wanden);

bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt ook gerekend verkoop via internet waarbij de goederen ter plaatse worden opgeslagen;

Ecologische Hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

erfbeplanting:

opgaande beplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing van bedrijven met een schaal en een type vegetatie die eigen zijn aan het gebied waarin zij is gelegen;

extensief recreatief medegebruik:
vorm van recreatief gebruik ondergeschikt aan de bestemming, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals fiets-, voet-, en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeerplaatsen, speelweiden, watersport en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

hoofdverblijf:
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder bovenstaand punt, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten;

houtwal:
cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol landschapselement van meer dan 5 m breed, bestaande uit onder meer kreupelhout, keien, zand, struiken, bomen en inheemse planten, waarvan bomen het hoofdbestanddeel vormen, al dan niet dienende ter eigendomsmarkering en/of perceelscheiding;

huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • 1. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

mantelzorg:

tijdelijke zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

opslag:
het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen, niet zijnde puin, afvalstoffen en aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar-, vlieg-, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;

peil:

  • 1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    - de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;

recreatief medegebruik:
een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

recreatiewoning:
een complex van ruimten, dat dient voor recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;

woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de bouwhoogte van een windturbine/- molen:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. de Ecologische Hoofdstructuur;
  • c. productiebos;
  • d. behoud en ontwikkeling van natuurlijke vegetatie en waarden;
  • e. behoud en bescherming van stiltegebieden;
  • f. extensief recreatief medegebruik, waaronder speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatie' zijn de volgende functies toegestaan:
    • 1. 31 recreatiewoningen, met dien verstande dat:
      • maximaal 5 bouwpercelen met een maximale oppervlakte van 500 m² zijn toegestaan;
      • voor de overige bouwpercelen een maximale oppervlakte van 400 m² geldt;
      • de minimale afstand tussen verschillende bouwpercelen voor recreatiewoningen 10 meter bedraagt en maximaal 2 bouwpercelen direct aan elkaar mogen grenzen.
    • 2. een weg, uitsluitend conform het profiel H zoals opgenomen in bijlage 1;
  • j. drie aansluitingen van de in sub i onder 2 genoemde weg op omliggende wegen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de bebouwing gelden de volgende regels:

3.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 31;
  • b. de maatvoering van de recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan in de navolgende tabel is aangegeven:
bouwperceel   aantal   type   maximale maatvoering recreatiewoning (inclusief inpandige berging)  
      oppervlakte   goothoogte   bouwhoogte  
400 m²   max. 26   6 -8 pers.   100 m²   3,5 m   9 m  
min 400 m² - max. 500 m²   max. 5   12-16 pers.   165 m²   3,5 m   9 m  

  • c. maximaal 3 van de 31 recreatiewoningen mogen als boomhut gerealiseerd worden, waarvoor in afwijking van sub b een maximale goot- en bouwhoogte geldt van 6,5 respectievelijk 12 m, mits de onderzijde van de begane grondvloer op minimaal 3 meter boven peil wordt gerealiseerd.
  • d. kelders en souterrains zijn niet toegestaan;
  • e. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • f. de afstand tussen de recreatiewoningen dient minimaal 10 m te bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maatvoering niet meer mag bedragen dan in de navolgende tabel is aangegeven:

Bouwwerken   Bouwhoogte in m   Oppervlakte in m²  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen   3   10  
Terrein- en erfafscheidingen   2    
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van opslag, anders dan met het oog op het in de bestemming passende gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van het storten van afval;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van een kwekerij.

3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van recreatiewoningen zoals bedoeld in lid 3.1 kan pas worden verleend wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Bomen met nesten van eekhoorns dienen in stand gehouden te worden. Wanneer dit niet mogelijk is mogen deze bomen geveld worden onder de volgende voorwaarden:
      • de bomen worden geveld tussen eind augustus en eind oktober;
      • uitsluitend als onderzoek uitwijst dat de nesten niet bezet zijn, mogen de bomen in een ander periode van het jaar worden geveld.
    • 2. De volgende natuurelementen dienen, zoals aangegeven in Bijlage 7 Natuurwaardenonderzoek, in stand gehouden te worden:
      • grotere groepen of stroken met jong, niet-gedund naaldhout met een minimale oppervlakte van 300 m²;
      • waardevolle bosvegetatie in de zuidpunt van de uitbreidingslocatie;
      • waardevolle bomen;
      • bomen met holten.
    • 3. Voor de uitbreiding wordt een verlichtingsplan opgesteld. Dit plan geeft inzicht in het aantal verlichtingspunten, het toe te passen type verlichting, de toe te passen armaturen, de brandduren, de technieken die worden gebruikt om de brandduur van de verlichting zoveel mogelijk te beperken. Dit verlichtingsplan dient door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.
    • 4. Bij iedere recreatiewoning dient op het bouwperceel een strook natuur van minimaal 100 m² te worden aangelegd en in stand te worden gehouden conform het profiel I/J/K zoals opgenomen in bijlage 1.
    • 5. De conform artikel 18.1 te realiseren parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd met grasbetontegels of andere open verharding. In ieder geval is toepassing van gesloten verharding (asfalt, beton), grind, steenslag of ander afsluitend materiaal voor de parkeerplaatsen niet toegestaan.
  • b. De voor 'Bos' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatie' mogen uitsluitend gebruikt worden conform artikel 3.1 sub i als binnen 3 jaar na verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de recreatiewoningen of binnen 1 jaar na ingebruikname van de recreatiewoningen voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De boscompensatie en aanleg van nieuwe natuur en het opwaarderen van de bosranden conform de overzichtstekening zoals opgenomen in bijlage 2 en profielen A t/m G zoals opgenomen in bijlage 1 dient te zijn gerealiseerd en als zodanig in stand te worden gehouden.
    • 2. In of aan de nieuw te bouwen recreatiewoningen dienen nieuwe verblijfplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden te worden voor vleermuizen die in gebouwen verblijven.
    • 3. Indien bomen met nesten van eekhoorns worden geveld, dienen er elders, buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden, eekhoornkasten opgehangen te worden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met inwoning;
  • b. beroep- en bedrijf aan huis;
  • c. bed and breakfast;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. terreinen, tuinen en erven;
  • g. bouwwerken.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • b. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. het oprichten van gebouwen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de woning is niet toegestaan, met uitzondering van toegangsportalen, erkers en naar de aard daarmee gelijk te stellen aanbouwen;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de woning mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • e. woningen worden met kap gebouwd;
  • f. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan de maatvoering die is aangegeven in de navolgende tabel:

Bouwwerken   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²   Dakhelling  
Woningen   3,5   8   600     Minimaal 30°
Maximaal 60°  
Aan- en uitbouw en bijgebouwen bij woningen   3,3   4,5     Maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen, met een maximum van 150 m2    
Erfafscheidingen     1 m voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en 2 m daarachter        
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3     10    
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • landschappelijke inpassing;
  • de verkeersveiligheid,

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 onder f voor een goothoogte van woningen van maximaal 6 m, mits dit vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt inpasbaar is.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Beroep- en bedrijf aan huis

Voor de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis zijn de volgende regels van toepassing:

  • a. de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
  • b. de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. er dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden geparkeerd;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. het beroep- en bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5.2 Bed and breakfast

Voor het uitoefenen van een bed and breakfast mogen maximaal vijf kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  • b. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  • d. de bedrijfsvoering van de bed and breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • e. aanverwante voorzieningen zoals een speeltuin -met uitzondering van kleinschalige speelvoorzieningen-, stallingsruimte en detailhandel bij de bed & breakfast zijn niet toegestaan.

4.5.3 Zwembaden

Bij de woningen zijn zwembaden toegestaan, met dien verstande, dat:

  • a. per woning maximaal één zwembad is toegestaan;
  • b. een zwembad uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning is toegestaan;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
  • d. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • e. een zwembad niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld mag uitsteken.

4.5.4 Voorwaardelijke verplichting

Het bouwen en gebruiken van de nieuwe woning is uitsluitend toegestaan mits:

  • a. de bestaande woning op de uitbreidingslocatie van de Thijmse Berg geheel is gesloopt;
  • b. de mogelijke vliegroute van vleermuizen langs de eenzijdige laanbeplanting langs het pad ten zuiden van de locatie van de nieuwe woning niet wordt aangetast door verlichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een buitenrijbaan, met dien verstande, dat:

  • a. het ten hoogste één buitenrijbaan betreft bij eenzelfde woning met een oppervlakte van ten hoogste 1.200 m²;
  • b. de buitenrijbaan landschappelijk wordt ingepast;
  • c. de afstand tussen de buitenrijbaan en de woning van derden dient 50 m te bedragen dan wel 30 m indien geen lichtmasten worden gebouwd;
  • d. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2 m bedraagt.

Artikel 5 Leiding - Riool

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' voorrang krijgt.

5.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de leiding plaatsvindt, worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken gebouwd worden, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

5.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Afweging

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

5.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 5.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

 

Artikel 6 Waarde - Aardkundige waarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Aardkundige waarden’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van aardkundige waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor bescherming van aardkundige waarden noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn op de in lid 6.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bevoegd gezag verbindt op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwactiviteiten die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en
    • 2. de verplichting om na beëindiging van de bouwactiviteiten schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige.

7.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde onder 7.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft anderszins aantoonbaar geroerd is door bestaande c.q. voormalige bebouwing of andere handelingen; of,
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste:
    • 1. 100 m², ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge verwachtingswaarde';
    • 2. of een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of,
  • d. - gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot;

- het gaat om gebouwen met een oppervlakte van niet meer dan 50 m² (gebied met zeer hoge waarde), 100 m² (gebied met hoge waarde), 500 m² (gebied met middelhoge waarde), 1000 m² (gebied met lage waarde).

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet 2016 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan:
    • 1. 100 m², ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge verwachtingswaarde';
  • c. bodem verlagen of afgraven (ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het planten of het verwijderen van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

7.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken waaronder:

  • a. de verplichting om de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • b. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de een archeologisch deskundige.

7.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het onder 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden;
  • b. bij grondwerkzaamheden op agrarische percelen in de categorie 1 tot en met 3 Archeologische maatregelenkaart dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m² (gebieden met hoge waarde) waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • c. ingeval op grond van de Erfgoedwet 2016 een omgevingsvergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet 2016 van toepassing zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologisch Monument

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologisch Monument' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische monumentale waarden zoals grafheuvels.

8.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 8.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3 sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische monumentale waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3 sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische monumentale waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologisch Monument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder a. geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische monumentale waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische monumentale waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
  • c. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing indien:
    • 1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    • 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen bestemmingen mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, i.c. de zichtlijn vanaf het landgoed Remmerstein .

9.2 Bouwregels

Op in deze gronden mag niet worden gebouwd.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.

Artikel 10 Waarde - Landgoed

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. instandhouding en versterking van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden, welke met name bestaan uit:
    • 1. de paden-, lanen en groenstructuur;
    • 2. cultuurhistorische waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en bijbehorende gebouwen, zoals koetshuizen,
    • 3. waterpartijen, en
    • 4. bijzondere landschappelijke elementen, en
    • 5. bos- en landbouw.
10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in lid 10.1 bedoelde gronden uitsluitend toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. bestaande bebouwing waarvan de oppervlakte, goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels onder de voorwaarde dat door middel van een bedrijfs- of beheerplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de bouwwerken op grond van de overige bouwregels passen binnen de cultuurhistorische waarden van het landgoed als bedoeld in lid 10.1.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 sub a ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het beheer van het landgoed, zoals schuilgelegenheden/veldschuren en bergingen, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 10.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast. Voor het bouwen gelden de volgende regels:
    • 1. per landgoed mag één gebouw worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 17 is van toepassing.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat het landhuis en de andere gebouwen op het landgoed, op de gronden zoals bedoeld in lid 10.1, kunnen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, een kantoor, recreatie, kleinschalige horeca, zoals een theehuis of kleinschalige conferentieaccommodatie, mits:

  • a. door middel van een bedrijfsplan of daarmee vergelijkbare onderbouwing wordt aangetoond dat de functie waarvoor wijziging wordt gevraagd, in wezenlijke mate bijdraagt aan de instandhouding van het landgoed en daardoor de cultuurhistorische waarden van het landgoed als bedoeld in lid 10.1;
  • b. daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen blijvend ongunstiger gevolgen ontstaan voor de omgeving, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw;
  • c. geen onevenredige grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt, in vergelijking met de gevolgen van de oorspronkelijke functie van het betreffende gebouw, en voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. wijziging niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • afstanden en situering;
  • afdekking van gebouwen,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden en situering eveneens toegestaan.

12.2 Onderkeldering

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder woningen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een binnenbak, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines/windmolens en zendmasten/antennemasten, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan.
13.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties en horecaterrein, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift, vergunning, of ontheffing is verleend.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 16 Algemene procedureregels

16.1 Procedure nadere eisen

Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 lid onder d Wro door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

16.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 17 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

17.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden  
  a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
Gronden met de bestemming  
Bos   x   x   -   x   x   x   -   -   x   x  
Gronden met de dubbelbestemming    
Waarde - Aardkundige waarden   x   x   x   -   -   -   -   x   -   x  
Waarde - Cultuurhistorie   x   x   x   x   x   x   x   x   -   x  
Waarde - Landgoed   x   x   x   x   x   x   x   x   -   x  

x omgevingsvergunning vereist

- omgevingsvergunning niet vereist

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;
  • e. het aanleggen van onverharde wegen en paden;
  • f. het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Wet natuurbescherming niet van toepassing is;
  • g. beplanting van houtgewas hoger dan 2,5 m ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • h. het bebossen of beplanten van gronden;
  • i. het winnen van bosstrooisel en mos;
  • j. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
17.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

17.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.1 is vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Algemene van toepassing verklaring

Het "Paraplubestemmingsplan Parkeren", vastgesteld 2018-03-06, is overeenkomstig van toepassing op de gronden van het bestemmingsplan Uitbreiding Thijmse Berg.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Thijmse Berg'.