direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Plancorrectie De Thijmse Berg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Om de toekomst voor het recreatieterrein te waarborgen, is ongeveer twee jaar geleden een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Op basis hiervan zijn enkele ontwikkelingen in gang gezet waarbij gebleken is dat het bestemmingsplan op twee punten niet juist is vastgesteld. Ten eerste dienen op een locatie waar op dit moment uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan, ook chalets en vakantiewoningen te worden toegestaan. In de toelichting van het plan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein" is deze ontwikkeling reeds verantwoord. Echter in de vertaling van de toelichting naar de verbeelding is hier een omissie opgetreden.

Ten tweede bestaat de wens om in de toekomst in het park vakantiewoningen met een rieten kap te bouwen. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is dit mogelijk. Een vakantiewoning met een rieten kap vraagt echter een bepaalde bouwhoogte onder andere omdat een rieten kap zwaarder is dan bijvoorbeeld een pannen dak of bitumen dakbedekking, waardoor een zwaardere constructie onder de kap moet worden gebouwd. Een dergelijke constructie neemt meer ruimte in dan bij een pannendak of een bitumen afdekking. De huidige maximale bouwhoogte is volgens de wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan 3,80 meter. Dit dient gewijzigd te worden in een maximale bouwhoogte van 5 meter.

Het College van burgemeester en wethouders heeft op basis van een eerder ingediend principeverzoek aangegeven medewerking te willen verlenen aan deze planwijziging. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hier invulling aan. Het betreft op de eerste plaats een correctie van het geldende bestemmingsplan “Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein” en corrigeert de regels van de bestemming 'Recreatie'. Om die reden zal dit bestemmingsplan de nieuwe bouwhoogte regelen en voor een gedeelte van het terrein chalets en impliciet vakantiewoningen toestaan waar nu enkel mobiele kampeermiddelen mogelijk zijn. Daarnaast zijn naar aanleiding van het vooroverleg enkele dubbelbestemmingen toegveoegd (zie 5.3 Wijze van bestemmen).Het onderliggende plan “Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein” is voor het overige overgenomen en biedt grotendeels de benodigde ruimtelijke onderbouwing. Waar nodig is deze geactualiseerd en aangevuld.

Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Rhenen ten noorden van de kern Rhenen. Het gebied is lokaal bekend als "Remmerstein" en is onderdeel van de Utrechtse Heuvelrug. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0002.jpg"  
bron: Bing Maps  

1.3 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de gronden, bouwwerken en wat daarop daarop gebouwd mag worden.

Omdat dit plan een correctie is op het bestemmingsplan “Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein” zullen de regels en verbeelding van dat plan als uitgangspunt gebruikt worden. De onderliggende bestemming "Recreatie" is correct en blijft hetzelfde er dient enkel door middel van een aanpassing op de kaart een uitbreiding van de locatie voor de bouw van chalets toegestaan te worden. In de wijzigingsbevoegdheid van de regels zal daarnaast een hogere bouwhoogte voor de bouw van vakantiewoningen worden gesteld.

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de functie- en bouwmogelijkheden van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken en maatvoeringen. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden.

De verbeelding is gebaseerd op het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. De planregels zijn opgesteld conform de SVBP 2012.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Allurepark De Thijmse Berg is een recreatiepark met chalets, stacaravans en ruimte voor mobiele kampeermiddelen zoals tenten en caravans. Het terrein is gelegen ten noorden van de kern Rhenen in een natuurrijke omgeving dat onderdeel is van de Utrechtse Heuvelrug.

Het plangebied ligt aan de Nieuwe Veenendaalseweg 229, niet ver van de provinciale weg N233. Onderstaande afbeelding geeft dit globaal aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0003.jpg"

bron: Google Maps

Op het terrein zijn diverse recreatieve verblijfsgelegenheden toegestaan. Over het algemeen mogen over het hele terrein mobiele kampeermiddelen en chalets worden geplaatst. Met uitzondering van twee veldjes achter op het terrein. Hier zijn op het ene veldje alleen mobiele kampeermiddelen toegestaan en op het andere veldje alleen chalets.

2.2 Toekomstige situatie

Het recreatieterrein zal in de toekomstige situatie wat betreft gebruik en omvang hetzelfde blijven. Deze plancorrectie ziet er op toe dat binnen de grenzen van het recreatieterrein voor de locatie zoals op onderstaande afbeelding rood is weergegeven ook chalets en impliciet vakantiewoningen worden toegestaan.

Hieronder is aangegeven om welke locatie het gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0004.jpg"

Uitsnede geldende verbeelding waarbij de locatie waar ook chalets moeten gaan komen, en na wijziging ook vakantiewoningen, rood gekleurd is

Om de bestaande capaciteit aan ‘vaste’ standplaatsen ondanks deze herstructurering te kunnen behouden en een mogelijkheid tot productdifferentiatie te bieden wordt het mogelijk gemaakt om op het bestaande terrein voor mobiele kampeerplaatsen ook kamperen buiten het kampeerseizoen (15 maart – 31 oktober) mogelijk te maken. Daarnaast wordt op het ‘voormalige’ terrein voor mobiel kamperen de mogelijkheid geboden om het terrein, conform de veranderende marktvraag in de toekomst tevens eventueel te kunnen gaan benutten voor de realisering van in totaal twintig zeer ruim opgezette standplaatsen (275 m2) voor, zogeheten chalets (= een houten recreatief onderkomen met een omvang van 70 m2), voor de verhuur. De ruim opgezette standplaatsen worden omsloten door een groene kamer, die een eenheid vormt met het aangrenzende bos. In deze groene kamers staan de chalets versprongen ten opzichte van de weg waardoor er variatie ontstaat op het veld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0005.jpg"

Schets gewenste situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Ten aanzien van het geldende beleid wordt ingegaan op de meest recente geldende beleidsstukken. Omdat ten opzichte van de vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein" nieuw beleid is vastgesteld door rijk, provincie en gemeente geeft dit hoofdstuk een actualisatie van het beleid.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug

De Natura 2000-gebieden (met natuurwaarden van Europees belang) en de twintig Nationale Parken maken deel uit van de EHS en hebben een belangrijke recreatieve, educatieve en natuurwaarde. Het Rijk heeft in het verleden achttien Nationale Parken aangewezen. Samen met de twee toen al bestaande particuliere Nationale Parken vormen zij het stelsel van twintig Nationale Parken die de topgebieden van typisch Nederlandse natuur vertegenwoordigen. Het beleid ten aanzien van Nationale Parken is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies.

Planspecifiek

Met betrekking tot de SVIR en het Barro kan gesteld worden dat dit plan te kleinschalig is. Uit de rijksdocumenten blijkt dat afwegingen zoals deze overgelaten worden aan de lagere overheden, provincie en gemeente.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) van de provincie Utrecht is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort en hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) die tegelijk met de PRS is opgesteld. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Dit ruimtelijke beleid van de provincie heeft als uitgangspunt: lokaal wat kan, regionaal wat moet. Gemeenten krijgen hierdoor meer ruimte om, binnen gestelde kaders, zelf beslissingen te nemen. Ruimtelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 – 2028 (PRS) zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd:

  • Duurzame leefomgeving
    • 1. Ontwikkelen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem en een waterveilige provincie.
    • 2. Behoud van strategische watervoorraden.
    • 3. Ruimte voor duurzame energiebronnen.
    • 4. Anticiperen op de langetermijn gevolgen van klimaatverandering.
    • 5. Behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap.
    • 6. Behouden en ontwikkelen van de kwaliteit van de cultuurhistorische hoofdstructuur en de aardkundige waarden.
  • Vitale dorpen en steden
    • 1. Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op binnen-stedelijke ontwikkeling.
    • 2. Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
    • 3. Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
    • 4. Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk en vrijetijdsverkeer
  • Landelijk gebied met kwaliteit
    • 1. Uitnodigende stadlandzones die stad en land verbinden en bijdragen aan de kwaliteit van het binnenstedelijk leefmilieu.
    • 2. Behouden en ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden.
    • 3. Een economisch vitale en duurzame landbouwsector.
    • 4. Behouden en ontwikkelen van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding (recreatie en toerisme).
    • 5. Behouden van gebieden waar rust en stilte kan worden ervaren.

Landschap Utrechtse Heuvelrug

Beleid

Voor het landschap Utrechtse Heuvelrug wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

1. robuuste eenheid;

2. reliëfbeleving;

3. extreme historische gelaagdheid.

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de Utrechtse Heuvelrug verschillende accenten. De kernkwaliteiten zijn in de toelichting kort beschreven. Een uitgebreidere beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten is opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen. Gemeenten en initiatiefnemers dienen bij ontwikkelingen hiervan gebruik te maken.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013

De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV zijn de regels uit het PRS rechtstreeks overgenomen, waarbij een verduidelijking is gegeven op de wijze van het overnemen van de provinciale regeling in (gemeentelijke) ruimtelijke plannen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit de AMvB Ruimte, zoals voor de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur. De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. De verordening stelt in het kader tot het landschap Utrechtse Heuvelrug regels voor ontgrondingen en waterberging en -kwaliteit. In het kader van recreatie wordt gesteld dat recreatiewoningen niet permanent gebruikt mogen worden. Deze regel kent een rechtstreekse doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen in de hele provincie. Aangezien dit plan het gebruik van recreatiewoningen regelt, zal expliciet worden opgenomen dat permanente bewoning van recreatieverbijven niet is toegestaan.

Op 10 maart 2014 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht een eerste partiële herziening PRV 2013 vastgesteld. Een tweede partiële herziening PRV 2013 is thans in ontwerp. De partiële herziening betreft de volgende onderwerpen:

  • toevoegen experimenteerruimte voor duurzame energie en windenergielocatie bij Vianen;
  • wijzigen begrenzingen van Stelling van Amsterdam en Buitenplaatszones en PRV-bepalingen voor archeologie (cultureel erfgoed);
  • wijzigen rode contour van de gemeente Rhenen ten behoeve van de kern Achterberg en van de gemeente Utrecht ten behoeve van het 'Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie';
  • wijzigen PRV-regels voor de EHS en begrenzing van de EHS;
  • verwerken motie over het concreet begrenzen van de Houtkades Lopikerwaard;
  • kleine reparaties in PRS en PRV.

In de eerste partiële herziening wordt gesteld dat ten opzichte van het beleid voor de EHS ter plekke van ingesloten functies alleen de actuele waarden worden beschermen. De bescherming van de EHS richt zich zowel op actuele als potentiële waarden. Deze potentiële waarden worden vooral bepaald door a-biotische factoren zoals waterhuishouding en bodemopbouw. De kaders die het rijk stelt voor de bescherming van de EHS (vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) geven aan, dat de bescherming van potentiële waarden in de EHS alleen aan de orde kan zijn, als de gronden daadwerkelijk (mede) voor natuurdoelen zijn bestemd in ruimtelijke plannen.

Kwaliteitsgids voor Utrechtse Landschappen

De Utrechtse Heuvelrug manifesteert zich als een landschappelijke eenheid. Deze wordt bepaald door het doorlopende reliëf, wat zich sterk manifesteert ten opzichte van de omliggende vlakkere en meer open landschappen. Het dominante voorkomen van bos geeft de Utrechtse Heuvelrug een bostapijt. Deze heeft een afwisseling in zich met heide, vennen en stuifzand, waardoor de Utrechtse Heuvelrug een centraal robuust element is voor het natuurnetwerk in de provincie Utrecht. Open plekken op de Utrechtse Heuvelrug zijn aan het bos gerelateerd en niet aan de wegen.

Het provinciaal landschap vraagt:

  • in stand houden van het reliëf;
  • in stand houden van het samenhangend boscomplex.

De Utrechtse Heuvelrug manifesteert zich als een landschappelijke eenheid. Deze wordt bepaald door het doorlopende reliëf, wat zich sterk manifesteert ten opzichte van de omliggende vlakkere en meer open landschappen. Het dominante voorkomen van bos geeft de Utrechtse Heuvelrug een bosdeken. Deze heeft een afwisseling in zich met heide, vennen en stuifzand, waardoor de Utrechtse Heuvelrug een centraal robuust element is voor het natuurnetwerk in de provincie Utrecht. De Utrechtse Heuvelrug wordt doorsneden door een historisch bepaald netwerk van wegen. Open plekken op de Utrechtse Heuvelrug zijn aan het bos gerelateerd en niet aan de wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0006.jpg"

Uitsnede kwaliteitsgids Utrechtse landschappen

Planspecifiek

Als gevolg van het provinciale beleid kan gesteld worden dat er enkel vanuit de Provinciale Ruimtelijke Verordening rechtstreeks regels gelden voor het plangebied. Deze regels zijn echter alleen voor ontgrondingen en waterberging. Voor dit plan spelen ontgrondingen en waterberging geen rol.

Met betrekking tot de kwaliteitsgids worden vooral wensen beschreven over de verschijning van de Utrechtse Heuvelrug. met name landschappelijke uitstraling en behoud van bestaande waarden zoals oude wegpatronen.

Om deze reden wordt gesteld dat het plan past binnen de kaders van het door de provincie vastgestelde ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan “Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein” , gewijzigd vastgesteld op 15 november 2011. Onderstaande afbeelding geeft de verbeelding (bestemmingsplankaart) van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0007.jpg"

Verbeelding van het bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein"

Het hele plangebied heeft de bestemming "Recreatie". Gronden met deze bestemming mogen gebruikt worden als recreatieterrein. Een aantal gebieden op het terrein zijn uitgesloten van bebouwing. Dit is aangegeven door middel van een functieaanduiding (op bovenstaande verbeelding aangegeven door de gestippelde lijnen). Op het terrein zijn chalets, stacaravans en mobiele kampeermiddelen toegestaan. Daarnaast zijn de benodigde bedrijfsgebouwen, zoals kantines, dagwinkels, zwembaden, toiletten en wasruimten en drie bedrijfswoningen, toegestaan. Aan de bouw van deze gebouwen zijn bouwregels verbonden.

Het plan kent een wijzigingsbevoegdheid om op de locatie waar nu stacaravans en chalets zijn toegestaan, vakantiewoningen mogelijk te maken. Hieraan zijn echter tien voorwaarden verbonden, alvorens dit mogelijk is. Voor de voorwaarden wordt verwezen naar art. 3.5.1 van het moederplan.

Voor dit plan is het van belang in te gaan op de regels voor de bouw van vakantiewoningen. Hiervoor geldt dat deze maximaal 300 m3 mogen zijn. De goothoogte en bouwhoogte mogen ten hoogste respectievelijk 2,5 en 3,80 meter bedragen.

Welstand

In overleg met de welstandscommissie is gekeken naar de nieuwe bouwhoogte voor de vakantiewoningen en de effecten hiervan op de uitstraling van het park. Op 15 januari 2014 is het initiatief behandeld bij de Welstand en Monumenten Commissie Midden Nederland. Door hen is een positief advies afgegeven op het realiseren van vakantiewoningen met een rieten kap.

Beleids- en Actieplan recreatie en toerisme gemeente Rhenen (2008)

Het streefbeeld dat wordt genoemd is dat Rhenen in 2015 een gastvrije bestemming is, waar voor meerdere doelgroepen een aanbod aan accommodaties beschikbaar is. Het verblijfsrecreatief aanbod kenmerkt zich door kwaliteit en het bijzondere karakter van de omgeving en de accommodatie.

Rhenen kiest ervoor zich meer te profileren als verblijfsrecreatieve gemeente met een divers aanbod. Bij uitbreiding van het verblijfsrecreatieve aanbod ziet de gemeente graag diversificatie van het aanbod en niet ‘meer van hetzelfde’. Nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen dienen een aanvulling te zijn op het bestaande aanbod. De bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven in de gemeente zijn over het algemeen van een goede kwaliteit. Deze lijn wil de gemeente graag vasthouden. Zij neemt zich voor het doorvoeren van een kwaliteitsslag bij bestaande bedrijven zoveel mogelijk te faciliteren. Nieuwe ontwikkelingen dienen op een positieve manier bij te dragen aan de kwaliteit van het toeristisch-recreatief product van de gemeente. Het gaat dan om de kwaliteit van de landschappelijke inpassing en aankleding van het bedrijf. De gemeente geeft hier uitvoering aan door met behulp van een toetsingskader ervoor te zorgen dat de nieuwe bedrijven voldoen aan richtlijnen ten aanzien van kwaliteit.

Planspecifiek

Eén van de doelen van dit nieuwe plan is het plaatsen van vakantiewoningen met een rieten kap. Dit geeft een natuurlijke uitstraling aan de gebouwen waardoor ze goed passen in het landschap. De waarden gezien vanuit het provinciaal beleid met betrekking tot het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en ook die vanuit het Beleids- en Actieplan recreatie en toerisme worden hiermee versterkt.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan wordt voor het overige verwezen naar de hoofdstukken 5 en 6 van het bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein".

4.1 Archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.

Archeologie

Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veilig gesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.

Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.

Planspecifiek

De gemeente Rhenen heeft in 2011 de Archeologische beleidskaart gemeente Rhenen laten opstellen. De archeologische beleidskaart werkt in combinatie met de Verwachtingenkaart. De verwachtingenkaart geeft voor alle gronden in de gemeente de verwachte kans op het vinden van archeologische relicten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0008.jpg"

Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Rhenen 2011

Op de archeologische verwachtingenkaart is aangegeven dat voor de gronden die in dit bestemmingsplan worden bestemd, geen archeologische verwachting geldt voor het gedeelte wat op bovenstaande afbeelding 'groen' is weergegeven en dat een hoge archeologische verwachting geldt voor de rest van het plangebied. Voor de gronden met een hoge verwachting is het belangrijk dat archeologisch (voor)onderzoek plaatsvindt op het moment dat in de grond geroerd gaat worden. Om deze archeologische onderzoeksplicht te waarborgen, is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen, met hieraan gekoppeld een eigen omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden. Hiermee is een omgevingsvergunning binnen een bestemming met potentiële archeologische waarden nodig, wanneer werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dieper dan 30 cm beneden maaiveld en groter dan 100 m2 plaatsvinden. Voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is geen omgevingsvergunning vereist.

Dit plan voorziet verder niet in roeren in de grond. Het doel van dit plan is tweeledig. Ten eerste worden rieten kappen mogelijk gemaakt op vakantiewoningen, dit valt buiten de onderzoeksplicht voor archeologie. Ten tweede wordt op het veld waar nu alleen mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan ook vakantiewoningen toegestaan. Op het moment dat voor de nieuwbouw van deze vakantiewoningen een vergunning wordt aangevraagd zal ook gekeken worden of een archeologisch (voor)onderzoek overlegd moet worden. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' die in dit plan is opgenomen, dwingt dit af. Wanneer dit van toepassing is komen eventuele kosten voor archeologisch onderzoek voor rekening van de verstoorder.

Indien tijdens de werkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988 art. 53): "Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is, meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister." Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke vondst bij de gemeente worden gemeld.

Dit plan is met betrekking tot het aspect 'Archeologie' uitvoerbaar.

4.2 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.


Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0009.jpg"

Uitsnede Natura2000 kaart met EHS begrenzing (lichtgroen) en begrenzing van het Nationaal Park (rood)

Natura2000

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een aangewezen vogelrichtlijn of habitatrichtlijngebied. Het meest nabij gelegen Natura2000 gebied betreft de Rijn-uiterwaarden, ten zuiden van Rhenen. Gezien de afstand tot het plangebied en de aard en omvang van het initiatief wordt geen invloed op de te beschermen natuurwaarden verwacht. De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is daarmee aangetoond.

EHS

Het plangebied is conform de kaart ‘gebieden binnen groene contouren’ juist gelegen binnen de vastgestelde groene contour en hiermee binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Binnen de EHS kunnen bestaande functies en bestaand gebruik worden voortgezet.

Voor bestaande campingterreinen is door de provincie Utrecht beleid ontwikkeld. Het gaat om de brief van Gedeputeerde Staten van Utrecht aan belanghebbende gemeenten, met als onderwerp

"Uitwerking Ruimtelijk beleid Verblijfsrecreatie binnen de EHS” (brief 29 januari 2008). In deze brief is aangegeven dat “zolang de beoogde ingreep plaatsvindt binnen de grenzen van de geldende verblijfsrecreatiebestemming, worden de gevolgen voor de EHS in principe als niet significant aangemerkt, (...)”.

Flora en Fauna

In 2009 is onderzoek gedaan flora en fauna in het plangebied. Gegevens met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten hebben juridisch gezien een geldigheidsduur van drie tot vijf jaar. Omdat de gegevens van het eerste onderzoek ouder zijn dan vijf jaar, is een actualisatie van voornoemd onderzoek uitgevoerd. Omdat het een actualisatie betreft is het onderzoek beperkt tot twee veldbezoeken in de periode april - juni. De rapportage is opgenomen in bijlage 1 van dit bestemmingsplan. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de natuurwaarden van de velden met toeristische plaatsen, inclusief de aangrenzende bossingels beperkt zijn. De plaatsing van chalets op de velden met toeristische plaatsen zal geen nadelige effecten hebben voor de natuurwaarden van dit deel van het recreatiepark. Van een significante aantasting van de EHS is geen sprake, omdat de chalets op velden worden geplaatst die reeds gereed zijn voor de bouw van chalets. Er hoeft bijvoorbeeld niet extra gekapt te worden. Door het treffen van een tweetal eenvoudige maatregelen (zie Artikel 7 Algemene gebruiksregels) ter verbetering van de natuurkwaliteit kan het beperkte verlies van de oppervlakte grasland ongedaan worden gemaakt.

In het bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met het plaatsen van chalets. Het maximum aantal wijzigt niet. Op grond hiervan is de conclusie gerechtvaardigd dat de plaatsing van chalets niet zal leiden tot een wezenlijke toename van de recreatiedruk in de aangrenzende bossen, noch tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op het omringende wegennet.

De vervanging van toeristische plaatsen door chalets kan er wel toe leiden dat in andere perioden van het jaar (voor- en naseizoen) de betreding van de omringende bossen door gasten van het recreatiepark toeneemt. Gelet op de reeds bestaande hoge recreatiedruk in de omringende bossen zal het bezoek door gasten van het recreatiepark niet leiden tot een significante toename van de verstoring in de omringende bossen als gevolg van menselijke aanwezigheid en betreding.

Het plan houdt rekening met de aanwezige natuurwaarden in het gebied en zorgt niet voor een significant negatief effect op de aanwezige flora en fauna. Het plan is op 'ecologisch' gebied goed inpasbaar.

4.3 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Artikel 6.2.1 van het Bro geeft aan voor welke bouwplannen een exploitatieplan moet worden opgesteld. Dit zijn plaan voor:

  • a. de bouw van een of meer woningen;
  • b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  • d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  • f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Planspecifiek

Dit plan voorziet niet in een ontwikkeling zoals gesteld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Om die reden kan van een onderbouwing omtrent het kostenverhaal afgezien worden.

Eventuele planschade wordt door middel van een planschade overeenkomst afgewenteld op de initiatiefnemer.

4.4 Waterparagraaf

Met betrekking tot deze paragraaf wordt verwezen naar bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein. In afwijking van dat bestemmingsplan wordt in dit plan opgenomen dat de gronden in casu aangewezen zijn als grondwaterbeschermingsgebied.

Provinciale milieuverordening 2013

Provinciale Staten hebben op 4 februari 2013 de Provinciale milieuverordening 2013 (PMV 2013) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 mei 2013. In de Provinciale ruimtelijke verordening zijn gebieden aangegeven die voor de winning van water van belang zijn. Met betrekking tot waterwinning wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, 100-jaar aandachtsgebieden en boringsvrije zones.

Binnen de grondwaterbeschermingszones geldt een bijzondere zorgplicht. Ook al geldt er geen expliciet verbod op een activiteit in een beschermingszone, dan is ze toch verboden als ze risico's met zich meebrengt die niet voldoende door maatregelen of voorzieningen kunnen worden weggenomen. Rond een waterwingebied ligt een grondwaterbeschermingsgebied. De meeste besluiten met regels hebben betrekking op die zone. De derde zone is het 100-jaarsaandachtsgebied. Hier gelden geen extra milieuregels, maar dient wel extra aandacht aan de bescherming te worden gegeven, onder andere met het oog op ruimtelijke ontwikkelingen. In de 100-jaarszone wordt bij functiewijziging of belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen, rekening gehouden met het waterwinbelang. Bedreigende functies voor de waterwinning zijn globaal: industriële activiteiten, intensieve akkerbouw, grootschalige infrastructurele werken en intensieve vormen van veehouderij. In het grondwaterbeschermingsgebied worden voorwaarden gesteld aan toepassing van: inrichtingen, licht verontreinigde grond, buisleidingen, verhardingen en gebouwen, boringen en funderingen, begraafplaatsen en uitstrooivelden, bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Boringsvrije zones zijn minder kwetsbaar voor verontreinigingen en aantastingen dan grondwaterbeschermingsgebieden. Deze gebieden hebben een ondergrond met een aaneengesloten slecht-doordringbare kleilaag, hieronder bevinden zich de filters van de winning. De regels voor de boringsvrije zone moeten voorkomen dat de beschermende kleilaag doorboord wordt.

Bij functiewijzigingen in gebieden die van belang zijn voor de waterwinning moet rekening worden gehouden met het waterwinbelang. Toegelicht moet worden hoe de bescherming gestalte krijgt. Hiermee wordt een duurzame bescherming van de drinkwatervoorziening verankerd in ruimtelijke plannen. Het streven van de provincie hierbij is minimaal te komen tot het niet verder toenemen van het risicovol gebruik en, waar mogelijk, tot het extensiveren of opheffen van dit gebruik.

Planspecifiek

Het grondwaterbeschermingsgebied "Rhenen" is aangewezen als milieubeschermingsgebied voor grondwater en bestaat uit een waterwingebied en een zeer kwetsbaar grondwaterbeschermingsgebied. Het waterwingebied ligt in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01_0010.jpg"

Bij functiewijziging en in de gebieden die van belang zijn voor waterwinning gelden, behoudens een vergunningstelsel in de regels ten aanzien van een aantal met name genoemde werken en werkzaamheden, geen extra regels maar moet wel rekening worden gehouden met het waterwinbelang (Uitvoering beleidslijn nieuwe Wro, provincie Utrecht). Het streven is hierbij is minimaal te komen tot een niet verder toenemen van het risicovol gebruik.

Door het opnemen van een gebiedsaanduiding wordt een aanlegvergunningstelsel in de regels van dit plan opgenomen, zodat de gronden in beginsel beschermd zijn.

Dit plan heeft geen toename van het risicovol gebruik tot gevolg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. Dit plan regelt enkel de bouwhoogte van vakantiewoningen en de locatie waar deze geplaatst mogen worden. Voor het overige blijft het geldende bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein" van toepassing.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken en maatvoering gegeven, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Wijze van bestemmen

Voorliggend plan is een correctie op het geldende bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein". Ten opzichte van het moederplan wijzigt artikel 3 als volgt: lid 3.1 onder d komt te vervallen en de 'gebiedsaanduiding specifieke vorm van recreatie - chalets toegestaan' wordt in de verbeelding vergroot. Hierdoor is de aanduiding 'functieaanduiding specifieke vorm van recreatie - uitsluitend mobiele kampeermiddelen toegestaan' overbodig geworden en wordt deze geschrapt. Het werkt door naar art. 3.5.2, die komt te vervallen.

In de wijzigingsbevoegdheid is de maximale bouwhoogte van vakantiewoningen gewijzigd naar 5 meter (art. 3.5.1 onder d).

In het plangebied komen gebieden met archeologische verwachtingswaarden voor. Voor dit gebied is de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen, met daaraan gekoppeld bouwregels en een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de bescherming van deze waarden.

Voor de volledigheid is de grondwaterbeschermingszone opgenomen. Daarnaast is de drinkwaterleiding die door het gebied loopt bestemd, waarbij een beschermingszone van 2 meter aan weerszijden van de leiding is opgenomen.

In de algemene gebruiksregels (artikel 7) is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor inrichting van natuur. Deze bevat twee maatregelen ter versterking van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS welke twee jaar na oplevering van de nieuwbouw van chalets moeten zijn gerealiseerd.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.

Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de inspectie, omdat geen sprake is van een rijksbelang. Het plan is wel overlegd met de Provincie Utrecht. Over de inhoud van het plan bestaat overeenstemming. Dit plan betreft een correctie van het geldende bestemmingsplan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein". Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, behoudens de hogere bouwhoogte van chalets. De waterhuishoudkundige aspecten uit het plan "Recreatiepark de Thijmse Berg, herontwikkeling bestaand terrein" blijven van toepassing. Over de gewenste situatie bestond destijds al overeenstemming.

6.3 Verslag zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is van donderdag 26 februari 2015 tot en met woensdag 8 april 2015 voor een ieder ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.