direct naar inhoud van Regels
Plan: Plancorrectie De Thijmse Berg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Plancorrectie De Thijmse Berg' met identificatienummer NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01 van de gemeente Rhenen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0340.BPThijmsebergherz-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Algemene wet bestuursrecht

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

de som van de grondoppervlakte van alle gebouwen op een in de regels nader aangeduid gebied, uitgedrukt in procenten van het totale oppervlak van dat gebied;

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.10 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw

een vrijstaand of een aan een hoofdgebouw of kampeermiddel aangebouwd gebouw, dat ondergeschikt en dienstbaar is aan een gebouw of kampeermiddel, zoals bijvoorbeeld garages, bergingen, hobbyruimten, hokken voor kleine huisdieren en plantenkassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, die slechts kunnen worden gebouwd in samenhang met een gebouw of kampeermiddel. Hierin zijn niet begrepen gebouwen die blijkens hun aard en indeling zijn bestemd voor woonvertrek;

1.14 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 chalet

een recreatief onderkomen, dat functioneel overeen komt met een vakantiewoning of stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving en de toegestane oppervlakte onderscheidt van die vakantiewoning of stacaravan;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 kampeermiddel

tent, tentwagen, kamp- of tenthuisje, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.23 mobiel kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (niet zijnde stacaravan);

1.24 peil

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;
1.25 stacaravan

een caravan op wielen, die, mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen; een stacaravan is bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.26 standplaats

een als zodanig aangewezen perceel grond, dat dient ten behoeve van het geplaatst houden van een kampeermiddel als jaarplaats cq. seizoensplaats en dat geschikt is voor de plaatsing van een recreatief onderkomen, welk een vast karakter heeft;

1.27 vakantiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.28 verbeelding

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan;

1.29 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.30 woning

een (gedeelte van) een gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van een huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. chalets uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets toegestaan' danwel de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans en chalets toegestaan';
  • b. stacaravans uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans en chalets toegestaan';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorterrein' geen gebouwen en kampeermiddelen zijn toegestaan; hiervan kan via het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3 worden afgeweken ten behoeve van gebouwen en voorzieningen voor receptie-, kantoor- en ontvangstdoeleinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – zonder kampeermiddelen of bebouwing' geen kampeermiddelen en gebouwen zijn toegestaan;
  • e. binnen de bestemming maximaal 210 standplaatsen voor stacaravans zijn toegestaan;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen voor dienstverlening, beheer en onderhoud, zoals kantines, dagwinkels, zwembaden, toiletten en wasruimten, met uitzondering van bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - chalets toegestaan' en 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans en chalets toegestaan' per aanduiding maximaal één gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 150 m2 per gebouw;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5%;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m bedragen;
  • e. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 4 m.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per aanduiding is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m bedragen.
3.2.3 Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m2, mits de oppervlakte, inclusief het eventuele bijgebouw, niet meer dan 35% van de standplaats beslaat;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 2,5 m, en de bouwhoogte niet meer dan 3,8 m bedragen;
  • c. kelders en souterrains zijn niet toegestaan;
  • d. bij een stacaravan is ten hoogste één bijgebouw toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • e. de afstand tussen de stacaravans onderling en tussen stacaravans en chalets dient minimaal 3 m te bedragen;
  • f. de afstand van stacaravans en bijgebouwen tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.4 Chalets

Voor het bouwen van chalets gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 70 m2, mits de oppervlakte, inclusief het eventuele bijgebouw, niet meer dan 30% van de standplaats beslaat;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 2,5 m, en de bouwhoogte niet meer dan 3,8 m bedragen;
  • c. kelders en souterrains zijn niet toegestaan;
  • d. bij een chalet is ten hoogste één bijgebouw toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans en chalets toegestaan' dient de afstand tussen de chalets onderling en tussen chalets en stacaravans minimaal 3 m te bedragen;
  • f. de afstand van chalets tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder c. en 3.2.1, voor het oprichten van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, voor receptie-, kantoor- en ontvangstdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorterrein' in samenhang met de entree van het verblijfsrecreatieterrein, mits de afstand tot de bestemmingsgrens langs de Nieuwe Veenendaalseweg tenminste 25 m bedraagt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van chalets voor niet-bedrijfsmatige exploitatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – chalets toegestaan'.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vakantiewoningen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen teneinde binnen het recreatiebedrijf tevens vakantiewoningen toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. via wijziging kunnen vakantiewoningen worden toegestaan, met dien verstande dat vakantiewoningen uitsluitend kunnen worden toegestaan, onder gelijktijdige verkleining van het in 3.1 onder f. aangegeven maximale aantal stacaravans, in die zin dat per vakantiewoning 2 stacaravans minder zijn toegestaan;
  • b. vakantiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans en chalets toegestaan';
  • c. de inhoud van een vakantiewoning mag maximaal 300 m3 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 2,5 m, en de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. kelders en souterrains zijn niet toegestaan;
  • f. bij een vakantiewoning is ten hoogste één bijgebouw toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 6 m2 en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m;
  • g. de oppervlakte van een vakantiewoning, inclusief eventueel bijgebouw, bedraagt niet meer dan 30% van de standplaats;
  • h. de afstand tussen de vakantiewoningen onderling en tussen vakantiewoningen en chalets dient minimaal 5 m te bedragen, de onderlinge afstand tussen vakantiewoningen en stacaravans dient minimaal 3 m te bedragen;
  • i. de afstand van vakantiewoningen en bijgebouwen tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • j. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 4 Leiding - Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse drinkwaterleiding, met een beschermingsstrook ter breedte van 2 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding;
  • b. bij de dubbelbestemming behorende 'andere bouwwerken'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de leiding plaatsvindt, worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 en dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken zijn toegestaan, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Afweging

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

4.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 4.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. het bevoegd gezag verbindt op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorwaarden;
    • 1. de bouwactiviteiten die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en
    • 2. de verplichting om na beëindiging van de bouwactiviteiten schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de Monumentencommissie.
5.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde onder 5.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft anderszins aantoonbaar geroerd is door bestaande c.q. voormalige bebouwing of andere handelingen; of,
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², ter plaatse van de aanduiding 'hoge verwachtingswaarde', of een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; of,
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot;
  • e. het gaat om gebouwen met een oppervlakte van niet meer dan 100 m².
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m², ter plaatse van de aanduiding 'hoge verwachtingswaarde'; of
    waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainagevoorzieningen en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het planten of het verwijderen van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden op basis van de uitgevoerde archeologische onderzoeken waaronder:

  • a. de verplichting om de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • b. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt advies ingewonnen bij de Monumentencommissie.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek en/of archeologische begeleiding is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 6 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' (gebiedsaanduiding) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomen bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening.

6.2 Bouwregels
  • a. Op en in deze gronden mogen, naast hetgeen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mag worden gebouwd, tevens andere bouwwerken ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied worden gebouwd;
  • b. Al hetgeen in deze regels omtrent de andere daar voorkomende bestemming mag worden gebouwd is uitsluitend toelaatbaar indien en voor zover naar het oordeel van burgemeester en wethouders, het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed. Alvorens te beslissen over het verlenen van een vergunning vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders ondergrondse transport- en energieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur aan te leggen, alsmede grondwerkzaamheden dieper dan 2 meter onder het peil te verrichten.

6.3.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • c. werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
6.3.3 Verlenen vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de in lid 6.3.1 bedoelde vergunning indien naar hun oordeel het belang van de drinkwatervoorziening hierdoor niet nadelig wordt beïnvloed. Alvorens zij beslissen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Voorwaardelijke verplichting voor inrichting van natuur

Na de nieuwbouw van chalets dienen 2 jaar na oplevering wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS te worden versterkt door:

  • a. langs de bossingels, aan de achterzijde van de chalets, in een strook van maximaal twee meter breedte, een bloemrijke zoomvegetatie ontwikkeld en onderhouden te worden, en
  • b. langs de oostzijde van het parkeerterrein een strook met een breedte van minimaal 3 meter en maximaal 5 meter met bloemrijk grasland ontwikkeld te worden.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van deze regels voor:

het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, de bebouwde oppervlakte, het bebouwingspercentage en de overige maten en percentages, mits deze afwijkingen beperkt blijven tot 10% van de in het plan genoemde maten en percentages.

9.2 Geen afwijking

De in 9.1 bedoelde omgevingsvergunning kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die de verwerkelijking van de bestemming volgens dit plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig dit plan onmogelijk maakt, terwijl dit niet door het stellen van voorwaarden aan de in 9.1 bedoelde omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10 %.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Strijd met het voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Plancorrectie De Thijmse Berg'.