direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Nude 23
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPNude23-OH01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. de uitoefening van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', intensieve veehouderij bedrijven;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij', een kwekerij;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij', een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – imkerij', een imkerij;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – hondenpension' een hondenpension als nevenactiviteit bij de hoofdbestemming met een maximale oppervlakte van 800 m2.
  • g. nevenactiviteiten zoals genoemd in onderdelen A en B van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Lijst nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven';
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. water;
  • j. behoud en/of herstel van oever- en slootvegetaties;
  • k. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken;
  • m. erfbeplanting;
  • n. wegen en paden; erven en terreinen.

In de bestemming is de uitoefening van nevenactiviteiten toegestaan welke per adres zijn aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage 1 'Lijst bestaande (neven)activiteiten', mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan aldaar aangegeven en de nevenactiviteiten in de bedrijfsgebouwen plaatsvinden. Buitenactiviteiten worden uitgevoerd binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak.

Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal bedrijfswoningen is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilgelegenheden welke buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande, dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning.
  • b. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Goothoogte in meters   Bouwhoogte in meters   Inhoud in m3   Oppervlakte in m2   Dakhelling in o  
Agrarisch bedrijfsgebouw   4,5   8        
Bedrijfswoning   3   10   600     minimaal 30 en maximaal 60  
Bijbehorende bouwwerken bij agrarische bedrijfswoningen   3   4,5     20    
Gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten   3   4,5     800    

  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte voor mestsilo's 7 m en voor voedersilo's 15 m bedraagt;
    • 2. lichtmasten zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 4. de bouwhoogte van windturbines/-molens mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 m;
    • 6. de bouwhoogte en de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m2;
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels, zoals bepaald in artikel 3.2 ten behoeve van:

3.4.1 Het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak bij volwaardig grondgebonden agrarische bedrijven met maximaal 15% van het oppervlak, mits:

  • a. voor vergroting van het bouwvlak dient in ieder geval een ondernemersplan te worden opgesteld waaruit blijkt dat afwijking noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  • c. de afwijking niet leidt tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  • d. de vergroting van het bouwvlak inpasbaar is in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
  • e. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden, in welk kader moet zijn voldaan aan de vereisten op grond van het natuurbeschermingsrecht waaronder in elk geval wordt begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet;
  • f. de vergroting van het bouwvlak niet leidt tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies.
3.4.2 Het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw tot 12 m, mits dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Voor nevenactiviteiten gelden de volgende regels:

  • a. Voor de nevenactiviteiten als bedoeld in 3.1 onder g, voor onderdeel A, geldt de regel dat de nevenactiviteit dient als ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering, waarvan de gezamenlijke brutovloeroppervlakte 25% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak mag bedragen, met een maximum van 350 m2;
  • b. voor de nevenactiviteiten als bedoeld in 3.1 onder g, voor onderdeel B, geldt de regel dat de nevenactiviteit dient als ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering, waarvan de gezamenlijke brutovloeroppervlakte 25% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak mag bedragen, met een maximum van 500 m2.
3.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming en aanduidingen wordt ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een manegebedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak voor het plaatsen en geplaatst houden van tunnelkassen;
  • c. het gebruik van de gronden gelegen buiten het bouwvlak ten behoeve van opslag, uitgezonderd voor zover toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van intensieve veehouderij, uitgezonderd voor zover in deze regels toegestaan;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van een kwekerij, uitgezonderd voor zover in deze regels toegestaan.
3.6 Afwijking van de gebruiksregels
3.6.1 Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in ten behoeve van het gebruiken van gronden en het verbouwen van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor niet agrarische bedrijfsactiviteiten en andere activiteiten zoals genoemd in onderdeel C van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Lijst nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit uitsluitend wordt uitgeoefend als ondergeschikte activiteit;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op het met afwijking toegestane gebruik;
  • c. binnen eenzelfde bouwvlak mag de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteiten als genoemd in onderdeel C van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Lijst nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven', niet meer bedragen dan 25% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, en maximaal 350 m2 voor de andere activiteiten;
  • d. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt bovendien de volgende regel:
    • 1. de inhoud van een recreatieappartement mag niet meer dan 150 m³ bedragen;
  • e. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • g. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • h. het andere gebruik dient de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van de omgeving te versterken;
  • i. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • j. voor de activiteiten dient aangetoond te worden dat het tweede gebruik noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.
3.6.2 Belangen

Bij de onder 3.6.1 bedoelde afwijkingen worden in de afweging in ieder geval de volgende belangen betrokken:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de verkeersveiligheid, respectievelijk de verkeersaantrekkende werking.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 11 is van toepassing.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vergroting van het agrarisch bouwvlak binnen verwevingsgebieden

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de binnen de bestemming “Agrarisch” gelegen gronden te wijzigen ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken tot een oppervlakte van maximaal 1 ha voor zover de percelen gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor de wijziging dient in ieder geval een ondernemersplan te worden opgesteld waaruit blijkt dat wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de uitbreiding dient plaats te vinden ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet worden aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van het landschappelijk karakter van het gebied;
  • e. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd;
  • f. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
  • h. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;
  • i. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht.