direct naar inhoud van 5.3 Natuur
Plan: 't Spieghel - Buitenplaats
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0327.111-0401

5.3 Natuur

Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.

5.3.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur. Wel ligt op meer dan 2 kilometer ten zuidoosten van het plangebied het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes. Tot slot liggen ten westen en ten noorden van het plangebied stroken die conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening van Utrecht onderdeel uit maken van de Ecologische Hoofdstructuur.

De afstand van het plangebied tot het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes is dusdanig groot dat de ontwikkeling van het kantorenpark "De Buitenplaats" hier niet op van invloed is. Bovendien ligt tussen de Schoolsteegbosjes en "De Buitenplaats" ook nog het gebied 't Spieghel De Plantage, derhalve kan er vanuit worden gegaan dat het kantorenpark "De Buitenplaats" geen effecten heeft op het beschermde natuurmonument Schoolsteegbosjes. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen kunnen hebben op de in de omgeving liggende Ecologisch Hoofdstructuur.

5.3.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

In het kader van de herontwikkeling van 't Spieghel zijn door adviesbureau Nieuwland meerdere onderzoeken uitgevoerd. Tot het onderzoeksgebied behoorde ook het gebied "De Buitenplaats". De volgende onderzoeken zijn in de afgelopen jaren uitgevoerd:

  • quickscan uit november 2005;
  • vleermuizenonderzoek uit december 2008;
  • broedvogelsonderzoek uit 2008.

De resultaten van deze onderzoeken zijn hieronder weergegeven. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar bijlage 3.

5.3.2.1 Quickscan

In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen Wel komen er verschillende (in potentie) algemene diersoorten voor die onder de Flora- en Faunawet vallen. De meeste soorten hiervan behoren tot de soorten van tabel 1 van bijlage 1 van de AMvB. Het plangebied is onderdeel van de ecologische structuur van Leusden-West. De noord-zuid-verbindingen (onder andere voor vleermuizen) zijn hierbij van belang. Zowel floristisch als faunistisch is het plangebied niet waardevol.

Lokale en regionale populaties van de (in potentie) voorkomende beschermde soorten zullen geen negatieve effecten ondervinden van het voorgenomen plan (zie ook aanbevelingen). Vooralsnog dient geen ontheffingsaanvraag te worden ingediend op de Flora- en faunawet (zie aanbevelingen).

Aanbevelingen

  • Noord-zuidverbinding met opgaande beplanting (en eventueel watergang) handhaven of ontwikkelen. Hierbij ook rekening houden met hopover bij de Randweg.
  • Bosgebied handhaven, eventueel aansluitend op noord-zuid verbinding.
  • Sloten behouden en poelen aanbrengen als voortplantingsplaats voor amfibieën (zo mogelijk in de directe omgeving van ruigte of opgaande beplanting).
  • Natuurtechnisch beheer toepassen in sloten, bermen en oeverhoekjes.


Nader onderzoek
Een seizoensdekkend broedvogelonderzoek uit te voeren in de bosjes/singels van het plangebied. Hierbij ook aandacht besteden aan zoogdieren zoals eekhoorn en vleermuizen. Het is aan te bevelen om voor het weghalen van beplanting (bomen) en bebouwing een vleermuisdeskundige in te schakelen die een controle uitvoert op het wel of niet aanwezig zijn van vleermuizen.

Opmerking
Tijdens de uitvoering van maatregelen moet rekening worden gehouden met leefaspecten van beschermde diersoorten zoals foerageerperiode van vleermuizen, broedperiode van vogels, voortplantingstijd amfibieën. Het is aan te raden voor de uitvoeringsperiode een ecologisch protocol op te stellen en/of te werken op basis van een gedragscode.

5.3.2.2 Vleermuisonderzoek december 2008

In onderstaande zijn de conclusies van het vleermuisonderzoek weergegeven.

  • De ontwikkeling van de planlocatie is, ten aanzien van vleermuispopulaties, niet los te zien van andere landschappelijke ingrepen in het gebied zoals de reconstructie van de Randweg, de vroegere reconstructie van de Heiligenbergerweg, de vroegere aanleg van industrieterreinen aan de noordwestkant van Leusden. Al deze ingrepen betreffen namelijk iedere keer dezelfde vleermuispopulaties van rosse vleermuizen, baardvleermuizen en watervleermuizen rond Heiligenberg, en de vleermuispopulaties van gewone dwergvleermuizen en laatvliegers uit Leusden en Oud Leusden.
  • Gezien de aanwezigheid van enkele "Myotis" vleermuizen zal moeten worden heroverwogen of men kan afzien van de sloop van Ursulineweg 12.
  • Voor de sloop van Ursulineweg 12 is een ontheffing Flora- en faunawet noodzakelijk voor het vernietigen van een verblijfplaats van gewone dwergvleermuizen en waarschijnlijk enkele meervleermuizen. Indien een ontheffing wordt verleend zullen aan de sloop voorwaarden worden gesteld qua timing en wijze van uitvoering. Tevens zullen compensatiemaatregelen moeten worden uitgevoerd in de vorm van vleermuisvoorzieningen in de nieuwbouw.
  • Het gebied is een belangrijk jachtgebied voor rosse vleermuizen (van algemeen belang) en een jachtgebied van matig belang voor gewone dwergvleermuizen. Voor het verlies van een belangrijk jachtgebied voor rosse vleermuizen is een ontheffing Flora- en faunawet noodzakelijk. Compensatie in de vorm van inrichting van jachtgebied zal in de directe omgeving gezocht moeten worden.
  • Het gebied heeft een belangrijke functie als vliegroute voor laatvliegers, watervleermuizen en in mindere mate voor gewone dwergvleermuizen. Voor het aantasten c.q. verwijderen van deze vliegroute is ons inziens ook een ontheffing Flora- en faunawetgeving noodzakelijk. Gezien de impact en cumulatieve effecten van deze ingreep, samen met eerdere landschappelijke ingrepen in het omringende gebied, is mitigatie of een goede compensatie vooraf noodzakelijk.
  • In het ontwerp zal een robuuste hoogopgaande groene structuur moeten worden opgenomen welke loopt vanaf de Driftakker via de Ursulineweg tot aan de Mossel (waterplas) voor het Hotel Leusden. Dit kan in de vorm van een 16 meter brede groenstrook of een hoge wegbeplanting, bij voorkeur ter hoogte van de oude plantenkas/hoge populieren.

Met de inachtneming van bovenstaande punten is er sprake van instandhouding van vleermuispopulaties in gunstige staat.

5.3.2.3 Vogelonderzoek 2008

In het voorjaar van 2008 is een broedvogelkartering uitgevoerd in een 6,8 hectare groot perceel aan de Ursulineweg. Uit de inventarisatie zijn veertien broedvogelsoorten met in totaal 30 territoria geconstateerd. Grotendeels gaat het om zowel landelijk als regionaal talrijke en diffuus verspreide soorten. Er is één Rode-Lijst soort waargenomen, te weten de Huismus. De meest algemene broedvogel is de Merel met vijf territoria. Opmerkelijk was het voorkomen van de Goudvink. Te verwachten valt dat de meeste in 2008 in het gebied aanwezige broedvogels zich bij een eventuele aanleg van bedrijven en woonhuizen kunnen handhaven, mits er voldoende struweel en opgaand geboomte aanwezig blijft. Behoud van tenminste een deel van het centraal in het gebied gelegen berkenbos (inclusief ondergroei) is daarbij van belang.

5.3.2.4 Ringslangonderzoek

In het kader van de geplande ontwikkeling van "De Buitenplaats" is in opdracht van de gemeente Leusden door Stichting RAVON in 2011 een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van ringslangen in het plangebied (zie Bijlage 4).

Uit het onderzoek blijkt dat "De Buitenplaats" onderdeel uitmaakt van het leefgebied van de ringslang. Hoewel het gebied over weinig water beschikt, vormt het gebied wel een geschikte habitat voor de ringslag. Daarnaast vormt het plangebied een geschikte locatie voor voortplanting en overwintering van de ringslang. Op basis van de hiervoor beschreven onderzoeksresultaten wordt voldaan aan de belangrijkste voorwaarden voor een geschikt leefgebied voor de ringslang.

Als gevolg van de geplande ontwikkeling voor "De Buitenplaats" zal het leefgebied van de ringslang verloren gaan. Bovendien is de kans dat door uitbreiding van het wegoppervlak en een toename van de verkeersintensiteit meer verkeersslachtoffers zullen vallen.

Omdat het van belang is dat de gunstige staat van instandhouding van de ringslang wordt gegarandeerd, dient het belang van het plangebied voor de ringslangpopulatie te worden bepaald. Dit kan door middel van vervolgonderzoek. Een andere optie is om mitigerende en compenserende maatregelen te treffen zodat het duurzaam voortbestaan van de ringslang in de omgeving sowieso gewaarborgd is. Door de Stichting RAVON wordt dan ook aanbevolen om mitigerende en compenserende maatregelen te treffen.

Het feit dat de ringslang op basis van de Flora- en Faunawet een beschermde soort is en gelet op de geplande ontwikkelingen voor "De Buitenplaats", is voor de uitvoering van de werkzaamheden een ontheffing nodig.