Bepaalde maatschappelijke activiteiten, brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Voor groepsrisico is er geen grenswaarde maar een richtwaarde.
Inrichtingen
De risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden: Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico. Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Buisleidingen
Bij risicovolle buisleidingen kan gedacht worden aan (hogedruk) transport van aardgas, maar ook van olie, benzine, kerosine, chemische producten en industriële gassen. Deze stoffen kunnen giftig, licht ontvlambaar, of brandbaar zijn. Buisleidingen lopen meestal ondergronds, maar kunnen soms ook bovengronds voorkomen. De grootste kans op een beschadiging aan een buisleiding ontstaat door graafwerkzaamheden. Denk hierbij aan werkzaamheden aan gas-, olie- en waterleidingen in de grond, of kabels voor stroom, TV, telefoon en internet. De risicokaart toont alle aardgasleidingen vanaf een diameter van 50 mm en een druk van 16 bar, alle buisleidingen voor brandbare vloeistoffen vanaf een diameter van 100 mm en alle overige buisleidingen waarvan geldt dat er een overschrijding van de wettelijke norm is op 5 meter afstand van de buis. Deze wettelijke norm is het plaatsgebonden risico 10-6.
Weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs; december 1998). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen, waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt.
Bij de toetsing van een bestemmingsplan moet worden bezien of de kans per kilometer route of tracé op een bepaald aantal slachtoffers groter is dan de oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde geldt in alle situaties, dus voor zowel vervoersbesluiten als omgevingsbesluiten en in zowel bestaande als nieuwe situaties. Bij een overschrijding van de orientatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het vervoersbesluit of omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.
Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Daarbij moet steeds in overleg worden getreden met andere betrokken overheden over de te volgen aanpak. De regionale brandweer moet voor het aanstaande besluit om advies gevraagd worden in verband met de zelfredzaamheid en de beheersbaarheid.
Volgens de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ dient de gemeente de verantwoording van het groepsrisico zoveel mogelijk direct of indirect vast te leggen in het betreffende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet een ‘stille’ toename van het groepsrisico zoveel mogelijk voorkomen. Dit is nodig om ook in de toekomstige situatie de veiligheid te kunnen waarborgen en het ontstaan van knelpunten te voorkomen. Een en ander kan worden vastgelegd door kwetsbare objecten uit te sluiten of indirect bijvoorbeeld door het bepalen van bebouwingshoogten. Voor het groepsrisico is het tevens van belang of het plan voorziet in een zorginstelling, woningen, appartementen of kantoren en waar deze functies in het plan zijn gelegen.
Analyse
Het plan betreft een gevoelig object. In de nabijheid van onderhavig plangebied is geen productie of opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig, zie de onderstaande afbeelding.
Uitsnede risicokaart provincie Utrecht
De locatie is gelegen nabij de spoorlijn Utrecht-Geldermalsen en ligt binnen de invloedsfeer. Derhalve is een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid door DHV B.V. (mei 2010). Uit het onderzoeksrapport (kenmerk: MD-AF2010152/MVI) blijkt het volgende:
Plaatsgebonden risico
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Utrecht-Geldermalsen blijkt dat zowel bij het huidige vervoer als bij het toekomstige vervoer (2020) geen 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour aanwezig is buiten de spoorbaan. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen beperkingen op voor realisatie van de uitbreiding Het Houtens Erf.
Groepsrisico
Het groepsrisico is afhankelijk van het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bevolkingsgegevens. Uit berekeningen is gebleken dat het groepsrisico met de huidige transportcijfers net onder de oriëntatiewaarde ligt. Met de prognoses ligt het groepsrisico ruim een factor 4 boven de oriëntatiewaarde. De toename van het groepsrisico met de prognoses ten opzichte van de realisatiecijfers wordt vooral veroorzaakt door de toename van de kans op het optreden van een warme BLEVE en dan met name de combinatie van de categorieën A + C3. Door de uitbreiding van Het Houtens Erf neemt de maximale waarde ten opzichte van de oriëntatiewaarde niet toe, ondanks dat er meer aanwezigen zijn vlak bij het spoor. Dit komt doordat de locatie met de hoogste waarde van het groepsrisico op een ander punt op de kilometer ligt. Uit de getallen die RBMII geeft, blijkt dat er een hele kleine toename is van het groepsrisico. Bij het toekomstige transport neemt de maximale frequentie toe van 3,1 x 10-7 naar 3,2 x 10-7. Dit komt omdat er dicht bij het spoor meer mensen aanwezig zijn daardoor de kans op een ongeval met meer dan 10 slachtoffers toeneemt.
Verantwoording groepsrisico
Op basis van de Circulaire RNVGS dient het groepsrisico verantwoord te worden door het bevoegd gezag. Dit moet wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of toeneemt door de plannen. Voor de ruimtelijke plannen vormt de gemeente het bevoegd gezag; zij zal zich rekenschap moeten geven van de doorwerking van de plannen op de lokale situatie. Door DHV B.V. is in dit kader een rapport opgesteld (oktober 2010) dat invulling geeft aan de verantwoording van het groepsrisico voor het uitbreidingsplan. Dit rapport (kenmerk: MD-AF20101433/MVI) kan door het bevoegd gezag gebruikt worden om haar verantwoording van het groepsrisico te onderbouwen. In het rapport komen de volgende conclusies naar voren:
De uitbreiding van het zorgcentrum leidt niet tot een toename van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden indien het transport van gevaarlijke stoffen niet toeneemt. Vanwege toekomstig transport zal het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijden ook zonder uitbreiding van het zorgcentrum. Door warme-bleve-vrij rijden (mogelijk in de toekomst) wordt het groepsrisico beperkt.
Het betreft een bestaand zorgcentrum dat een geringe uitbreiding (met ca. 30 mensen) wil realiseren. Bij het zorgcentrum kunnen de volgende effecten/scenario’s optreden:
- hittebelasting door brand (plasbrand);
- drukbelasting ten gevolge van een explosie (wolkbrandexplosie);
- druk- en hittebelasting ten gevolge van een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion);
- toxische belasting ten gevolge van giftig gas/damp.
Een BLEVE en een wolkbrandexplosie zijn niet bestrijdbaar bij het zorgcentrum. Ook is het scenario van een toxische belasting niet goed bestrijdbaar doordat onvoldoende schuimvormend middel beschikbaar is. Secundaire effecten (branden) zijn alleen te bestrijden als er voldoende bluswater is (dit is gedeeltelijk beschikbaar). Veel mensen in het zorgcentrum zijn niet zelfredzaam.
Om de veiligheidssituatie te verbeteren zal de gemeente aansturen op het treffen van de volgende maatregelen:
- zorgdragen voor goede risicocommunicatie;
- de toegang tot de uitbreiding niet aan de spoorzijde situeren;
- de luchtinlaat van de uitbreiding niet aan de spoorzijde situeren;
- het opstellen en oefenen van een ontruimingsplan (waarbij onder andere vluchtinstructies worden geoefend en geëvalueerd).
De gemeente accepteert de huidige situatie met verminderd zelfredzame personen en huidige bluswatervoorzieningen. Het gemeentebestuur dient te bepalen of zij gelet op de hoogte van het groepsrisico en de te treffen maatregelen het groepsrisico aanvaardbaar acht.
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die vallen onder de werking van het BEVI. Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg en water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de spoorlijn Utrecht - Geldermalsen. Daarom is onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid in relatie tot de uitbreiding van het zorgcentrum.
Uit het onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico geen beperkingen oplevert voor onderhavig plan. Het groepsrisico echter ligt met de gehanteerde vervoersprognoses voor de toekomstige situatie ruim een factor 4 boven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Op basis van de Circulaire RNVGS moet het groepsrisico verantwoord worden door het bevoegd gezag. Dit moet wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of toeneemt door de ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente zal zich rekenschap moeten geven van de doorwerking van externe veiligheid op de ruimtelijke ontwikkeling. Adviesbureau DHV heeft in dit kader een rapport opgesteld (Verantwoording groepsrisico Ervenstaete;oktober 2010) dat invulling geeft aan de verantwoording van het groepsrisico voor het uitbreidingsplan.
De uitbreiding van het zorgcentrum heeft een verwaarloosbare invloed op de hoogte van het groepsrisico. De toename van het groepsrisico is nagenoeg geheel toe te schrijven aan de toename van het transport van gevaarlijke stoffen en met name door de combinatie van brandbare gassen en zeer brandbare vloeistoffen. Door deze combinatie bestaat de mogelijkheid dat zich een zogenaamde BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) zal voordoen. Dit rampscenario is maatgevend voor de hoogte van het groepsrisico.
Op de toename van het transport van gevaarlijke stoffen heeft de gemeente geen invloed. Op landelijk niveau werken het bedrijfsleven, IPO, VNG en Verkeer en Waterstaat samen aan de vaststelling van het Basisnet spoor. In het Basisnet wordt voor het transport van gevaarlijke stoffen voor elk traject een risicoplafond vastgesteld. Voor Houten betekent dit dat er vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, in de toekomst geen overschrijdingen meer zijn van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Het Basisnet spoor is echter nog niet vastgesteld en heeft dus nog geen juridische status. Wel is op 8 juli 2010 bestuurlijke overeenstemming bereikt tussen het bedrijfsleven, IPO, VNG en Verkeer en Waterstaat ( nu: Infrastructuur en Milieu) over de hoofdlijnen van het Rijksontwerp Basisnet Spoor. De aan het Basisnet ten grondslag liggende veiligheidsberekeningen laten inmiddels zien dat in Houten voldaan wordt aan de veiligheidsnormen. Een belangrijke maatregel die in het kader van het Basisnet getroffen wordt is het elimineren van de transportcombinatie brandbare gassen en zeer brandbare vloeistoffen. Daarmee wordt het groepsrisico aanmerkelijk gereduceerd.
Gezien het feit dat de uitbreiding van het zorgcentrum geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico en de toekomstige overschrijding van de oriëntatiewaarde door implementatie van het Basisnet spoor ongedaan gemaakt zal worden, vindt het college de veiligheidssituatie ten aanzien van dit uitbreidingsplan aanvaardbaar.