Plan: | HSS |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0317.EMSBPHSS-Va01 |
Voor de locatie Hink Stap Sprong (HSS) gelegen aan de Aartseveen 96 in Eemnes is het planvoornemen om de voormalige locatie van de basisschool te herontwikkelen naar woningbouw. Het plan voorziet in de realisatie van 38 woningen in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen. De woningen worden gerealiseerd in een groene omgeving met daarbij horende verkeers- en groenvoorzieningen.
In het vigerende bestemmingsplan 'Kern Eemnes' is het plangebied bestemd voor 'Maatschappelijk' en 'Groen'. De realisatie van woningen is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Een afwijking van het bestemmingsplan is noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
In het bestemmingsplan wordt gedetailleerd de toekomstige situatie vastgelegd conform de voor het plan gemaakte verkaveling.
Het plangebied ligt aan de Aartseveen 96 in Eemnes. Het plangebied is kadastraal bekend als perceelnummers 2899 sectie A, deels 4381, deels 4362 sectie A gemeente Eemnes. Het plangebied ligt in de Noordbuurt. Het plangebied grenst aan de Aartseveen (westzijde), pad in het verlengde van Geutoomserf (oostzijde), fiets- en wandelpad ten zuiden van de Eemhof en Rietgors (noordzijde) en woningen aan de Geutoomserf (zuidzijde). Ten oosten van het plangebied ligt een watergang.
Afbeelding ligging plangebied
In het vigerende bestemmingsplan ''Kern Eemnes'' (2013), is het plangebied bestemd voor 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De functie wonen is niet toegestaan binnen de geldende bestemmingen. Daarnaast wordt de bebouwing buiten het aangewezen bouwvlak gebouwd en is deze voor een deel hoger dan de toegestane bouwhoogte van 11 meter. Het plan is daarmee in strijd met de geldende bouwregels. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om het plan voor de herontwikkeling van de locatie planologisch mogelijk te maken.
Ter plaatse van het plangebied geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. De met deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Archeologisch onderzoek is nodig indien de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaan en graaf werkzaamheden dieper dan 50 cm moeten plaatsvinden. Een archeologisch onderzoek is uitgevoerd, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.7.
Verder geldt er de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' ter plaatse van dit plangebied. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van deze aanduiding te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin', met inachtneming van de volgende bepalingen:
Voor dit bestemmingsplan wordt geen gebruik gemaakt van bovengenoemde bevoegdheid, omdat de beoogde verkaveling niet realiseerbaar is binnen de wijzigingsregels. Er zijn onder andere meer woningen beoogd dan op grond van de wijzigingsregels is toegestaan. In de wijzigingsregels mogen er ten hoogste 24 woningen gebouwd worden. Ook wordt er een appartementencomplex gerealiseerd die hoger is dan de toegestane hoogte van 11 meter.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de onderzoeken en beoordelingen van verscheidene milieuaspecten toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de juridische planvorm beschreven.
Het plangebied was in gebruik als basisschool. Het plangebied ligt tussen de bestaande rijwoningen aan de Geutoomserf en het Aartseveen. Aan de oost- en noordzijde bevinden zich waterstructuren. Het plangebied wordt rondom omringd door bestaande groenvoorzieningen. Aan de westzijde bevinden zich parkeerplekken.
De bestaande bebouwing wordt gesloopt teneinde de beoogde herontwikkeling te kunnen realiseren.
Afbeelding luchtfoto bestaande situatie
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf de Geutoomserf
Afbeelding aanzicht plangebied, gezien vanaf het Aartseveen 75
Voor het planvoornemen is een stedenbouwkundige visie gemaakt. Deze visie is als Bijlage 1 bijgevoegd. De visie is op 29 juni 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.
De stedenbouwkundige visie is uitgewerkt in een concept verkaveling (zie hiervoor ook onderstaande afbeelding). De concept verkaveling voorziet in de realisatie van woningen, groen, parkeren en een verkeersontsluiting. Deze verkaveling vormt de basis van dit bestemmingsplan.
Het planvoornemen betreft de realisatie van 9 woningen en een appartementenblok met daarin in totaal 29 appartementen. In totaal worden 38 woningen in het plangebied gerealiseerd. De waterstructuur aan de oostzijde van het plangebied blijft onaangetast.
In het appartementengebouw komt een mix van twee- en driekamer appartementen. De appartementen worden op deze manier aan een bredere doelgroep aangeboden en het aanbod huurwoningen wordt hiermee vergroot. Daarnaast worden er koopwoningen gerealiseerd, waarvan de prijsklasse onder de NHG-grens ligt.
De appartementen bestaan uit 4 lagen waarvan 1 laag wordt uitgevoerd als setback (een terugliggende bouwlaag), de totale bouwhoogte bedraagt 14 meter. De rijwoningen hebben een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 10 meter.
Het plangebied wordt voor verkeer ontsloten vanaf het Aartseveen en vanaf de Geutoomserf.
Afbeelding verkaveling plangebied
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen vastgesteld;
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen naar voren die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 januari 2017 is de geconsolideerde versie van het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Het plangebied ligt niet binnen een invloedssfeer van het Barro.
In het Bro is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.1.6). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro luidt als volgt:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In subparagraaf 3.1.4 Onderbouwing ladder is de onderbouwing van de laddertoets opgenomen.
De ladder is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Het planvoornemen betreft de realisatie van 38 woningen binnen stedelijk gebied. Zoals toegelicht in paragraaf 2.2 voorziet het planvoornemen in de realisatie van rijwoningen en appartementen.
In paragrafen 3.3 Regionaal beleid en 3.4 Gemeentelijk beleid is toegelicht dat er behoefte bestaat aan nieuwbouwwoningen, zowel in de regio als in de gemeente.
Binnen de provincie Utrecht is er een grote behoefte aan binnenstedelijke bouwlocaties. Tot 2040 is er behoefte aan ruim 100.000 woningen in Utrecht. Hiervan is slechts een deel reeds gevat in bestaande plannen. Het totale plantekort binnen de provincie wordt geschat op ca. 40.000 tot 50.000.
In de afgelopen decennia is de diversiteit aan huishoudens vormen toegenomen waardoor ook andere woningtypen nodig zijn. Voor de toekomst wordt een groei van het aandeel eenpersoonshuishoudens voorzien. In 2014 bedroeg het aandeel eengezinswoningen in de provincie 63,7% en het aandeel meergezinswoningen 36,3% van de totale woningvoorraad. In 2018 gaat het om 63,3% eengezinswoningen en 36,7% meergezinswoningen.
Doorstroming op de woningmarkt zorgt ervoor dat de woonvoorraad beter benut wordt naar gelang de woonbehoefte. Een onderzoek van de Provincie Utrecht heeft aangetoond dat wanneer er maatregelen worden getroffen om doorstroming te bevorderen, de verhuisketen daarmee langer wordt. In essentie betekent dat dat meer mensen een geschikte woning kunnen vinden die past bij hun levensfase.
De aanstaande vergrijzing brengt ook de vraag met zich mee of er ook specifiek woningen voor ouderen gebouwd moeten worden. Vanuit het idee dat een doorstroming van ouderen zal leiden tot een versneld aanbod van eengezinswoningen in de regio.
Planonderbouwing
Specifiek op regionaal niveau is er behoefte aan passend woningaanbod voor verschillende groepen mensen. Daarnaast is er sprake van een bevolkingsgroei, waardoor doorstroming op de woningmarkt op gang gebracht dient te worden. Specifiek op gemeentelijk niveau is er behoefte aan nieuwbouwwoningen, voldoende betaalbare sociale huurwoningen en woningen in de goedkope en middel dure huursector geschikt voor starters, maar ook voor senioren en rijwoningen voor gezinnen, die ook toekomstbestendig zijn. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 38 woningen (grondgebonden en gestapeld) in verschillende prijsklassen. Er worden zowel huur- als goedkopere koopwoningen gerealiseerd. Hiermee wordt voorzien in de toevoeging van woningen aan de lokale woningvoorraad. Daarnaast draagt het planvoornemen bij aan de realisatie van betaalbare huurappartementen en rijwoningen in Eemnes, die tevens gebruikt kunnen worden als levensloopbestendige woningen.
Conclusie
Het planvoornemen is getoetst aan de ladder en voldoet hieraan.
Op 20 december 2018 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, geconsolideerd (inclusief herijking 2016 en 2e partiële herziening 2018 vastgesteld. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028 beschreven.
Voor het planvoornemen zijn de volgende beleidslagen van belang:
Algemene beleidslijn verstedelijking
In het verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied, op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Binnenstedelijke ontwikkeling is mogelijk zonder de leefbaarheid en de sociale kwaliteit van de leefomgeving aan te tasten. Sterker nog, het kan de stedelijke kwaliteit juist versterken.
Afbeelding uitsnede kaart Algemene beleidslijn verstedelijking Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
Binnenstedelijke woningbouw
De provincie zet in op de binnenstedelijke woningbouwontwikkeling. Gericht wordt op de realisatie van ten minste twee derde van het woningbouwprogramma binnen de actuele rode contouren. Deze binnenstedelijke opgave biedt kansen om de leefbaarheid in de steden en dorpen te verbeteren, als er voldoende aandacht is voor de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving. De provincie stimuleert dat overheden en marktpartijen zich gezamenlijk inspannen om de binnenstedelijke opgave te realiseren. Concreet hanteert de provincie de volgende voorkeursvolgorde voor stedelijke ontwikkelingen: eerst de mogelijkheden van herstructurering of transformatie, dan de mogelijkheden in de nabijheid van halten en knopen van het OV-netwerk, dan de overige mogelijkheden in het stedelijk gebied en als laatste uitbreiding.
Afbeelding uitsnede kaart Binnenstedelijke woningbouw Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
De voorgenomen ontwikkeling wordt in een bestaand stedelijk gebied ontwikkeld, waardoor het landelijk gebied niet wordt aangetast en de gemeente aantrekkelijk blijft om te wonen. Daarnaast worden de woningen binnen de rode contour gerealiseerd met veel aandacht voor de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving, waardoor de leefbaarheid sterk verbetert.
Omgevingsvisie provincie Utrecht (ontwerp)
Op 8 september 2020 heeft de Provincie Utrecht een ontwerp Omgevingsvisie vastgesteld.
Uit deze omgevingsvisie blijkt dat het plan binnen volgende beleidslagen ligt:
Het betreft een ontwerp Omgevingsvisie. Uit de analyse van het beleid volgt dat geen beleidsveranderingen optreden die relevant zijn voor het planvoornemen.
Op 10 december 2018 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening, geconsolideerd (inclusief herijking 2016, correctie 2017 en 2e partiële herziening 2018) vastgesteld. De Provinciale ruimtelijke verordening bevat regels voor gemeenten. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren.
Het van toepassing zijnde artikel voor dit plangebied is:
Artikel 4.1 Stedelijk gebied
In de verordening is het plangebied aangewezen als 'stedelijk gebied'. Hier is verdere verstedelijking toegestaan.
Afbeelding uitsnede kaart stedelijk gebied Provinciale Ruimtelijke Verordening
Onderbouwing provinciaal beleid
Het planvoornemen voorziet in de transformatie van een voormalige schoollocatie naar een woningbouwlocatie. Er is sprake van verstedelijking, omdat ten opzichte van het vigerende planologische regime nieuwe mogelijkheden worden geboden voor de realisatie van woningbouw. Door de realisatie van het planvoornemen wordt een binnenstedelijke locatie (binnen de rode contour) optimaal benut ten behoeve van woningbouw. De realisatie van het planvoornemen zorgt voor invulling van de woningbouwopgave en levert daarnaast een bijdrage aan de verbetering van de woonomgeving. Bij het realiseren van de woningen wordt rekening gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Zo moeten de woningen voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). De realisatie van woningen in dit plangebied past binnen de provinciale structuurvisie en de provinciale verordening.
In paragraaf 3.1.4 is de ladderonderbouwing toegelicht. Uit deze onderbouwing volgt dat het planvoornemen een stedelijke ontwikkeling betreft. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte aan sociale huurappartementen en koopwoningen in Eemnes. De ontwikkeling wordt geheel binnen stedelijk gebied gerealiseerd.
Ontwerp Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht
Op 4 september 2020 heeft de Provincie Utrecht een ontwerp Omgevingsvisie vastgesteld.
Uit deze Omgevingsverordening blijkt dat de volgende artikelen van toepassing zijn op het plan.
Het betreft een ontwerp Omgevingsverordening. Uit de analyse van het beleid volgt dat geen beleidsveranderingen optreden die relevant zijn voor het planvoornemen.
De gemeente Eemnes valt binnen de regio Gooi en Vechtstreek. Voor de regio is een ‘Regionale Woonvisie 2016 – 2030’ vastgesteld. De regio richt zich op een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine of grote huishoudens en goed of slecht ter been. De regio ontleent haar identiteit voor een groot deel aan de diversiteit aan landschappen en woonmilieus en is daardoor een aantrekkelijk vestigingsgebied voor al deze groepen. Het behouden en, waar mogelijk, versterken van deze diversiteit aan woonmilieus waarborgt de vitaliteit van de regio ook in de toekomst.
Zeker tot 2040 wordt nog een groei van de bevolking voorzien. Het passend faciliteren van deze groei, in combinatie met het behoud van de natuur- en cultuurhistorische waarden, vormt de komende jaren één van de belangrijkste uitdaging voor de regio. Nieuwbouw zal nodig blijven en voorziet niet alleen in een directe woningbehoefte, maar wordt ook ingezet als strategisch instrument om de doorstroming in wijken op gang te brengen. De focus zal daarbij moeten liggen op binnenstedelijk bouwen en transformatie. Het behoud van de hoge ruimtelijke kwaliteit in de bebouwde omgeving is daarbij kaderstellend.
De realisatie van diverse woningen in dit plangebied vindt plaats binnen de bestaande bebouwingscontour (binnenstedelijk). Met de realisatie van deze woningen wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van de hoge ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde woonomgeving. De kwaliteit van het plan is nader toegelicht in paragraaf 2.2.
Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Eemnes het ‘Structuurplan Eemnes 2015 – Behoud door ontwikkeling’ vastgesteld en hiernaast is in 2011 een partiële herziening Structuurvisie opgesteld. Het structuurplan/structuurvisie dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente Eemnes. Het structuurplan is opgedeeld in een structuurplan voor de periode tot 2015 en is aangevuld met een doorkijk naar 2030. Het structuurplan ziet de ruimtelijke ordening als een doorlopend proces, waarbij wordt uitgegaan dat behoud van het bestaande karakter alleen mogelijk is door gericht en actief actie te ondernemen. Daarom is ‘ontwikkeling’ het uitgangspunt van dit structuurplan. De veranderingsprocessen die door ontwikkelingen op gang wordt gebracht worden in het structuurplan middels de lagenbenadering verkend. Binnen de lagenbenadering worden drie lagen onderscheiden, namelijk de ondergrond (groen en water), de netwerken (verkeer) en de occupatie (o.a. werken en wonen). Deze drie lagen zijn sturend voor de ruimtelijke ordening en de inrichting van het landschap.
De structuurplankaart fungeert als toetsingskader voor alle initiatieven die worden genomen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Hierin is Eemnes opgedeeld in verschillende gebieden, waarvoor opgaven en uitgangspunten voor ontwikkeling zijn geformuleerd. Voor de Kern wordt beoogd: ‘de ontwikkeling van het nieuwe dorpscentrum, versterking van de aanwezige groenstructuur, ontwikkeling van (ouderen)woningen op vrijkomende locaties, reallocatie van voorzieningen, revitalisering van het bedrijventerrein Zuidbuurt en herinrichting van de Laarderweg tot verblijfsstraat’.
Er is een groot aantal programmapunten met betrekking tot de reallocatie van voorzieningen in de kern van Eemnes. De volgende uitgangspunten zijn van belang voor het duurzaam functioneren van de kern:
Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van nieuwe woningen en een versterking van de groenstructuur. De reallocatie van de voormalige basisschool, zorgt ervoor dat de inbreidingslocatie is vrijgekomen voor woningbouw. Het plan is niet in strijd met het structuurplan.
De gemeente Eemnes heeft in 2008 een toekomstvisie opgesteld voor de periode tot 2020, met een doorkijk 2030. In de visie worden ontwikkelingen op het terrein van wonen, werken en voorzieningen onder de loep genomen en waar nodig bijgestuurd.
De toekomstvisie gaat uit van ‘behoud met ruimte voor dynamiek’. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende hoofdlijnen:
Voor wat betreft woningbouw heeft de toekomstvisie voor ogen dat bij de kwantitatieve bouwproductie gericht wordt op een uitbreiding van de woningvoorraad met gemiddeld 50 woningen per jaar (eigen behoefte – plus). Hierbij wordt gestuurd op een gestage bouwproductie, waarbij getracht wordt te voorkomen dat pieken en dalen ontstaan in de productie.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 38 gedifferentieerde woningen. Hiermee wordt voorzien in de toevoeging van woningen aan de lokale woningvoorraad. Deze ontwikkeling levert daarmee een bijdrage aan de toekomstvisie Er wordt rekening gehouden met het karakter van de omgeving van het plangebied door het inpassen van woningen die aansluiten op de omgeving.
De belangrijkste doelstelling van het lokale woonbeleid is om de woningvoorraad nu en in de toekomst, zo goed mogelijk af te stemmen op de woonwensen van de inwoners van de gemeente Eemnes. De samenstelling van de bevolking verandert, net als de woonwensen.
De belangrijkste prioriteiten van de gemeente is dat er voldoende betaalbare sociale huurwoningen beschikbaar zijn, dat nieuwbouwwoningen duurzaam en kwalitatief worden gebouwd, dat de woningvoorraad toekomstbestendig wordt gemaakt voor de bevolkingssamenstelling van de gemeente, dat bijzondere doelgroepen zich thuis voelen in de gemeente en dat de woonomgeving en leefbaarheid als prettig wordt ervaren.
Tot 2030 is sprake van een woningbehoefte van 590 tot 650 woningen. Wat vertaald kan worden naar een gemiddelde nieuwbouwproductie tussen 42 en 46 woningen per jaar.
Het planvoornemen voorziet in gedifferentieerde woningen voor de koop- en huursector. De woningen zijn toekomstbestendig en worden op een zo duurzaam en kwalitatief manier gerealiseerd. De groene omgeving zorgt ervoor dat de leefbaarheid in het plangebied wordt vergroot. Ook draagt het plan bij aan het voorzien in voldoende woningaanbod om te voorzien in de woningbehoefte.
Het planvoornemen is passend binnen de woonvisie.
Op 22 juni 2020 is de Doelgroepenverordening 2020 vastgesteld. De doelgroepenverordening heeft tot doel om de gemeente in staat te stellen invloed uit te oefenen op woningbouwprogramma's in nieuwbouwprojecten en vormt de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. De doelgroepenverordening kan alleen worden toegepast (voor huur en koop) als het in het bestemmingsplan is vastgelegd
Een bestemmingsplan kan regels bevatten met betrekking tot sociale huurwoningen, geliberaliseerde woningen voor middenhuur, sociale koopwoningen of particulier opdrachtgeverschap op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van art. 3.1 Wro mogen er in de regels van het bestemmingsplan voor woningbouwcategorieën alleen percentages gerelateerd aan het plangebied opgenomen worden.
Om te waarborgen dat de gemeentelijke Doelgroepenverordening doorwerkt in het bestemmingsplan is het noodzakelijk om regels te stellen ten aanzien van het percentage woningen dat in een bepaalde woningcategorie gerealiseerd moet worden. In het voorliggende plan moet tenminste 76% van het totale woningbouwprogramma bestaan uit sociale huur. Om dit kunnen waarborgen is in het bestemmingsplan vastgelegd dat tenminste 76% van het totaal aantal toegestane wooneenheden uit sociale huur moet bestaan. In de planregels is gedefinieerd wat de betekenis is van een sociale huurwoning.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals wonen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen milieubelastende functies. Daarbij is sprake van één uitzondering. Ten noorden van het plangebied ligt een enkelbestemming ''Maatschappelijk''. Deze functie valt onder milieucategorie 1. Dit betreft de zorginstelling Amaris De Eemhof. Een richtafstand van 10 meter tot deze functie moet aangehouden worden.
Voor het bepalen van de afstand is gemeten vanaf de grens van het bouwvlak van het appartementencomplex tot aan de grens van het bestemmingsvlak van de milieubelastende functie. De afstand tussen het bouwvlak en het woonzorgcentrum bedraagt 21,2 meter. Er wordt daarmee voldaan aan de richtafstand.
Het plangebied ligt in niet in de nabijheid van bedrijvigheid. Er zijn geen andere milieubelastende functies in de nabijheid van het plangebied aanwezig die mogelijkerwijs een goed woon- en leefklimaat belemmeren.
Conclusie
Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.
Kader
In de Wet geluidhinder (Wgh) is aangegeven dat langs alle wegen een geluidzone aanwezig is, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximale snelheid geldt van 30 km/uur. Het plangebied is gelegen in een gebied waar een 30 km/uur-regiem geldt. Daarnaast is het plangebied niet gelegen in de geluidzone van een spoorlijn of een gezoneerd industrieterrein. Vanuit de Wgh is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat inzichtelijk gemaakt. Het akoestisch klimaat wordt bepaald door alle aanwezige geluidbronnen samen. Aangetoond dient te worden dat als gevolg van de gecumuleerde geluidbelasting geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Een wettelijk grenswaarde is hierbij niet aan de orde.
Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is als Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai bijgevoegd.
Onderzoek
Uit de berekeningen blijk dat de cumulatieve geluidbelasting varieert van:
Gelet op de cumulatieve geluidbelastingen is de milieukwaliteit (MKM Lden) ter plaatse van de bestemming wonen als ''goed'' is aan te merken. Vanuit akoestisch oogpunt is sprake van een goede ruimtelijke ordening vanuit akoestisch oogpunt.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai levert geen belemmering op voor de nieuwe woningen die juridisch planologisch mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan HSS.
Kader
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Die grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
Onderzoek
Het onderzoek externe veiligheid is als Bijlage 3 bijgevoegd. Uit de gegevens risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de Rijksweg A27. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Signaleringskaart EV weergegeven. Op deze afbeelding is de transportroute aangegeven met de bijbehorende zone van 200 meter langs deze route. Daarnaast is de globale ligging van het plangebied is in het rood aangeduid.
Afbeelding ligging plangebied Hink Stap Sprong t.o.v. transportroute gevaarlijke stoffen Rijksweg A27
In de Regeling Basisnet wordt voor alle rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen een risicoplafond - dat wil zeggen hoeveel risico er maximaal mag zijn - vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur.
Het plangebied is op ongeveer 450 meter gelegen van de Rijksweg A27. Omdat de afstand groter is dan 200 meter is het uitvoeren van een onderzoek naar de hoogte en toename van het groepsrisico voor deze transportroutes eveneens niet benodigd. Het blijkt dat het invloedsgebied voor toxische vloeistoffen (stofgroep LT2) wel over het plangebied is gelegen.
Op basis van artikel 7 van het Bevt dient daardoor inzicht te worden gegeven in de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze onderbouwing is opgenomen in Bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid.
Ten behoeve van de omgevingsveiligheid worden er maatregelen genomen, zoals het eenvoudig afsluitbaar maken van de mechanische ventilatie in de woningen.
Conclusie
Het invloedsgebied van toxische stoffen (stofgroep LT2) is wel over het plangebied gelegen. Op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is wel een motivering opgesteld die ingaat op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Ten behoeve van de omgevingsveiligheid worden er maatregelen genomen, zoals het afsluitbaar uitvoeren van de ventilatie in de nieuwe appartementen en grondgebonden woningen.
De gemeente Eemnes, als bevoegd gezag, en de Veiligheidsregio Utrecht hebben een advies uitgebracht. De Veiligheidsregio Utrecht heeft één inhoudelijk aspect aangekaart. Dit advies is in deze paragraaf verwerkt.
Verkeer
Verkeersgeneratie
In de plansituatie worden 38 nieuwe woningen toegevoegd, waarvan 29 sociale huurwoningen (appartementen) en 9 koopwoningen. Op basis van kengetallen van het CROW levert dit ca. 260 motorvoertuigbewegingen per werkdag op.
Ten opzichte van de oude situatie is sprake van een bepaalde toename van de verkeersgeneratie van de onderzoekslocatie. In de oude situatie bood de school ruimte aan circa 224 kinderen en voor elke groep een docent. Het aantal verkeersbewegingen zou op grond daarvan ca. 249 motorvoertuigen per werkdag bedragen. Het verschil tussen oude en nieuwe situatie is zeer gering. Het verkeer ten gevolge van de planontwikkeling wordt afgewikkeld over het Aartseveen en de Geutoomserf. Deze wegen kunnen deze geringe toename aan.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbalans zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De volgende parkeernormen zijn op dit plan van toepassing:
Norm | Eenheid | Aantal | Parkeerplaatsen (pp) | |
Huidige situatie | ||||
Basisschool | 0,8pp | Leslokaal | 8 | 6,4pp |
Beoogde situatie | ||||
Huur, etage midden/goedkoop | 1,1pp | Woning | 29 | 31,9pp |
Koop, tussen/ hoek | 1,7pp | Woning | 9 | 15,3pp |
Bezoek | 0,3pp | Woning | 38 | 11,4 |
58,6 pp |
Tabel parkeernormen en aantallen
De bestaande parkeerbehoefte is afgerond 6 parkeerplaatsen. De beoogde situatie heeft een parkeerbehoefte van afgerond 59 parkeerplaatsen.
Ten gevolge van het plan worden 22 bestaande openbare parkeerplaatsen langs de Aertseveen heringericht. Verrekend met de huidige parkeerbehoefte van de school moeten er in het plan 22-6=16 bestaande openbare parkeerplaatsen worden gecompenseerd.
Zonder aanwezigheidspercentages heeft de beoogde situatie heeft een parkeerbehoefte van afgerond 59 parkeerplaatsen. Maar gelet op de aanwezigheidspercentages waarbij rekening wordt gehouden met dubbelgebruik van bewoners en bezoekers, blijkt de werkdagavond het maatgevende moment is met de hoogste parkeerbehoefte van afgerond 52 parkeerplaatsen. Tezamen met de compensatie komt de totale parkeereis op 52+16 = 68 parkeerplaatsen
Tabel aanwezigheidspercentages
In totaal moeten er 68 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. In de verkaveling zijn reeds 60 parkeerplaatsen opgenomen. Daarnaast is er een mogelijkheid tot de aanleg van 3 extra parkeerplaatsen in het plangebied. Voor de resterende 5 parkeerplaatsen kan gebruik worden gemaakt van restcapaciteit in de omgeving. Uit het 'Rapport parkeeronderzoek Aartseveen 96 e.o., Eemnes (Dufec, 2018)' blijkt dat deze restcapaciteit er is in de direct omliggende straten (zie Bijlage 4). Hiermee wordt voorzien in de totale parkeerbehoefte.
Ten aanzien van fietsparkeren worden voorzieningen aangelegd in het plangebied. Bij het appartementengebouw komt een fietsenberging. Ook bij de rijwoningen wordt een fietsparkeervoorziening gerealiseerd.
Conclusie
Het plan kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.
Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In het voorliggend plan is er sprake van het toevoegen van 38 nieuwe woningen, waardoor de ontwikkeling als NIBM wordt beschouwd. Een toetsing aan de grenswaarden is niet nodig.
Beoordeling concentraties stoffen
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2020) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Laarderweg en de A27 nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 23,4 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 18,3 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 10,7 ug/m3 (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6,4 waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Conclusie
Gesteld wordt dat vanuit de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Adviesbureau Mertens B.V. heeft een quickscan beschermde planten- en diersoorten uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgevoegd.
Flora
Gedurende het verkennend veldonderzoek op vrijdag 25 oktober 2019 zijn geen beschermde plantensoorten of resten van beschermde plantensoorten vastgesteld. Op grond hiervan wordt de aanwezigheid van beschermde plantensoorten uitgesloten.
Vleermuizen
In 2019 is gericht veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in de te slopen voormalige school. Verblijfplaatsen werden bij dit gerichte onderzoek niet vastgesteld. De aanwezigheid van verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen kan worden uitgesloten. Negatieve effecten op verblijfplaatsen worden derhalve uitgesloten.
Gedurende het gericht veldonderzoek in 2019 naar het voorkomen van vleermuizen zijn geen vliegroutes aangetroffen. Negatieve effecten op vliegroutes van vleermuizen van de plannen worden derhalve uitgesloten.
De aanwezigheid van migratieroutes wordt uitgesloten, omdat grootschalige landschapselementen zoals dijken en rivieren niet voorkomen in of aansluiten op het plangebied. Verder zijn in de omgeving voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig. Negatieve effecten op de foerageermogelijkheden van vleermuizen worden derhalve uitgesloten.
Overige zoogdieren
Er zijn tijdens het veldbezoek geen sporen als uitwerpselen, holen of graafsporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdieren. Mogelijk komen in het plangebied en haar omgeving, wel de soorten bosmuis en huisspitsmuis voor. Voor deze grondgebonden zoogdieren geldt in de provincie Utrecht een algemene provinciale vrijstelling.
Broedvogels
In het plangebied kunnen algemene broedvogels broeden zoals merel, zanglijster en houtduif. Nesten van ekster zijn vastgesteld. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om groen te rooien buiten het broedseizoen.
Conclusie
Het is noodzakelijk om groen te rooien buiten het broedseizoen. Verder kan vanuit het onderdeel flora en fauna gezien het planvoornemen gerealiseerd worden.
Voor activiteiten waarbij stikstof vrijkomt moet worden onderzocht wat de effecten zijn op de beschermde Natura 2000-gebieden. Doel van dit onderzoek is bepalen wat de bijdrage van het plan aan stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden is. Vervolgens is bepaald of deze resultaten leiden tot mogelijk significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
Voor het plan is een onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 6 bijgevoegd.
Onderzoek
Uit de berekeningen blijkt voor zowel de sloop-/bouwfase als voor de toekomstige gebruiksfase van de nieuwe woningen in het bouwplan het volgende: Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Dit houdt in dat, met betrekking tot stikstofdepositie, negatieve effecten op stikstofgevoelige habitaten leefgebieden zijn uit te sluiten. De natuurlijke kenmerken van de stikstofgevoelige gebieden blijven onaangetast.
Voor de gedetailleerde ingevoerde emissiebronnen en rekenresultaten voor de bouwfase en de toekomstige gebruiksfase wordt verwezen naar het berekeningsjournaal van de AERIUS calculator die als respectievelijk bijlage 2 en 3 bij de memo zijn gevoegd.
Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat de sloop van de bestaande bebouwing, de realisatie van de nieuwe woningen en het toekomstig gebruik ervan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een vrijstelling van de vergunningplicht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. De Wet natuurbescherming vormt daarom geen belemmering.
IDDS Archeologie heeft in december 2018 een archeologisch bureauonderzoek en in januari 2019 een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 7 bijgevoegd.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen op een dekzandvlakte. Volgens de geomorfologische kaart is het dekzand verspoeld. Ook archeologisch onderzoek in de omgeving heeft verspoeld dekzand, of dekzand zonder tekenen van bodemvorming, aangetoond. Op basis hiervan is de kans aanwezig dat eventuele resten die in het dekzand aanwezig waren, zullen zijn vernietigd en/of verdwenen. Dit kan echter op basis van het bureauonderzoek niet met zekerheid worden vastgesteld. Voor het dekzand geldt daarom een middelhoge verwachting.
Het veldonderzoek onderbouwt enkele verwachtingen van het bureauonderzoek. Zoals werd verwacht bestaat de kans dat eventuele archeologische resten in het dekzand zijn verdwenen. Hoewel in het bureauonderzoek wordt gesproken over verspoeld dekzand, is dit tijdens het veldonderzoek niet waargenomen. De top van het dekzand is echter wel verstoord en onder het huidige pand deels afgegraven, waardoor de verwachting blijft dat eventuele archeologische resten zijn verdwenen.
IDDS Archeologie adviseert om het plangebied vrij te geven voor de herontwikkeling van het plangebied
De gemeente Eemnes moet een selectiebesluit nemen teneinde ervoor te zorgen dat de dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'' uit het bestemmingsplan verwijderd kan worden.
Conclusie
Het plan kan vanuit dit aspect gerealiseerd worden.
Infrasoil BV heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 8 bijgesloten. Er is uitgegaan van de strategie ‘onverdacht’ overeenkomstig met de NEN 5740. De bovengrond is aanvullend op PFAS onderzocht vanwege mogelijk toekomstige afzet van grond.
Op basis van het bodemonderzoek zijn de volgende resultaten bekend geworden:
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Conclusie
Het plan kan vanuit het aspect bodem worden gerealiseerd.
AGEL Adviseurs heeft een waterparagraaf opgesteld ten behoeve van voorliggend plan Dit rapport is als Bijlage 9 bijgevoegd.
Het maaiveldniveau van het gebied bevindt zich op ongeveer 0,95 m +N.A.P. Ter plaatse van de locatie kan de bodemopbouw voornamelijk gecategoriseerd worden als de formatie van Boxtel (fijn zand).
Waterschap aspecten
Aan de oost- en westzijde van het plangebied bevindt zicht een A-watergang, deze voert hemelwater richting het zuidwesten af. Deze watergangen hebben aan beide zijde een beschermingszone en zijn verbonden door middel van duikers. Dit is te zien op onderstaande afbeelding.
Afbeelding Overzicht oppervlaktewateren en kunstwerken
Grondwater en riolering
De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op 70-90 cm onder maaiveld, wat neerkomt op circa 0,2 tot 0 m +N.A.P. Het huidige rioleringsstelsel dat ligt in de aangrenzende straat (Aartseveen, red.), betreft een gescheiden stelsel. Aan de zijde van ligt een vuilwaterriool. Dit is te zien op onderstaande afbeelding.
Afbeelding Overzicht riolering
Toekomstige situatie
De verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie zijn weergegeven in onderstaand tabel.
Tabel Oppervlakteverdeling bestaande vs. toekomstige situatie
Op basis van deze gegevens is er sprake van 809,5 m² (toekomstig - bestaand = 3.910,5 m2 – 4.720 m2) verhardingsafname. Vanuit de gemeente Eemnes en het waterschap Vallei en Veluwe is er geen verplichting tot watercompensatie aangezien deze ontwikkeling zorgt voor een verhardingsafname.
Behandeling regen- en vuilwater
In de toekomstige situatie is het mogelijk om de afvoer van neerslag, afkomstig van de daken en verharding, te lozen op het rioolstelsel. Desalniettemin is het streven van de gemeente om hemelwater zoveel mogelijk vast te houden in het gebied, bij voorkeur door het in de bodem te infiltreren.Hierdoor wordt de volgende volgorde aangehouden: vasthouden - infiltreren in bodem - afvoer naar oppervlaktewater (dat is hier aanliggend) - afvoer naar gemeentelijk hemelwaterriool.
In het plangebied zijn de grondwaterstanden behoorlijk hoog, waardoor infiltratie wel voor een uitdaging zorgt.
In het plangebied worden 38 nieuwe woningen gerealiseerd. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 2,5 bewoners en een gemiddelde vuilwaterproductie van 120 liter per persoon per dag, met een piek van 12 liter per persoon per uur dient er vanuit het plangebied dagelijks (38 x 2,5 x 120 l/dag =) 11,4 m³ vuilwater te worden afgevoerd naar het rioolstelsel. De piekbelasting bedraagt (38 x 2,5 x 12 l/uur =) 1,14 m³/uur. Het vuilwater vanuit het plangebied dient te worden aangesloten op een gemeentelijk rioolstelsel. De verdere uitwerking hiervan dient in samenspraak met de gemeente Eemnes te worden uitgevoerd.
Ontwatering planlocatie en verdiept bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen, wordt gestreefd naar een bepaalde minimale ontwateringsdiepte bij de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Voor stedelijk bebouwd gebied wordt er een ontwateringsdiepte van 0,70 m -mv nagestreefd.
Conclusie
Door de ontwikkeling vindt er een verhardingsafname van 809,5 m² plaats. Uitgaande van dit getal en gekeken naar het beleid van Waterschap Vallei en Veluwe en het beleid van gemeente Eemnes, wordt geconcludeerd dat er geen compensatie vereist is.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
Beoordeling
De omvang van het planvoornemen blijft onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2 in de bijlage van het Besluit Milieueffectrapportage. De activiteit betreft de realisatie van 38 woningen en zit daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2000 woningen waarvoor een aparte m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Wel is het nodig om voor het te nemen besluit kort uit te leggen dat er geen significante milieugevolgen voor de omgeving zijn. Dit heet een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De omvang van het project betreft het realiseren van 38 woningen, deze activiteit zit ruim onder de drempelwaarden van 2000 woningen. Uit de beoordelingen van de aspecten verkeer (zie paragraaf 4.4) en luchtkwaliteit (zie paragraaf 4.5) blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het planvoornemen.
Het plangebied ligt in een bestaande woonwijk in stedelijk gebied in de gemeente Eemnes.
Het voorgenomen plan hangt samen met de reallocatie van de voormalige voorziening (school) in het plangebied. Het realiseren van woningen is een gevolg van het vrijkomen van de locatie door de reallocatie van de school.
De nieuwe ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Conclusie
Voor het project is dan geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Het college heeft op 11 mei 2021 besloten geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te doorlopen. Het collegebesluit is als Bijlage 10 bijgevoegd.
Tijdens een informatieavond op 9 oktober 2019 is er gesproken met omwonenden over de woningbouwplannen voor Hink Stap Sprong (HSS).
Tijdens deze avond hebben bewoners vragen kunnen stellen en zijn er suggesties gedaan. Deze zijn op de avond zelf veelal beantwoord. Het bouwplan heeft ook ter inzage gelegen voor inspraak in de periode oktober - november 2019. De ingekomen reacties n.a.v. de inspraak zijn verzameld en voorzien van een gemotiveerd antwoord. Een overzicht daarvan is als Bijlage 11 toegevoegd.
Het ontwerp bestemmingsplan, in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, aan de vooroverlegpartners aangeboden.
Van de Provincie Utrecht, het Waterschap Vallei en Veluwe en de Veiligheidsregio Utrecht is een vooroverlegreactie ontvangen.
De provincie heeft geen opmerkingen op het bestemmingsplan. Er zijn geen provinciale belangen in het geding.
Ook het Waterschap Vallei en Veluwe kan instemmen met het bestemmingsplan. De planontwikkeling vormt geen belemmering voor de onderhoudswerkzaamheden van het waterschap. Het plan betreft een positieve ontwikkeling ten gunste van de kwaliteit van het watersysteem. Er zijn geen compenserende maatregelen vereist.
Ook de Veiligheidsregio Utrecht kan instemmen met het bestemmingsplan. Wel wordt geadviseerd om in paragraaf 4.3 Externe veiligheid te beschrijven welke maatregelen worden genomen ten behoeve van omgevingsveiligheid, zoals het eenvoudig uitschakelbaar maken van mechanische ventilatie. Deze wijziging is doorgevoerd in de paragraaf externe veiligheid. Verder is de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening voldoende.
Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 24 juni voor 6 weken ter inzage gelegd. Tevens is het plan naar overlegpartners gestuurd zoals de provincie, Nutsbedrijven en het Waterschap. Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn acht zienswijzen ingediend. In een separate notitie zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van beantwoording.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht bij een procedure waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.12 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld doordat een anterieure overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer.
In artikel 3.1.6 sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met het bouwplan moet (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd.
De gronden van de voormalige basisschool De Hinkstapsprong (HSS) zijn eigendom van de gemeente Eemnes. De grond van de HSS wordt verkocht aan woningcorporatie De Alliantie om hier sociale huurappartementen en betaalbare koopwoningen te bouwen. De verkoopwaarde van de grond is hoger dan de huidige nog resterende boekwaarde van het schoolgebouw en de kosten van het woonrijp maken van het gebied. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en in welke vorm er gebouwd mag worden.
Voor het bestemmingsplan ‘HSS' is gekozen voor een gedetailleerd plan, hierbij is de verkaveling van het plangebied als uitgangspunt gehanteerd.
Begrippen
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
De gronden binnen de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor onder meer groen, water, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, uitgezonderd in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor de tuinen bij de grondgebonden woningen is de bestemming ‘Tuin’ opgenomen. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de aangrenzende hoofdgebouwen, in- en uitritten, groene uitstraling. Gelet op de gewenste groene uitstraling van deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn onder voorwaarden wel toegestaan.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ zijn onder meer verkeersontsluitingen, parkeervoorzieningen, watergangen toegestaan. Op deze gronden mogen gebouwen ten behoeven van openbaar nut worden gebouwd. Ook is de oprichting bouwwerken, geen gebouwde zijnde.
Op de gronden met de bestemming ‘Wonen'’ zijn woningen toegestaan met daarbij behorende erven en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken.
De maximale goot- en bouwhoogte van de bebouwing die gerealiseerd mag worden is middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven, evenals de typologie waarin gebouwd dient te worden. Ter plaatse van deze bestemming zijn de woningtypes gestapeld en aaneengebouwd toegestaan. De oprichting van aangebouwde woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'. De oprichting van gestapelde woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'. Gelet op de noodzakelijke doorwerking van de Doelgroepenverordening is in de planregels vastgelegd dat tenminste 76% van het totaal aantal toegestane wooneenheden uit sociale huur moet bestaan. In de planregels is gedefinieerd wat de betekenis is van een sociale huurwoning.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - setback' is het toegestaan om daar een terugliggende verdieping te bouwen met een 3 meter hogere bouwhoogte dan is aangegeven.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gerealiseerd tot een maximum van 50 m2 , waarbij ten minste een aaneengesloten oppervlakte van 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd of onoverdekt dient te blijven. Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huisgebonden beroepen en bedrijvigheid onder voorwaarden mogelijk, conform de gemeentelijke standaarden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting
Ter bescherming en veiligstelling van (mogelijke) archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Ter plaatse van het plangebied geldt een middelhoge verwachtingswaarde. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Er zijn voorwaarden opgenomen voor welke oppervlaktes c.q. diepte van bouw- en graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek vereist is.