direct naar inhoud van Regels
Plan: Utrechtseweg 341 te De Bilt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.20010BP0020-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Utrechtseweg 341 te De Bilt' met identificatienummerr NL.IMRO.0310.20010BP0020-VG01 van de gemeente De Bilt;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt geen detailhandel of horeca bedoeld;

1.4 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aanwezig bijbehorend bouwwerk dat al dan niet rechtstreeks vanuit dat hoofdgebouw toegankelijk is;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.9 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;

1.12 beschermingszone

aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.16 bijgebouw
  • a. aangebouwd bijgebouw
    een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/gebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg;
  • b. vrijstaand bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/gebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is, waarbij de functionele ongeschiktheid niet geldt voor huisvesting in verband met mantelzorg.
1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlenend beroep

een beroep als bedoeld in artikel 1.26 dienstverlening;

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.27 erftoegangsweg

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.28 gebruiksoppervlak (GBO)

De bruikbare vloeroppervlakte van een bouwwerk, geschikt voor het beoogde gebruik. Dit is in feite het totale vloeroppervlak tussen de omsluitende wanden van de gebruiksfunctie minus de vaste obstakels van enige omvang;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geliberaliseerde woning voor middenhuur

huurwoning met een verhuurprijs betreffende middenhuur van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren maximale middenhuurprijs. De instandhoudingstermijn is geregeld in de Verordening doelgroepen sociale en middenhuurwoningen gemeente De Bilt 2019; artikel 11;

1.31 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting in verband met mantelzorg wordt aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw;

1.33 nultredenwoning

een al dan niet aaneengebouwde woning met een volledig woonprogramma op de begane grond - bestaande uit een woonkamer, keuken, sanitaire groep en minimaal één slaapkamer - waarbij het hoofdgebouw aan twee zijden op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden, alsmede in de achterste perceelsgrens;

1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.35 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.36 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.37 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, erotische massagesalon of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.39 woning of wooneenheid

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in artikel 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een diepte van 70 cm of meer gemeten vanaf de gevel, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. afscherming van de natuurwaarden rondom het plangebied, voorzover het betreft de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buffer';
  • c. ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen,

inclusief bijbehorende:

  • d. voet- en fietspaden, met dien verstande dat deze paden indien noodzakelijk tevens geschikt zijn als calamiteitenroute;
  • e. waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. nutsvoorzieningen.

Onder het doel 'afscherming van de natuurwaarden rondom het plangebied' zijn uitsluitend bosschages, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen begrepen.

3.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 9 meter voor palen en masten;
  • b. 5 meter voor speelvoorzieningen;
  • c. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming natuur 1' de bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheiding 1 meter moet bedragen;
  • d. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Op gronden met de aanduiding 'afscherming van de natuurwaarden rondom het plangebied, voor zover het betreft de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - buffer' is ander gebruik dan voor de doeleinden bosschages, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, niet toegestaan.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontwikkeling, behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • b. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • c. ecologische voorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

inclusief bijbehorende:

  • e. paden voor beheer;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bermen en waterlopen.

Onder het doel 'behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden', worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • de natuur- en bosgebieden die al dan niet deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • de aansluiting op ecologische verbindingen;
  • sloten.

Onder het doel 'ontwikkeling van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' wordt in ieder geval begrepen:

  • de ontwikkeling van natuurwaarden overeenkomstig de 'Natuurvisie', die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen.

Onder het doel 'behoud en herstel van cultuurhistorische waarden' worden de volgende ruimtelijke kenmerken begrepen:

  • afwisseling tussen openheid en beslotenheid;
  • het bodemarchief in archeologisch waardevol gebied.

Het doel 'ecologische voorzieningen' is beperkt tot het aanbrengen van voorzieningen ter bevordering of instandhouding van ecologische verbindingen.

4.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen, uitsluitend ten behoeve van ontwikkeling, behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en ecologische voorzieningen;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming natuur' is uitsluitend een gaas- of staafmat hekwerk toegestaan.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op of in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanbrengen van (onder- en bovengrondse) leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het vellen en rooien van houtopstanden, met uitzondering van de gronden die gebruikt worden voor houtteelt;
    • 4. het vergraven van oevers en het verlagen van de waterstand van waterlopen;
    • 5. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren en ophogen van gronden;
    • 6. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
    • 7. het dempen van sloten en overige oppervlaktewater.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, per saldo niet leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b wordt in ieder geval betrokken het bepaalde in artikel 4.1.
  • d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die samenhangen met de ontwikkeling van natuurwaarden overeenkomstig de 'Natuurvisie', die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen.
  • e. Bij de beoordeling van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die betrekking hebben op het dempen van sloten zal ten minste een evenredige compensatie van het verlies aan waterareaal als voorwaarde worden gesteld. De omgevingsvergunning wordt in ieder geval niet verleend, indien de breedte van het perceel dat ontstaat na demping van de sloot of watergang, die parallel aan de verkavelingsrichting (opstrek) loopt, meer dan 70 meter zal bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. (buurt)ontsluitingswegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeer- en/of stallingsvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. civieltechnische- en waterhuishoudkundige werken.
5.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 meter voor objecten voor de beeldende kunst;
  • b. 9 meter voor palen en masten;
  • c. 5 meter voor speelvoorzieningen;
  • d. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
  • e. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om de veiligheid van en het gebruik door weggebruikers te waarborgen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen en waterlopen, inclusief taluds en bermen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige werken en voorzieningen;
  • d. ontwikkeling, behoud en herstel van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - cultuurhistorische waarde';
  • e. behoud en bescherming van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • f. behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • g. bruggen (brugduikers), met dien verstande dat een brug of duiker ten behoeve van de ontsluiting voor het autoverkeer uitsluitend toegestaan is ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' en indien noodzakelijk de bruggen (brugduikers) tevens geschikt zijn als calamiteitenroute.
6.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en/of twee-aaneen';
  • b. nultredenwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nultredenwoningen';
  • c. aaneengebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • d. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen; inclusief bijbehorende:
  • e. tuinen en erven;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. erftoegangswegen en voet- en fietspaden;
  • j. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

7.2.1 Algemeen
  • a. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan 130;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • c. de oppervlakte van woningen ten behoeve van middenhuur dient minimaal 75 m² GBO te bedragen;
  • d. de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum diepte (m)';
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de diepte van nultredenwoningen en patiowoningen maximaal 21 meter bedragen;
  • f. de breedte van de woning mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum breedte (m)';
  • g. de voorgevel van de woning moet, indien op de verbeelding is aangegeven:
    • 1. in de figuur 'gevelllijn' worden gebouwd; of
    • 2. binnen de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn' worden gebouwd;

en evenwijdig aan het figuur 'gevellijn' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn' worden gebouwd.

  • h. In afwijking van sub g is het toegestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw op meer dan 6 meter achter het figuur 'gevellijn' dan wel achter de 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn' wordt gebouwd, indien is aangetoond dat dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. als hoofdgebouw zijn, vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde, nultredenwoningen en patiowoningen toegestaan;
  • b. maximaal twee patiowoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c gelden voor nultredenwoningen de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter.
7.2.3 Woningvergroting
  • a. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 centimeter;
  • b. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
    • 2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning - in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft - eveneens een woningvergroting aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte (zie lid a);
  • c. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
    • 2. de breedte van een vergroting mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • d. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
7.2.4 Bijgebouwen en overkappingen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen en overkappingen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 20% van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a t/m d, mogen voor (het verlengde van) de voorgevel en aan de zijgevel van woningen erkers worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 meter bedraagt bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen;
    • 2. de horizontale diepte maximaal 0,50 meter bedraagt bij aaneengebouwde woningen;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,50 meter is.
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw worden gebouwd, mits de oppervlakte van het bijgebouw niet meer bedraagt dan 78 m²;
  • h. Bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erf- en/of terreinafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfafscheiding' mag de bouwhoogte van erf- en of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan maximaal 2;
  • c. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • d. achter de (verlengde) voorgevel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en/of terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a en onder d sub 2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erf- en/of terreinafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erfafscheiding tot 1 meter achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en voor het overige 2 meter bedraagt;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d sub 2 en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming natuur 1' moet de bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheiding 1 meter bedragen;
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d sub 2 en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming natuur 2' moet de bouwhoogte van de erf- en/of terreinafscheiding 2 meter bedragen;
  • h. In afwijking van het bepaalde onder d sub 2 en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afscherming natuur 3' moet de bouwhoogte van de erf- en/of terreinafscheiding 2 meter bedragen.
7.2.6 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.6 sub a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen, gemeten vanaf de begane grond;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen.
7.2.7 Dakterrassen

Dakterrassen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, tenzij de woning op het aangrenzende bouwperceel gelijktijdig wordt gebouwd;
  • b. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. In artikel 7.2.5 sub a voor een grotere hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Middenhuur

Het totaal aantal woningen binnen de gehele bestemming bestaat uit minimaal 15% geliberaliseerde woningen ten behoeve van middenhuur.

7.5.2 Aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten

In een woning zijn aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten' medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de uitstraling ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen prostitutie betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
7.5.3 Parkeren
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in artikel 7.1 genoemde doeleinden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de realisatie en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernormen worden gehanteerd:
    • 1. voor aaneengebouwde woningen: 1,9 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. voor halfvrijstaande woningen: 2,1 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. voor vrijstaande woningen en nultredenwoningen: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
  • b. van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
7.5.4 Voorwaardelijke verplichting

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in artikel 7.1 genoemde doeleinden, tenzij:

  • a. binnen twee jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, binnen de bestemming 'Natuur', natuurcompensatie heeft plaatsgevonden overeenkomstig de 'Natuurvisie', die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen en deze natuurwaarden duurzaam in stand worden gehouden;
  • b. de gronden voorafgaand aan de ingebruikname van de nieuwe woningen ontdaan zijn van alle bebouwing en verharding die zijn gerealiseerd ten dienste van het garage bedrijf;
  • c. voorafgaand aan de ingebruikname van de nieuwe woningen de afscherming ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van groen – afscherming natuur 1‘ en ‘specifieke vorm van groen – afscherming natuur 2’, wordt gerealiseerd in de vorm van een hekwerk met hagen van respectievelijk 1 en 2 meter hoog en deze na realisatie duurzaam in stand wordt gehouden;
  • d. voorafgaand aan de ingebruikname van de nieuwe woningen de afscherming ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van groen – afscherming natuur 3’, wordt gerealiseerd in de vorm van een geluids- en lichtwerend scherm met hagen van 2 meter hoog, conform het advies/memo van BWZ en Econsultancy die als Bijlage 3 als oplegger op de Natuurvisie d.d. 22 mei 2024 is opgenomen, en deze na realisatie duurzaam in stand wordt gehouden;
  • e. de woningen en andere geluidsgevoelige objecten op alle bouwlagen, met uitzondering van de kapconstructie, beschikken over minimaal één gevel waar, ten gevolge van elke weg, de voorkeurswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden;
  • f. binnen twee jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen binnen het plangebied, conform het onderzoek Ecologische bureaustudie gevolgen bestemmingsplan Utrechtseweg 341 De Bilt d.d. 11 januari 2024 van Tauw die als Bijlage 4 bij de regels is opgenomen, een extra brug ten behoeve van verbeterde toeloop naar de faunapassage wordt gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:

  • a. vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
  • b. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
  • c. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking
  • a. Bij een vergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Vergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • c. Aan de vergunning als bedoeld onder a kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
8.3.2 Advies

Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door burgemeester en wethouders aangewezen archeologisch deskundige.

8.3.3 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 sub a te verlenen, vragen burgemeester en wethouders advies aan een archeologisch deskundige.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het ophogen van de bodem hoger dan 30 cm;
  • c. het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • j. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 8.3.1 in acht is genomen;
  • b. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
  • c. die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • d. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • e. die niet dieper reiken dan 50 cm beneden peil;
  • f. die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
  • g. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
8.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
  • a. Vergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
    • 3. er geen archeologische waarden zijn.
  • b. Aan de vergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 sub a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
8.4.4 Advies

Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door Burgemeester en Wethouders aangewezen archeologisch deskundige.

8.4.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 sub a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 9.1 zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 om het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat.

9.3.2 Advies beheerder watergang

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene regels vergunningverlening

In de aanvraag voor een vergunning op grond van dit bestemmingsplan of in afwijking daarvan staat welke maatregelen worden getroffen ten verbetering van natuurinclusiviteit en biodiversiteit. Het college van burgemeester en wethouders beoordeelt de aanvraag aan het Convenant Duurzame Woningbouw van de Provincie Utrecht dat als Bijlage 5 in de regels is opgenomen en weigert de vergunning als de maatregelen niet voldoen aan het ambitieniveau Goud.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Afwijkende maten
  • a. In die gevallen dat goothoogten, bouwhoogten, afstanden, oppervlakten en inhoud op de dag van de inwerkingtreding van het plan afwijken van de regels van het plan mogen deze bestaande goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en inhoud in afwijking daarvan als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze tot stand is gekomen.
  • b. In die gevallen dat afstanden op de dag van de inwerkingtreding van het plan minder, dan wel meer bedragen dan volgens de regels van het plan is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking daarvan als minimaal, dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende afstanden op legale wijze tot stand zijn gekomen.
12.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag eerst gebruik worden gemaakt na goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders van een ecologisch werkprotocol met maatregelen om de bufferzone/corridor nabij de faunapassage zo ruim mogelijk te houden tijdens de gehele sloop- en bouwfase en de verstoring van de natuur door sloop- en bouwactiviteiten tot een minimum te beperken.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Als een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van bouwwerken geen gebouwen zijnde als steiger.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits:
    • 1. de inhoud van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m³;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
  • b. het bouwen van gebouwde parkeervoorzieningen in de openbare ruimte, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;
    • 3. de parkeervoorzieningen voor een ieder toegankelijk zijn;
  • c. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • e. het overschrijden van de in artikel 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • f. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • g. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder c van dit artikel;
  • h. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  • b. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen de nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 17 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 18.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 18.1 lid a met maximaal 10%.
  • c. Artikel 18.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 18.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 18.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 18.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Utrechtseweg 341 te De Bilt'.