direct naar inhoud van Regels
Plan: De Leijen Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0010BP12004-VG03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Leijen Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0310.0010BP12004-VG03 van de gemeente De Bilt;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 antenne

een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw
  • a. aangebouwd bijgebouw
    een op hetzelfde bouwperceel aan de woning/hoofdgebouw vaststaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is;
  • b. vrijstaand bijgebouw:
    een op hetzelfde bouwperceel los van de woning/hoofdgebouw staand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht hieraan ondergeschikt is.
1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder voor zover gelegen onder gebouwen, dakopbouw en/of zolder, die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn voor de woonfunctie.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 bruto vloeroppervlakte

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.19 dakterras

een plat dak dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras; een balkon (uitstekend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.21 dienstverlenend beroep

een beroep als bedoeld in artikel 1.22 dienstverlening;

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.23 erftoegangsweg

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.24 gebiedsontsluitingsweg

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn afmetingen en constructie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 maatschappelijke voorzieningen

activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke en openbare dienstverlening;

1.28 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.29 onzelfstandige woonruimte

niet zelfstandige wooneenheid;

1.30 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de achtergevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.31 oorspronkelijke woning

de woning ten tijde van de oplevering van de woning dan wel - indien de woning nog gerealiseerd dient te worden - de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.32 oorspronkelijke zijgevel

de zijgevel ten tijde van de oplevering van het gebouw/de woning dan wel - indien het gebouw/de woning nog gerealiseerd dient te worden - de zijgevel van het gebouw/de woning, zoals deze met de omgevingsvergunning wordt beoogd;

1.33 netto vloeroppervlake

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen;

1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.35 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.36 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.37 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 stroomweg

een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen;

1.39 voorgevel

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.40 voorgevelrooilijn
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.41 Wmo-indicatie

een van gemeentewege afgegeven indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

1.42 woning of wooneenheid

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid;

1.43 woningvergroting

elk bouwkundig ondergeschikte vergroting van de oorspronkelijke woning;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Basisregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 het bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.2 Aanvullende regels
2.2.1 de bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen

De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

2.2.2 de grootte van dakoverstekken

Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parken, plantsoenen, bosschages en overige groenvoorzieningen;
  • b. bestaande ontsluitingen, ten behoeve van aangrenzende bestemmingen.

inclusief bijbehorende:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterpartijen;
  • e. waterberging;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. onbebouwde tuinen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor objecten van beeldende kunst;
  • b. 7 m voor palen en masten;
  • c. 5 m voor speelvoorzieningen;
  • d. 2 m voor erf- en/of terreinafscheidingen;
  • e. 3 m voor andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stroomwegen;
  • b. gebiedsontsluitingswegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. civieltechnische werken;
  • e. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, bermen en waterlopen;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor objecten van beeldende kunst;
  • b. 7 m voor palen en masten;
  • c. 2 m voor erf- en of terreinafscheidingen;
  • d. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. (buurt)ontsluitingswegen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. civieltechnische werken;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • 1. 10 m voor objecten van beeldende kunst;
  • 2. 7 m voor palen en masten;
  • 3. 5 m voor speelvoorzieningen;
  • 4. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • 5. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om de veiligheid van- en het gebruik door weggebruikers te waarborgen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en halfvrijstaande woningen;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen;

inclusief bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorziening;
  • e. water;
  • f. parkeergelegenheid (op eigen terrein);
  • g. wegen, paden en verblijfsgebieden.

6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

6.2.1 Woningen
  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ mogen de goothoogte en bouwhoogte van woningen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter.
6.2.2 Woningvergroting
  • a. de goothoogte van een woningvergroting mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning, plus 20 centimeter;
  • b. ondergeschikte vergroting aan de voorgevel van een woning is toegestaan met inachtneming van de volgende regels;
    • 1. de voorgevel mag met maximaal 1 meter diepte worden vergroot;
    • 2. de afstand van de vergroting aan de voorgevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het halfvrijstaande woningen betreft– eveneens een woningvergroting aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte is gelijk aan de toegestane goothoogte;
  • c. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke zijgevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de afstand van de vergroting tot de (verlengde) voorgevel mag niet minder dan 4 meter bedragen;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de breedte van een vergroting mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen;
  • d. vergroting van een woning aan de oorspronkelijke achtergevel is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de diepte van een vergroting mag niet meer bedragen dan 3 meter, mits de afstand van de achterzijde van de vergroting tot de achterste bouwperceelgrens ten minste 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van de vergroting tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag bij halfvrijstaande woningen niet minder dan 1 meter bedragen en bij vrijstaande woningen niet minder dan 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte van een vergroting mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de toegestane goothoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen.
6.2.3 Bijgebouwen

Het bebouwen van een bouwperceel met bijgebouwen bij woningen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel niet meer dan 50 m² bedragen met een maximum van 15 % van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 4 meter achter de (verlengde) voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor de (verlengde) voorgevel zijn erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. voor de (verlengde) voorgevel is per woning 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
  • c. achter de (verlengde) voorgevel zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen;
    • 3. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a en c2 wordt bij het bepalen van de maximale bouwhoogte voor erfafscheidingen bij hoekpercelen uitgegaan van de voorgevel, waarbij geldt dat de bouwhoogte van de erfafscheiding tot 1 meter achter de (verlengde) voorgevel maximaal 1 meter bedraagt en voor het overige 2 meter bedraagt.
6.2.5 Onderkeldering

Onderkeldering van bebouwing is toegestaan onder het grondoppervlak van de woning, woningvergrotingen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van onderkeldering mag niet meer bedragen dan de grondoppervlakte van de bebouwing die op grond van het bestemmingsplan bovengronds is toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ondergeschikte bouwdelen, zoals koekoeken, wel toegestaan buiten de grondoppervlakte van de bovengrondse bebouwing;
  • c. onderkeldering mag niet leiden tot een toename van het aantal woningen;
  • d. onderkeldering mag niet leiden tot een extra (functionele) woonlaag, maar dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie.
6.2.6 Dakterrassen

Dakterrassen op woningvergrotingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) dient minimaal 2 meter te bedragen, behalve indien bij de tot de bouwperceelgrens gebouwde aangrenzende woning –in geval het aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen betreft- eveneens een dakterras aanwezig is, dan wel tegelijkertijd wordt gebouwd;
  • b. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) 3 meter of minder bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet minder bedragen dan 2 meter;
  • c. indien de afstand van het dakterras tot de zijdelingse bouwperceelgrens(-zen) meer dan 3 meter bedraagt, mag de diepte van het dakterras, gemeten uit de bestaande achtergevel van de woning, niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het dakterras mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. in 6.2.2 sub c. onder 1 voor de situering van de vergroting van een woning op een kleinere afstand van de (verlengde) voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • b. in 6.2.3 sub b. voor de situering van bijgebouwen op een kleinere afstand van de (verlengde) voorgevel, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. in 6.2.4 sub a. voor een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de (verlengde) voorgevel tot maximaal 2 meter, indien dit past in de bebouwingskarakteristiek van de omgeving, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet in onevenredige mate worden aangetast en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels

In een woning is aan huis verbonden beroep toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het netto vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten' medewerking wordt verleend;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. de bewoner mag maximaal 1 medewerker in dienst hebben.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde lid 6.1 ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een woningvergroting of bijgebouw;
  • b. de afstand tussen de woning en een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. het plaatsen van een portocabin ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner is enkel toegestaan indien deze als onzelfstandige woonruimte valt aan te merken;
  • d. de oppervlakte voor mantelzorg mag maximaal bedragen:
    • 1. 30 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor één persoon;
    • 2. 50 m² bij mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner voor twee personen.
  • e. degene die mantelzorg ontvangt (of gaat ontvangen) of de bewoner die aangepast wil gaan wonen, dient te beschikken over een Wmo-indicatie en/of een AWBZ-indicatie;
  • f. er moet volledig op eigen terrein worden geparkeerd;
  • g. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen mogen niet in onevenredige mate worden beperkt;
  • h. aan de omgevingsvergunning kan een termijn worden verbonden, waarbinnen van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt;
  • i. indien sprake is van mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner in een bijgebouw, mag het bijgebouw bij beëindiging van de mantelzorgsituatie niet langer als woonruimte in gebruik blijven;
  • j. voor een woningvergroting ten behoeve van mantelzorg is het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a, b.3, c.4 en d.3 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 7 Maatschappelijk - Uit te werken

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van wonen in woon-zorgeenheden, welke vergezeld gaan van zorg afgestemd op de individuele behoeften van bewoners en de daar bij behorende ondersteunende voorzieningen;
  • b. wonen in maximaal 10 wooneenheden;
  • c. ondergeschikte dienstverlening en detailhandel, met dien verstande dat het totale bruto vloeroppervlakte van de functie binnen de bestemming niet meer mag bedragen dan 30 m2;

inclusief bijbehorende:

  • d. toegangswegen, paden en verblijfsgebied;
  • e. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. ondergrondse afvalvoorzieningen.
7.2 Uitwerkingsregels

Met toepassing van het artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde, werken burgemeester en wethouders de in lid 7.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de totale bruto vloeroppervlakte bedraagt niet meer bedraagt dan 8.910 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwgrens worden overschreden door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ook buiten het bouwvlak toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m2.
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de maximum bouwhoogte worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, zonnepanelen, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen en soortgelijke ondergeschikte (bouw)onderdelen, mits:
    • 1. de maximale bouwhoogte van de (bouw)onderdelen met niet meer dan 3,5 meter wordt overschreden;
    • 2. de (bouw)onderdelen op een afstand van tenminste 5 meter uit de gevels geplaatst zijn;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de hiervoor genoemde (bouw)onderdelen niet meer bedraagt dan 10% van het totale dakoppervlakte;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
      • 7 meter voor palen en masten;
      • 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
      • 5 meter voor speelvoorzieningen;
      • 3 meter voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Bouwregels

Het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 7.1 dient te geschieden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan dat in werking is getreden.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.1 sub a en d ten behoeve van het toestaan van gebouwen buiten het bouwvlak met een maximale bouwhoogte van 8 m;
  • b. lid 7.2.1 sub e ten behoeve van het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte met niet meer dan 15%.
7.4.2 Voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 kan alleen worden verleend voor zover:

  • a. de totale bruto vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 8.910 m²;
  • b. middels een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat het geluidsniveau op de gevels van het gebouw aanvaardbaar is;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking af te wijken van het bepaalde in lid 7.1 sub c ten behoeve van het toestaan van ondergeschikte dienstverlening en detailhandel tot een maximale totale bruto vloeroppervlakte van 100 m².

7.5.2 Voorwaarden voor afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 kan alleen worden verleend voor zover:

  • a. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 8 Leiding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aanwezige leidingen.

8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming zijn toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn bestaande bouwwerken wel toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de aanwezige leidingen.

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder om advies.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verbreden van gesloten verhardingen;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
8.4.2 Onderhoud

Het in lid 8.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de aanwezige leidingen oplevert.

8.4.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen vragen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder om advies.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de regels inzake de oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake goothoogte en bouwhoogte met niet meer dan 10%;
  • d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • e. het overschrijden van de maximumhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, zonnepanelen, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen en soortgelijke ondergeschikte (bouw)onderdelen, mits de maximale bouwhoogte van de (bouw)onderdelen met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • f. het overschrijdingen van de bestemmings- en bouwgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • g. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen afwijking middels een omgevingsvergunning van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • h. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;
    • 4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmings- of bouwgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;
  • b. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de 'Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten', voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen de nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Leijen Zuid.