direct naar inhoud van Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheidsaspecten
Plan: Emmaplein 20-22 Bilthoven
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0310.0009WP12021-VG01

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheidsaspecten

Inleiding

Bij de uitvoerbaarheidsaspecten gaat het in principe om de toetsing van de wijziging aan aspecten als bodem, archeologie, flora- en faunawetgeving, water, luchtkwaliteit, geluidshinder, hinder bedrijvigheid en externe veiligheid. Voor wat betreft de aspecten externe veiligheid, luchtkwaliteit en hinder bedrijvigheid geldt dat er geen beperkingen zijn die het voorgenomen bouwplan in de weg staan. Voor meer informatie over deze uitvoerbaarheidsaspecten wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven. Voor de aspecten geluid en ecologie geldt het navolgende.

Geluid

In het kader van het vigerende bestemmingsplan Emmaplein en Vinkenplein Bilthoven is akoestisch odnerzoek uitgevoerd (Peutz-rapport O 229-1C-RA van 10 september 2010). Een aanvullend akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidbelasting ten gevolge van weg- en railverkeer op de gevels van het bouwplan Emmaplein 20-22 te Bilthoven. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de geluidbelasting ten gevolge van weg- en railverkeer en deze te toetsen aan de reeds verleende hogere waarden en de eisen uit de Wet geluidhinder (Wgh). Hieruit volgen mogelijke beperkingen of randvoorwaarden voor het bouwplan.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • Ter hoogte van beide bouwplannen treedt een geluidbelasting ten gevolge van zoneringsplichtige wegen op van ten hoogste 31 dB Lden. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer uit de Wet geluidhinder (Wgh) op zoneringsplichtige wegen. Ten gevolge van de wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur treedt een geluidbelasting op van ten hoogste 51 dB Lden (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Deze geluidbelasting valt echter formeel buiten de beoordeling van de Wgh.
  • Ter hoogte van de bouwplannen treedt een geluidbelasting op ten gevolge van railverkeer van ten hoogste 56 dB Lden. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden met 1 dB overschreden. Er wordt echter voldaan aan de reeds verleende hogere waarde van 58 dB ten gevolge van railverkeer.
  • Er wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden uit het (concept) hogere waarde beleid van de gemeente De Bilt.

Het wijzigingsplan is voor wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.

Ecologie

Wet- en regelgeving

Voor het wijzigingsplan is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk aandacht te besteden aan de natuurwet en -regelgeving. Er dient onder meer te worden aangegeven of er als gevolg van de plannen vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en zo ja of deze verkregen kunnen worden.

Natuurwaarden

In augustus 2009 is door BügelHajema Adviseurs een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd voor onderhavig plangebied als onderdeel van het Bestemmingsplan Centrumgebied Bilthoven. Dat onderzoek is gerapporteerd in het Advies Natuurwaarden Centrumgebied Bilthoven (BügelHajema Adviseurs, 2009). Naar aanleiding van dat natuurwaardenonderzoek is een aanvullend onderzoek (Aanvullend vleermuizenonderzoek Bilthoven Centrum 2009-2010, augustus 2010) verricht om te bepalen of binnen het plangebied verblijfplaatsen dan wel nesten aanwezig zijn van vleermuizen, huismus en gierzwaluw. De resultaten van het onderzoek hebben een 'houdbaarheidstermijn' van 3 jaar. In deze paragraaf worden de conclusies van beide onderzoeken voor wat betreft de locatie Emmaplein 20-22 weergegeven.

Beschermde gebieden

Gezien de aard en omvang van de herinrichting, de relatief grote afstand tot wettelijk beschermde gebieden en het gebruik van tussenliggend gebied, is er geen ecologische relatie tussen het plangebied en gebieden die behoren nationaal begrensde natuurgebieden (waaronder Natura 2000-gebieden) of de Ecologische Hoofdstructuur. Om deze reden is de herinrichting niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 of de provinciale regelgeving omtrent de Ecologische Hoofdstructuur (Streekplan Utrecht 2005-2015). In het kader van de herinrichting is geen vergunning nodig van de Natuurbeschermingswet 1998.

Beschermde soorten

Op basis van het Natuurwaardenonderzoek in 2009 en het aanvullend onderzoek in 2010 kan worden geconcludeerd dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Het gebouw bevat geen vleermuisverblijfplaatsen of nestplaatsen van vogelsoorten die jaarrond zijn beschermd. In de omgeving van het plangebied kunnen vogels tot broeden komen. De werkzaamheden tijdens de herinrichting kunnen tot gevolg hebben dat deze broedende vogels en hun nesten worden verstoord. Verstoring van broedende vogels of hun nesten zorgt voor een overtreding van de Flora- en faunawet. Voor deze overtreding wordt in de regel geen ontheffing verleend. Deze overtreding kan echter wel worden voorkomen door òf de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels, òf de werkzaamheden op te starten voor de start van het broedseizoen, waardoor vogels hun broedlocaties kiezen op een zodanige afstand van het plangebied dat deze niet door de werkzaamheden worden gestoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval aanwezig is of niet, ongeacht de periode. Voor de meeste soorten vogels geldt echter dat deze broeden tussen 15 maart en 15 juli. De ontwikkeling veroorzaakt geen conflict ten aanzien van andere wettelijk beschermde soorten.

Uitvoerbaarheid

Het onderhavig plan is op de punten van gebiedsbescherming en soortenbescherming uitvoerbaar, mits in het kader van de Flora- en faunawet wordt voorkomen dat broedende vogels en hun nesten tijdens de realisatiefase worden verstoord.