Plan: | AMALIAPARK - TRANSVAAL |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0308.0610102-DE04 |
15. 1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor WONEN aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. een aan-huis-verbonden beroep, waarvan het brutovloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het brutovloeroppervlak van de woning, met een maximum van 50 m²;
met daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
15. 2. Bouwvoorschriften
Op de tot WONEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
15. 2. 1. voor hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden:
a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd;
c. de afstand van woningblokken, vrijstaande woonhuizen en van de vrijstaande zijde van halfvrijstaande woonhuizen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
d. de goothoogte mag ten hoogste de op plankaart aangegeven hoogte bedragen;
e. de bouwhoogte mag ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
f. de dakhelling mag niet minder dan 25º en niet meer dan 60º bedragen;
g. in afwijking van het bepaalde in c. tot en met f. geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat, mits deze maatvoering op legale wijze krachtens de Wet op de ruimtelijke Ordening en/of de Woningwet c.a. tot stand is gekomen.
15. 2. 2. voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen devolgende bepalingen gelden:
a. de afstand van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
d. de goothoogte en bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, aangebouwd bijgebouw of overkapping mogen niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden vermeerderd met ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
e. de goothoogte van een vrijstand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
g. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 60º bedragen;
h. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met g. geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat, mits deze maatvoering op legale wijze krachtens de Wet op de ruimtelijke Ordening en/of de Woningwet c.a. tot stand is gekomen.
15. 2. 3. voor andere bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;
b. in overige gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
c. de hoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
15. 3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. de verkeersveiligheid;
c. een goede woonsituatie;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. de sociale veiligheid.
15. 4. Vrijstellingen van de bouwvoorschriften
15. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in 15.2.1. onder f. en toestaan dat een hogere of geringere dakhelling is toegestaan ten behoeve van afwijkende dakvormen;
b. het bepaalde in 15.2.1 onder a en toestaan dat het hoofdgebouw ook buiten het bouwvlak wordt gebouwd tot een maximale diepte van 12 m, mits de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt;
c. het bepaalde in 15.2.2 onder a. en toestaan dat een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot minimaal 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
15. 4. 2. De in 15.4.1. genoemde vrijstellingen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de te beschermen waarden van het beschermd dorpsgezicht;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15. 5. Specifieke gebruiksvoorschriften
Tot een met de bestemming strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 22, wordt in ieder geval gerekend:
a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken, ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan huis verbonden beroep;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep, zodanig dat:
1. de vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep meer bedraagt dan 25% van de totale gezamenlijke oppervlakte begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
2. de vloeroppervlakte voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep meer bedraagt dan 50 m²;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zwembaden, zodanig dat:
1. de hoogte meer bedraagt dan 0,5 m;
2. de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m²;
f. het gebruik van een hoofdgebouw voor meer dan één woning.
15. 6. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
15. 6. 1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in 15.5. onder c. en d. en toestaan dat een ruimte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt gebruikt, tot een oppervlakte van maximaal 100 m², met dien verstande dat:
1. de woonfunctie als overwegende functie op het betreffende perceel en/of in de betreffende woning niet wordt aangetast;
2. dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast;
3. voor zover de vrijstelling betrekking heeft op bijgebouwen, ten minste een berging ten behoeve van de woonfunctie aanwezig is met die verstande dat deze berging grondgebonden dient te zijn en de oppervlakte ten minste 6 m² bedraagt;
4. de oppervlakte van de gebouwen die gebruikt en/of verbouwd worden voor de praktijkruimte niet meer dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de desbetreffende woning bedraagt;
5. een reclame-uiting per perceel een maximale maat van 0,3 bij 0,4 m bedraagt;
b. het bepaalde in lid 15.5. onder f. en toestaan dat het aantal woningen per hoofdgebouw meer dan één bedraagt, met dien verstande dat:
1. zelfstandige bewoning in de kapverdieping niet is toegestaan;
2. de karakteristiek en typologie van het hoofdgebouw in stand wordt gelaten;
3. parkeren slechts is toegestaan op het eigen terrein.
15. 6. 2. De in 15.6.1. genoemde vrijstellingen worden slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de te beschermen waarden van het beschermd dorpsgezicht;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de verkeersveiligheid;
e. de sociale veiligheid;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.