direct naar inhoud van Artikel 1 Begripsbepalingen
Plan: AMALIAPARK - TRANSVAAL
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.0610102-DE04

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

1.      het plan:

het Bestemmingsplan Amaliapark - Transvaal van de ge­meente Baarn;

2.      de plankaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Amaliapark - Trans­vaal, tekeningnummer 06-101-02;

3.      aanbouw:

een gebouw, in één bouwlaag, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe ver­binding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele onderge­schiktheid is niet vereist;

4.      aan-huis-verbonden beroep:

een in bijlage 1 genoemd dienstverlenend beroep, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee ge­lijk te stellen beroep, dat door een bewoner in of bij een woon­huis wordt uitgeoefend, op administratief, juridisch, medisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij het woonhuis in over­wegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in over­eenstemming is;

5.      aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrij­vigheid, die door een bewoner in of bij een woonhuis kan wor­den uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uit­straling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

6.      antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

7.      ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

8.      bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;


9.      bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in pro­centen van de totale oppervlakte van het bouwvlak;

10.  bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goede­ren, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

11.  bedrijfsgebouw;

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

12.  bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

13.  beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

14.  bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

15.  bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

16.  bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, in één bouwlaag, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht onder­geschikt is aan het hoofdgebouw, uitsluitend of hoofdzakelijk dienend voor berging en stalling ten dienste van dit hoofdge­bouw. Het bijgebouw mag tevens gebruikt worden voor een aan-huis-verbonden beroep;

17.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

18.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

19.  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de zolder;

20.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegela­ten;

21.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

22.  bouwvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

23.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

24.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

25.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goede­ren aan personen die die goederen verkopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- en bedrijfsactiviteit;

26.  dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoon­heidsinstituten, fotostudio’s, makelaarskantoren, bankfilialen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrich­tingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een seksinrichting en drugs- en verslaafdenopvang;

27.  dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

28.  eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

29.  eerste verdieping:

een tweede bouwlaag van een hoofdgebouw; een souterrain of kelder wordt hierbij niet als bouwlaag gerekend;

30.  erker:

een hoekig of rond, buiten de gevel van een gebouw uitge­bouwde gedeelte van een ruimte, waarvan de wanden groten­deels bestaan uit glas, waarvan de breedte minder bedraagt dan 50% van de gevel waaraan en waarbinnen gebouwd wordt;

 

31.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

32.  halfvrijstaand woonhuis:

een woonhuis van het type ‘twee-aaneengebouwd’;

33.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

34.  horecabedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het be­drijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het be­drijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

35.  kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

36.  kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;

37.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbe­schouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, met uitzondering van voorzienin­gen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detail­handel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Onder maatschappelijke voorzieningen wordt in ieder geval niet verstaan drugs- en verslaafdenopvang.

38.  onderbouw:

een ruimte die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

39.  ondergronds:

beneden dan wel op hetzelfde niveau als het afgewerkte terrein (maaiveld);

40.  overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een geslo­ten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

41.  peil:

a.      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoe­gang direct aan de weg grenst:

-          de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoe­gang;

b.      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoe­gang niet direct aan de weg grenst:

-          de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoe­gang bij voltooiing van de bouw;

c.      indien in of op het water wordt gebouwd:

-          het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

42.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productie­functie;

43.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handeling met een ander persoon tegen vergoeding;

44.  risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit Ex­terne Veiligheid Inrichtingen;

45.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin be­drijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksu­ele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero­tisch/pornografisch aard plaatsvinden. Onder een seksinrich­ting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, als­mede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksau­tomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;


46.  uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, in één bouwlaag, welk ge­bouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofd­gebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet ver­eist;

47.  voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen ge­vel;

48.  winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

49.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huis­vesting van één afzonderlijk huishouden;

 

50.  woongebouw:

een gebouw, dat meerder naast elkaar en/of geheel of ge­deeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat wat betreft uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden:

51.  woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

52.  zijerf:

gedeelte van het erf tussen een zijgevel en/of zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;

53.  zolder:

de bovenste ruimte in een gebouw, onmiddellijk onder de kap.