direct naar inhoud van Artikel 4: Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden
Plan: Drakenburgergracht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000019-VA01

Artikel 4: Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden

4.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. agrarische cultuurgrond;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. opslag van grond en bouwmaterialen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

waarbij de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden wordt nagestreefd;

met daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, ontsluitingswegen en paden, groenvoorzieningen, water, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

4.2. Bouwregels

Op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1. Bedrijfsgebouwen

voor bedrijfsgebouwen de volgende regels gelden:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
  • b. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' mag het bebouwde oppervlak aan bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak niet meer dan de aangegeven oppervlakte bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.2.2. Bedrijfswoningen

voor bedrijfswoningen de volgende regels gelden:

  • a. per bedrijf mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
4.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen de volgende regels gelden:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking en overkappingen mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
  • c. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. tot en met d. geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gelden als maximale maat.
4.2.4. Andere bouwwerken

voor andere bouwwerken de volgende regels gelden:

  • a. silo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. kuilvoerplaten en sleufsilo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken binnen een bouwvlak mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van mantelzorg;
  • d. het diepploegen van gronden;
  • e. het scheuren en frezen van de zode, anders dan ten behoeve van maïsteelt, graslandverbetering en/of herinzaai.
4.5. Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1. Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.4 onder b. in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, zoals genoemd in bijlage 3, mits:
    • 1. het totaal vloeroppervlak dat gebruikt wordt ten behoeve van kleinschalige nevenactiviteiten niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 4.4 onder c. in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
    • 1. het vloeroppervlak dat wordt gebruikt ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m² bedraagt;
    • 2. de woning ten behoeve van mantelzorg dient op of een afstand van niet meer dan 10 m van de bedrijfswoning en achter de voorgevel van de bedrijfswoning gerealiseerd te worden;
    • 3. de verleende vergunning wordt ingetrokken wanneer de behoefte aan mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.5.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1. Vergunningplicht

Op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' bestemde gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en andere watergangen;
  • d. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist, en het egaliseren van gronden;
  • e. het verrichten van grondwerkzaamheden tot op het niveau van de grondwaterstand;
  • f. de aanleg van paardenbakken.
4.6.2. Uitzonderingen

De omgevingsvergunning wordt niet verleend voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 die de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van de gronden in onevenredige mate kunnen aantasten.

4.6.3. Voorschriften omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 onder f. indien:

  • a. de afstand tot omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt;
  • b. de afstand tot het bouwvlak maximaal 10 m bedraagt.