direct naar inhoud van Artikel 5: Bedrijf
Plan: Drakenburgergracht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000019-VA01

Artikel 5: Bedrijf

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, opslag en installaties, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4 zijn toegestaan;
    • 2. buitenopslag uitsluitend is toegestaan tot een hoogte van niet meer dan 4 m waarbij de bestaande beplanting in stand dient te worden gelaten dan wel wordt vervangen door soortgelijke beplanting;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 4. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 5. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning;

waarbij het behoud van de landschappelijk en/of natuurwetenschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, overkappingen, tuinen, erven, terreinen, water, waterlopen en parkeervoorzieningen.

5.2. Bouwregels

Op de tot 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

5.2.1. Bedrijfsgebouwen

voor bedrijfsgebouwen de volgende regels gelden:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.
5.2.2. Bedrijfswoningen

voor bedrijfswoningen de volgende regels gelden:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen bedrijfswoningen mag niet meer dan één bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.
5.2.3. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen de volgende regels gelden:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen buiten het bouwvlak niet meer dan 150 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking en overkappingen mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;
  • d. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde in b. tot en met f. geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gelden als maximale maat.
5.2.4. Andere bouwwerken

voor andere bouwwerken de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m mag bedragen.
5.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaatsen de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst, zoals opgenomen in bijlage 4;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van buitenopslag, indien:
    • 1. de hoogte van de opgeslagen goederen meer dan 4 m bedraagt;
    • 2. de bestaande beplanting niet in stand wordt gelaten, tenzij het betreft de vervanging van de bestaande beplanting met soortgelijke beplanting;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor zelfstandige kantoren over een oppervlakte van meer dan 150 m² per kantoor.
5.5. Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1. Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a. in die zin dat bedrijven worden toegestaan die niet zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2, maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a. in die zin dat bedrijven tot en met categorie 3.1 of bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 4 , maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd onder categorie 3.1, worden toegestaan, mits:
    • 1. een afstand van 50 m wordt aangehouden tot woningen van derden;
    • 2. geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven worden toegestaan.
5.5.2. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1. Vergunningplicht

Op de tot 'Bedrijf' bestemde gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het dempen of aanleggen van waterlopen, sloten en andere wateren.
5.6.2. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.6.1 geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
5.6.3. Uitsluiting

De omgevingsvergunning wordt niet verleend voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 die de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden in onevenredige mate kunnen aantasten.

5.7. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de ligging, omvang en/of vorm van een bouwvlak wordt gewijzigd wordt gewijzigd, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak niet toeneemt;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • a. een goede woonsituatie;
      • b. de verkeersveiligheid;
      • c. de milieusituatie;
      • d. de sociale veiligheid;
      • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • f. de landschappelijke en natuurwaarden van de gronden.