direct naar inhoud van Artikel 49 Algemene wijzigingsregels
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

Artikel 49 Algemene wijzigingsregels

49.1 Nieuwe landgoederen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden – Hoevenlandschap wijzigen ten behoeve van het toelaten van nieuwe landgoederen met dien verstande dat:

  • a. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied duurzaam worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
  • b. minimaal 10 hectare gebied wordt aangewend voor de inrichting van het landgoed, waarbij geldt dat:
    • 1. dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen;
    • 2. voor de ruimtelijke inrichting de landschappelijke structuur als uitgangspunt wordt gehanteerd;
    • 3. ten minste 30% van de grond wordt voorzien van bos of houtopstanden dan wel minimaal 20% bos en 50% natuurgebied;
    • 4. ten minste 90% van het gebied openbaar toegankelijk moet zijn door middel van fiets- en /of wandelroutes;
    • 5. bestaande natuurgebieden die binnen de begrensde delen van de ecologische hoofdstructuur liggen niet mogen worden meegeteld;
  • c. voor de bebouwing geldt dat:
    • 1. bestaande woningen mogen worden gehandhaafd;
    • 2. alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, met dien verstande dat:
      • bij een 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt;
      • bebouwing die in gebruik kan worden genomen als bebouwing ten behoeve van het beheer van het landgoed mag worden gehandhaafd;
      • als aan de betreffende bepalingen wordt voldaan, gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 49.4 (ruimte voor ruimte regeling);
      • hierbij betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (14 maart 2013);
    • 3. er maximaal 2 landhuizen worden gebouwd met elk een inhoud van maximaal 1.500 m³;
    • 4. de maximale inhoud van de landhuizen is evenredig groter dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 10 ha wordt gerealiseerd;
    • 5. in een landhuis uitsluitend woningen mogen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • een landhuis bij voorkeur bestaat uit één vrijstaande woning;
      • indien appartementen worden gerealiseerd, per landhuis maximaal 3 appartementen zijn toegestaan;
      • de landhuizen worden gesitueerd in de directe nabijheid van de eventueel aanwezige te handhaven bebouwing;
      • de landhuizen mogen worden gesplitst in twee bouwvolumes van 750 m³  indien dit noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied als bedoeld onder 49.1;
  • d. het volume genoemd onder 3 met maximaal 20% mag worden vergroot, mits dit niet ten koste gaat van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied;
  • e. de minimale maat als bedoeld onder 49.1 onder b mag worden verlaagd tot 5 ha indien tenminste 1.000 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt en met dien verstande dat:
    • 1. in dat geval geen toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid in 49.4 (ruimte voor ruimte regeling);
    • 2. bij een 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij de helft van de oppervlakte te handhaven waardevolle bebouwing in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
    • 3. er één landhuis mag worden gebouwd met een inhoud van maximaal 1500 m³;
    • 4. de maximale inhoud van het landhuis evenredig groter is dan 1.500 m³ indien een groter landgoed dan 5 ha wordt gerealiseerd;
    • 5. alleen van deze wijzigingsregels gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.

49.2 Veranderen vorm, situering en/of oppervlakte van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het veranderen van de vorm, situering en/of de oppervlakte van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden …', met dien verstande dat:

  • a. er is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. er bij uitbreiding van het bouwvlak sprake moet zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar moet zijn;
  • d. de oppervlakte na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 hectare;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
  • f. indien sprake is van een bedrijf aangeduid als 'intensieve veehouderij':
    • 1. de uitbreiding zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water);
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 130% van de oppervlakte van het bouwvlak zoals dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan,

met dien verstande dat aan de genoemde voorwaarden niet hoeft te worden voldaan, indien de wijziging plaatsvindt in het kader van het dierenwelzijn en het aantal dierplaatsen niet wordt vergroot en/of de uitbreiding is bedoeld voor bedrijfsgebouwen anders dan voor het huisvesten van dieren.

49.3 Monumentale waarden

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de verbeelding wijzigen door het laten vervallen en/of toevoegen van aanduidingen voor 'cultuurhistorische waarden' indien uit onderzoek blijkt dat het betreffende object niet gehandhaafd kan worden.

49.4 Ruimte voor ruimte regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigingen ten behoeve van de bouw van 1 extra vrijstaande woning, met dien verstande dat:

  • a. vooraf vast moet staan dat alle bij de betreffende (bedrijfs)woning behorende bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gesloopt, waarbij:
    • 1. per (bestaande en/of nieuw te bouwen) woning de in artikel 27.2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
    • 2. er maximaal 600 m³ aan gebouwen mag worden opgericht indien 1.000 m² bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. van de onder 2 genoemde sloopnorm mag worden afgeweken, indien sprake is van een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst en de provincie daarover positief heeft geadviseerd;
    • 4. 20% van de oppervlakte van kassen mag worden meegeteld bij het bepalen van de onder 2 genoemde 1000 m²;
    • 5. bij een op de verbeelding aangegeven 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1, de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;
    • 6. betrokken wordt de nog bestaande en bij de betreffende woning / het perceel behorende bebouwing zoals die aanwezig was op het moment van de tervisielegging van het plan;
  • b. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtings- en beheerplan;
  • c. alleen van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt als de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten;
  • d. de ter plaatse geldende voorkeursgrenswaarde in acht moet worden genomen;
  • e. de afwijkingsregel in artikel 48.1 onder c (de zogenaamde 10% regeling) alleen voor de maximale inhoud van de nieuwe woning mag worden toegepast als sprake is van een aanzienlijke extra kwaliteitswinst, bijvoorbeeld door het verwijderen van een relatief grote oppervlakte aan kuilplaten en sleufsilo's.

49.5 Andere activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van het toelaten van andere activiteiten bij woningen met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend de activiteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in artikel 5.6.2, met inachtneming van de daar aangegeven gebieden en voorwaarden en met dien verstande dat:
    • 1. 600 m² mag worden aangehouden waar 300 m² is vermeld;
    • 2. 300 m² mag worden aangehouden waar 150 m² is vermeld;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. vooraf vast moet staan dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied worden verbeterd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden beperkt, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet op onevenredige wijze wordt gehinderd, waarbij met name kan worden gedacht aan de milieu-aspecten.
  • b. vooraf vast moet staan dat tenminste de helft van de bij de betreffende woning behorende bijbehorende bouwwerken wordt gesloopt, waarbij:
    • 1. de in artikel 27.2.2 bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag worden gehandhaafd;
    • 2. bij een op de verbeelding aangegeven 'cultuurhistorische waarden' geen waardevolle bebouwing mag worden gesloopt, waarbij van het meerdere van de oppervlakte als bedoeld onder 1 de helft in mindering mag worden gebracht op de sloopnorm;

49.6 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing te wijzigen naar 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van bedrijfsbeëindiging;
  • b. de woning nader wordt aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' (sw-vab);
  • c. alle bestaande bebouwing wordt opgenomen in de bestemming 'Wonen';
  • d. het totaal aantal woningen gelijk blijft;
  • e. gelijktijdig toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden genoemd in artikel 49.1, 49.4 en 49.5
  • f. voor zover de bestemming van gronden niet gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen' deze hun bestemming Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing behouden, met dien verstande dat het bouwvlak vervalt.