direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing
Plan: Hooglanderveen en Vathorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0307.BP00066-0301

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Slagenlandschap met perceelsrandbegroeiing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij per bouwvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuin-complex);
  • c. de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • d. intensieve veehouderij als neventak is toegestaan, mits de daarvoor aangewende oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 250 m2, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere oppervlakte aanwezig was, in welk geval de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bedoelde grotere oppervlakte;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. de waterhuishouding;
  • g. nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen,


met dien verstande dat voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toegestaan, die ten dienste staan van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen – algemeen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen noodzakelijk te zijn in verband met de doelmatige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse;
  • b. de reeds aanwezige bebouwing wordt betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid;
  • c. kassen zijn niet toegestaan;
  • d. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • e. de gebouwen mogen uitsluitend in 1 bouwlaag worden gebouwd;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • g. de hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval de inhoud niet meer mag bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
  • c. per bouwvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedrijfswoningen aanwezig waren, in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aanwezige aantal.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waartoe deze bebouwing behoort, vermeerderd met 0,30 m;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt en/of met een dakhelling kleiner dan 45°; indien de dakhelling van het hoofdgebouw groter is dan 45° mogen de bijbehorende bouwwerken een dakhelling overeenkomstig het hoofdgebouw hebben;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag:
    • 1. voor percelen tussen de 0 m2 en 100 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20% van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 20m2;
    • 2. voor percelen tussen de 100 m2 en 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 20 m2, vermeerderd met 14% van het meerdere van 100 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 75 m2;
    • 3. voor percelen groter dan 500 m2 bij elke woning niet meer bedragen dan 75 m2, vermeerderd met 2,5% van het meerdere van 500 m2 van de bij de woning behorende kavel, met een maximum van 100 m2;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder h wordt de oppervlakte van bijbehorende aangebouwde bouwwerken aan de voorzijde niet meegerekend;
  • g. het bouwen van bijbehorende bouwwerken mag niet tot gevolg hebben dat een stedenbouwkundig onaanvaardbare situatie ontstaat en/of dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden;

5.2.4 Veldschuren/schuilgelegenheden

Bestaande bebouwing buiten de bouwvlakken, zoals veldschuren/schuilgelegenheden, welke krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen.
 

5.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken die zijn gelegen geheel onder maaiveld zijn overal toegestaan waar gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. wanneer ondergrondse bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, dan moet voldaan worden aan het maximale percentage voor bijbehorende bouwwerken;
  • c. de gevels van ondergrondse bouwwerken mogen niet zichtbaar zijn, met uitzondering van een koekoek;
  • d. wanneer het ondergrondse bouwwerk is bedoeld voor parkeren, mag een inrit aan de straatzijde worden gerealiseerd met een maximale breedte van 3 meter;
  • e. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige invloed hebben op de bodem- en waterhuishouding en op eventueel aanwezige archeologische waarden.
5.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,30 meter;
  • b. (kunst)mest- en/of voedersilo's en kuilvoerplaten en -sleuven mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
andere bouwwerken   max. hoogte  
torensilo's   12 m  
palen en vlaggenmasten   8 m  
erf- en perceelsafscheidingen   2 m  
mest- en /of kuilvoerplaten en -sleuven   1 m  
overige andere bouwwerken   6 m  

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken voor:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de instandhouding en de bescherming van de waarden zoals genoemd in lid 5.1
5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder d voor de overschrijding van bouwgrenzen tot maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits is aangetoond dat dit noodzakelijk is in verband met een goede bedrijfsvoering en er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan. Deze afwijking geldt niet indien sprake is van een intensieve veehouderij.

 

5.4.2 Nieuwe veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van 5.2.1 voor de bouw van nieuwe veldschuren/schuilgelegenheden buiten de bouwvlakken, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de oppervlakte van een veldschuur niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • d. de oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 30 m²;
  • e. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • f. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.

 

5.4.3 Andere bouwwerken buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6 onder b voor de bouw van andere bouwwerken zoals kuilplaten en sleufsilo's buiten bouwvlakken, met dien verstande dat:

  • a. dit noodzakelijk moet zijn ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de andere bouwwerken direct grenzend aan het bouwblok worden gesitueerd;
  • c. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² per bedrijf;
  • d. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan.
     
5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. paardenbakken en paddocks, buiten de bouwvlakken.
  • a. het gebruik van de gronden binnen de bouwvlakken voor de volgende wijzen van (co-)vergisting van mest, voor zover de capaciteit van de(co-)vergistingsinstallatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt en:
    • 1. het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    • 2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
  • b. het leveren van energie die vrijkomt bij het onder a bedoelde proces van co-vergisting;
  • c. het trainen van paarden als nevenactiviteit bij een paardenfokkerij.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor intensieve veehouderij als neventak op een oppervlakte van niet meer dan 750 m2, mits dit zich verdraagt met de ter plaatse van belang zijnde omgevingskwaliteiten (landschap, natuur en/of water).

5.6.2 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten:

  • a. agrarische hulp- en loonactiviteiten;
  • b. paardenpension met buitenbak;
  • c. bed & breakfast;
  • d. kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat er geen stacaravans zijn toegestaan;
  • e. horeca van categorie a ten dienste van extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat dit alleen is toegestaan in nabijheid van recreatieve routes;
  • f. bezoekers- en/of cursuscentrum, inclusief horeca van categorie c;
  • g. atelierruimte;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. sociale dienstverlening, zoals een zorgboerderij of kinderdagverblijf;
  • j. zuivelverwerking en andere bewerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd;
  • k. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker of installatiebedrijf;
  • l. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde activiteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • n. de stalling van caravans, campers, boten en vergelijkbare goederen, met dien verstande dat dit uitdrukkelijk alleen in de gebouwen mag plaatsvinden;

Bij het afwijken als bedoeld in 5.6.2 onder a t/m n worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

  • 1. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • 2. de nevenactiviteiten, genoemd onder a,c,f,g,h,j,k,l, en n, mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing, zoals deze aanwezig was op het moment van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
  • 3. de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 5.6.2 a mag niet meer bedragen dan 300 m², gebouwen en onbebouwd samen;
  • 4. de oppervlakte van de activiteiten genoemd onder 5.6.2 b,c,g,i,j,k,l en m mag niet meer bedragen dan 300 m² (gebouwen),
  • 5. de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 5.6.2 e. mag niet meer bedragen dan 150 m², gebouwen en onbebouwd (terras) samen;
  • 6. de oppervlakte van de activiteiten, genoemd onder 5.6.2 h mag niet meer bedragen dan 150 m² (gebouwen);
  • 7. voor de niet-agrarische nevenactiviteiten mogen de bestaande gebouwen, zoals aanwezig op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, niet worden uitgebreid en er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;
  • 8. de activiteiten die niet in gebouwen plaatsvinden (zoals kamperen, parkeren, terras en/of buitenbak) moeten binnen het bestaande bouwvlak plaatsvinden;
  • 9. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • 10. de parkeerbehoefte wordt op eigen terrein en binnen het bestaande bouwvlak opgelost;
  • 11. de activiteiten worden landschappelijk ingepast indien de terreininrichting wordt gewijzigd, wat moet blijken uit een door de aanvrager op te stellen inrichtingsplan;
5.6.3 Rustende boer

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 en 1.16 voor een nader te bepalen periode voor inwoning, met dien verstande dat de inhoud van de bedrijfswoning in samenhang daarmee mag worden vergroot tot 700 m³, dan wel, indien een grotere inhoud aanwezig is, de inhoud blijft binnen de bestaande inhoud zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.

5.6.4 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 en 1.16 voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • 1. het agrarisch bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakte doet afstand van de betreffende woning;
  • 2. het verlenen van de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu.
  • 3. het verlenen van de afwijking voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning levert voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid op voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning.
  • 4. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning die volgens een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als plattelandswoning ook na het verlenen van de omgevingsvergunning van toepassing.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden of wijzigen van het profiel van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het planten of aanbrengen van bomen en/of andere hoogopgaande beplanting;
  • e. vellen of rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • f. het aanleggen van paardenbakken en/of paddocks.
5.7.1 Uitzondering
  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden binnen de bouwvlakken;
  • d. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot elk een oppervlakte van 60 m²;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
5.7.2 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7 zijn niet toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 5.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.