Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kern Waardenburg, herziening Koningin Julianaplantsoen 15
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0304.BPwaakonjulplant15-1603

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Kern Waardenburg, herziening Koningin Julianaplantsoen 15 ‘ met identificatienummer NL.IMRO.0304.BPwaakonjulplant15-1603 van de Gemeente Neerijnen; 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig ontwerp-technisch, consumentenverzorgend -met uitzondering van het kappersbedrijf- of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.4 aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag – gemeten vanaf het peil – dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
 
1.5 achtergevel
een van de openbare weg en/of fiets-, voetpad en/of plein en/of openbare ruimte afgekeerde gevel van een hoofdgebouw;
 
1.6 achtertuin
de gronden van een bouwperceel voor zover gelegen achter het hoofdgebouw;
 
1.7 afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg)
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
 
1.9 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven; voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
 
1.11 archeologisch advies:
advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.12 archeologisch onderzoek:
Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.13 archeologische opgraving:
Opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veiliggesteld;
1.14 archeologische begeleiding:
Begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
 
1.15 ASVV 2004
De publicatie “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” - ASVV 2004 van CROW.
 
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.17 bebouwingspercentage
het percentage van de oppervlakte van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
 
1.18 bedrijfs-/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; niet zijnde kamerverhuur voor meer dan 10 personen per bedrijfs-/dienstwoning;
1.19 bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, niet zijnde horeca of detailhandel of seksinrichting, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse van de uitgeoefende bedrijfsmatige activiteit, van welke activiteiten de aard en de omvang zodanig zijn dat deze in een woning en de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
 
1.20 beperkt kwetsbaar object
Een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.21 bergplaats
een bouwwerk dat dient voor de opslag van voertuigen en/of goederen ten behoeve van woondoeleinden. Een bergplaats hoeft niet noodzakelijkerwijs op hetzelfde bouwperceel te staan als de woning waar de bergplaats bij behoort.
 
1.22 beroepsmatige activiteiten
Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde horeca, detailhandel of een seksinrichting, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsmatige activiteit, van welke de aard en de omvang zodanig zijn dat deze in een woning en de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
 
1.23 bestaand (bebouwing en gebruik)
bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
 
  1. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;
 
1.24 bestemmingsgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.25 bestemmingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming;
 
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.27 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of dakbalken is begrensd, dit met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.29 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.30 bouwvlak
Een door rooilijnen, voorgevelrooilijnen en/of bestemmingsgrenzen op de plankaart omgeven oppervlak, waarbinnen volgens deze voorschriften een gebouw of een complex van gebouwen mag worden opgericht.
  
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.32 branchegericht distributieplanologisch onderzoek
een onderzoek waarbij, naast de bestaande onder- of overcapaciteit in de betreffende branche(s) en de vaststelling van de ruimte, welke de (consumptieve) bestedingsgroei in het betreffende verzorgingsgebied biedt, ook wordt vastgesteld de te verwachten kwalitatieve aanbodsontwikkeling alsmede een beschrijving van de effecten voor het functioneren van een bestaand winkelgebied;
 
1.33 bruto-bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van winkels, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
 
1.34 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
 
1.35 bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen en verzorgingstehuizen;
 
1.36 consumentenvuurwerk
vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit;
 
1.37 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
 
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;
 
1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbu­reaus, kapsalons en wasserettes;
 
1.41 erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting
bedrijf c.q. inrichting, waarin voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:
  1. seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  2. seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  3. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
 
1.42 gebouw
een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.43 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604);
 
1.44 gestapelde woningen
een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
 
1.45 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan die personen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming of instelling bedrijfsmatig aanwenden, hieronder vallen zowel detail- als groothandel;
 
1.46 hobbykas
een gebouwtje van staal/aluminium/kunststofstrips met glas gedekt voor het bewaren, onderhouden, kweken of telen van planten, groente en/of fruit;
 
1.47 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.48 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt (zie ook: lichte en middelzware horeca);
 
1.49 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
 
1.50 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten, en groenten;
 
1.51 kampeermiddelen
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.52 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
 
1.53 kwetsbaar object
een kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
 
1.54 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
 
1.55 lichte en middelzware horeca
lichte horeca: Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral ver¬strekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonen¬den veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
  1. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.
  1. Overige lichte horeca
  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel.
  1. Tot deze categorie behoren niet de bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
  • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
 
middelzware horeca: Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
 
1.56 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.57 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.58 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
 
1.59 netto-bedrijfsvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het en detail verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt;
 
1.60 overkapping
een bouwwerk zonder eigen wanden dat aan ten minste een deel van één zijde een gesloten wand kent;
 
1.61 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
 
1.62 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen en tuincentra in een daarop afgestemde verkoopruimte. Onder volumineuze goederen worden verstaan: bouw- en doe-het-zelf-producten, grove bouwmaterialen, kampeer- en caravanartikelen, auto's, keukens, sanitaire artikelen, meubelen, woningstoffering en –inrichting, motoren en automotive (fietsen, fiets- en autoaccessoires; onder een bouwmarkt wordt verstaan: een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats met een (overdekt) netto-verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1000 m², waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten wordt aangeboden aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker (in de vorm van detailhandel);
 
1.63 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
 
1.64 praktijkruimte
een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
 
1.65 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.66 recreatief medegebruik
vormen van extensieve recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting (m.u.v. bankjes, wegbewijzering, e.d.) van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;
1.67 recreatiewoning
een woning, die gebruikt wordt voor de recreatie en/of gedurende een deel van het kalenderjaar dient als onderkomen voor steeds wisselende recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.68 retentiegebied
gronden en werken ten behoeve van de waterkering, ingericht voor het ontvangen, tijdelijk bergen en daarna geleidelijk lozen dan wel infiltreren van water;
 
1.69 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
 
1.70 rooilijn
de op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven lijn, welke door een gebouw of een complex van gebouwen niet mag worden overschreden;
 
1.71 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;
 
1.72 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.73 smartshop
een al dan niet zelfstandige ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.74 stacaravan
een caravan die als een gebouw valt aan te merken;
 
1.75 stedenbouwkundig beeld
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
 
1.76 stedenbouwkundige waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s en de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
 
1.77 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten, een en ander voorzover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde;
 
1.78 voorgevelrooilijn
de op de plankaart aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;
 
1.79 voortuin
de gronden van een bouwperceel, behorende bij een woning, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn;
 
1.80 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.81 woning/wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm en niet zijnde kamerverhuur voor meer dan 10 personen per woning/wooneenheid;
 
1.82 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.83 woonwagen
een wagen, die (nagenoeg) voortdurend dient als woning.
 
1.84 zijgevel
een al dan niet aangebouwde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.
1.85 zijtuin
de gronden van een bouwperceel, behorende bij een woning, voor zover gelegen tussen de zijgevel van het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel alsmede tussen de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.4 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.7 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.9 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als Wonen aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. woondoeleinden en bijbehorende tuinen;
  2. beroepsmatige activiteiten;
  3. kleinschalige groenvoorzieningen zoals plantsoenen, berm- en groenstroken;
  4. doeleinden van openbaar nut;
  5. langzaam verkeersdoeleinden zoals woonpaden;
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten dienste van de toegelaten doeleinden gelden de volgende bepalingen:
  1. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan.
  2. er mag geen nieuwe woning worden opgericht met uitzondering ten behoeve van vervangende nieuwbouw;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij) zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan; 
  4. de voorgevel dient geplaatst te worden in dan wel maximaal 2,50 m achter de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn;
  5. de diepte bedraagt maximaal 15,00 m;
  6. de zijgevel wordt geplaatst voor wat betreft
    1. een vrijstaande woning: aan weerszijden op een afstand van tenminste 3,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens;
  7. de maximale goot- resp. nokhoogte bedraagt niet meer dan de getallen die aangegeven zijn op de plankaart.
 
3.2.2 Aan- en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bij en aan hoofdgebouwen mogen aan- en bijgebouwen, zoals bergingen, garages, dierenverblijven, werk- en hobbyruimten, hobbykassen en serres worden gebouwd;
  2. aan- en bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden behorende tot de zij- en achtertuinen worden gebouwd;
  3. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn dient tenminste 3 m te bedragen;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen per woning mag maximaal bedragen:
    1. 40 m2, indien het bouwperceel kleiner is dan 160 m2;
    2. 25% van de oppervlakte van het bouwperceel, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 160 m2 en minder dan 240 m2;
    3. 60 m2, indien het bouwperceel groter is dan 240 m2 en kleiner dan 1500 m2;
    4. 75 m2, indien het bouwperceel groter is dan 1500 m2;
    5. het bestaande oppervlak aan aan- en bijgebouwen, die eertijds zijn opgericht als onderdeel van een agrarisch bedrijf;
      1. met dien verstande dat de bovengenoemde maten niet mogen worden overschreden, met uitzondering van een hobbykas van maximaal 6 m2 en onder de voorwaarde dat achter de woning een eigen buitenruimte aanwezig moet blijven van minimaal 25 m2.
  1. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  2. De goothoogte van een aanbouw of aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de begane grondlaag tot de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
    1. En met dien verstande dat de nokhoogte van een (al dan niet aangebouwd) bijgebouw nooit hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  3. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw moet minimaal 3 m bedragen.
  4. in afwijking van het bepaalde in b en c mag op de gronden behorende tot de voortuin één aanbouw per woning worden opgericht, zoals een portaal of erker met een oppervlakte van maximaal 6 m2, een diepte van maximaal 1,5 m en een (bouw)hoogte van maximaal 4 m; als de woning direct aan de openbare weg is gesitueerd, zonder voortuin, is een dergelijke aanbouw niet toegestaan.
 
3.2.3 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 2 m bedragen, met uitzondering van:
    1. pergola’s waarvan de hoogte maximaal 2,50 m mag bedragen;
    2. kinderspeelwerktuigen waarvan de hoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    3. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggemasten (met uitsluiting van reclamemasten), waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
  2. op de gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen, met uitzondering van:
    1. pergola’s waarvan de hoogte maximaal 2,50 m mag bedragen;
    2. overig tuinmeubilair (zoals genoemd in de Woningwet), waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
    3. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen.
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van de in artikel 3 lid 2.3  bepaalde bouwwerken:
  1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. met het oog op bezonning van erf en tuin en voldoende lichtinval in de woning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
  3. ter waarborging van sociale, brand- en verkeersveiligheid;
  4. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
  1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub c  behoeve van de bouw van een aan- en/ of bijgebouw of een overkapping op minder dan 3,00 m van de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn dan wel geheel of gedeeltelijk voor de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:
    1. het aan- en/ of bijgebouw wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het aan- en/ of bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. het aan- en/of bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel resp. de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
    4. het oppervlak van het aan- en/of bijgebouw ten hoogste 20 m2 bedraagt;
    5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de begane grondlaag tot de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
    6. het gedeelte van het gebouw dat voor de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn wordt gebouwd (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
    7. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, ten minste 3,00 m bedraagt.
  1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
    1. artikel 3 lid 2.2 sub e  voorzover het betreft vrijstaande bijgebouwen tot een goothoogte van 5,00 m onder voorwaarde dat geen tweede bouwlaag ontstaat en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast;
    2. artikel 3 lid 2.2 sub g voor een afstand tot minder dan 3,00 m van het hoofdgebouw onder voorwaarden dat gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw en/of een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m2;
    3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de vrijstelling intrekken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    4. deze voorziening uitsluitend geldt voor zolang de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg bestaat en voortduurt en mits bij het eindigen van deze noodzaak de oorspronkelijke situatie wordt teruggebracht en alle ten behoeve van de afhankelijke woonruimte aangebrachte bouwkundige voorzieningen worden verwijderd.
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 behoeve van woningsplitsing, mits
    1. de agrarische en/of karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw niet wezenlijk wordt aangetast;
    2. het grondoppervlak niet wordt vergroot en de bestaande situering niet wordt gewijzigd;
    3. het gebouw gesplitst wordt in maximaal twee woningen;
    4. het te splitsen gebouw dient een inhoud te hebben van min. 500 m³; de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 200 m³ per woning;
    5. de bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen niet meer bedraagt dan 70 m² per woning;
    6. voor de nieuwe woning een aanvaardbaar woonmilieu is gewaarborgd.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Aan huis verbonden beroep
Binnen de bestemming Wonen is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  3. Detailhandel is niet toegestaan.
  4. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
 
4.2 Bouwregels
  1. Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor ontheffing door burgemeester en wethouders is verleend. Ontheffing wordt verleend, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Ontheffing, zoals in sub b bedoeld, is niet vereist, indien:
    1. Op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. Het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    3. Het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m².
  4. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een ontheffing als bedoeld in sub b, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de ontheffing.
  5. In geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op of in de in het plangebied gelegen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een oppervlakte groter dan 100 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. het verlagen van het waterpeil;
    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
  2. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    3. de werken en werkzaamheden:
      1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    4. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  4. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergvergunning als bedoeld in sub a, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
  5. In geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Vrijwaringszone - straalpad
In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en), zal op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding artikel 8 lid 1 (vrijwaringszone - straalpad), de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 40,00 m bedragen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
  1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken Burgemeester en Wethouders bevoegd af te wijken van het in dit plan bepaalde voor:
    1. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
    2. geringe afwijkingen, welke noodzakelijk zijn in het belang van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits geen belangen van derden worden geschaad;
    3. het oprichten van antennes in de vorm van voorzieningen dienste van het ontvangen en zenden van radiosignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15,00 m.;
    4. geringe plaatselijke overschrijdingen van de bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van een gebouw, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, kappen, overkragende verdiepingen en soortgelijks bouwsels;
    5. het gebruik van de voortuin ten behoeve van parkeren indien het betreft parkeren ten behoeve van een beroepsmatige en! of bedrijfsmatige activiteit, mits niet meer dan 50% van de voortuin voor parkeren wordt gebruikt, het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt geschaad en mits geen verkeersonveilige situatie kan ontstaan;
    6. horeca in de vorm van bed and breakfast mits:
      1. er sprake is van de ligging aan of in de nabijheid van een toeristische route;
      2. de activiteiten plaatsvinden binnen het hoofdgebouw; 
      3. de hoofdfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
      4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van wijk of buurt;
      5. op privé-terrein op voldoende wijze in parkeerruimte is voorzien;
      6. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt.
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij de afwijking voorwaarden ten aanzien van de situering van antennes stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  3. De in lid a. genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
   
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Kern Waardenburg, herziening Koningin Julianaplantsoen 15