direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij
Plan: KWEKERIJ DE BLOEMKAMPEN
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01077-vg02

Artikel 3 Agrarisch - Kwekerij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een boom- en/of sierkwekerij;
  • b. het telen van gewassen - niet in een volkstuin of volkstuincomplex -;

met daarbijbehorende bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  • c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "water" een waterbassin is toegestaan;
  • e. detailhandel niet is toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken

Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een reëel of volwaardig bedrijf.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7 (Algemene bouwregels);
    • 2. een pomphuisje ten behoeve van het waterbassin ook buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, waarbij:
      • de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van kassen mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
  • f. de oppervlakte van:
    • 1. gebouwen, niet zijnde kassen, mag niet meer dan 875 m² bedragen;
    • 2. kassen mag niet meer dan 1665 m² bedragen.
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.

3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag een bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd ten behoeve van een reële of volwaardige bedrijfsvoering;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • f. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het hoofdgebouw tot een diepte van niet meer dan 3 m;
  • g. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk moet worden gesitueerd op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. kelders mogen uitsluitend worden gerealiseerd loodrecht onder het gebouw tot een diepte van niet meer dan 3 m;
  • f. de afstand tot de perceelgrens moet ten minste 3 m bedragen.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen die voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer dan 10 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2 aanhef en toestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van een functie waarvoor omgevingsvergunning is of wordt verleend als bedoeld in 3.5, mits dit in overeenstemming is met de in 3.5 genoemde voorwaarden en wordt gebouwd conform de bouwregels;
  • b. 3.2.2 onder b in die zin dat de goothoogte voor bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, met dien verstande dat dit voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is en het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. 3.2.2 onder e in die zin dat een afwijkende dakvorm wordt toegepast, met dien verstande dat en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. 3.2.2 onder g, 3.2.3 onder g en 3.2.4 onder f in die zin dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens minder bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. 3.2.3 onder e in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. 3.2.4 onder a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. voorzover het geluidgevoelige functies betreft, wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7 (Algemene bouwregels);
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van:

  • a. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met dien verstande dat dit is toegestaan indien:
    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning met de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de uitstraling als bedrijfswoning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. geen sprake is van reclame-uitingen en buitenopslag;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde huishouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 ten behoeve van nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en landschapsbeheer, zoals fietsenverhuur, kanoverhuur, boerengolf, boerderijwinkel, ijsboerderij, imkerij, theeschenkerij, en zorgboerderij, met dien verstande dat:
    • 1. de nevenactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door degene die het kwekerijbedrijf uitoefent, ze onderdeel dienen uit te maken van de algehele kwekerijbedrijfsvoering en ondergeschikt dienen te zijn aan de kwekerij activiteiten;
    • 2. voor zover producten worden verkocht - al dan niet voor consumptie ter plaatse - het in hoofdzaak producten moeten betreffen die op een agrarisch bedrijf zijn vervaardigd, waarbij de oppervlakte die voor verkoop wordt aangewend niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
    • 3. de nevenactiviteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend in bestaande gebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt aangewend niet meer mag bedragen dan 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 500 m2;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. 3.1 ten behoeve van de stalling van caravans, campers en boten, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. 3.1 ten behoeve van de realisatie van een (recreatief) voet-/fietspad ter plaatse van de aanduiding "pad"met dien verstande dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. 3.4.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of een aparte unit bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
    • 1. de zorgbehoefte objectief aannemelijk is gemaakt;
    • 2. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg het bijbehorend bouwwerk ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning ten behoeve waarvan een overeenkomst wordt gesloten;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. 3.4.1 onder f in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of derde (huishouden van een) persoon;
    • 2. de bestaande bouwmassa van de bedrijfswoning niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    • 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang en één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van kadastrale splitsing van het perceel.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. een binnen een bestemmingsvlak gelegen bouwvlak vergroten, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer zal bedragen dan 1 hectare;
    • 2. de noodzaak voor vergroting is aangetoond;
    • 3. de landschappelijke inpassing is aangetoond;
    • 4. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
    • 6. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
    • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de verkeersveiligheid en de woonsituatie.
  • b. de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en) en:
    • 1. daarbij bij sloop van bedrijfsbebouwing de volgende regeling hanteren, indien het bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van een reële bedrijfsvoering:
      • bij sloop van alle maar minimaal 500 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 350 m² geldt, mag een woonhuis worden teruggebouwd;
      • bij sloop van alle maar minimaal 1.000 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 700 m² geldt, mag een twee aaneen gebouwd woonhuis worden teruggebouwd;
      • bij sloop van alle maar minimaal 1.500 m² bedrijfsbebouwing, met dien verstande dat voor Ecologische Hoofdstructuur-gebieden minimaal 1.050 m² geldt, mogen twee woonhuizen worden teruggebouwd;
      • er een inrichtingsplan wordt opgesteld op kosten van de initiatiefnemer en door een in overleg aan te wijzen deskundige;
      • dit geen beperkingen voor omliggende bedrijven oplevert;
      • de overige gronden van het voormalige bestemmingsvlak worden bestemd tot een agrarisch of natuurbestemming;
      • een overeenkomst is gesloten aangaande sloop, inrichting, planschade en instandhouding;
    • 2. indien niet kan worden voldaan aan de voorwaarde opgenomen onder 1., kan de bestemming gewijzigd worden in de bestemming Wonen en aansluitende gebiedsbestemmingen zonder daarbij een extra woning toe te staan;
    • 3. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet", zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting als toetsingskader van toepassing is;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de bestemming wijzigen ten behoeve van aan het buitengebied gerelateerde maatschappelijke functies, agrarisch aanverwante bedrijvigheid en opslagbedrijven, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing op een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2, waarbij geldt dat overige opstallen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 bij landschappelijke verbetering - hetgeen moet blijken uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren erfinrichtingsplan - vervangende nieuwbouw mag plaatsvinden voor een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de bestemming wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijf is of wordt verplaatst ten behoeve van de (te realiseren) ecologische hoofdstructuur;
    • 2. de ontwikkeling niet mag leiden tot beperkingen voor agrarische bedrijven en op aangrenzende landbouwgronden;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.