direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - 3
Plan: Buitengebied Zuid en West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1500BgebiedZW-vs01

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 3

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden, zich uitende in:
    • 1. bos, houtwallen, struwelen, weg- en erfbeplanting;
    • 2. hoogteverschillen en bodemreliëf;
    • 3. openheid en doorzichten;
    • 4. rust;
    • 5. onverharde wegen;
    • 6. waterhuishoudkundige situatie;
  • d. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
  • e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

5.2 bouwregels
5.2.1

Uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan.

5.2.2

Herbouw en/of nieuwbouw van gebouwen is uitsluitend toegestaan in verband met het teniet gaan van gebouwen ten gevolge van een calamiteit.

5.2.3

Gebouwen en teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden gebouwd.

5.2.4

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

5.2.5

Het is niet toegestaan om een bestaand bouwwerk geheel of gedeeltelijk te herbouwen op, dan wel geheel of gedeeltelijk te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie.

5.2.6

Het is niet toegestaan om de bestaande bouwwerken te vervangen door één nieuw bouwwerk, dan wel door een kleiner aantal bouwwerken dan het bestaande aantal.

5.3 specifieke gebruiksregels
5.3.1

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van:

  • a. niet-grondgebonden agrarisch bedrijvigheid;
  • b. opgaande teelten en het toelaten van opgaande gewassen gedurende de maanden november tot en met maart.
5.3.2

Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de in artikel 5.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerken, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • b. het verwijderen en aanbrengen van hoogopgaande beplantingen;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van poelen, kolken en watergangen;
  • e. aanleggen en verharden van wegen, paden en oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telefooncommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
5.4.2

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en/of natuurwaarden in het algemeen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

5.4.3

De omgevingsvergunning wordt pas verleend nadat advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

5.4.4

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 5.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.