Plan: | Vordenseweg 21-23 Warnsveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0301.bp1416Vordensewg21-vs01 |
Luijendijk-Hoveniers is opgericht en tot op heden gevestigd aan de Oude Borculoseweg 3 te Warnsveld (gemeente Zutphen). Het erf is te klein geworden voor het bedrijf en een uitbreiding van het bedrijf op deze locatie is niet wenselijk. Het bedrijf bevindt zich in de Groene Ontwikkelingszone (GO) en is omsloten door het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Teneinde een noodzakelijke doorgroei van het bedrijf te realiseren willen de eigenaren van het bedrijf deze verplaatsen, en zal de eigenaar van de huidige locatie (waarop deze tevens woonachtig) hier geen bedrijfsactiviteiten meer ontplooien.
De landschapontsierende schuren op dit erf worden gesloopt en het erf wordt getransformeerd tot woonerf, met daarbij één nieuwe woning. Het geldende bestemmingsplan is reeds gewijzigd om deze ontwikkeling op dit erf planologisch mogelijk te maken. Wel dient het bouwblok van de nieuw te bouwen woning nog aangepast te worden. Dit wordt in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen.
Luijendijk-Hoveniers heeft een nieuwe locatie gevonden aan de Vordenseweg 21-23 te Warnsveld. Deze locatie biedt voldoende ruimte voor het groeiende bedrijf, kent een uitstekende ontsluiting middels de Dennendijk en de Vordenseweg, is ten dele bebouwd met bruikbare bebouwing en het perceel heeft reeds grotendeels een bedrijfsbestemming. De locatie ligt in de omgeving, wat een pré is gezien het werkgebied en de woonlocaties van de werknemers.
Aangezien de ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden.
Het erf met de omliggende gronden aan de Vordenseweg 21-23, ligt ten oosten van de kern Zutphen, in het buitengebied. Op afbeelding 1 is de locatie van het erf weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding, behorend bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1: Ligging erf Vordenseweg 21-23 ten opzichte van de omgeving (bron: www.Googlemaps.nl)
Het erf aan de Oude Borculoseweg 3 ligt in het buitengebied, aan de oostkant van de kern Zutphen, ten zuiden van de N346. Op afbeelding 2 is de locatie van dit erf weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de verbeelding, behorend bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 2: Ligging erf Oude Borculoseweg 3 ten opzichte van de omgeving (bron: www.Googlemaps.nl)
De locatie Vordenseweg 21-23 maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Warnsveld Buitengebied Oost 2007' (vastgesteld op 2 juli 2009 en op 2 maart 2010 onherroepelijk geworden).
Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Warnsveld Buitengebied Oost 2007', met rode cirkel is het erf Vordenseweg 21-23 aangegeven, met het bijbehorende oostelijk gelegen weideveld (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Het erf aan de Vordenseweg 21-23 heeft de bestemming 'Niet-agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'Autobedrijf' (zie afbeelding 3). De naastgelegen, bijbehorende, percelen aan de oostzijde, hebben de bestemming 'Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden' (zie afbeelding 3).
Op het erf is een autobedrijf, inclusief dienstwoning, toegestaan. Er mag maximaal 400 m2 aan bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd, met dienstwoning. De bebouwing mag een maximale bouwhoogte van 9 meter hebben en een maximale goothoogte van 6,5 meter. Het vestigen van een hoveniersbedrijf is hier niet toegestaan. Ook wordt de bedrijfsbebouwing uitgebreid tot een oppervlakte van 1100 m2 (inclusief bedrijfswoning) en zal de maximale goothoogte van de bedrijfsgebouwen 7 meter bedragen.
Het hoveniersbedrijf wil ook de oostelijk gelegen weidegrond deels in gebruik nemen bij het hoveniersbedrijf, waarbij ook gebouwen tot een oppervlakte van 125 m2 worden gerealiseerd. Ook dit past niet binnen de geldende bestemming ('Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden'). Om het voorgenomen plan op deze locatie mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk.
Voor de voorgenomen ontwikkeling op het erf aan de Oude Borculoseweg 3 heeft reeds een bestemmingsplanwijziging plaatsgevonden. Op dit erf (met omliggende gronden) is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007 Wijzigingsplan Oude Borculoseweg 3' van toepassing. Het erf heeft hierin de bestemming 'Agrarisch gebied met hoge natuur- en landschapswaarden' waarbij één woning is toegestaan. Daarnaast is een bouwvlak voor een nieuw te bouwen woning opgenomen (zie afbeelding 4).
Afbeelding 4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ''Buitengebied 2007 Wijzigingsplan Oude Borculoseweg 3
Gezien de nieuwe woning die gebouwd gaat worden, dient de situering van dit bouwvlak gewijzigd te worden (het oppervlak van het bouwvlak neemt niet toe). De wijziging van dit bouwvlak wordt ook in deze bestemmingsplanherziening meegenomen.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plangebied en de ontwikkeling aangegeven. De bestaande situatie en de gewenste toekomstige situatie van het plangebied worden beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft het overheidsbeleid, milieuaspecten, water, archeologie, flora en fauna en economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 5 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het in hoofdstuk 2 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Ten slotte komen in het zesde en laatste hoofdstuk de resultaten uit de procedure aan de orde
Vordenseweg 21-23
Het erf met de omliggende gronden aan de Vordenseweg 21-23, ligt ten oosten van de kern Zutphen, in het buitengebied. Op dit erf was een autobedrijf actief. De bedrijfsactiviteiten zijn gestaakt. Momenteel wordt de bedrijfswoning verhuurd. De bedrijfsmatige opstallen staan echter al geruime tijd leeg. Door het ontbreken van periodiek onderhoud van het pand verkeert het in slechte staat. Het aangezicht op het pand oogt rommelig, zowel vanaf de Vordenseweg als vanaf de Dennendijk, waar op een omheind erf met regelmaat in het zicht opslag van goederen en materieel plaatsvindt. Langs de Dennedijk wordt het zicht op het erf wel deels ontnomen door een groenstructuur. Deze bestaat voornamelijk uit uitheemse plantmateriaal (coniferen), waardoor het geheel geen gebiedseigen uitstraling heeft.
In de directe nabijheid van het erf liggen enkele woonerven, en aan de zuidzijde van het erf (aan de andere zijde van de weg) ligt een wokrestaurant (zie afbeelding 5).
Afbeelding 5: Luchtfoto van het erf Vordenseweg 21-23
Afbeelding 6: Foto's van het huidige bedrijfsgebouwen op het erf Vordenseweg 21-23
De locatie aan de Vordensewe 21-23 ligt deels in de Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO ligt aansluitend op een GO-zone in oostelijke richting. Het perceel binnen de GO is momenteel ingericht als weiland waarin de afgelopen jaren enkele bomen zijn aangeplant. Behalve nestgelegenheid voor enkele vogelsoorten biedt het weiland zeer weinig meerwaarde voor de biodiversiteit.
Afbeelding 7: Het erf Vordenseweg 21-23 ligt gedeeltelijk (aan de oostzijde) in de Groene Ontwikkelingszone.
Oude Borculoseweg 3
Het erf aan de Oude Borculoseweg 3 bestaat uit een verzameling woon- en bedrijfsgebouwen, afgewisseld met (kweek) tuinen en erfbestrating. Hier is hoveniersbedrijf 'Luijendijk-Hoveniers' opgericht en tot op heden gevestigd.
De bedrijfswoning is een pand in de vorm van een T-huis en staat vooraan op het erf (ca. 15 m van de weg af) met de voormalige deel aan de achterzijde. Het oude pand is naar verwachting gesticht in 1879. Rechts daarnaast bevindt zich een bijgebouw/kantoor in dezelfde bouwstijl (mogelijk op dezelfde plaats als een voormalige varkensschuur). Ten noordwesten daarachter bevinden zich de bedrijfsgebouwen in de vorm van een gesloten machineloods, een open machineloods en een mestsilo opslag (zie afbeelding 8). Op het perceel bevinden zich verder verschillende bomen in de vorm van solitairen en kleine groepjes alsmede een kikkerpoel.
Afbeelding 8: Luchtfoto van het erf Oude Borculoseweg 3
Het bedrijf Luijendijk-Hoveniers is op dit erf, na continue uitbreiding, uit zijn jas gegroeid. Het personeel loopt elkaar letterlijk in de weg op het te kleine erf. Langs elkaar heen manouvreren zonder schade te veroorzaken is een opgave en bij het laden en lossen van voertuigen staat men op elkaar zijn beurt af te wachten. De huidige situatie gaat ten koste van de efficiëntie. Parkeren in de berm is meer regel dan uitzondering door een tekort aan parkeerplaatsen hetgeen een rommelig aangezicht opleverd in het buitengebied en een onoverzichtelijke toerit veroorzaakt. Daarnaast heeft het erf onvoldoende opslag capaciteit waardoor materieel en goederen zichtbaar vanaf de Oude Borculoseweg worden gestald en opgeslagen.
De huidige bedrijfslocatie bevindt zich in het lommerijke buitengebied van Warnsveld. Het is gelegen tussen de natuurgebieden van het Waaliën, het Warkense Veld en het beekdal van de Onderlaatse Laak en kent verspreid liggende woonerven. Veel van deze natuurgebieden zijn door de provincie aangemerkt als Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het erf aan de Oude Borculoseweg is volledig omsloten door het GNN (zie afbeelding 9). Het erf zelf bevindt zich in de 'Groene Ontwikkelingszone (GO). Bedrijfsuitbreiding op deze locatie is vanuit beleid hier niet wenselijk.
Afbeelding 9: Het erf Oude Borculoseweg 3 ligt in de Groene Ontwikkelingszone, omgeven door het Gelders Natuurnetwerk
Afbeelding 10: Het erf Oude Borculoseweg 3, liggend in een band van woonerven
Vordenseweg 21-23
Luijendijk-Hoveniers wil het bedrijf verplaatsen van de Oude Borculoseweg 3 naar de Vordenseweg 21-23. Deze locatie biedt voldoende ruimte voor het groeiende bedrijf, kent een uitstekende ontsluiting middels de Dennendijk en de Vordenseweg, heeft reeds grotendeels een bedrijfsbestemming en is reeds ten dele bebouwd met bruikbare bebouwing (o.a. een bedrijfswoning).
Inrichtingsplan
Voor de locatie aan de Vordenseweg is een inrichtingsplan opgesteld. Het inrichtingsplan is opgenomen in het rapport betreffende de bedrijfsverplaatsing (zie Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Afbeelding 11: Inrichtingsplan Vordenseweg 21-23
Het inrichtingsplan is opgesteld met als doel om het erf landschappelijk goed in te passen. Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van de beeldkwaliteit en het toevoegen van waarde aan de GO. Het huidige bedrijfspand wordt gerenoveerd, deels herbouwd (196 m2) en er worden opstallen aan toegevoegd (925 m2). 200 m2 aan bestaande opstallen worden gesloopt. Op het erf komt en vertrekt personeel, en de bedrijfsgebouwen gaan dienen als opslagplaats van producten en machines. Daarnaast wordt er een kantoor gerealiseerd. Er vindt geen verkoop van producten op het erf plaats.
Het erf wordt ingericht met opstelplaatsen voor auto's en opslagplaatsen voor materiaal en groenafval. Daarnaast is er ruimte nodig voor het manouvreren van voertuigen. In totaal neemt het verhard oppervlak toe met crica 3100 m2. Daarnaast wordt er een kwekerij gerealiseerd van crica 300 m2 waarin plantgoed tijdelijk kan worden opgeslagen. Aan de westkant van het bedrijfspand wordt grond uit de huidige bedrijfsbestemming genomen, met een oppervlak van circa 2156 m2. Dit wordt de tuin bij de dienstwoning. In totaal neemt (na omvorming), de oppervlakte aan bedrijfsbestemming met circa 1244 m2 toe.
Het erf zal worden omsloten door groenstructuren waarin het gerenoveerde bedrijfsgebouw langs de Vordenseweg in het zicht blijft en een vertrouwde 'landmark' voor de passant zal blijven. Door de groenstructuren robuust op te trekken wordt de natuurwaarde van het gebied vergroot.
Ecologische waarde
Het inrichtingsplan zet in op het ontwikkelen van ecologische waarde. Zo worden er kernkwaliteiten uit de GO nagestreefd, zoals 'leefgebied steenuil en kamsalamander' en 'veel relatief kleine bosjes'. Een ontwikkelingsdoel van de GO is het ontwikkelen van migratiemogelijkheden voor dassen, reptielen, amfibieën en soorten van schraallanden. Middels een breed (tot circa 37.5 meter) opgezette groenstructuur aan de oost- en zuidzijde van het perceel worden deze doelen nagestreefd. Er wordt kruidenrijk grasland gerealiseerd en fruitbomen voor stuifmeelminnende insecten, poelen voor de amfibieën en bomen met nestkasten voor de steenuil. Tevens vormt de groenstructuur een zogenaamde 'hop-over' over de N319 voor de vleermuis en andere in de boomtoppen levende soorten. In de directe omgeving zijn meer percelen met poelen en kruidenrijk grasland. De inrichting van de nieuwe groenstructuur sluit hier als extra 'stapsteen' op aan.
Afbeelding 12: De nieuwe groenstructuur sluit aan op de ten zuiden van de Vordenseweg gelegen houtwal, waardoor een ecologische corridor ontstaat
Verkeer
Ten behoeve van de verkeersveiligheid worden de verkeersstromen zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Het woonwerkverkeer zal via de meest westelijk gelegen inrit geschieden. Ook het inkomend en uitkomend werkverkeer op het erf wordt van elkaar gescheiden. Dit is te meer nodig gezien er in de spitstijd 15 bedrijfswagens en een machinepark aan kranen, shovels en tractoren in beweging komen. Hiertoe is manoeuvre ruimte op het erf ingepland. De dubbele inrit voorkomt een file vormende 'bottleneck'. Daarnaast wordt ten behoeve van de verkeersveiligheid de inrit aan de Vordenseweg opgeheven. Achteroprijdend verkeer verwacht dat voertuigen op de Dennendijk afdraaien en niet op de hier vlakbij gelegen inrit. Hierdoor wordt het verkeer op de Vordenseweg ontlast en ontstaat vanuit verkeersveiligheid de meest ideale situatie.
Afbeelding 13: De nieuwe veilige verkeersstructuur op en rond het erf
Milieubewust
Luijendijk-Hoveniers wil verduurzamen. Het bedrijfspand wordt in de renovatie voorzien van nu afwezige isolatie. De daken van de bedrijfsgebouwen worden voorzien van zonnepanelen. Daarnaast wordt het hemelwater op eigen terrein tot infiltratie gebracht. Hiertoe wordt het op verhard oppervlak en daken vallende hemelwater naar een 'wadi' geleid. Vanaf de wadi zal het water door een 'helofytenfilter' heen trekken om vervolgens schoon in de poel uit te komen.
Oude Borculoseweg 3
Het erf aan de Oude Borculoseweg 3 wordt getransformeerd naar een woonerf.
Inrichtingsplan
Na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten, sloop van de opstallen en bedrijfsmatige infrastructuur wordt de locatie omgevormd ten goede van de groene kwaliteit. De leegte die de gesloopte schuren achterlaten wordt gevuld door kruidenrijk grasland met een ruime poel. Enkele solitaire bomen worden aangeplant waarmee de al ruim aanwezige groenstructuren op het erf nog meer worden versterkt. Ook de kwekerij wordt opgeheven en maakt plaats voor een hooiland met boomgaard, wat een ideale biotoop vormt voor de onder aan de voedselketen staande stuifmeelverzamelende insecten.
Rond de bestaande woning blijft de huidige situatie gehandhaafd. Op het oostelijk deel van het erf wordt ter compensatie van de sloop een nieuwe woning gebouwd. Door de woning achter de 'hoofdwoning' (het T-huis) te plaatsen met een noord-zuid georiënteerde nok, zal deze passen binnen de klassieke erfinrichting en als vanzelfsprekend in het landschap verankerd liggen. Er wordt een schuurwoning gerealiseerd die door vormgeving en materiaalkeuze als vanzelfsprekend in het landschap verankerd komt te liggen. Door het toepassen van onder andere nestholtes in dakpannen en begeveling wordt er zoveel mogelijk getracht een symbiose met de omgeving te creëeren. Met diverse methodes wordt een energieneutrale woning geambiëerd.
Het inrichtingsplan is opgenomen in het rapport betreffende de bedrijfsverplaatsing (zie Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Afbeelding 14: Inrichtingsplan Oude Borculoseweg 3
Afbeelding 15: Schets te realiseren schuurwoning
Sloop opstallen, erfverharding en asbestsanering
Alle opstallen en verhardingen binnen de gele lijn, zoals weergegeven op afbeelding 16, worden gesloopt. Met de sloop en sanering neemt het verhard oppervlak (alles binnen de gele lijn), inclusief opstallen, met circa 3100 m2 af. De kwekerij kent een oppervlak van circa 1450 m2. Er wordt dus in totaal circa 4550 m2 omgevormd naar natuur.
Afbeelding 16: Asbestsanering en sloop op kaart
Natuurontwikkeling
De ontwikkelingsdoelen voor dit erf en de directe omgeving liggen op één lijn met de ontwikkelingsdoelen van het GNN. Zo worden bestaande nestgelegenheden voor kerkuil, steenuil, torenvalk en boerenzwaluw verder uitgebreid en wordt de nieuwe woning ingericht voor soorten als de huismus. Ook de kamsalamander is rond het erf al aanwezig en zal door het ontgraven van een nieuwe poel zijn habitat kunnen vergroten. Langs het elzenbroekbos aan de westzijde krijgt een mantal-zoomvegetatie ruimte zich te ontwikkelen.
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.
Conclusie
Voorliggend plan raakt de doelstellingen, die in de SVIR zijn verwoord, niet. Het bestemmingsplan heeft geen nationaal belang.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro komen de volgende onderdelen aan bod:
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN').
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In het voorliggende plan wordt een aan het buitengebied gerelateerd bedrijf verplaatst van een locatie in het buitengebied, naar een andere locatie in het buitengebied met reeds een bedrijfsbestemming, wordt de bestemming van het huidige erf omgezet naar een woonbestemming, worden op beide locaties voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt, neemt het totale oppervlak aan gebouwen beperkt toe en de bedrijfsverharding blijft ongeveer gelijk. Hierbij worden beide locaties landschappelijk en natuurlijk ingepast.
Blijkens jurisprudentie betreft een plan dat bij recht voorziet in een stedelijke ontwikkeling, maar ten opzichte van hetgeen het voorgaande plan bij recht mogelijk maakte, niet in relevante mate voorziet in meer of andere planologische mogelijkheden, voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Van dit standpunt wordt alleen afgeweken indien die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Gezien de kenmerken van het voorliggende plan wordt dit plan daarmee niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. In paragraaf 3.3.1 wordt nader op dit aspect ingegaan.
Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.
De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten. Dit betreffen de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden. De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied en deze gebieden liggen ook niet in de directe nabijheid van de plangebieden. Een uitgebreide toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming (o.a. m.b.t. soortenbescherming) is opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat het voorgenomen plan voldoet aan de wet- en regelgeving.
Vanuit de SVIR, het Barro, de Bro en de Wet natuurbescherming komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie Gelderland voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De versterking van de economie vergt een andere aanpak. Dat betekent vooral dat de provincie zich met haar partners richt op:
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro. De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
De provincie en haar partners streven in de regio Stedendriehoek naar de inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers in beide provincies (Gelderland en Overijssel). Die is nodig om invulling te geven aan de opgaven in de Stedendriehoek. De gezamenlijke inspanningen richten zich met name op de speerpunten:
De provincie streeft naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De provincie heeft daartoe de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. Hier ligt een opgave om nog 5.300 hectare natuur te ontwikkelen (was 11.000 hectare). De provincie richt zich op het realiseren van een robuust Gelders Natuurwerk met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (woningen, bedrijven, infrastructuur) heet voortaan de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het betreft 25.000 hectare grond. In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. De ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van het GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Conclusie
Het voorliggende plan komt tegemoet aan de beschreven maatschappelijke opgaves:
Doel van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
In het voorliggende plan kan het hoveniersbedrijf niet verder groeien aan de Oude Borculoseweg 3. Het bedrijf is aan het buitengebied gerelateerd en heeft met het erf Vordenseweg 21-23 een nieuwe locatie gevonden. Met het plan worden voormalige bedrijfsgebouwen aan de Oude Borculoseweg 3 en de Vordenseweg 21-23 gesloopt, krijgt leegstaande bedrijfsbebouwing aan de Vordenseweg 21-23 een nieuwe bedrijfsfunctie, en vindt hier nieuwbouw van bedrijfsbebouwing (een toename van circa 725 m2) plaats (en één nieuwe burgerwoning aan de Oude Borculoseweg 3). Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Daarnaast past deze ontwikkelingen bij de doelen in Gelderland, omdat onder andere diverse investeringen in ruimtelijke kwaliteit binnen beide plangebieden gaan plaatsvinden en omdat het provinciale beleid uitgaat van het kansen bieden aan bestaande bedrijven. De totale ontwikkeling voegt kwaliteit toe op beide locaties. Er vindt hergebruik van bebouwing plaats, en de ontsluiting van het erf aan de Vordenseweg 21-23 is goed. Daarnaast wordt aangesloten op de doelen vanuit het GO-beleid.
De betrokken plangebieden maken geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied en deze gebieden liggen ook niet in de directe nabijheid. Het erf aan de Oude Borculoseweg 3 wordt wel omsloten door NNN-gebied. Op dit erf worden juist de bedrijfsactiviteiten gestaakt. Een uitgebreide toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving m.b.t. natuurbescherming (o.a. m.b.t. soortenbescherming) is opgenomen in paragraaf 4.2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat het voorgenomen plan voldoet aan de wet- en regelgeving.
Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies. Voor landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ligt hier ontwikkelingsruimte, waarbij de kernkwaliteiten niet significant worden aangetast. Voor uitbreiding van de overige functies gaat het om het 'per saldo' niet significant aantasten (bij een beperkte uitbreiding) dan wel om het substantieel versterken (bij een grote uitbreiding) van de kernkwaliteiten. In dat saldo zijn een vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang een belangrijke randvoorwaarde. Bij kleinschalige nieuwvestiging gaat het om een substantiële versterking van de kernkwaliteiten. Ook wordt geadviseerd aan gemeenten om verevening toe te passen.
Het oostelijke deel van het perceel aan de Vordenseweg 21-23 ligt in het GO. Het inrichtingsplan zet hier in op het ontwikkelen van ecologische waarden. Zo worden er kernkwaliteiten uit de GO nagestreefd, zoals 'leefgebied steenuil en kamsalamander' en 'veel relatief kleine bosjes'. Een ontwikkelingsdoel van de GO is het ontwikkelen van migratiemogelijkheden voor dassen, reptielen, amfibieën en soorten van schraallanden. Middels een breed (tot circa 37.5 meter) opgezette groenstructuur aan de oost- en zuidzijde van het perceel worden deze doelen nagestreefd. Er wordt kruidenrijk grasland gerealiseerd en fruitbomen voor stuifmeelminnende insecten, poelen voor de amfibieën en bomen met nestkasten voor de steenuil. Tevens vormt de groenstructuur een zogenaamde 'hop-over' over de N319 voor de vleermuis en andere in de boomtoppen levende soorten. In de directe omgeving zijn meer percelen met poelen en kruidenrijk grasland. De inrichting van de nieuwe groenstructuur sluit hier als extra 'stapsteen' op aan.
Het erf aan de Oude Borculoseweg 3 ligt vrijwel geheel binnen de GO. Slechts een klein deel valt op gronden binnen het GNN. Dit deel blijft onveranderd in het plan en houdt de natuurbestemming 'Bos'. Op de overige gronden vindt (beperkte) uitbreiding van de woonfunctie plaats na sloop van bedrijfsgebouwen. De kernkwaliteiten van landschap en natuur worden daarbij versterkt waarbij een verweving wordt gecreëerd met de omgeving. De ontwikkelingsdoelen voor dit erf en de directe omgeving liggen op één lijn met de ontwikkelingsdoelen van het GNN. Zo worden bestaande nestgelegenheden voor kerkuil, steenuil, torenvalk en boerenzwaluw verder uitgebreid en wordt de nieuwe woning ingericht voor soorten als de huismus. Ook de kamsalamander is rond het erf al aanwezig en zal door het ontgraven van een nieuwe poel zijn habitat kunnen vergroten. Langs het elzenbroekbos aan de westzijde krijgt een mantal-zoomvegetatie ruimte zich te ontwikkelen.
Het plan voldoet daarmee aan de eisen die de Omgevingsvisie Gelderland bij dit aspect stelt.
Het plangebied aan de Vordenseweg 21-23 ligt binnen het Nationale Landschap de Graafschap. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten. En in samenhang daarmee bijzondere en natuurlijke recreatieve kwaliteiten. Het doel voor de Nationale landschappen is om landschappelijke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten te behouden, duurzaam te beheren en waar mogelijk te versterken. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van deze gebieden te behouden en verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt met een regel in de Omgevingsverordening Gelderland die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de Kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden of versterken. De belangrijkste kernkwaliteit van de Graafschap die hier van toepassing is: het halfgesloten landschap met een mozaïek van bossen, weilanden en grote boerderijen: een parkachtige uitstraling (zie par.3.2.6. Omgevingsverordening). In het voorliggende plan worden de kernkwaliteiten van natuur en landschap versterkt door onder andere nieuwe aanplant en sloop van bedrijfsgebouwen op twee locaties. De kwaliteit van het Nationale landschap en daarmee van het Gelders Landschap, wordt versterkt.
Tot slot wordt met het plan aangesloten op het provinciale kwalitatieve ruimtelijk beleid. Er vindt “ontwikkeling met kwaliteit” plaats. Op regionaal niveau wordt met dit plan rekening gehouden met de transitieopgaven in het landelijk gebied, door de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen.
De Omgevingsverordening Gelderland vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Ten behoeve van het voorliggende plan zijn de volgende beschermingsregimes van toepassing:
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het GNN worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt tenzij:
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen worden gemaakt, mits:
Conclusie
GNN
De nieuwe ontwikkeling vindt feitelijk plaats buiten het GNN. Het stukje bos dat zich op het perceel aan de Oude Borculoseweg 3 bevindt en binnen het GNN valt, behoudt de bestemming. Er worden hier geen nieuwe functies mogelijk gemaakt.
GO
De voorgenomen ontwikkeling binnen de GO aan de Oude Borculoseweg 3 heeft een positieve invloed op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de GO door vermindering van het bebouwd oppervlak en nieuwe natuurontwikkeling op het perceel. De kwaliteiten van de GO worden daarmee verbeterd.
Het oostelijke deel van het perceel aan de Vordenseweg 21-23 ligt ook binnen het GO. Met het inrichtingsplan wordt hier het realiseren van kernkwaliteiten uit de GO nagestreefd, zoals 'leefgebied steenuil en kamsalamander' en 'veel relatief kleine bosjes'. Een ontwikkelingsdoel van de GO is het ontwikkelen van migratiemogelijkheden voor dassen, reptielen, amfibieën en soorten van schraallanden. Middels een breed (tot circa 37.5 meter) opgezette groenstructuur aan de oost- en zuidzijde van het perceel worden deze doelen nagestreefd. Er wordt kruidenrijk grasland gerealiseerd en fruitbomen voor stuifmeelminnende insecten, poelen voor de amfibieën en bomen met nestkasten voor de steenuil. Tevens vormt de groenstructuur een zogenaamde 'hop-over' over de N319 voor de vleermuis en andere in de boomtoppen levende soorten. In de directe omgeving zijn meer percelen met poelen en kruidenrijk grasland. De inrichting van de nieuwe groenstructuur sluit hier als extra 'stapsteen' op aan.
Nationaal landschap
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen het Nationaal Landschap de Graafschap. De ontwikkeling voorziet op de locatie aan de Oude Borculoseweg 3 in een substantiële afname van landschapsontsierende bebouwing er wordt fors geïnvesteerd in het toevoegen van nieuwe landschapselementen. Het kenmerkende landschap wordt daarmee versterkt. Een bestaande oude werklocatie aan de Vordenseweg 21-23 wordt herontwikkeld tot nieuwe werklocatie, waarbij ook fors wordt geïnvesteerd in het versterken van landschaps- en natuurwaarden.
Het initiatief voldoet derhalve aan de regels die de Omgevingsverordening stelt.
De regionale Structuurvisie 2030 is in mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraden van Zutphen, Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem en Voorst. In deze visie staan de gemeenschappelijke ambities voor de lange termijn tot 2030. De gemeenten streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met een gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw, staat centraal. Om deze centrale doelstelling concreet te maken, zijn de volgende vijf strategische keuzen geformuleerd:
De structuurvisie omvat een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld voor de lange termijn 2030. Dit beeld laat zien hoe de betrokken partners van de Stedendriehoek willen omgaan met de ruimtelijke ontwikkeling van het bundelingsgebied Stedendriehoek.
Conclusie
Voorliggend plan betreft een dusdanig kleine lokale ontwikkeling die niet in strijd is met het ruimtelijk beleid van de Stedendriehoek. Een bestaande oude werklocatie in het buitengebied wordt herontwikkeld tot nieuwe werklocatie, waarbij fors wordt geïnvesteerd in landschaps- en natuurwaarden. Een andere werklocatie wordt getransformeerd tot woonerf, waarbij ook daar wordt geïnvesteerd in landschaps- en natuurwaarden. Dit past binnen de geformuleerde doelstelling.
In het buitengebied van de gemeente Zutphen geldt de regionotitie van de stedendriehoek "Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies", het beleidskader functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen. Functieverandering kan toegepast worden op gebouwen die hun (agrarische) functie hebben verloren of gaan verliezen als gevolg van beëindiging van de (agrarische) bedrijfsvoering. Onder voorwaarden kunnen voor deze gebouwen een vervangende woon- of werkfunctie worden ingepast. Op deze wijze kunnen alternatieve economische functies in het buitengebied worden ontwikkeld, die onder meer de leefbaarheid van het platteland kunnen versterken. Daarnaast worden overtollige gebouwen afgebroken. Bij deze verandering dient te worden bijgedragen aan de landschappelijke kwaliteit. Het beleid is inmiddels vertaald in het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2007.
De belangrijkste algemene voorwaarden waar in dit geval aan voldaan moet worden zijn:
Het genoemde beleid is toegepast bij de functiewijziging van het erf aan de Oude Borculoseweg 3 (opgenomen in het wijzigingsplan Oude Borculoseweg 3 Warnsveld). Hier wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt, bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd en er wordt geinvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Alle niet her te gebruiken bebouwing op het perceel wordt gesloopt. Het bijgebouw/kantoor van de bestaande woning is weliswaar groter dan maximaal 75 m2 maar het heeft karakteristieke eigenschappen en de insteek is deze te behouden.
Waterbeheerplan 2016-2021
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2016-2021 haar beleid vermeld. Dit plan is opgesteld in samenwerking met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
Conclusie
In paragraaf 4.3 wordt aandacht besteed aan de watertoets op grond van het Besluit ruimtelijke ordening waarin concreet wordt ingegaan op de relevante waterthema's en het effect van het plan daarop.
De ontwikkelingsvisie Zutphen 2020 behelst de vertaling van de gemeentelijke ambities in een ruimtelijk functioneel perspectief tot 2020. Gesteld wordt dat Zutphen zijn bestaande identiteit wil behouden en versterken, maar zich tegelijkertijd verder wil ontwikkelen als een moderne stad, waarin historie en dynamiek hand in hand gaan. De gemeente wil zich profileren als een duurzame gemeente, met een sterke sociale en economische structuur en burgers die tevreden zijn over het woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het voorliggende plan draagt bij aan een vitaal woon- en leefklimaat in het buitengebied van Zutphen. Het beantwoord o.a. de vraag naar landelijk wonen (aan de Oude Borculoseweg) en aan het bieden van een een goede economische structuur. Daarmee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de kaders van de Ontwikkelingsvisie Zutphen 2020.
Voor het buitengebied heeft de gemeenteraad van Zutphen op 30 november 2015 de 'Visie Landelijk Gebied Zutphen' vastgesteld. Het betreft een visie voor het landelijk gebied van de gemeente Zutphen die ruimte creëert voor initiatieven van derden (uitnodigingsplanologie) voortbordurend op de kwaliteiten van het gebied en die als basis dient voor het ruimtelijk beleid in onder andere bestemmingsplannen.
De visie geeft aan dat er voor nieuwe functies op vrijgekomen erven kansen zijn. Leegstand en daarmee verpaupering van erven draagt niet bij aan ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het buitengebied. Over functieverandering, sloop van schuren/bouw van een woning, stelt de visie dat dit kan worden toegepast op locaties waarbij de huidige situatie in ernstige mate afbreuk doet aan de landschappelijke of milieukwaliteit.
Conclusie
Het voorliggende plan, waarbij de bestaande bedrijfslocatie aan de Vordenseweg 21-23 wordt herontwikkeld en waardoor een bestaand hoveniersbedrijf uit de gemeente hierheen kan verhuizen, en waarbij de locatie die het hoveniersbedrijf gaat verlaten wordt getransformeerd naar een woonerf, past hiermee binnen de doelstellingen (o.a. uitnodigingsplanologie, voortborduren op kwaliteiten landschap, nieuwe functies op vrijkomende erven) die worden gesteld in de Visie Landelijk Gebied Zutphen.
Het voor de Achterhoek zo karakteristieke buitengebied van Lochem, Bronckhorst en Zutphen loopt in elkaar over en houdt niet op bij de gemeentegrenzen. In het landschap is de afwisseling tussen bos, heidevelden, beekdalen en veengebieden veelal nog zichtbaar. In een gezamenlijk Landschapsontwikkelingsplan (LOP) hebben de gemeenten vastgelegd hoe zij deze voor het landschap zo kenmerkende elementen willen behouden en versterken. De gemeenteraden van Bronckhorst, Lochem en Zutphen stelden dit LOP in juli 2009 vast
Binnen het LOP zijn de erven aan de Vordenseweg 21-23 en de Oude Borculoseweg 3 gelegen binnen het deelgebied 'De Hof van Zutphen'. De Oude Borculoseweg is een van de verbindingsroutes naar de oostelijke bosgebieden toe. Het recreatief en landschappelijk karakter ervan dient in het kader van het LOP dan ook versterkt te worden. Initiatieven moeten getoetst worden aan de randvoorwaarden van de landschapstypenkaart. Het erf aan de Oude Borculoseweg ligt in een zone die is getypeerd als een bos en landgoederenlandschap. Voor het erf aan de Vordenseweg 21-23 geldt dat deze direct aansluitend aan dit landschapstype ligt. Daarbinnen betreft het een gebied dat eerder getypeerd kan worden als een kampenlandschap. Dit landschap heeft de volgende kenmerken:
Bebouwing en erven:
Ontwikkelingsmogelijkheden:
Conclusie
Ten behoeve van het plan heeft een analyse plaatsgevonden van het landschap, de omgeving en het beleid. De daaruit voortvloeiende randvoorwaarden zijn verwerkt in het inrichtingsplan welke is opgenomen in het rapport betreffende de bedrijfsverplaatsing (zie Bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan).
Op 17 december 2012 heeft de gemeente Zutphen de Groenatlas ‘Samenwerken aan een duurzame groenstructuur’ vastgesteld. In deze groenatlas verwoordt de gemeente haar visie op de groenstructuur vanuit natuur, milieu en ruimte met daarin een heldere beschrijving van eindbeelden, beheerkaders en ontwikkelingsstrategieën. De groenatlas omvat een uitwerking voor het groen in kernen van Zutphen en Warnsveld, de wijken Noordveen, Centrum, De Hoven, Mars, Waterkwartier, Zuidwijken, Warnsveld en Leesten. Daarnaast bevat het een uitwerking voor het groen langs randen en de overgangszone van de kernen naar het buitengebied en de belangrijkste hoofdstructuren van wegen-, water- en landschapsstructuren in het buitengebied.
Conclusie
Met het voorliggende plan blijven belangrijke groenstructuren behouden. Tevens worden nieuwe groenstructuren toegevoegd, bijvoorbeeld langs de Vordenseweg 21-23.
In het verlengde van het bestemmingsplan ligt het welstandstoezicht. Bouwplannen kunnen pas uitgevoerd worden als daarover een positief welstandsadvies is gegeven. Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Het welstandstoezicht is vastgelegd in de welstandsnota van de gemeente. In deze nota zijn uitgangspunten en criteria opgenomen voor het welstandsoordeel. Het oordeel van de welstandscommissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk en op de plaatsing van het bouwwerk. Elk gebied heeft een welstandsniveau. Dit geeft aan in welke mate de gemeente welstand inzet in een bepaald gebied. Het welstandsbeleid kent 3 niveau's.
Het voorliggend plan ligt in het buitengebied van de gemeente en valt daarmee onder welstandsniveau 2. Dit houdt in dat het een reguliere toetsing betreft. Het gaat om gebieden die vanuit het perspectief van de gehele gemeente geen topprioriteit hebben, maar waar wel aanleiding is om alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. De welstandstoetsing richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de invloed op de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan. Detaillering en materialisatie worden op hoofdlijnen bekeken.
Conclusie
In het voorliggend plan hebben de ter plaatse voorkomende landschapskenmerken als basis gediend voor het nader uitwerken van de beoogde beeldkwaliteit aan de Oude Borculoseweg 3. De historische bebouwing blijft gehandhaafd, bestaande landschapselementen worden versterkt. Aan de Oude Borculoseweg 3 is sprake van een duidelijk hoofdgebouw, de oude boerderij die prominent aan de weg ligt), met een bijgebouw. De ontsierende achterliggende grote bedrijfsschuren verdwijnen zodat het historisch ensemble beter tot zijn recht komt. Het nieuwe woonhuis (type schuurwoning) wordt geprojecteerd op enige afstand van het historisch ensemble en zal daarmee niet concurreren. Het nieuwe woonhuis krijgt een eigen landelijke uitstraling. De architectuur van de woning is ingetogen, bebouwing in 1 bouwlaag met daarboven een kap met duidelijke dakoverstekken. Dit geldt ook voor het aan/bijgebouw. De gevels zijn gemetseld en de kleurstelling is in gedekte tinten.
Aan de Vordenseweg 21-23 blijft de kenmerkende bebouwing aan de voorzijde (aan de Vordenseweg 21-23) behouden, inclusief de bedrijfswoning. Aan de achterzijde wordt bedrijfsbebouwing gesloopt, en wordt (qua beeldkwaliteit) passende nieuwe bedrijfsbebouwing gerealiseerd.
Op 4 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Zutphen de Woonvisie 2013-2017, ik woon in Zutphen, vastgesteld. De Woonvisie wijkt af van voorgaande visies vanwege het feit dat de woningmarkt een vragersmarkt is geworden. De nadruk in de Woonvisie ligt niet meer op bouwen maar op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving van bewoners en nieuwe inwoners. Nieuwbouw is aanvullend en moet extra kwaliteit toevoegen. In de Woonvisie zijn diverse thema's opgenomen. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling is het thema "nieuwbouw" van belang. Een belangrijk middel om het woningaanbod af te stemmen op de woningvraag is nieuwbouw. Uitgangspunt voor de omvang van het programma is de afspraak in het KWP3: netto 1375 toevoegen in de periode 2010 tm 2019. Nieuwbouw in het buitengebied is mogelijk op basis van beleid vastgesteld door de gemeenten in de Stedendriehoek. Dit beleidskader met de titel 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies'( 2008) geeft de mogelijkheden aan voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing. De regeling maakt het onder voorwaarden mogelijk dat wanneer een agrarisch bedrijf in het buitengebied van een gemeente vrijkomt, na sloop een of meerdere woningen mogen worden teruggebouwd.
Conclusie
De Woonvisie 2013-2017 biedt de mogelijkheid voor nieuwbouw van woningen in het buitengebied op basis van het beleid vastgesteld door de gemeenten in de Stedendriehoek. Met de nieuwe woning aan de Oude Borculoseweg 3 in het hoge koopsegment heeft het College in principe ingestemd op 18 april 2013. De woning is opgenomen in de planningslijst woningbouw van de gemeente tot 2019 en is een wijzigingsprocedure van het bestemmingsplan doorlopen (waarmee de woning planologisch mogelijk is gemaakt). De ontwikkeling past binnen de gemeentelijke woonvisie.
Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het Waterplan Zutphen, Visie op water, voor nú en later. Dit beleid is opgesteld door de gemeente Zutphen, het Waterschap Rijn en IJssel en het Waterschap Veluwe. Het waterplan formuleert de streefbeelden en aandachtsthema's voor het waterbeheer en oplossingen voor aanwezige knelpunten. Vanaf 2016 wordt het waterbeleid geregeld in het Afvalwaterketenplan Lochem-WRIJ-Zutphen 2016-2020.
Conclusie
Voorliggend plan past binnen de doelstellingen die worden gesteld in het waterplan van Zutphen. Zo wordt o.a. regenwater op beide locaties geïnfiltreerd.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt is voor het beoogde gebruik. Voor de locatie Oude Borculoseweg 3 is dit reeds gebeurd, bij de eerder doorlopen wijzigingsprocedure. Op deze locatie is geoordeeld dat het terrein op basis van de milieuhygiënische kwaliteiten geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Voor de locatie Vordenseweg 21-23 is door De Klinker Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport (d.d. 29 augustus 2017) is opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de locatie en nagaan of er mogelijke gebruiksbeperkingen bestaan in relatie tot het beoogde gebruik. Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:
Het terrein is naar het oordeel van het onderzoeksbureau hiermee geschikt voor het voorgenomen gebruik.
Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk). De conclusies hebben uitsluitend betrekking op de geselecteerde deellocaties en de geanalyseerde componenten. Gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 øg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.
Uit de “Rapportages luchtkwaliteit” blijkt dat er geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen plaatsvinden in de gemeente Zutphen. Het plan draagt ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Aan de Oude Borculoseweg 3 betreft het de toevoeging van een enkele woning. Een enkele woning draagt volgens de Regeling (luchtkwaliteitseisen) niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Aan de Vordenseweg 21-23 wordt een hoveniersbedrijf gevestigd. Hiervoor is een worst-case berekening gemaakt, met gebruikmaking van de monitoringstool (zie afbeelding 16). Uitgaande van 250 extra voertuigbewegingen (waarvan 25% als vrachtverkeer) als weekdaggemiddelde (in werkelijkheid zullen dat er aanmerkelijk minder zijn) blijkt dat de bedrijfsactiviteiten hier niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit betekent dat geen nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.
Afbeelding 16: Worstcase-berekening bijdrage van het extra verkeer aan de Vordenseweg 21-23 op de luchtkwaliteit.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
Wet geluidhinder
Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij het vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai.
Bedrijven in de omgeving
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Omdat bedrijven ten aanzien van deze objecten geluidsnormen zijn opgelegd, zal het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven toe altijd een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen zal akoestisch moeten worden onderzocht welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft. Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is in feite voldaan aan dit punt.
Woon- en leefklimaat
Wanneer geluidgevoelige objecten en geluidproducerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd, dient bepaald en afgewogen te worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiervoor kunnen de normen worden gevolgd die in verschillende milieuwetten voor geluid zijn vastgelegd. Voor wat betreft rail- en wegverkeerslawaai zijn hiervoor normen opgenomen in de Wgh. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wgh normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Activiteitenbesluit regels en normen.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.
Geluidbeleid
Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is het mogelijk dat gemeenten eigen geluidbeleid vaststellen. Dit beleid moet bij besluiten in acht worden genomen. De gemeente Zutphen heeft geluidbeleid.
Vordenseweg 21-23
Wet geluidhinder
Op deze locatie wordt geen geluidsgevoelige bestemming toegevoegd. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden. Wel is hier sprake van industrielawaai vanuit de nieuw te realiseren bestemming, een hoveniersbedrijf (in plaats van het autobedrijf dat hier gevestigd zat). Voor het bepalen van de aan te houden afstanden van het hoveniersbedrijf tot een geluidsgevoelige bestemming wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, zijn opgenomen. Voor een hoveniersbedrijf geldt betreffende geluid een afstand van 50 meter (richtlijn) tot een geluidsgevoelige bestemming. In het voorliggende plan liggen de omliggende geluidsgevoelige bestemmingen op ruimere afstand dan deze 50 meter. Met betrekking tot geluid is het voorliggende plan aan de Vordenseweg 21-23 daarmee uitvoerbaar.
Bedrijven in de omgeving
Op de locatie Vordenseweg 21-23 wordt geen nieuwe geluidgevoelige bestemming gerealiseerd. Bestaande bedrijven worden niet extra belemmerd.
Woon- en leefklimaat
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:
Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan gelden voor het te realiseren plan, maar geldt ook voor de omgeving van het plan. In het onderdeel "bedrijven en milieuzonering" wordt hier dieper op ingegaan. Het onderdeel geluid wordt bij het geluidbeleid verder uitgewerkt.
Geluidbeleid
Het geluidbeleid geeft aan dat de streefwaarden waarmee bij de vergunningverlening en bij de beoordeling van het geluidsaspect bij AMvB-bedrijven rekening moet worden gehouden in ieder geval gelden voor nieuw te vestigen bedrijven die een oprichtingsvergunning aanvragen of een kennisgeving voor een nieuw op te richten bedrijf indienen. Omdat de streefwaarde 40 dB(A) bedraagt moet worden aangetoond of aan deze waarde kan worden voldaan. Om te beoordelen of hiervoor een akoestisch onderzoek moet worden opgesteld wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering".
Een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlak van meer dan 500 m2 (zoals hier het geval is) valt in categorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot aan woningen in een rustige woonwijk of rustig buitengebied. Omdat de streefwaarde 40 dB(A) bedraagt kan de richtafstand die gebaseerd is op 45 dB(A) met één stap moet worden verhoogd tot 100 m. Binnen deze richtafstand bevinden zich woningen van derden. Zonder akoestisch onderzoek of akoestische gegevens kan geen uitspraak worden gedaan of kan worden voldaan aan de streefwaarde van het geluidbeleid.
Afbeelding 17: Geluidsinformatie gemeente Zutphen, ter hoogte van de Vordenseweg 21-23.
Omdat het geluidbeleid aangeeft dat er rekening met de streefwaarde moet worden gehouden, wordt ervan uitgegaan dat hiervan gemotiveerd kan worden afgeweken op basis van een bestuurlijke afweging. Bovendien bevond zich hier een garagebedrijf en laat het vigerende bestemmingsplan een garagebedrijf toe. Het model met geluidinformatie van de gemeente Zutphen (www.icinity.nl) geeft aan de gevelbelasting Lden van de Vordenseweg op de gevel van de woning op de gevel van de woning Vordenseweg 32 tussen de 50 en 55 dB ligt en van de woning Vordenseweg 27 tussen de 55 en 60 dB. Volgens de systematiek van de bepaling van het referentieniveau van het achtergrondniveau moet Lden met 10 dB worden verminderd. Het referentieniveau ligt bij beide woningen in de buurt van de 45 dB. Hiermee wordt het afwijken van de streefwaarde van 40 dB(A) naar de grenswaarde van 45 dB(A) verantwoord.
Oude Borculoseweg 3
Wet geluidhinder
Industrielawaai is bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen gezoneerd industrie in de nabije omgeving gelegen is.
In de omgeving van het plan bevinden zich gemeentelijke Oude Borculoseweg en de provinciale N320. Op grond van de Wgh zijn wegen die zijn aangewezen als 30 km/h zone uitgezonderd van zonering. De N320 ligt op ongeveer 320 m van de ontwikkeling. De geluidzone van deze tweebaansweg in het buitengebied is 250. De geplande nieuwbouw ligt buiten deze zone. De geplande nieuwbouw ligt binnen de geluidzone van de Oude Borculoseweg die eveneens een geluidzone van 250 m heeft. Gelet op de verkeersintensiteit van deze weg ter plaatse en de afstand van de geplande woning tot de wegas, wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van de Wgh van 48 dB. Nader onderzoek is niet nodig, evenmin als een hogere grenswaarde procedure.
In de omgeving van het plan bevindt zich een spoorweg op ongeveer 600 m afstand. Omdat het geluidproductieplafond volgens het geluidregister van 1-7-2012 kleiner is dan 56 dB, bedraagt de geluidzone 100 meter. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.
Bedrijven in de omgeving
De geplande nieuwbouwwoning komt iets dichterbij het pluimveehouderijbedrijf Lochemseweg 32a aan de noordzijde te liggen dan de bestaande woning op het perceel. Het pluimveehouderijbedrijf wordt in theorie extra belemmerd. Gelet op de considerans van de vergunning (voorschriften zijn niet aanwezig bij de ODA) moet het bedrijf voldoen aan 40 dB(A) etmaalwaarde. Deze beoordelingsniveaus zin bepaald zonder akoestisch onderzoek.
Het is de verwachting dat de inrichting bij de geplande nieuwbouwwoning voldoet aan de gestelde beoordelingsniveaus. Het pluimveebedrijf wordt niet in de bedrijfsvoering belemmerd.
Woon- en leefklimaat
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:
Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan gelden voor het te realiseren plan, maar geldt ook voor de omgeving van het plan. In het onderdeel "bedrijven en milieuzonering" wordt hier dieper op ingegaan.
Het onderdeel geluid wordt bij het geluidbeleid verder uitgewerkt.
Geluidbeleid
In de directe omgeving bevinden zich vooral veehouderijbedrijven. Aan de noordzijde van deze locatie bevindt zich op relatief korte afstand het pluimveehouderijbedrijf Lochemseweg 32a. Een pluimveehouderijbedrijf valt volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering in categorie 4.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid.
Het geluidbeleid geeft aan de bij uitbreidingen of wijzigingen van bestaande bedrijven, getoetst moet worden aan de streefwaarden. Na een bestuurlijke afweging kan worden afgeweken worden van de streefwaarde en meer aansluiting kunnen worden gezocht bij de normstelling uit de vigerende vergunning(en). Voor dit bedrijf is dat eveneens 40 dB(A). Omdat de streefwaarde 40 dB(A) bedraagt, moet de richtafstand die gebaseerd is op 45 dB(A) met één stap moet worden verhoogd tot 100 m. De geplande nieuwbouwwoning ligt buiten of op deze richtafstand van 100 m. Op basis van deze benadering is een akoestisch onderzoek niet nodig.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende projectgebied. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woning in ernstige mate wordt aangetast. Anderzijds gaat het om de vraag of de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen beperkende invloed heeft op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaan hebben.
Vordenseweg 21-23
Een hoveniersbedrijf met een bedrijfsoppervlak van meer dan 500 m2 (zoals hier het geval is) valt volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering in categorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot aan woningen in een rustige woonwijk of rustig buitengebied. Uitgaande van de perceelsgrenzen van de in het bestemmingsplan vast te leggen bedrijfsbestemming wordt ten opzichte van omliggende woningen voldaan aan deze richtafstand.
Oude Borculoseweg 3
In de directe omgeving bevinden zich vooral veehouderijbedrijven. Aan de noordzijde van deze locatie bevindt zich op relatief korte afstand het pluimveehouderijbedrijf Lochemseweg 32a. Een pluimveehouderijbedrijf valt volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering in categorie 4.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 200 meter. Aan de richtafstand voor geur kan gemotiveerd worden voorbijgegaan. Voor geur afkomstig van veehouderijbedrijven geldt namelijk specifieke wetgeving, die voorrang heeft op de richtafstanden. Er is daarom een nadere geurbeoordeling nodig, welke is opgenomen in paragraaf 4.1.6.
Andere omliggende veehouderijbedrijven zijn van zodanige aard en omvang dat de relatief grote afstand tot de nieuwe woning (meer dan 500 meter) voldoende is om deze bedrijven niet te belemmeren in hun bedrijfsvoering. Ook is in dat verband ter plaatse van de nieuwe woning op voorhand een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen.
Algemeen
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's bij onder meer productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door maatregelen kunnen de afstanden worden verkleind. Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde, voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De grenswaarde mag niet worden overschreden. Voor de oriënterende waarde en richtwaarde geldt dat afwijken alleen met een dergelijke motivering is toegestaan. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stoffen aanwezig. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee soorten risicobronnen, namelijk stationaire risicobronnen en risicobronnen als gevolg van transport. Bij stationaire risicobronnen gaat het bijvoorbeeld om LPG tankstations, ammoniak koelinstallaties of grote opslagen van gevaarlijke stoffen. Bij risicobronnen als gevolg van transport gaat het om bijvoorbeeld tankauto's, schepen of spoorwagons met gevaarlijke stoffen maar ook transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen."
Wet- en regelgeving
Er is getoets aan de volgende wet- en regelgeving:
De Beleidsvisie Externe Veiligheid (vastgesteld op 19 mei 2015) beschrijft hoe de gemeente Zutphen omgaat met externe veiligheid. Externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken van risico's die ontstaan door vervoer, opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen. De gemeente Zutphen heeft in deze beleidsvisie haar ambities vastgelegd. De gemeente Zutphen streeft ruimtelijk en economisch naar duurzame groei. Ambities dienen binnen de gestelde milieukaders te blijven. Binnen Zutphen speelt externe veiligheid bij een aantal risicovolle inrichtingen en transportaders waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij deze risicovolle activiteiten bestaat een spanningsveld tussen veiligheid en de (toekomstige) ruimtelijke situatie. Deze beleidsvisie externe veiligheid geeft voor dit spanningsveld richting aan een integrale aanpak tussen ruimtelijke ordening, economische ontwikkelingen en hulpverlening. In de beleidsvisie is een ambitie voor nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied (waarin de planlocaties zijn gelegen) geformuleerd: de oriëntatiewaarde voor risicobronnen geldt als grenswaarde en een toename van het groepsrisico dient verantwoord te worden.
Risicobronnen in de nabijheid
In de directe omgeving van de beide plangebieden liggen volgens de Risicokaart van de provincie Gelderland, zoals ook opgenomen in de gemeentelijk Beleidsvisie Externe Veiligheid, enkele risicobronnen (zie afbeelding 18). Dit betreffen een aantal hogedruk aardgasleidingen dichtbij de locatie Vordenseweg 21-23 en de spoorlijn Zutphen - Delden dichtbij de locatie Oude Borculosestraat 3.
Afbeelding 18: Overzicht risicobronnen (bron provinciale risicokaart, zoals opgenomen in de gemeentelijke Beleidsvisie Externe Veiligheid). Met groene pijlen zijn de plangebieden m.b.t. het voorliggende bestemmingsplan aangegeven.
Op de 'signaleringskaart externe veiligheid' (een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart) zijn de invloedsgebieden weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied aan de Vordenseweg 21-23 binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleidingen ligt (zie paarse contour op afbeelding 19). Het plangebied aan de Oude Borculoseweg 3 ligt op circa 3.500 meter van de spoorlijn Zutphen - Delden (zie afbeelding 20).
Afbeelding 19: Uitsnede signaleringskaart Exterve Veiligheid Vordenseweg 21-23
Afbeelding 20: Uitsnede signaleringskaart Exterve Veiligheid Oude Borculoseweg 3
Beschouwing risicobronnen
In de omgeving van de planlocaties bevinden zich verschillende risicobronnen: drie hogedruk aardgastransportleidingen en de spoorlijn Zutphen – Delden. In bijgevoegd rapport 'Externe veiligheid, verplaatsing hoveniersbedrijf gem. Zutphen' (zie Bijlage 6) zijn de risicobronnen beschouwd. Hierna volgen de conclusies:
Hogedruk aardgastransportleidingen (Vordenseweg 21-23)
Spoorlijn Zutphen – Delden (Oude Borculoseweg 3)
Verantwoording groepsrisico
Verantwoording van het groepsrisico is voor zowel de hogedruk aardgastransportleidingen als de spoorlijn Zutphen – Delden verplicht. In het bijgevoegde rapport (zie Bijlage 6) zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd. Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Zutphen, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van het bestemmingsplan. In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt tevens advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is van toepassing op vergunningplichtige veehouderijen. Het betreft alle bedrijven die niet volledig onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen. De Wgv maakt onderscheid tussen:
De minimumafstanden van 50 en 100 meter gelden ook voor geurgevoelige objecten die:
Activiteitenbesluit milieubeheer
Agrarische bedrijven hebben geen vergunning nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Daarnaast zijn er bedrijven die nog wel een omgevingsvergunning milieu nodig hebben. Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).
Geuronderzoek
Op het erf aan de Oude Borculoseweg 3 wordt een woning toegevoegd. Hiertoe heeft een geuronderzoek plaatsgevonden, in verband met de nabijgelegen vleeskuikenhouderij aan de Lochemseweg 32a te Warnsveld (op circa 60 meter). Het rapport is opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het geuronderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Wordt de pluimveehouderij beperkt in haar ontwikkelingsmogelijkheden door hetvoorgenomen plan? Nee. Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat het bedrijf geen verdere ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden binnen het bestemmingsplan. De huidige vergunde situatie kan niet worden uitgebreid. Er zijn hoogstens aanpassingen mogelijk om aan de dierenwelzijnseisen te kunnen voldoen, maar het aantal te houden dieren mag niet verder toenemen. Het bedrijf kan daarmee niet worden beperkt in haar ontwikkelingsmogelijkheden, daar het reeds aan de maximale capaciteit zit.
2. Is er op de woonbestemming sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
De geurbelasting ten gevolge van de vergunde bedrijfsvoering van de pluimveehouderij op de beoogde nieuwbouwlocatie is hiervoor inzichtelijk gemaakt. Uit een analyse van de omliggende agrarische bedrijven blijkt dat de voorgrondbelasting ten gevolge van de activiteiten van het bedrijf maatgevend zullen zijn voor de geursituatie ten opzichte van de achtergrondconcentratie ten gevolge van de omliggende bedrijven. Uit de rekenresultaten blijkt dat de geurbelasting voor de 98-percielwaarde (te toetsen geurbelasting conform de Wet geurhinder en veehouderij) maximaal 3,3 UOE/m3 op de bestaande woningen (Lochemseweg 32) bedraagt en maximaal 1,3 UOE/m3 op het perceel wat bestemd is voor de bouw van een nieuwe burgerwoning. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke normstelling van 14 UOE/m3 en wordt tevens voldaan aan de voorkeurswaarde van 3 UOE/m3. Op basis van de berekende geurbelasting wordt de milieukwaliteit ten aanzien van geur voor het plangebied conform de Handreiking geurhinder en veehouderij getypeerd als “zeer goed”.
Wettelijk gezien zijn er daarmee voor het aspect geur ten gevolge van het nabijgelegen bedrijf geen belemmeringen voor de voorgenomen plannen. Er wordt voor dit aspect ruimschoots voldaan aan een goede ruimtelijke ordeningskwaliteit, waarbij het bedrijf geen beperkingen worden opgelegd.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een m.e.r. gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
De voorgenomen ontwikkeling is niet opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Deze activiteiten worden niet aangemerkt als m.e.r.-beoordelingsplichtig. De locatie is niet gelegen in een kwetsbaar of gevoelig gebied dit kan worden gesteld door middel van de uitgevoerde natuuronderzoek, de waterparagraaf en de milieuonderzoeken.
Conclusie
Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieueffecten met zich meebrengt. Het plangebied ligt niet in een kwetsbaar of gevoelig gebied of in de directe omgeving daarvan. De onderzoeksresultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn daarbij positief. De ontwikkeling is daarom niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij soortenbescherming heeft men per 1 januari 2017 te maken met de nieuwe Wet natuurbescherming (dit was de Flora en faunawet). Bij gebiedsbescherming heeft men ook te maken met de Wet natuurbescherming (was de Natuurbeschermingswet) en met de Ecologische Hoofdstructuur/ Natuurnetwerk Nederland (EHS/NNN).
Gebiedsbescherming
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. De EHS/NNN is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS/NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In EHS/NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zijde wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Natura 2000
In de omgeving van de plangebieden liggen diverse Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 5 km afstand ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot de plangebieden of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Natuurnetwerk Nederland en Groene Ontwikkelingszone
Het uitgangspunt van Natuurnetwerk Nederland (NNN) is dat er geen nettoverlies aan waarden voor wat betreft areaal, kwaliteit en samenhang mag plaatsvinden. Deze drie kenmerken zijn landelijk aangegeven bij de beschrijving van de kwaliteit van NNN-gebieden (Spelregels EHS, 2007). Op basis van deze drie aspecten wordt een beschrijving gegeven van de huidige waarden in het plangebied en het effect van de ontwikkeling op deze waarden. Aansluitend wordt een effectenbeoordeling gegeven. Het plangebied aan de Oude Borculoseweg 3 maakt in zijn geheel onderdeel uit van de Groene Ontwikkelingszone en voor een klein deel (een bosgebied) van het Gelders Natuur Netwerk. De oostzijde van het plangebied aan de Vordenseweg is eveneens aangemerkt als GO zone. Beide plangebieden maken onderdeel uit van het deelgebied 2 "Het Groote Veld". In het deelgebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang.
Belangrijke ontwikkeldoelstellingen binnen het deelgebied zijn:
Het totale areaal aan GO begrensd gebied aan de Oude Borculoseweg bedraagt ongeveer 1 hectare. Hiervan is ongeveer de helft bebouwd of verhard terrein. Voorgenomen ingreep op dit erf leidt tot een afname van het areaal aan verhard oppervlak van 3100m². Daarnaast verdwijnt de bestaande kwekerij. Deze omvat een oppervlakte van circa 1450m² meter. In totaliteit verandert binnen het plangebied aan de Oude Borculoseweg circa 4550 m² van bebouwd naar onbebouwd oppervlak, waar mogelijkheden liggen voor natuurontwikkeling.
Het perceel aan de Vordenseweg 21-23 ligt gedeeltelijk (aan de oostzijde) in de GO-zone. Het totale areaal GO begrensd gebied aan de Vordenseweg bedraagt circa 1 hectare. Met onderhavige ontwikkeling is het noodzakelijk om hiervan 3100m² te verharden. Aan de zuid- en oostzijde (binnen de GO-zone) wordt een tot 37 meter brede groenstrook ingericht.
De voorgenomen ingreep heeft naar verwachting een positief effect op het als GO begrensd gebied in beide plangebieden. Aan de Oude Borculoseweg is sprake van een afname aan erfverharding binnen de GO zone en aan de Vordenseweg is sprake van een toename. Netto vindt echter toename van de hoeveelheid areaal plaats. In beide gebieden is er sprake van zowel een verbetering van de aanwezige kwaliteit van de gronden als een vergroting van de aanwezige samenhang. Geconcludeerd kan worden dat de wezenlijke kenmerken van de betreffende GO niet significant worden aangetast, maar juist worden versterkt. In het rapport zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting is een nadere onderbouwing opgenomen.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Er heeft een quickscan plaatsgevonden naar mogelijke consequenties vanuit de natuurwetgeving en -beleid. Het onderzoek heeft bestaan uit een visuele inspectie van de locaties en het raadplegen van vrij beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde planten- en diersoorten. Op basis daarvan zijn uitspraken gedaan over de (mogelijke) effecten van de voorgenomen ontwikkeling en de eventueel noodzakelijke vervolgstappen. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierna volgen de belangrijkste conclusies.
Oude Borculoseweg 3
In het plangebied aan de Oude Borculoseweg 3 zijn een aantal beschermde soorten aangetroffen dan wel te verwachten. Het betreft gebouwbewonende vleermuissoorten, algemene broedvogels, kerkuil, huismus, algemene amfibieën en ongewervelden. Negatieve effecten op deze soorten zijn echter uit te sluiten, omdat zij zich buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden bevinden, er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van kerkuil en huismus worden aangetast en de functionele leefomgeving met voldoende dekking en voedsel behouden blijft en op termijn wordt versterkt. Bij de sloopwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht.
Vordenseweg 21-23
In het plangebied aan de Vordenseweg 21-23 zijn een aantal beschermde soorten aangetroffen dan wel te verwachten. Het betreft gebouwbewonende vleermuissoorten en algemene broedvogels. Negatieve effecten op deze soorten zijn uit te sluiten omdat potentiele verblijfplaatsen in de te handhaven bebouwing behouden blijven. Met de sloop van de werktuigenberging dient wel rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels.
Conclusie
Mits rekening gehouden wordt met de voorgenoemde maatregelen en werkwijze is geen overtreding van de natuurwetten aan de orde. Vanuit de eisen van de natuurbescherming is het plan derhalve uitvoerbaar. Mede door de groene inpassing van de omgeving en de voorzieningen die genomen worden voor fauna, heeft de ontwikkeling met name een positief effect op flora en fauna.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Hiertoe is de watertoetsprocedure ontwikkeld. Deze watertoets vormt de basis voor de planbeoordeling door het waterschap en het wateradvies. In onderstaande watertoetstabellen zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.
Vordenseweg 21-23
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Ja Ja Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee | 1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? v 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Watertoetstabel
Aan de Vordenseweg 21-23 is het met name van belang dat het verhard oppervlak toeneemt. Het hemelwater wordt op eigen terrein tot infiltratie gebracht. Hiertoe wordt het op verhard oppervlak en daken vallende hemelwater naar een 'wadi' geleid. Vanaf de wadi zal het water door een helofytenfilter heen trekken om vervolgens schoon in de poel te komen.
De waterberging die in het inrichtingsplan staat aangegeven (wadi, helofytenfilter en poel) zijn in de bestemming 'Natuur' opgenomen. De grootte van de wadi en het helofytenfilter is 307 m2. De oppervlakte van de poel waar het schone water in uit komt is ca 285 m2. De toename van oppervlakteverharding is 3100 m2. Uitgaande van bui T=10+10% (40 mm x 3100 = ) is er 124 m3 waterberging nodig. Uitgaande van bui T=100+10% (74 mm x 3100 =) is er 229,4 m3 waterberging nodig.
Om een bui T=100+10% te bergen tot aan maaiveld is diepte van de wadi en poel van minimaal 40 cm t.o.v. maaiveld nodig. Daarmee is het een laagte. Het is de bedoeling de poel dieper te maken zodat deze ook echt als poel kan functioneren. Op grond van deze gegevens is de aan te brengen wateropvang toereikend.
Oude Borculoseweg 3
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee | 1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Ja Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Watertoetstabel
De watersituatie aan de Oude Borculoseweg 3 wijzigt in positieve zin. Er vindt een vermindering van verharding plaats. Het bebouwd oppervlak neemt af. Ten behoeve van de hemelwaterafvoer zal voor de nieuwe woning een infiltratievoorziening op eigen terrein worden aangelegd.
Het beleid is erop gericht om de condities voor de waardevolle natte natuur te handhaven en te verbeteren waar dat mogelijk is. Daarom zijn op de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Oost 2007 rondom de bossen en natuurterreinen met een natte natuurwaarde zogenaamde "Hydrologische beschermingszones" opgenomen. Dit geldt ook voor een beperkt gebied aan de Oude Borculoseweg 3. Deze beschermingszone is ook op de verbeelding van dit voorliggende bestemmingsplan opgenomen, met het bijbehorende beschermingsregiem.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden.
Archeologie
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologische erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Vordenseweg 21-23
Transect heeft in november 2017 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Vordenseweg 21-23. Het gehele rapport is opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting van het bestemmingsplan.
In het plangebied geldt volgens het geldende bestemmingsplan Buitengebied een hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat gezien de omvang van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologische waardestelling nodig is. Hiervoor dient een archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek is vastgesteld dat het plangebied een lage archeologische verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe tijd. Dit hangt samen met de hoge mate van verstoring van de ondergrond van het plangebied en een relatief lage en natte landschappelijke ligging, zoals is vastgesteld tijdens het veldonderzoek. Deze natte ligging maakt het plangebied in het verleden minder aantrekkelijk als woonplek voor prehistorische samenlevingen.
Aangezien het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft, zijn hiermee geen aanvullende maatregelen noodzakelijk voor wat betreft het behoud van archeologische waarden. De voorgenomen werkzaamheden hebben er namelijk geen effect op. Wel geldt als er tijdens de graafwerkzaamheden toch zaken aan het licht komen, deze op grond van de Erfgoedwet 2016 artikel 5.10 bij de gemeente dienen te worden gemeld.
Oude Borculoseweg 3
Het plangebied bevindt zich volgens de archeologische waarderingskaart van de gemeente in een zone met een laag verwachte waarde. Voor een dergelijke zone geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2. Dat is hier niet aan de orde.
Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het projectgebied worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen die met een nieuw bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.
Vordenseweg 21-23
De voorkant van de bedrijfsbebouwing (inclusief bedrijfswoning) is enigzins karakteristiek te noemen. Het betreft geen monumentale bebouwing. Zie hiertoe de foto's zoals opgenomen in afbeelding 6. Deze bebouwing, en het bebouwingsbeeld, blijft behouden. Alleen aan de achterzijde wordt bedrijfsbebouwing gesloopt, en nieuwe bedrijfsbebouwing gebouwd.
Oude Borculoseweg 3
De bestaande woonhuisboerderij aan de Oude Borculoseweg 3 is sterk verbouwd maar is door haar ligging, verschijningsvorm en architectuur nog herkenbaar als oude boerderij. Het bijgebouw is volledig nieuw opgetrokken maar refereert in verschijningsvorm, schaal en locatie sterk aan de oude varkensstal die hier waarschijnlijk gestaan heeft. Het geheel heeft duidelijk een historische ensemble waarde. Het verdwijnen van de bedrijfsbebouwing op de achtergrond is positief en versterkt het historisch karakter van het perceel. De nieuwbouw van de woning doet door haar positie op enige afstand en ruimtelijk gescheiden van de bestaande bebouwing geen afbreuk aan de herkenbaarheid van de historische opzet.
Conclusie
Voor het aspect cultuurhistorie geldt dat de ontwikkeling bijdraagt aan het herstel van de cultuurhistorische waarden van de locatie Oude Borculoseweg 3 Op de locatie Vordenseweg 21-23 blijft de enigzins karakteristiek te noemen (maar niet monumentale) bebouwing aan de voorzijde behouden.
Vordenseweg 21-23
Ten behoeve van de verkeersveiligheid worden de verkeersstromen aan de Vordenseweg 21-23 zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Het woonwerkverkeer zal via de meest westelijk gelegen inrit geschieden. Ook het inkomend en uitkomend werkverkeer op het erf wordt van elkaar gescheiden. Dit is te meer nodig gezien er in de spitstijd 15 bedrijfswagens en een machinepark aan kranen, shovels en tractoren in beweging komen. Hiertoe is manoeuvre ruimte op het erf ingepland. De dubbele inrit voorkomt een file vormende 'bottleneck'. Daarnaast wordt ten behoeve van de verkeersveiligheid de inrit aan de Vordenseweg opgeheven. Achteroprijdend verkeer verwacht dat voertuigen op de Dennendijk afdraaien en niet op de hier vlakbij gelegen inrit. Hierdoor wordt het verkeer op de Vordenseweg ontlast en ontstaat vanuit verkeersveiligheid de meest ideale situatie.
Oude Borculoseweg 3
Het aantal verkeersbewegingen op het smalle landelijke weggetje zal afnemen door de verplaatsing van het bedrijf. Het betreft hier naast gemotoriseerd verkeer van personeel en bezoekers ook zwaar verkeer ( onderhoud, bevoorrading). De smalle Oude Borculoseweg (3 meter) is feitelijk niet geschikt voor zwaar verkeer. Veel bezoekers parkeren in de bermen van de weg. De nieuwe ontwikkeling stopt deze ongewenste activiteiten. De ontwikkeling is verder positief voor de vele (recreatieve) fietsers die gebruik maken van de Oude Borculoseweg.
De nieuwe woning zal ontsloten worden door een eigen smalle oprit vanaf de weg. Deze oprit ligt op voldoende afstand van de oprit van de bestaande woning (circa 55 meter).
Parkeren voor de bestaande woning en de nieuwe woning vindt plaats op eigen terrein. Er is daartoe voldoende parkeergelegenheid aanwezig/ cq. zal worden gerealiseerd
In het beleidsplan Zutphen Energieneutraal is opgenomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een onderzoek naar gebruik van duurzame energie, energiebesparing, restwarmte en duurzaam bouwen verplicht is. Bij nieuwbouw van utiliteit moet gestreefd worden naar een 10% scherpere EPC en dat 100% van het dak belegd is met zonnepanelen.
Vordenseweg 21-23
Luijendijk-Hoveniers wil verduurzamen. Het bedrijfspand wordt in de renovatie voorzien van nu afwezige isolatie. De daken van de bedrijfsgebouwen worden voorzien van zonnepanelen. Daarnaast wordt het hemelwater op eigen terrein tot infiltratie gebracht. Hiertoe wordt het op verhard oppervlak en daken vallende hemelwater naar een 'wadi' geleid. Vanaf de wadi zal het water door een 'helofytenfilter' heen trekken om vervolgens schoon in de poel uit te komen.
Oude Borculoseweg 3
Geadviseerd wordt om bij het ontwerp van de woning de kostenneutrale maatregelen uit bijvoorbeeld het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen mee te nemen. Verder wordt geadviseerd om te bouwen met als uitgangspunt een EPC die ten minste 25% scherper is dan de wettelijk geldende EPC ( op moment van bouwaanvraag) en tenminste 30 m² zonnepanelen + 3,5 m² zonnepanelen te realiseren. Ook wordt geadviseerd het dakoppervlak op het zuiden te realiseren en Lage Temperatuur Verwarming toe te passen.
De ambitie is om op het erf een energieneutrale woning te realiseren.
Voorliggend planbetreft een particulier initiatief. De kosten voor de realisatie van het plan alsmede de kosten voor de herzieningsprocedure komen geheel voor rekening van deze partij. Voor de gemeente zijn aan dit plan geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd middels een anterieure overeenkomst en wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'wer-ken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden). Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels staan aangegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn regels betreffende het gebruik en bouwregels gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen:
Agrarisch met waarden - natuur en landschap: Deze gronden zijn o.a. bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, het behoud van landschapselementen, de uitoefening van een reëel agrarisch bedrijf en voor woondoeleinden;
Bedrijf: Deze gronden zijn met name bestemd voor de uitoefening van een bedrijf.
Bos: Deze gronden zijn met name bestemd voor houtproductie, de bescherming van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden alsmede extensief recreatief medegebruik.
Natuur: Deze gronden zijn met name bestemd voor de bescherming, de instandhouding en de ontwikkeling van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden alsmede extensief recreatief medegebruik en extensief agrarisch gebruik;
Tuin: deze gronden zijn met name bestemd voor tuinen (voortuinen), erven en terreinen.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Het bestemmingsplan heeft vanaf 6 april 2018 voor de duur van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
De provincie Gelderland heeft in het kader van vooroverleg aangegeven dat op het perceel aan de Oude Borculoseweg 3 te Warnsveld, daar waar de bedrijfsgebouwen worden gesloopt en het perceel opnieuw wordt ingericht, dit deel ven het perceel de bestemming 'Natuur' moet krijgen. Naar aanleiding van deze reactie is de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur en landschap' op dit deel van het perceel gewijzigd in de bestemming 'Natuur'. De provincie Gelderland heeft voor het overige ingestemd met dit plan.
In het kader van vooroverleg heeft het Waterschap Rijn en IJssel de volgende reactie gegeven, welke is verwerkt in dit bestemmingsplan:
Onder de watertoetstabel voor Vordenseweg 21-23 (pagina 48) de volgende tekst opnemen:
Aan de Vordenseweg 21-23 is het met name van belang dat het verhard oppervlak toeneemt. Het hemelwater wordt op eigen terrein tot infiltratie gebracht. Hiertoe wordt het op verhard oppervlak en daken vallende hemelwater naar een 'wadi' geleid. Vanaf de wadi zal het water door een helofytenfilter heen trekken om vervolgens schoon in de poel te komen.
De waterberging die in het inrichtingsplan staat aangegeven (wadi, helofytenfilter en poel) zijn in de bestemming 'Natuur' opgenomen. De grootte van de wadi en het helofytenfilter is 307 m2. De oppervlakte van de poel waar het schone water in uit komt is ca 285 m2. De toename van oppervlakteverharding is 3100 m2. Uitgaande van bui T=10+10% (40 mm x 3100 = ) is er 124 m3 waterberging nodig. Uitgaande van bui T=100+10% (74 mm x 3100 =) is er 229,4 m3 waterberging nodig.
Om een bui T=100+10% te bergen tot aan maaiveld is diepte van de wadi en poel van minimaal 40 cm t.o.v. maaiveld nodig. Daarmee is het een laagte. Het is de bedoeling de poel dieper te maken zodat deze ook echt als poel kan functioneren. Op grond van deze gegevens is de aan te brengen wateropvang toereikend.
In de watertoetstabel van Oude Borculoseweg 3 (pagina 49) bij de regel 'Inrichting en beheer, vraag 1' antwoord 'ja' invullen.