direct naar inhoud van Regels
Plan: Vordenseweg 21-23 Warnsveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0301.bp1416Vordensewg21-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vordenseweg 21-23 Warnsveld, met identificatienummer NL.IMRO.0301.bp1416Vordensewg21-vs01 van de gemeente Zutphen;

1.2 de verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan Vordenseweg 21-23 Warnsveld, bestaande uit de verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.0301.bp1416Vordensewg21-vs01;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-gebonden-beroep

beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is, dat deze activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen kunnen worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten. Onder aan-huis-verbonden beroepen worden in ieder geval begrepen: architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper, huisarts hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundigenpraktijk, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlening en logopedie. Genoemde activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.7 aardkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen;

1.8 agrarische doeleinden

doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf met agrarische doeleinden;

1.10 agrarische gebouwen

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een dienstwoning;

1.11 ambtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het – als ondergeschikte activiteit – verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.12 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bedrijfsgebouw

en niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf/stichting of een andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)ver-blijfsmogelijkheden worden geboden;

1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: aanwezige bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan of mogelijk op te richten bebouwing op basis van een vóór de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak en niet wordt gebruikt als woonhuis;

1.21 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere) van de volgende functies: natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het als eenmanszaak beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van de woonfunctie. De volgende consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten zijn met in achtneming van de hier gestelde voorwaarden toelaatbaar: fotograaf, autorijschool, bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, gouden zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/- analyse), schoonheidsspecialiste, kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, tv/radio reparateur, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst, prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio’s TV’s/horloges, etc. en glazenwasser;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of ter verhuur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  • a. in eigen vervaardige en/of voortgebrachte producten: het verkopen van producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;
  • b. in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten: het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf, al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als bedoeld in bijlage F, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstwoning

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten in een (gedeelte van een) gebouw, noodzakelijk voor de huisvesting van één of meer personen belast met het beheer van en/of toezicht op het krachtens deze voorschriften toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling;

1.32 dienstverlenende bedrijvigheid

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.33 diepploegen

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 meter, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.34 ecologische verbindingszones

stelsel van landschapselementen, dat wordt aangelegd om de verbinding tussen bestaande natuurgebieden te versterken;

1.35 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.36 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.37 extensiveringsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt;

1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf

agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.41 hervestiging van een intensieve veehouderij(tak)

de vestiging van een nieuw op te richten of van elders te verplaatsen intensieve veehouderij(tak) op een bestaand agrarisch bouwperceel;

1.42 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horecabedrijf

het bedrijfsmatig exploiteren van een hotel, café-restaurant, theeschenkerij, niet zijnde: een discotheek, een nachtclub, een bardancing, een seksinrichting of een escortbedrijf;

1.44 houtproductie

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.45 hoveniersbedrijf

een bedrijf gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;

1.46 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.47 kampeermiddel
  • a. een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
1.48 karakteristieke bebouwing

een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische en architectonische waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd; hieronder vallen in ieder geval de T-boerderij en de traditionele Saksische boerderij;

1.49 kas

een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.50 kwekerij

bedrijfsmatige activiteiten, gericht op het voortbrengen en tijdelijke opslag van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters;

1.51 landhuis

een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische, architectonische en monumentale waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd;

1.52 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.53 loon(werk)bedrijf

een bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden waarbij beperkte grondopslag op het bedrijfsterrein mogelijk is;

1.54 manege

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony’s binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;

1.55 mini-camping

een terrein met daarbij horende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 15 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten;

1.56 mobiele kampeervoertuigen

een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.57 kleinschalige horecavoorzieningen

een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.58 kleinschalige kampeerterreinen

een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten;

1.59 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.60 nevenfunctie

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.61 omschakeling naar een intensieve veehouderij

het geheel of gedeeltelijk omzetten en / of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij;

1.62 paardenfokken

agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony’s;

1.63 paardenhandel

activiteiten met als doel het bedrijfsmatig in- en doorverkopen van paarden en/of pony’s op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten;

1.64 paardenhouderij

een dienstverlenende paarden- en/of ponyhouderij waarbij het doel is het bedrijfsmatig stallen, trainen en africhten van paarden en/of pony’s op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten;

1.65 peil

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.66 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.67 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt; te onderscheiden in de volgende categorieën:

laag/tijdelijk: teelt ondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 meter, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels;

laag/permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,50 meter en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;

hoog/tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,50 en maximaal 2 meter, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;

hoog/permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,50 en maximaal 3,5 meter met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;

overig:vraatnetten, boomteelthekken;

1.68 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;

1.69 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden. Hieronder worden tevens verstaan een chalet en een vakantiehuisje;

1.70 reël agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en de bewerking van het land;

1.71 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 (sleuf)silo

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve de veehouderij en/of kuilvoer;

1.73 teeltondersteunende kassen

kassen waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit;

1.74 trekkershut

een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen;

1.75 tuincentrum

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen;

1.76 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/bewerken van producten;

1.77 verwevingsgebied

ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

1.78 woning

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de permanente huisvesting van één of meer personen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bebouwde oppervlakte

het gezamenlijk oppervlak op een bouwperceel van de gebouwen en uitsluitend die bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de laatstgenoemde bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil;

2.2 De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelsgrens

de kortste afstand tussen de zijdelingse/achterste perceelsgrens(zen) van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenzijden van de (verticaal geprojecteerd) gevels, behoudens topgevels en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur;

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen,funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet mee dan één meter bedraagt.

Bestaande maten

In die gevallen dat (goot)hoogten, oppervlakten en/of inhoud van bouwwerken ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande (goot)hoogten, oppervlakten en/of inhoud als maximum.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - natuur en landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - natuur en landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. het behoud van landschapselementen;
  • c. woondoeleinden;
  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten;
  • g. behoud en bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden.
  • h. De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

Toegelaten bebouwing

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in dit lid genoemde doeleinden, niet zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels woningen

Ten aanzien van de gebouwen, zoals bedoeld in lid 1, sub c, geldt het volgende:

  • a. woningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden, met de functieaanduiding "Wonen", waarbij per bouwvlak maximaal 1 woning gebouwd mag worden;
  • b. de bestaande woningen, die als hoofdgebouw kunnen worden aangemerkt, met daarbij behorende bestaande bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van een aan-huis-gebonden beroep dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat maximaal 40 % van de oppervlakte van de dienstwoning hiervoor mag worden benut;
  • d. De maximale inhoud van woningen bedraagt 600 m3,  waarbij geldt dat wanneer bij bestaande woningen de inhoud groter is dan 600 m3 ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, deze maximale inhoud geldt;
  • e. met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en andere bouwwerken dient aan het volgende te worden voldaan:

woning   maximaal  
goothoogte   4,5 meter  
hoogte   10 meter  
afstand zijdelingse perceelsgrens   3 meter  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
hoogte   5,5 meter  
goothoogte   3 meter  
afstand tot de woning   20 meter  
gezamenlijke oppervlakte   75 m2, tenzij de bestaande oppervlakte bij een woning groter is dan 75 m2 ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, deze maximale oppervlakte geldt  

  • f. herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten. Bij het ontbreken van de fundamenten vindt herbouw plaats op de (voormalige) bebouwingscontour;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    • 3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. de nieuwe situering van de woning is stedebouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • g. voor het bouwen van sanitaire voorzieningen op het agrarische bouwperceel ten dienste van de kleinschalig kampeerterrein bedragen de maximale oppervlakte, goothoogte en hoogte van de sanitaire voorzieningen respectievelijk 30 m2, 2,5 m en 5 m.

3.2.2 Hoogte andere bouwwerken
  • a. Voor lid 3.2.1 geldt dat voor andere bouwwerken een maximale hoogte van 1 meter is toegelaten - voorzover deze andere bouwwerken zijn gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning. Voorzover deze zijn gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning bedraagt de maximale hoogte 2,5 meter, met inachtneming van de zonebepaling als bedoeld in artikel 9.2.
  • b. voor verlichtings- en vlaggenmasten geldt in afwijking van het bepaalde in sub a een maximale hoogte van 8 meter, met inachtneming van de zonebepaling als bedoeld in artikel 9.2;
  • c. de goothoogte, de hoogte en de oppervlakte van een hooiberg bij een woning, als bedoeld in lid 3.2.1, bedragen respectievelijk maximaal 6 meter, 9 meter en 36 m².

3.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen waar bebouwing aanwezig is die als cultuurhistorisch waardevolle of als karakteristieke bebouwing moet worden aangemerkt. Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering van nieuw op te richten bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van eerdergenoemde percelen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast;
  • b. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 3.1, sub a.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Strijdig gebruik

  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het bouwen van een nieuwe woning overeenkomstig de in dit artikel opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de afgeronde sloop van de bedrijfsgebouwen conform de in Bijlage 2 van de regels opgenomen sloopopgave;
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

3.3.2 Afwijken van het inrichtingsplan

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.1, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1. Verder geldt het volgende:

  • a. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 3.4.2 , is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van een andere oppervlakteverharding;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecomcommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. diepploegen;
  • e. bebossen of anderszins beplaten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. geheel of gedeeltelijk slopen;
  • g. aanleggen van greppels of drainagesystemen;
  • h. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen tengevolge kunnen hebben;
  • i. werkzaamheden die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur, zoals op de verbeelding aangeduid met 'hydrologische beschermingszone'.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijf welke hierna als nadere bestemming is aangegeven bij het aangegeven adres:
Adres   Nadere bestemming   Max. oppervlakte gebouwen 1)   Max. goothoogte gebouwen 2)   Max. bouwhoogte gebouwen 2)  
Vordenseweg 21-23   Hoveniersbedrijf   1225 m2, waarvan 1100 m2 binnen het aangegeven bouwvlak en 125 m2 buiten het bouwvlak, ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'   7   9  

    • 1. exclusief dienstwoning en bijbehorende bouwwerken bij de dienstwoning (zie sublid 4.2.2 onder b, c, d, e en f)
  • b. bijbehorende voorzieningen, met daarbij behorende erven, een aan-huis-gebonden beroep, consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten en detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten;

Toegelaten bebouwing

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend de navolgende bouwwerken toegelaten:

  • c. bedrijfsgebouwen, waaronder (een) dienstwoning(en) en daarbij behorende bijgebouwen ten dienste van het niet-agrarische bedrijf en bijbehorende bouwwerken bij de dienstwoning;
  • d. andere bouwwerken ten dienste van vermelde doeleinden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.1, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak;
  • b. binnen elk bouwvlak één dienstwoning
  • c. bij elke dienstwoning bijbehorende bouwwerken;
  • d. andere bouwwerken.

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mogen binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 4.1 is aangegeven,
  • b. met betrekking tot de inhoud van de dienstwoning geldt dat deze maximaal gelijk mag zijn aan de inhoud van de bestaande woning ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Indien de inhoud van het gebouw kleiner is dan 600 m³ mag het gebouw worden uitgebreid tot maximaal 600 m³;
  • c. de goothoogte van dienstwoningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 10 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, indien die meer dan 4,5 m en 10 m bedragen;
  • d. bijbehorende bouwwerken, behorende bij de dienstwoning, mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van te hoogste 20 m tot de bedrijfswoning, of op niet meer dan de bestaande afstand indien die meer dan 20 m bedraagt;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken, behorende bij de dienstwoning, mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte, indien die meer dan 3 m en 5 m bedragen;
  • f. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, behorende bij de dienstwoning, mag niet meer bedragen dan 75 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 75 m2 bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. bouwhoogte  
    erf- en perceelafscheidingen   2,5 m  
    palen, masten, technische installaties en overige, andere bouwwerken   8 m
     
  • h. in afwijking van 4.2.1 onder a en 4.2.2 onder a, geldt dat ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' bedrijfsgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van in totaal 125 m2, en met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
  • i. maximaal 25 m² van de bestaande bedrijfsgebouwen mag worden ingericht voor detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  • j. maximaal 50 m² van de bestaande gebouwen mag worden ingericht ten dienste van een aanhuis-gebonden beroep dan wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat maximaal 40 % van de oppervlakte van de dienstwoning hiervoor mag worden benut.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Strijdig gebruik

  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

4.3.2 Afwijken van het inrichtingsplan

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.1, waarbij andere landschapsmaatregelen getroffen worden, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3. Verder geldt het volgende:

  • a. er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

 

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. houtproductie, de bescherming van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden
  • b. alsmede extensief recreatief medegebruik;
  • c. natte natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding “Natte natuurwaarden”, gericht op de instandhouding en ontwikkeling van de natte natuur- en landschapswaarden, alsmede de bescherming van de grondwaterstand, grondwaterstroming en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. nutsvoorzieningen.

Toegelaten bebouwing

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in dit lid genoemde doeleinden.

5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen met uitzondering van verlichtings- en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt, met inachtneming van de zonebepaling als bedoeld in artikel 9.2;
  • b. andere bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen waarbij de hoogte maximaal 2 meter bedraagt.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 5.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van een andere oppervlakteverharding;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecomcommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. diepploegen;
  • e. bebossen of anderszins beplaten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. geheel of gedeeltelijk slopen;
  • g. aanleggen van greppels of drainagesystemen.
  • h. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen tengevolge kunnen hebben;
  • i. werkzaamheden die significant nadelige effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur, zoals op de verbeelding aangeduid met 'hydrologische beschermingszone'.

5.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het is lid 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bescherming, de instandhouding en de ontwikkeling van de droge en natte natuurwaarden en de landschapswaarden alsmede extensief recreatief medegebruik;
  • b. extensief agrarisch gebruik;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. nutsvoorzieningen.
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij', is een kwekerij ten dienste van het hoveniersbedrijf aan de Vordenseweg 21-23 toegestaan.

Toegelaten bebouwing

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de in dit lid genoemde doeleinden.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen met uitzondering van verlichtings- en vlaggenmasten waarvan de hoogte maximaal 8 meter bedraagt, met inachtneming van de zonebepaling als bedoeld in artikel 9.2;
  • b. andere bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen waarbij de hoogte maximaal 2 meter bedraagt.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 6.3.2 , is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van een andere oppervlakteverharding;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecomcommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. diepploegen;
  • e. bebossen of anderszins beplaten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. geheel of gedeeltelijk slopen;
  • g. aanleggen van greppels of drainagesystemen.
  • h. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadigingen tengevolge kunnen hebben;

6.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het is lid 6.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels van dit bestemmingsplan;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen (voortuinen), erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • b. waterlopen, waterpartijen, infiltratievoorzieningen, waterberging en waterhuishoudkundige werken, zoals duikers;
  • c. paden, zoals opritten en achterpaden;
  • d. groenvoorzieningen en bos;
  • e. aan- en uitbouwen;
  • f. andere werken.

7.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaand afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

9.2 Afstanden tot wegen
9.2.1 Afstand tot weg

Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen op en in gronden die grenzen aan ontsluitingswegen binnen een afstand van 40 m, loodrecht gemeten uit de as van de weg, geen bouwwerken worden gebouwd. Voor de overige verharde wegen geldt een zone van 15 meter waar geen bouwwerken mogen worden gebouwd.

9.2.2 Uitzonderingsbepaling

De onder lid 9.2.1 weergegeven zones zijn niet van toepassing op bestaande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de weg gelijk blijft, waarbij voor de onderscheiden wegen een uiterst minimum geldt van:

  • a. 30 meter aan weerszijden van de as van een ontsluitingsweg;
  • b. 10 meter aan weerszijden van de as van een verharde weg;

9.2.3 Afwijking afstand tot wegen

Het bevoegd gezag kan, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.2.1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Vormen van verboden gebruik

Een verboden gebruik is in ieder geval:

  • a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 3. als paardenbak.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

11.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

11.5 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 11.5 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vordenseweg 21-23 Warnsveld.