direct naar inhoud van Artikel 10 WONEN
Plan: Groot Holthuizen en Hengelder II
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.02990000BP99GHHENGELII-

Artikel 10 WONEN

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor WONEN aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven, met dien verstande dat voor een aan huis gebonden beroep geldt dat de daarvoor te gebruiken brutovloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen en in ieder geval niet meer mag bedragen dan 75 m2.

10.2 Bouwvoorschriften

Op de tot WONEN bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mag het aantal woonhuizen niet meer bedragen dan het ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande aantal; in afwijking hiervan mag het aantal woonhuizen per bestemmingsvlak het op de kaart aangegeven maximaal aantal wooneenheden bedragen;
  • b. een woonhuis mag uitsluitend op dezelfde plaats worden herbouwd;
  • c. indien en voor zover de gronden zijn aangeduid met maximaal aantal wooneenheden dient de onderlinge afstand tussen de woonhuizen ten minste 10 m te bedragen en de afstand van de voorgevel tot de erfgrens ten minste 8 m;
  • d. de goothoogte en/of de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 en/of 11 m;
  • e. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mogen gehandhaafd worden.
10.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de vergunningplichtige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de bij die woning behorende gronden buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • b. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, mogen gehandhaafd worden.
  • e. in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder a t/m c e mag aan de voor- en zijgevel van een woning een erker, een ingangspartij en een droogstand worden gebouwd:
    • 1. met, uit de betreffende gevel van de woning gemeten, een gezamenlijke diepte van ten hoogste 30% van de kortste afstand tussen de betreffende gevel en de bestemmingsgrens evenwijdig aan die gevel, met een maximum van 1,5 m;
    • 2. indien gesitueerd aan de zijgevel dient een afstand van minimaal 1 meter tot de zijdelingse perceelsgrens te resteren;
    • 3. tot een gezamenlijke breedte van 3/5 van de breedte van de betreffende gevel van de woning, waarbij een erker tot 1,5 m breder dan de breedte van die gevel mag zijn;
    • 4. tot een hoogte van maximaal 3,25 m.
10.2.3 Andere-bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen, met uitzondering van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Vrijstelling
10.4.1 Vrijstellingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • a. 10.1 en de uitoefening van een bedrijfsactiviteit aan huis toestaan, mits:
    • 1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m2;
    • 2. op de bij de betreffende woning bijbehorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
    • 3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      • het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op
        eigen terrein plaatsvindt;
      • behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.
  • b. 10.2.1 onder b voor het herbouwen en/of vergroten van het bestaande woonhuis op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak, mits het grondvlak van het woonhuis na vergroting niet meer bedraagt dan 200 m2 en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische eisen.
10.4.2 Afwegingskader vrijstellingsbevoegdheid

De in 10.4.1 genoemde vrijstelling wordt slechts verleend, indien in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. het woonkarakter van de buurt.
10.4.3 Procedure

Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 24.2 opgenomen procedure van toepassing.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Artikel 11 WRO

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan wijzigen in die zin dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding WIJZIGINGSBEVOEGDHEID 1 niet meer dan 3 woningen met een bouwhoogte van niet meer dan 10 m mogen worden gebouwd, mits sprake is van een stedenbouwkundige inpasbaarheid, in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de milieusituatie.
10.5.2 Procedure

Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 24.1 opgenomen procedure van toepassing.