direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Spoorallee
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zevenaar ontwikkelt ten oosten van het centrum, in het gebied globaal gelegen tussen de Betuweroute, de spoorlijn Zevenaar-Winterswijk en de snelweg A12, het project Groot Holthuizen (woningbouw) en 7Poort (bedrijventerrein). Dit project heeft een programma van 1500 woningen en een bedrijventerrein van ruim 90 hectare. In het najaar van 2008 is met de bouw gestart voor zowel het woongebied als voor het bedrijventerrein. De publiekrechtelijke procedures zijn doorlopen en het globale bestemmingsplan is onherroepelijk. Een aantal uitwerkingsplannen zijn eveneens vastgesteld en onherroepelijk geworden.

De nu voorliggende ontwikkeling vindt zijn planologische basis in het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" uit 2008 en in het bestemmingsplan "Correctieve herziening bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II" uit 2012.

Thans bestaan plannen voor retail- en leisureontwikkeling op de Spoorallee binnen het genoemde bestemmingsplangebied. Het private project omvat een Factory Outlet Center (FOC) van circa 15.000 m2 bvo en andere functies. Ook de locatie voor het nieuwe station Zevenaar Poort ligt in het plangebied.

De Spoorallee grenst aan de locatie waar de nieuwe vestiging van het Liemers College is gebouwd. Een nieuw aan te leggen (langzaamverkeer) tunnel onder het spoor zal in de toekomst het gebied beter bereikbaar maken. De locatie Spoorallee vormt onder meer vanwege de goede bereikbaarheid (rechtstreekse ontsluiting aan de A12) een uitstekende vestigingsplaats voor deze ontwikkelingen.

Om de ontwikkelingen ook planologisch mogelijk te maken wordt een uitwerkingsplan opgesteld voor de Spoorallee.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het uitwerkingsplan "Spoorallee" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:2000 (NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02);
  • planregels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting (inclusief bijlagen). In deze toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen. Voor de resultaten van de onderzoeken wordt verwezen naar rapportages die in het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn uitgebracht, alsmede het uitgevoerde aanvullend onderzoek.

1.3 Situering van het projectgebied

Het plangebied ligt ten (noord-)oosten van de spoorlijn Arnhem-Winterswijk. De exacte begrenzing van het plangebied is opgenomen in bijlage 1.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden thans de volgende bestemmingsplannen en herzieningen:

  • Bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' (moederplan), vastgesteld door gemeenteraad op 27 juni 2007, gedeeltelijk goedgekeurd door GS op 23 november 2007 en onherroepelijk geworden op 25 november 2008.
  • Partiële herziening 'Correctieve herziening Groot Holthuizen en Hengelder II', vastgesteld door gemeenteraad op 25 september 2012, in werking getreden en onherroepelijk op 21 december 2012.
  • Bestemmingsplan 'Archeologie', vastgesteld door de raad op 7 april 2010, onherroepelijk op 12 augustus 2010.

In het eerstgenoemde plan heeft de Spoorallee een uit te werken bestemming. Met het voorliggende uitwerkingsplan wordt invulling gegeven aan deze uitwerking.

1.5 Planopzet

Door globaal te bestemmen wordt een eindbeeld vastgelegd, dat nog ruimte laat voor een flexibele detaillering. Het plan biedt de mogelijkheid om nog verschillende uitvoeringen en inrichtingen toe te staan. Er is sprake van een eindbeeld, met een zekere bandbreedte.

De Wro verplicht in afdeling 6.4 gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd en het stellen van locatie-eisen (zoals ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte, de fasering, de koppeling tussen aanleggen van werken en bouwen) niet nodig is. Voor de Spoorallee geldt dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan het kostenverhaal anderszins verzekerd is, namelijk in de uitgifteprijs van de gronden.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Algemeen

Het gebied Groot Holthuizen & 7Poort is volop in ontwikkeling. Zowel de woningbouw als de bedrijvigheid ontwikkelen zich gestaag. Met dit uitwerkingsplan wordt de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' uitgewerkt op de Spoorallee. In dit uitwerkingsplan worden bestemmingen zo aangegeven dat het plan mogelijkheden gaat bieden voor realisering van thans bekende plannen.

De plannen bestaan uit de ontwikkeling van een leisurepark op de locatie Spoorallee. Dit leisurepark omvat een Factory Outlet Center (FOC) en andere voorzieningen.

De ontwikkeling omvat tevens de locatie van een mogelijke nieuwe stationslocatie op de Spoorallee. De gemeente Zevenaar en de Stadsregio Arnhem Nijmegen hebben de wens een P+R met een stationslocatie realiseren. In 2018 wordt deze ontwikkeling nader beoordeeld. De gedachtegang van de ontwikkeling is tweeledig. In de eerste plaats biedt een transferium met een station een kans om de filevorming op de Rijksweg A12 te verminderen. In de tweede plaats biedt een knooppunt van diverse vervoersmodaliteiten een kans op een optimale gebiedsontwikkeling.

2.2 Planbeschrijving

Het totale plangebied Groot Holthuizen en 7Poort is globaal in twee gebieden te verdelen, het woongebied Groot Holthuizen en het bedrijventerrein 7Poort. Bij de opzet van het stedenbouwkundig plan (d.d. 29-8-2006) van dit gebied is het landschap leidraad geweest voor de ontwikkeling van het ruimtelijke raamwerk. Het ruimtelijk raamwerk is bijgaand weergegeven. Het station en de Spoorallee zijn duidelijk te herkennen in het raamwerk, als onderdeel van de totale gebiedsontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0001.jpg"

De Spoorallee

De Spoorallee is het gebied vanaf de regionale weg tot aan het station, zo is aangegeven in het vigerende bestemmingsplan. Deze allee koppelt de entree van 7Poort met de stationsomgeving. In het gebied kunnen gemengde doeleinden gevestigd worden, als voorbeeld kan gedacht worden aan kantoorachtige functies, retail, leisure-achtige functies en dergelijke. Nabij het station komt een P+R met parkeervoorziening.

Sterk punt van de Spoorallee is de ligging dicht bij de A12 en de directe aansluiting op de A12. De Spoorallee is binnen een uur rijden door ruim 12 miljoen consumenten gemakkelijk bereikbaar. Zeker wanneer de A15 wordt doorgetrokken. Daarnaast is de A12 een van de belangrijkste invalroutes vanuit Duitsland.

De combinatie van voorzieningen als hotel met congres en vergaderfaciliteiten, horeca, wellness, kinderamusement en fitness geeft het gebied massa en allure en kan zorgen voor synergie tussen deze voorzieningen en het Factory Outlet Center.

Leisurepark  

Het planconcept van het leisurepark bestaan uit een combinatie van winkelen (Factory outlet center) en een belangrijk leisurecomponent, horeca en een buurtsupermarkt.

Factory outlet center (FOC)

Een FOC is een fabrieksverkoopformule die de reguliere detailhandel aanvult en die fabrikanten de gelegenheid biedt om in een outletvestiging rechtstreeks, zonder inschakeling van de tussenhandel, uitsluitend outletproducten te verkopen aan consumenten die bereid zijn om hiervoor een grote afstand af te leggen. Met de ontwikkeling van een leisurepark aan de nieuwe aansluiting op de A12 beoogt men consumenten vanuit een grote regio aan te trekken, waarbij ook de Duitse regio een belangrijk onderdeel van het verzorgingsgebied vormt.

Een bezoek aan een outlet center wordt vaak gezien als een dagje uit. De bezoekers van een FOC zijn hierdoor bereid om relatief grote afstanden af te leggen. Vooral Duitse consumenten zijn merkbewust en bereid grote afstanden af te leggen voor een winkelbezoek. Omdat het bezoek aan een outlet center vaak als een uitje wordt gezien ligt het accent op de zaterdag, zon- en feestdagen en vakantieperioden.

In een Outletcenter komen 60 tot 70% van de bezoekers van ver, dat wil zeggen een reisafstand van meer dan 30 minuten rijden. Dit betekent dat bijna iedereen met de auto komt. Onderzoeken hebben uitgewezen dat 90% van de bezoekers per auto komt. Het overige deel per fiets of openbaar vervoer. Hierbij dient opgemerkt te worden dat weinig outlets nabij een treinstation gelegen zijn.

De plannen voor een ontwikkeling van een FOC aan de Spoorallee gaan uit van maximaal 15.000 m² bruto vloeroppervlak (bvo). Dit betreft circa 12.000 m² winkel-vloeroppervlak (wvo). De voorgestelde verdeling over de branches is als volgt:

  • 55-65% mode 6.600-7.800 m2 wvo;
  • 10-15% sport 1.200-1.800 m2 wvo;
  • 10-15% schoenen 1.200-1.800 m2 wvo;
  • 5-10% home 600-1.200 m2 wvo;
  • 5% overig outlet assortiment 600 m2 wvo;
  • 9-10% lichte horeca 1.400 m2.

Ook zijn er mogelijkheden voor een supermarkt van maximaal 1.200 m2.

Locatie

Bereikbaarheid

Gezien het feit dat een Outlet veel bezoekers trekt en dan met name in de weekenden heeft tot gevolg dat er veel autobewegingen plaatsvinden. Een locatie nabij een belangrijke verkeersader is dan ook van wezenlijk belang voor het snel afwikkelen van het verkeer. De locatie 7Poort Zevenaar is perfect gelegen en ontsloten aan de A12 en dichtbij het nieuwe knooppunt waar de A12 en de A15 op elkaar aansluiten.

Openbaar vervoer

Een station met P+R biedt een kans om de filevorming op de Rijksweg A12 te verminderen en zal een optimale gebiedsontwikkeling versterken. De plannen voor Zevenaar Poort worden in 2018 nader beoordeeld.

Zoals reeds gemeld komen vele bezoekers van ver. Een belangrijke doelgroep van Factory Outlets zijn jongeren tussen 18 en 25 jaar. Deze groep bestaat veelal uit studenten en deze hebben de beschikking over een openbaar vervoer kaart. Gezien de locatie bijna tegenover een treinstation zal met name deze doelgroep gebruik maken van openbaar vervoer.

De verbinding met de trein met Arnhem is ook uitstekend. In slechts 15 minuten is de reiziger van Arnhem naar Zevenaar. Aangezien Arnhem een belangrijk vervoersknooppunt is, kunnen dus ook bezoekers met de trein reizen en zijn de reistijden door de goede aansluitingen en locatie direct nabij station een aantrekkelijk vervoersalternatief.

Ondanks het feit dat de ontwikkeling een bovenregionale aantrekkingskracht heeft zal het ook bezoekers uit de directe omgeving trekken. De locatie nabij een treinstation geeft de garantie dat er ook buslijnen zijn die ervoor zorgdragen dat mensen uit de regio het station en dus ook de locatie prima bereiken kunnen. Ook de voorzieningen voor de fietser zijn uitstekend, al is het alleen als garantie voor de goede bereikbaarheid van de middelbare school voor leerlingen uit Zevenaar en de directe omgeving.

Conclusie

Er zijn in de directe regio geen bestaande locaties met een vergelijkbare aansluiting op het wegennet en in de toekomst op een station. Door de infrastructuur rondom, van én naar de ontwikkelingslocatie, wordt een onnodige hoge milieubelasting door het verkeer vermeden.

Ontwikkeling op de locatie zelf

Meervoudig grondgebruik

De omvang van de ontwikkelingslocatie noodzaakt tot een optimalisatie van het ruimtegebruik. Zo zal er sprake zijn van meervoudig grondgebruik door commerciële functies op verdieping te plaatsen maar ook de benodigde parkeervoorzieningen zullen deels gebouwde voorzieningen zijn.

Ook bij het creëren van de parkeervoorzieningen wordt rekening gehouden met het plaatsen van voldoende oplaadpunten voor elektrische auto's. Dit betekent niet alleen voor de directe bezoeker maar ook voor de mensen die op doorreis zijn of vanuit Duitsland komen dan wel op weg zijn naar Duitsland. Zij krijgen hier de mogelijkheid krijgen hun auto nog op te laden alvorens ze verder rijden.

Wateropvang, groen, recycling en milieu

Het openbaar gebied zal zich kenmerken door het wateropvangreservoir dat onderdeel is van de landschapsarchitectuur. Het waterbekken zal worden ontworpen met een capaciteit zoals door het waterschap vereist, maar er zal tevens aandacht worden geschonken aan voldoende groen. Immers, een goede landschapsarchitectuur binnen een outlet zal een extra bijdrage leveren aan het verhogen van de verblijfskwaliteit. Tevens zal er - evenals in alle andere outlets - veel aandacht besteed worden aan het schoonhouden van de omgeving, waardoor er nauwelijks of geen zwerfafval zal bestaan.

Binnen Outletcentra wordt het afvalthema centraal geregeld. Hierdoor wordt er bij het afval verzamelen rekening gehouden met gescheiden afval aanleveren. Zo zal papier gescheiden worden en in het centrum zelf zullen er afvalbakken komen waarbij de bezoeker/consument de keuze heeft tussen het deponeren van afval in verschillende bakken (glas/blik/papier/overig)

Een Outletcentrum kenmerkt zich door haar eenheid en het opstellen van strikte regels waar huurders zich aan dienen te houden. Het uitgebreide managementteam ter plaatse houdt naleving van de regels strikt in de gaten en daar waar noodzakelijk is wordt direct bijgestuurd. Dit in tegenstelling tot vele andere centra van deze omvang waar slechts zo af en toe een beheerder komt. Binnen de overeenkomsten wordt de huurder ook nadrukkelijk verplicht gesteld zijn verlichting, inrichting en ook klimaatbeheersing dusdanig aan te passen dat het zo weinig mogelijk milieubelastend is, o.a. gebruik maken van led verlichting.

Binnen de ontwikkeling zullen nog verdere studies dienen te worden gedaan naar de toepasbaarheid van zonnecollectoren en wellicht koude-/warmteopslag. De ontwikkeling bevindt zich wat deze zaken betreft nog in een te prematuur stadium om hier al concrete toezeggingen of uitspraken over te kunnen doen anders dan dat deze opties serieus worden meegenomen in het ontwerp van het concept.

Ruimtelijke structuur

De Spoorallee vormt een integraal onderdeel van de ruimtelijke structuur voor het plangebied Groot Holthuizen en 7Poort. Het nieuw aan te leggen station zal grenzen aan een brink ter hoogte van de Landeweer. Nabij het station zal worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer. Het gebied dat wordt ingericht ten behoeve van retail- en leisure wordt begeleid door een brede waterstrook. Het ruimtelijk verbinden van de gebieden is van belang. Richting het noorden is ruimte voor een meer stedelijk gebaar in de vorm van een landmark. De maximale hoogte van één hoogteaccent kan hier naar 45 meter gaan.

2.3 Haalbaarheids- en effectenanalyse

Aan Goudappel Coffeng BV is gevraagd de haalbaarheid van de ontwikkeling van het leisurepark inzichtelijk te maken op basis van de marktbehoefte en de markteffecten voor het centrum van Zevenaar en omliggende regio. Dit is weergegeven in het rapport "Haalbaarheids- en effectanalyse leisurepark Spoorallee Zevenaar" (Goudappel Coffeng, d.d. 22 mei 2014, Bijlage 2 Haalbaarheids- en effectanalyse). Naar aanleiding van de zienswijzen is nader onderzoek gedaan door Goudappel Coffeng met betrekking tot de regionale behoefte en leegstand. Dit is toegevoegd als Bijlage 3 aan deze toelichting.

Goudappel Coffeng heeft nader onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de realisatie van het FOC op de voorzieningenstructuur, leegstand en het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de regio. Dit onderzoek is weergegeven in Bijlage 4.

Daarnaast heeft Goudappel Coffeng onderzoek gedaan in hoeverre het programma aan horeca en leisure kansrijk is. Zie hiervoor Bijlage 5.

Ook is door Goudappel Coffeng een toets gedaan aan de eerste trede van de ladder voor duurzame ontwikkeling in verband met de ontwikkeling van een supermarkt in het gebied. Deze toets is opgenomen in Bijlage 6.

Vraagstelling

In de economische haalbaarheids- en effectanalyse worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

  • Zijn er mogelijkheden voor de ontwikkeling van een Factory Outlet Center van circa 15.000 m² bvo (circa 12.000 m² wvo) op de locatie Spoorallee?
  • Wat is het consumentenbereik van een leisurepark (FOC+horeca) op de locatie Spoorallee in Zevenaar en hoe groot is de consumentenbehoefte?
  • Welke verdringings- en synergie-effecten treden op voor de omliggende detail-handelsstructuur, specifiek het centrum van Zevenaar en de Regio?
  • Wat is de invloed van de ontwikkeling op eventuele leegstand in de regio en heeft dit gevolgen voor het woon- en leefklimaat?

Aanvullend heeft de gemeente Zevenaar de volgende vragen gesteld, waarop in dit onderzoek deels wordt ingaan. Het is voor de gemeente van belang te weten:

  • Welke kaders handhaafbaar en haalbaar zijn voor de gemeente?
  • Welke economische effecten de beoogde branchering in de Spoorallee heeft op het centrum en de Regio en of deze effecten acceptabel zijn?
  • Welke compensatie geboden kan worden vanuit deze ontwikkeling om tegemoet te komen aan de wens om het stadscentrum te behoeden voor de negatieve effecten die een ontwikkeling als de Spoorallee mogelijk kan hebben op het centrum?

Conclusies:

In het rapport wordt een analyse gemaakt van de voorzieningenstructuur, de trends en ontwikkelingen, de marktkansen en de impact op de voorzieningenstructuur. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de rapportage zijn als volgt:

  • De plannen voor een ontwikkeling van een leisurepark op de locatie Spoorallee in Zevenaar gaan om een combinatie van winkels (Factory Outlet Center) en leisure (horeca en vermaak), dat zich richt op een aangenaam verblijf voor de bovenregionale bezoeker en toerist.
  • Belangrijk onderdeel van het leisurepark en katalysator van de gebiedsontwikkeling Spoorallee vormt het FOC dat uitgaat van maximaal 15.000 m² bruto vloeroppervlak (bvo). Dit betreft circa 12.000 m² winkelvloeroppervlak (wvo). De voorgestelde verdeling over de branches is als volgt:
    • 1. 55-65% mode: 6.600-7.800 m² wvo;
    • 2. 10-15% sport: 1.200-1.800 m² wvo;
    • 3. 10-15% schoenen: 1.200-1.800 m² wvo;
    • 4. 5-10% home: 600-1.200 m² wvo.
  • Wat betreft het aangeboden assortiment en artikelen bij een FOC is het uitgangspunt:
    - 'aanvullend aanbod van minimaal 3 maanden oud, restartikelen, samples en B-keuzes'.
  • De Spoorallee maakt deel uit van de gebiedsontwikkeling Zevenaar Oost. In dit gebied komt het nieuwe treinstation met P+R-voorzieningen. Daarnaast wordt een supermarkt (van 1.200 m2 wvo) gerealiseerd voor de inwoners van de aangrenzende nieuwbouwwijk Groot Holthuizen, is er een vestiging van het Liemers College en horeca en leisurevoorzieningen (deels verplaatsing).
  • Sterk punt van de locatie Spoorallee is de ligging dicht bij de A12. Wanneer een directe op- en afrit A12 wordt gerealiseerd en de A15 wordt doorgetrokken is de Spoorallee binnen een uur rijden door ruim 12 miljoen consumenten bereikbaar.
  • Voor een krachtige exploitatie dient het FOC in de zone binnen een half uur rijden een marktaandeel te behalen van 0,7 tot 1%. Vanwege de aantrekkingskracht van een Factory Outlet Center en de ligging van concurrerende Outlet Centers wordt dit marktaandeel goed haalbaar geacht voor het FOC Spoorallee. Een Factory Outlet Center zorgt voor beperkte marktverschuivingen bij bestaande winkels in de omgeving, maar ook voor synergie-effecten.
  • De marktverschuiving bij de bestaande winkels in de branches mode, luxe en sport in het gebied Stadsregio Arnhem Nijmegen en Doetinchem bedraagt circa 10,5 tot 12,6 miljoen. Dit betekent een gemiddelde marktverschuiving in deze branchegroep van 1,5 tot 1,8%. De gemiddelde verschuiving wordt niet gelijkmatig verdeeld over het gebied. De mate waarin het effect zich voordoet hangt af van de afstand tot het FOC en vooral van de functie van de winkelgebieden. In de kledingbranche kunnen de effecten voor de centra van Zevenaar, Arnhem, Nijmegen en Doetinchem oplopen tot 3 tot 5% en in de sportbranche van 5 tot 8%. In Zevenaar met name vanwege de afstand en in de binnensteden van Arnhem, Nijmegen en in mindere mate Doetinchem vanwege de meer vergelijkbare functie. Overigens heeft de komst van een grote sportwinkel (zoals Decathlon) vanwege de grotere omvang dan het sportaanbod binnen een FOC een veel grotere invloed op de omzetten voor bestaande aanbieders.
  • Een gemiddelde omzetverschuiving van 1,5-1,8% in de branchegroep mode & luxe in de Stadsregio Arnhem Nijmegen en Doetinchem zal niet leiden tot ontwrichting van de detailhandelsstructuur. In Roermond, Lelystad en andere outletplaatsen heeft de ontwikkeling van een FOC niet geleid tot een toename van de leegstand*).

*) De ontwikkeling van een leisurepark + FOC past binnen de kaders voor duurzame verstedelijking met o.a.de ligging direct ontsloten aan de A12. Met deze ligging is de Spoorallee gemakkelijk bereikbaar door een groot aantal consumenten binnen een uur rijden. Zeker wanneer de A15 wordt doorgetrokken. Realisatie van een FOC is zelden of nooit mogelijk aangrenzend aan een stadscentrum. Bij realisatie op de locatie Spoorallee wordt gebouwd in een bestaande stedelijke omgeving. Er is geen sprake van een volledig nieuwe uitleg locatie ("weide-locatie") voor deze FOC. Onderzoek heeft aangetoond dat een FOC niet of nauwelijks leidt tot een toename van de leegstand in bestaande centra. Vergrijzing, internet en de crisis hebben veel meer effect.

  • De ontwikkeling van een FOC op de locatie Spoorallee zorgt ook voor synergie-effecten. Een deel van de bezoekers van een FOC, bezoeken aanvullend een winkelgebied in de omgeving. Dit combinatiebezoek betekent een impuls van in totaal zo'n € 3 miljoen voor de winkels in de branches mode, luxe en sport in de centrumwinkelgebieden in de omgeving. Deze impuls komt vooral ten goede aan de winkelgebieden met een sterk recreatief winkelaanbod, zoals de binnensteden van Arnhem en Nijmegen, aan het centrum van Zevenaar vanwege de nabijheid en aan perifere locaties met een bovenregionale functie als Nieuwgraaf met Ikea en nabij gelegen hoogwaardige aanbieders op Tatelaar en Hengelder. Voor de horeca in deze gebieden wordt een impuls van circa € 1,2 tot € 1,5 miljoen verwacht.
  • Met de ontwikkeling van een Factory Outlet Center ontstaat een compleet winkelaanbod in de Stadsregio en is er voor elk wat wils. De binnensteden van Arnhem en Nijmegen zijn aantrekkelijke gebieden om recreatief te winkelen en uit te gaan, Nieuwgraaf vormt een sterk PDV/GDV cluster met Ikea en binnenkort Saturn en het FOC vervult een functie voor de doelgerichte outletkoper met een bovenregionale aantrekkingskracht.
  • Het FOC vormt in combinatie met het leisurepark een sterke 'all weather' aanvulling op het toeristisch recreatieve product van Zevenaar en omliggende regio en versterkt dit product. Naast synergie met winkelgebieden in de omgeving kunnen het FOC en leisurepark ook zorgen voor synergie met andere toeristische trekkers in de regio als:
    - Burgers Zoo;
    - Openluchtmusem;
    - Park de Hoge Veluwe (inclusief musea);
    - diverse overige musea (historisch+kunst);
    - Gelredome (evenementen);
    - toeristische gebieden rondom de rivieren (IJssel, Rijn), zoals Doesburg en omgeving;
    - recreatiegebied Rhederlaag (o.a. watersport).
  • De ontwikkeling van een outlet center levert werkgelegenheid op. Naast indirecte werkgelegenheid als gevolg van onder meer het bouwen, levert het ook de nodige directe werkgelegenheid op in winkels, horeca en aanverwante diensten. De ontwikkeling van een FOC levert aan directe werkgelegenheid zo'n 250 tot 300 fte's op.
    Bovendien komen er extra banen bij de andere beoogde functies in de gebiedsontwikkeling. Afhankelijk van het precieze programma gaat het indicatief om zo'n 50 tot 100 fte's.
  • Aanvullend aan het FOC worden leisurevoorzieningen in het ontwikkelingsgebied gerealiseerd. In combinatie met het FOC levert dit ook banen op, afhankelijk van de omvang van deze voorzieningen en van de stimulans om combinatiebezoeken in het ontwikkelingsgebied te doen. In zijn totaliteit kan het FOC dienen als katalysator van de gebiedsontwikkeling Zevenaar Oost en helpen (dit deel) van Zevenaar op de kaart te zetten.
  • Bovendien betekent het leisurepark een welkome aanvulling voor de toeristische aantrekkingskracht van de Stadsregio en omgeving.
  • Als leisurefuncties op de locatie Spoorallee wordt gedacht aan horeca, hotel, fitness, wellness, kinderspeelhal, en automotive. Deze functies passen bij de locatie en bij een leisurepark.
  • Voor functies als doelgericht bezochte themarestaurants en fastfood, een hotel in combinatie met wellness en fitness, is marktpotentieel aanwezig. Het kan hier gaan om verplaatsing van al in Zevenaar gevestigde aanbieders of om een nieuwe vestiging. Ontwikkeling van deze functies op de locatie Spoorallee betekent vooral een versterking van de voorzieningenstructuur.
  • Om de effecten te beperkten is het in de automotive branche gewenst een bestaande vestiging te verplaatsen of in te zetten op een onderscheidend concept en assortiment met meerwaarde. Een goed voorbeeld hiervan is The Good Car/Bike Company in Zevenaar, die gespecialiseerd is in elektrische voertuigen. Een dergelijk bedrijf is van toegevoegde waarde voor de Spoorallee en past bij de bovenregionale aantrekkingskracht van het leisurepark.
  • In bijgevoegde tabel zijn de marktkansen voor de beoogde branches nog eens beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0002.jpg"

2.4 Planologisch-juridische regeling

Het uitwerkings-/wijzigingsplan is opgesteld binnen de kaders van de Wet ruimtelijke ordening, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. Hierin is een wettelijke verplichting opgenomen om bestemmingsplannen en andere ruimtelijke besluiten in digitale vorm vast te stellen. In de Wro zijn nadere regelingen opgenomen om het betrouwbaar beschikbaar stellen en vergelijkbaar maken van ruimtelijke plannen en besluiten te bevorderen. Dit door het gebruik van standaarden voor de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling en voor de opzet en inrichting van de regels die bij een bestemmingsplan worden gegeven. Dit plan voldoet aan de geldende Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening en aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.

Het uitwerkings-/wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. De volledige verbeelding op papier voor dit uitwerkings-/wijzigingsplan omvat deze toelichting, de bijlagen bij de toelichting, de regels, de bijlagen bij de regels en een plankaart (verbeelding). Als na vaststelling de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde uitwerkings-/wijzigingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit uitwerkings-/wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het uitwerkings-/wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het plan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Door middel van beknopte samenvattingen van relevante beleidsnota's en beleidsplannen is een overzicht verkregen en daaruit zijn conclusies getrokken. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in verschillende structuurvisies. Een 'doorzetting' van dit beleid vindt veelal plaats in gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

Het beleidskader is uitgebreid aan de orde geweest bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" en de vervolgens vastgestelde uitwerking(en). Met het voorliggende uitwerkingsplan is feitelijk sprake van (her)detaillering van de bestemming en vastlegging van bouw- en bestemmingsvlakken en daarbij behorende maatvoeringen.

De ruimtelijke mogelijkheden die in dit plan worden geboden, passen in het ruimtelijk beleid van het Rijk en de Provincie dat de eigen verantwoordelijkheden voor het regelen van zaken met een duidelijk lokaal belang benadrukt. Met de voorgestane ontwikkelingen is voorts sprake van een optimalisering van het gebruik van het te bebouwen gebied, hetgeen ook past in het beleid van de Provincie en de Stadsregio.

In de volgende paragrafen worden de diverse beleidsstukken kort toegelicht.

3.2 Nationaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SvIR, 2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is onlangs aangeboden ter vaststelling aan de Tweede Kamer. Onderdeel van de Structuurvisie is de introductie van de ladder voor duurzame verstedelijking.

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werk verkeer;
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Afgewogen is of de geplande ontwikkeling past binnen het afwegingskader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze afweging is hierna weergegeven. Geconcludeerd wordt dat de geplande ontwikkeling past binnen het afwegingskader dat geïntroduceerd wordt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Het FOC op de Spoorallee past binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met betrekking tot de ‘eerste trede’, “eerst kijken of er vraag is” is het aspect van de marktruimte bepaald.

De gemeente Zevenaar heeft een intentieovereenkomst gesloten met KWP ten behoeve van de ontwikkeling van de Spoorallee. Stable International Development BV heeft in samenwerking met KWP plannen voor de ontwikkeling van een leisurepark op de locatie Spoorallee. Deze leisure omvat een Factory Outlet Center (FOC) en andere voorzieningen. Door deze ontwikkeling aan de nieuwe aansluiting op de A12 beoogt men consumenten vanuit een grote regio aan te trekken, waarbij de Duitse regio een belangrijk onderdeel van het verzorgingsgebied vormt. De locatie leent zich, liggend aan een belangrijke invalsroute van Nederland, uitstekend voor Duitsers om vlak over de grens in Nederland het leisurepark aan te doen.

Aan Goudappel Coffeng BV is gevraagd de haalbaarheid van deze ontwikkeling inzichtelijk te maken op basis van de marktbehoefte en de markteffecten voor het centrum van Zevenaar en omliggende regio. De vraagstelling en de conclusies uit dit onderzoek zijn verwoord in hoofdstuk 2.3 van dit uitwerkingsplan.

Maar voor een goede exploitatie van een Outlet Centrum moet het mogelijk zijn om binnen een zone van een half uur rijden een marktaandeel te behalen van 0,7 - 1%. Vanwege de aantrekkingskracht van een factory outlet en de ligging van concurrerende Outlet Centers wordt dit marktaandeel goed haalbaar geacht voor FOC op de locatie Spoorallee.

Ook is nader onderzoek gedaan naar de regionale behoefte. In Bijlage 3 zijn de resultaten hiervan opgenomen. Hieruit blijkt dat de vraag naar de ontwikkeling aanwezig is.

Op basis van de verdiepende analyse naar de effecten van de realisatie van het FOC op de voorzieningenstructuur, leegstand en het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de regio, zie Bijlage 4, kan volgens het onderzoeksbureau niet gesteld worden dat met de ontwikkeling van een FOC aan de Spoorallee in Zevenaar sprake is van een ontwrichting van de detailhandelsstructuur of dat deze ontwikkeling leidt tot een zodanige toename van de leegstand dat de gevolgen voor het ondernemers-, woon en leefklimaat onaanvaardbaar moeten worden geacht.

In Bijlage 5 is onderzocht in hoeverre het programma aan horeca en leisure kansrijk is.

Naar aanleiding van de toets in verband met de supermarkt, zoals opgenomen in Bijlage 6, kan op basis van de actuele distributieve analyse gesteld worden dat er een actuele behoefte aanwezig is aan een supermarkt in de nieuwe woonwijk Groot Holthuizen. Deze ontwikkeling zal bovendien niet leiden tot een ontwrichting van de voorzieningenstructuur, maar eerder een versterking van deze structuur betekenen.


Ten aanzien van ‘de tweede trede’, het onderzoek of er in het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing mogelijkheden zijn voor de vesting van een FOC kan het volgende worden geconcludeerd.

Gezien het feit dat een Outlet Center veel bezoekers trekt en dan met name in de weekenden, heeft tot gevolg dat er veel autobewegingen plaatsvinden. Een locatie nabij een belangrijke verkeersader is dan ook van wezenlijk belang voor het snel afwikkelen van het verkeer. De locatie Spoorallee, op bedrijfsterrein 7Poort Zevenaar, is perfect gelegen vanwege de directe ontsluiting direct ontsloten aan de A12 en de ligging dichtbij het nieuwe knooppunt waar A12 en A15 op elkaar aansluiten.

Voorbeelden van Outlets in Nederland waar het verkeer een stad afsluit dan wel heeft afgesloten, zijn Lelystad en Roermond. In Lelystad heeft het verkeer in de openingsfase van Batavia Stad ieder weekend volledig stil gestaan door de enorme toestroom van nieuwsgierigen. Immers Batavia Stad was de eerst Outlet in Nederland en dat wekte veel nieuwsgierige consumenten. Batavia Stad is ca. 5 tot 8 km van de autosnelweg gelegen. Dat heeft veel nadelige gevolgen voor het leven in de stad maar ook uit milieuoogpunt vanwege de files. In Roermond zijn de files vandaag de dag nog steeds schering en inslag. Ondanks het vele geld dat geïnvesteerd is in extra asfalt om het verkeer vanaf de snelweg tot en met de Outlet nog enigszins vlot af te wikkelen staat er veelvuldig een file.

In en om Rosada, de 3e Outlet in Nederland, staan zelden of nooit files. Rosada is direct gelegen aan de afslag van de A17 en nabij het knooppunt De Stok waar de snelweg A58 aansluit op de A17. Een situatie die goed vergelijkbaar is met 7Poort in Zevenaar. Gevolg van deze locatie is dat er veel minder (milieu) overlast voor de (directe) omgeving plaatsvindt.

Met betrekking tot de ‘derde trede’, de multimodale bereikbaarheid voldoet de locatie van het FOC Zevenaar aan de hoogste eisen.

Een Factory Outlet dient aan de rand van een stad / dorp te zijn omdat het een enorm verkeer aantrekkende werking heeft. Een locatie als de Spoorallee, direct ontsloten aan de A12, en nabij een toekomstig station kan dit verkeer goed opvangen. Veel mensen komen van ver en de trein is dan een uitstekend alternatief. Er zijn geen locaties voorhanden in de regio waar het openbaar vervoer gecombineerd wordt met een uitstekende bereikbaar vanaf de snelweg. Deze multimodaliteit is een uitstekende basis voor het succes van een outlet centrum. Dit succes is tevens afhankelijk van een aantrekkelijk totaal concept, eenduidig aan elkaar gebouwde reeks van kleinschalige panden op maaiveldniveau. Immers, winkelen op een verdieping is niet aantrekkelijk en betekent bouwen voor de leegstand.

De locatie leent zich ook qua grootte en kan daardoor het parkeren accommoderen op eigen terrein.

In de regio zijn geen locaties met deze omvang voor handen die uitstekend bereikbaar zijn met openbaar vervoer en met de auto.

De locatie in Zevenaar heeft de volgende kenmerken (zie ook rapportage Haalbaarheids- en effectanalyse, Bijlage 2):

  • ligging (0): aan de oostkant van Zevenaar, grenzend aan bestaand bedrijventerrein en onderdeel van de gebiedsontwikkeling Zevenaar Oost. De Spoorallee ligt op circa 1.500 meter van het centrum van Zevenaar;
  • bereikbaarheid (+): dichtbij snelweg A12. Bereikbaarheid is sterk wanneer directe afslag A12 en station zijn gerealiseerd. Bereikbaarheid wordt nog beter wanneer A15 wordt doorgetrokken (volgens planning (2018);
  • zichtbaarheid en herkenbaarheid (0): niet direct zichtbaar vanaf A12. Landmark kan daar voor zorgen;
  • omvang en beschikbaarheid (+): circa 7 ha, per direct beschikbaar volledig bouwrijp;
  • verzorgingsbereik (+ ) binnen 60 minuten ruim 12 miljoen consumenten in Nederland en Duitsland. A12 is een van de belangrijkste invalroutes vanuit Duitsland (ruim 38.000 auto's passeren de grens per werkdag);
  • kansen op synergie (0) synergie mogelijk met andere voorzieningen. Synergie met centrum Zevenaar en woonboulevard is mogelijk en afhankelijk van de mate van samenwerking tussen de winkelgebieden.

Uit het regionale verkeersmodel blijkt dat er per dag momenteel circa 85.000 auto's de A12 bij Zevenaar passeren, terwijl er 38.000 auto's de grens met Duitsland bij de A12 overgaan. Dit betreft een groot aandeel Duitsers dat een van de belangrijkste doelgroepen voor het FOC vormen. Bovendien neemt volgens de prognoses in het verkeersmodel in 2023 de intensiteit op de A12 bij Zevenaar toe naar 111.000 auto's per dag en gaan 50.000 auto's de grens over.

De combinatie met overige voorzieningen geeft het gebied massa en allure en kan zorgen voor synergie tussen deze voorzieningen en het Factory Outlet Center. De synergie met het centrum van Zevenaar zal gezien de onderlinge afstand en de functie van dit centrum minder zijn dan bijvoorbeeld in Roermond, maar biedt wel kansen bij een gezamenlijke marketing. Wel zal Zevenaar kunnen profiteren van de aantrekkingskracht en bekendheid van een Factory Outlet Center en de katalysatorfunctie voor de gehele gebiedsontwikkeling. Een Outlet Center heeft een groot verzorgingsbereik en investeert fors in marketing en promotie en kan Zevenaar op de kaart zetten. Tevens betekent de toevoeging van overige functies een economische impuls voor Zevenaar en een toename van bovenregionale bezoekers. Onderzoek heeft aangetoond dat een FOC niet of nauwelijks leidt tot een toename van de leegstand in bestaande centra. Vergrijzing, internet en de crisis hebben veel meer effect.

Conclusie

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van het Leisurepark met FOC past binnen de kaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.2 AMvb Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.

In het Barro wordt een aantal projecten genoemd die van rijksbelang zijn en die met behulp van digitale kaartbestanden exact zijn ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes 'projecten' beschreven, er zullen er nog een aantal volgen.

Conclusie

Het Barro heeft geen gevolgen voor dit plan.

3.2.3 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Belangrijke doelen van de Modernisering van de Monumentenzorg zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk. Het ministerie van OC&W heeft in 2009 de beleidsbrief MoMo opgesteld. De beleidsbrief geeft de nieuwe visie op de monumentenzorg weer. In november 2009 stemde de Tweede Kamer hier mee in.

Conclusie

Het voorliggende plan past binnen de beleidskaders. De cultuurhistorische karakteristieken zijn onderzocht en deels meegenomen ter versterking van het plan

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Streekplan

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan voor Zevenaar Oost vigeerde het Streekplan. Onderhavig uitwerkingsplan is een onderdeel van dit onherroepelijke bestemmingsplan.

De provincie Gelderland heeft in juni 2005 het streekplan (Kansen voor de regio's) vastgesteld. In het streekplan staan vooral zaken van bovenlokaal belang. Het streekplan is een gebiedsgericht kader voor gemeenten, dat gebruikt wordt om eigen visies te maken voor hun ruimtelijke ontwikkeling en voor de bestemmingsplannen die daarop gebaseerd zijn.

De regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten hebben op verzoek van de provincie begin 2004 bouwstenen aangereikt voor het gebiedsspecifiek beleid in het streekplan. Deze bouwstenen zijn door de regio’s aangereikt in de vorm van regionale structuurvisies.

In streekplan valt onder meer te lezen dat, de zoekzone langs de A12 (Hengelder 2) een totale behoefte van 175 hectare kent, waarvan 135 hectare nieuw aan te leggen bedrijventerrein. Ook is aangegeven dat de gewenste Regiorail over het spoor het openbaar vervoer een impuls kan geven en de interne bereikbaarheid verbeteren, ook voor Zevenaar.

De ontwikkeling van de Spoorallee past binnen het beleidskader van de provincie, zoals dat is vastgelegd in het onherroepelijke bestemmingsplan voor het gebied. Zo is in het streekplan aangegeven dat: 'thematische ontwikkelingen zijn toegestaan, als daarvoor grenzend aan de bestaande centra geen geschikte locatie voorhanden is en het thema specifiek aan een perifere locatie is gebonden". Onderhavige ontwikkeling voldoet aan deze voorwaarden.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 15 december 2010, nr. PS2010-780. In de provinciale verordening zijn toetsingskaders aangegeven waaraan nieuw op te stellen bestemmingsplannen moeten voldoen. In de provinciale verordening is aangegeven dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts is toegestaan:

a. binnen bestaand bebouwd gebied;

b. binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

c. binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90% van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector, met dien verstande dat voor de gemeente Doesburg een percentage van 70% geldt;

d. binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

e. binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0003.jpg"

Afbeelding: RVG Verstedelijking Gelderand

Conclusie

Voorgenomen ontwikkeling is reeds in gang gezet in 2007 met de vaststelling en goedkeuring door de provincie. De Ruimtelijke Verordening Gelderland heeft geen gevolgen voor dit plan. Geconcludeerd wordt dat de geplande ontwikkeling onder het overgangsrecht van de Ruimtelijke Verordening Gelderland valt en als een bestaand recht moet worden aangemerkt.

3.3.3 Omgevingsvisie en -verordening

Op 17 oktober 2014 zijn de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende verordening in werking getreden. Het nieuwe Omgevingsbeleid vervangt de Structuurvisie (Streekplan 2005) en de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG). Onder het kopje 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' is het oude beleid (RVG) beschreven. De verstedelijkingsbepalingen (oude artikel 2.2) zijn niet meer opgenomen in de nieuwe verordening. Zoals in de visie ook is beschreven is voor de provincie Gelderland uitgangspunt (instrument) de Rijksladder voor duurzame verstedelijking.


Ladder voor duurzame verstedelijking

Onder het kopje Omgevingsvisie in de toelichting is de Gelderse ladder beargumenteerd. In feite zijn dit de drie treden van de Rijksladder voor duurzame verstedelijking artikel 3.1.6 tweede lid van het Bro. Deze ladder is reeds doorlopen in paragraaf 3.2.1. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is een uitbreiding op de rijksladder en staat alleen in de visie vermeld (niet in de verordening). Juridisch gezien is alleen de rijksladder verplicht. De Gelderse ladder moet deels nog worden uitgewerkt en is daarbij meer een gespreksinstrument waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor de bestaande bebouwing.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de geplande ontwikkeling onder het overgangsrecht valt van de Omgevingsvisie en -verordening en moet als een bestaand recht worden aangemerkt.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) op een klein onderdeel na goedgekeurd. In oktober 2006 besloot de KAN-raad al positief over het Regionaal Plan (RP). Het goedgekeurde RP heeft de status van een regionaal structuurplan.

Het RP vormt het richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het RP wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.

Conclusie

Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 heeft geen gevolgen voor dit plan. In het kader van de ontwikkeling van het gebied voor Groot Holthuizen en 7Poort is de ontwikkeling reeds als passend binnen het beleid beoordeeld.

3.4.2 Regionaal Programma Detailhandel

Op 24 oktober 2013 is door de Stadsregio het Regionaal Programma Detailhandel vastgesteld (hierna: het RPD). Het hoofddoel van het RPD is het in onderlinge samenwerking tussen de tot de stadsregio behorende gemeenten creëren en in stand houden van een evenwichtige en duurzame regionale detailhandelsstructuur met een zo compleet mogelijk voorzieningenpakket voor de consument en perspectief voor ondernemers/marktpartijen zodat zij kunnen en willen investeren.


Het RPD bevat daarnaast onder meer de volgende subdoelstellingen:

  • complementair aan centra om leegloop tegen te gaan;
  • aandacht voor kwantiteit om overaanbod te voorkomen;
  • inzetten op clustering om verdere versnippering te voorkomen;
  • concentratie in het middengebied (tussen Arnhem en Nijmegen) om mobiliteit te beperken.

Conclusie

Ten aanzien van het provinciale/regionale beleid stelt de gemeente Zevenaar voorop dat zij bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan het provinciaal/regionaal beleid gebonden is, maar daarmee slechts rekening dient te houden, in die zin dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Een belangenafweging gaat altijd vooraf aan de definitieve keuze om wel of geen medewerking te verlenen aan een verzoek. Indien naar aanleiding van de belangenafweging blijkt dat een initiatief niet haalbaar is, dan kan dit op tijd geconstateerd worden. Aan de hand van diverse beleidsstukken, relevante feiten en belangen van diverse partijen worden alle belangen afgewogen.

Detailhandel is reeds in het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" mogelijk gemaakt en dienen derhalve in beginsel als aanvaardbaar te worden geacht. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken. Dergelijke omstandigheden zijn in dit geval niet aan de orde. Voor zowel de gemeente Zevenaar als voor de initiatiefnemer geldt dat zij er allen belang bij hebben dat het FOC zich in opzet en assortiment voldoende zal onderscheiden van de bestaande detailhandel in de regio. Het dient ook het algemeen belang: duurzame ontwrichting van de regionale detailhandelstructuur dient te worden voorkomen en het FOC moet mede vanuit het oogpunt van een effectief ruimtegebruik, complementair zijn aan de bestaande detailhandel in de regio om vestiging buiten de bestaande winkelcentra aanvaardbaar te maken. Juist vanwege de voorgenomen opzet van het FOC, is aangetoond dat het niet tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur zal leiden.

De kans op leegstand als gevolg van de ontwikkelingen is klein. In het onwaarschijnlijke geval dat leegstand zou ontstaan, dan zal dit niet leiden tot een aantasting van de voorzieningenstructuur. Leegkomende panden in de centrumgebieden (A-gebied) zijn aantrekkelijk voor een herinvulling met nieuwe functies. Het woon-, werk-, en leefklimaat komt hiermee niet in het geding als gevolg van dit plan. Het blijkt dat het publiek dat naar het outletcenter komt, een ander publiek is dan degenen die winkelen in het centrum. Die laatste categorie gaat voornamelijk om de dagelijkse boodschappen. Er komen ongetwijfeld ook dagjesmensen naar het centrum, wat kansen biedt voor de plaatselijke horeca.

Op regionaal niveau is het Regionaal Programma Detailhandel (RPD) op 24 oktober 2013 aangenomen met 28 stemmen voor en 15 stemmen tegen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de gemeente Zevenaar tegen het RPD heeft gestemd. Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten en uitwerkingsregels van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II", op grond waarvan de detailhandelsfunctie in beginsel als aanvaardbaar moet worden geacht. Het in 2013 vastgestelde RPD doet daar niet aan af.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2010-2030

Deze ontwikkeling heeft een planologische basis in het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen & Hengelder II' uit 2008. Ook in de recent vastgestelde Structuurvisie is de ontwikkeling van het plangebied en hiermee de Spoorallee nogmaals bekrachtigd.

De nieuwe Structuurvisie doet uitspraken over de ontwikkeling van Zevenaar in de periode 2010-2030. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het '(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar'. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.

In de Structuurvisie wordt 'Zevenaar Oost' (de toenmalige werknaam voor Groot Holthuizen & 7Poort) genoemd als een gebied met unieke vestigingskansen voor woningbouw, detailhandel, bedrijven en voorzieningen. Het aanbod van detailhandel en voorzieningen kan worden verbreed in de zone van het Spoorallee. Bedrijven krijgen unieke vestigingskansen op het vlak van bereikbaarheid. Bedrijven van grote omvang kunnen zich vestigen op 7Poort. Het gebied Landeweer biedt ruimte voor bedrijven binnen een meer landschappelijke setting.

Conclusie

Het voorliggende plan past binnen de beleidskaders.

3.5.2 Gemeentelijk Geluidbeleid 2008

De gemeente Zevenaar heeft gemeentelijk geluidbeleid opgesteld naar aanleiding van de Wet geluidhinder. Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleidsplan is het behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar het noodzakelijk is, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren.

Het geluidbeleid is gebiedsgericht. Voor elk gebied is het ambitieniveau vastgesteld en is bepaald in hoeverre onder bepaalde voorwaarden de gemeente afwijking van deze ambities accepteert. In het beleid is bepaald dat de gemeente met behulp van vergunningverlening ervoor zorgt dat de geluidbelasting veroorzaakt door bedrijven op of onder de ambitiewaarde van het betreffende gebied is.

Conclusie

Het Gemeentelijk Geluidbeleid 2008 heeft geen gevolgen voor dit plan.

3.5.3 Beleidsvisie externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

De gemeente Zevenaar wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld (23 mei 2012). Bij onder andere de verantwoording van het groepsrisico dienen de uitgangspunten van de beleidsvisie externe veiligheid in acht te worden genomen.

Conclusie

De Beleidsvisie externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit uitwerkings-/wijzigingsplan.

3.5.4 Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013-2030

De gemeente Zevenaar heeft op 26 juni 2013 het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 | 2030 vastgesteld. Het plan is opgesteld om een actueel, helder en verantwoord beleidskader te hebben dat verbindt en de koers bepaalt voor milieukwaliteit binnen de gemeente Zevenaar. Het Milieubeleidsplan maakt duidelijk waar binnen de gemeente Zevenaar de prioriteiten liggen.

Het plan kent een aantal ambities. Deze zijn verwoord in het Milieuperspectief Zevenaar 2030. Dit perspectief bestaat uit structuren, gebieden en plekken die van waarde kunnen zijn voor de (milieu)kwaliteit van Zevenaar. Het milieuperspectief is niet bedoeld als taakstelling, maar om uit te dagen. Het plangebied ligt binnen het onderdeel 'Milieuperspectief Zevenaar 2030 - Rijnzone':

  • a. Landelijk wonen in kernen en lintbebouwing met ruimte voor 'kleinschalige' bedrijven.
  • b. Compacte stad binnen 400 meter rond ring en treinstation.
  • c. Enkele natuurgebieden met recreatief medegebruik: o.a. groene lob functionerend als park voor recreatie en stadsecologie.
  • d. Ecologische hoofdstructuur met aandacht voor natuur(beleving).
  • e. Enkele hoogwaardige fietsroutes die het gebied zelf en de woongebieden verbindt met de natuur- en recreatiegebieden.
  • f. Recreatieve stepping stones.
  • g. (Stads)landbouw.
  • h. Versterking landschappelijke en ecologische waarden en natuurlijke afscherming (productiebos) tussen weginfrastructuur en stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0004.jpg"

Afbeelding: milieubeleidsplan Zevenaar

Conclusie

Het Milieubeleidsplan gemeente Zevenaar 2013 - 2030 heeft geen gevolgen voor dit plan.

3.5.5 Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Zevenaar en Rijnwaarden

Met ingang van 1 januari 2012 zijn gemeenten op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht cultuurhistorische waarden mee te laten wegen in de totstandkoming van een bestemmingsplan. Om rekening te kunnen houden met de cultuurhistorische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aanwezige cultuurhistorische waarden. Hiertoe hebben de gemeenten Zevenaar en Rijnwaarden gezamenlijk een Cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld. Op 23 oktober 2013 is deze kaart in de raad van Zevenaar vastgesteld. Volgens deze kaart ligt de uitbreiding in gebied Z9a. De cultuurhistorische karakteristieken van het gebied zijn op hoofdlijn benoemd in paragraaf 4.9 van deze toelichting.

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie zijn in het moederplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" in het algemeen beoordeeld. In juni 2005 is er een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden en is er een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken worden in paragraaf 4.5 van deze toelichting weergegeven. Het voorliggende uitwerkings-/wijzigingsplan houdt in voldoende mate rekening met de visie van de beleidsnotitie, met de cultuurhistorische waardenkaart en met het bestemmingsplan "Archeologie".

3.5.6 Tussen belemmering en kans 'beleidsnotitie voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten 2008-2013'

Op 28 januari 2009 is deze beleidsnotitie door de gemeenteraad vastgesteld. Voor een herkenbaar en effectief monumentenbeleid in de gemeente Zevenaar is het van belang dat er bij de partijen die zich hiermee bezighouden duidelijkheid is over de wijze waarop de gemeentelijke overheid met haar onroerend erfgoed wenst om te gaan. In het beleid wordt de visie op het onroerend erfgoed verwoord en wordt een aanzet gegeven voor het concretiseren, prioriteren en financieren van activiteiten die deels vanuit een wettelijke plicht en deels uit de bepalingen van de monumentenverordening voortvloeien.

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie zijn in het moederplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" in het algemeen beoordeeld. In juni 2005 is er een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden en is er een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in de onderstaande paragrafen weergegeven. Op grond van archeologisch onderzoek is het gebied vrijgegeven. Het voorliggende uitwerkings-/wijzigingsplan houdt in voldoende mate rekening met de beleidsnotitie. Met dien verstande dat nogmaals is gekeken naar archeologie en cultuurhistorie en dit ook beschreven is in dit uitwerkings-/wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoeken

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse. Daarbij komen dan onderwerpen aan de orde als bodem, geluid, trillingen, verkeer en vervoer, ecologie, cultuurhistorie en archeologie, luchtkwaliteit, stofhinder, geur, water, en externe veiligheid. Onderzoeken die van belang zijn voor een goede planbeoordeling zijn dan ook als bijlage in dit plan opgenomen.

4.1 Algemeen

Het voorliggende plan is een uitwerking van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II". Omdat onderhavig uitwerkingsplan slechts nadere detaillering betreft kan worden teruggevallen op de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II".

Voor dit plan is in 2006 een Plan-MER opgesteld. In 2007 zijn voor het gehele gebied Zevenaar-Oost aanvullende onderzoeken uitgevoerd ten aanzien van lucht, geluid, externe veiligheid, natuur, de behoefte aan bedrijvigheid en de kansen voor een regiorailstation. Daarnaast is een plan voor het openbaar groen van Zevenaar-Oost opgesteld en een beeldkwaliteitsplan voor het bedrijventerrein. Met de verkregen informatie is het Besluit-MER opgesteld. Dit Besluit-MER is op 20 september 2006 van een toetsingsadvies voorzien. In dit advies is de Commissie van oordeel dat de essentiële informatie aanwezig is om bij de besluitvorming het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven.

De gemeente Zevenaar heeft bureau Tauw verzocht de noodzaak tot het uitvoeren van onderzoek te toetsen. Deze toets is als bijlage 7 opgenomen. Op basis van deze toets wordt er nader onderzoek verricht naar de aspecten bodem, ecologie, water, bedrijven- en milieuzonering.

4.2 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het bijbehorende Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. De kwaliteit van zowel de bodem en het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid van een plan verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name het onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Hierbij wordt gekeken of de kwaliteit van de bodem fysiek, dan wel kwalitatief geschikt is voor een eventuele ontwikkeling. Daar waar maatregelen genomen moeten worden, zoals een sanering, dienen de financieel-economische consequenties hiervan in beeld gebracht te worden. Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s).

Er is in het verleden ten behoeve van bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' een historisch onderzoek uitgevoerd (Historisch onderzoek, toekomstig bedrijventerrein /woningbouwgebied Zevenaar-Oost te Zevenaar van 12 juli 2005, uitgevoerd door Grontmij Nederland b.v.). Op basis van dit onderzoek is destijds geconcludeerd dat de vereiste bodemkwaliteit kan worden gegarandeerd.

Daarnaast moet worden nagegaan in hoeverre er na 2005 bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden in het plangebied Spoorallee.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Tauw, Verkennend bodemonderzoek Spoorallee te Zevenaar, van 28 april 2014). In Bijlage 8 is het onderzoek opgenomen.

Het doel van het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen.

Vooronderzoek

Uit het vooronderzoek is gebleken dat de locatie niet verdacht is voor de aanwezigheid van bodemverontreinigingen. De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Oud Zevenaar sectie M nummer 798 en heeft een oppervlakte van circa 20.650 m2. De locatie ligt nu braak en is in gebruik geweest voor depotopslag van puinhoudende grond (Masiusplein).

Zintuiglijke waarnemingen

Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn, behoudens een enkel puindeeltje in de bovengrond van boring 127, zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. Wel zijn veel puindeeltjes en stenen op het maaiveld aanwezig.

Grond

In het mengmonster van de bovengrond (104, 106, 110, 115, 120, 125 tot en met 128) zijn gehalten van kobalt, nikkel en PAK in lichte mate boven de achtergrondwaarde. Geen van de overige onderzochte parameters zijn gemeten in gehalten boven de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens

In de overige mengmonsters van de bovengrond en in de mengmonsters van de ondergrond zijn geen van de onderzochte parameters gemeten in gehalten boven de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens.

Grondwater

In het grondwater ter plaatse van alle peilbuizen zijn concentraties van barium en xylenen in lichte mate boven de streefwaarde gemeten. Incidenteel zijn in het grondwater ter plaatse van peilbuis 120 concentraties van cadmium, kobalt en nikkel boven de streefwaarde gemeten. Geen van de overige geanalyseerde parameters zijn aangetoond in concentraties boven de streefwaarde en/of rapportagegrens.

Conclusie

Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (eindsituatie) op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de locatie vrij is van verontreinigingen, met uitzondering van een zeer licht verhoogde gehalten en/of concentraties in de grond en in het grondwater. De concentraties zijn dusdanig licht verhoogd dat er geen risico's zijn voor de mens of het milieu. Een aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.

Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.

4.3 Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Soortenbescherming

In 2014 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Tauw, Quickscan Flora en fauna Uitwerkingsplan Spoorallee te Zevenaar, van 24 april 2014). Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 9.

In de volgende tabel zijn de beschermde tabel 2- en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep, en de voorwaarden die genomen dienen te worden om dit te voorkomen. De verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet die daarbij overtreden worden zijn eveneens weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0005.jpg"

Tabel 6.1 Door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2/3 en vogels) die mogelijk geschaad worden en voorwaarden om dit te voorkomen

Rekening houden met vleermuizen

Bij de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen. Schade als gevolg van de (tijdelijke) werkzaamheden is op de volgende manier te voorkomen:

  • Wanneer er kapwerkzaamheden nodig zijn dan is nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk om negatieve effecten uit te kunnen sluiten.
  • Bij de werkzaamheden en in de nieuwe situatie dient lichtverstoring door uitstralende verlichting in de nacht tijdens het actieve seizoen van vleermuizen (globaal van maart tot en met oktober) te worden voorkomen. Geadviseerd wordt om bij het maken van het verlichtingsplan van het outletcentrum een ecoloog te betrekken.

Als de bosschage onaangetast blijft bij de werkzaamheden, dan is er geen aanvullend onderzoek naar vleermuizen nodig.

Rekening houden met broedvogels

Om effecten op broedende vogels te voorkomen moet bij de planning van de werkzaamheden daarom rekening worden gehouden met het volgende:

  • Wanneer er wel snoei- of kapwerkzaamheden nodig zijn binnen het broedseizoen (dit loopt globaal van maart tot en met juli), dan is nader onderzoek naar aanwezigheid van algemene broedvogels noodzakelijk. Daarnaast is het soms mogelijk om voorafgaande aan het broedseizoen de potentiële broedplaatsen (de bomen) te verwijderen. Geadviseerd wordt om hiervoor een ter zake kundig ecoloog te raadplegen.

Wanneer er geen kap- of snoeiwerkzaamheden plaatsvinden in het populierenbosje en de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden om verstoring van broedende vogels te voorkomen, is er geen nader onderzoek naar vogels nodig.

Rekening houden met beschermde vissen

Bij de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de zwaarder beschermde vissoort kleine modderkruiper en bittervoorn. Schade aan deze soorten is op de volgende manier te voorkomen:

  • Ten behoeve van de werkzaamheden mogen geen watergangen worden gedempt of vergraven. Indien dit toch noodzakelijk is, dan is nader onderzoek naar aanwezigheid van de kleine modderkruiper en bittervoorn noodzakelijk.

Rekening houden met amfibieën

Bij de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van de rugstreeppad. Schade aan de rugstreeppad is op de volgende manier te voorkomen:

  • Als voor de werkzaamheden de grond bouwrijp moet worden gemaakt en er ondiepe poeltjes kunnen ontstaan (een bandenspoor in het zand kan hiervoor al genoeg zijn), dan dienen voorafgaand aan het voortplantingsseizoen amfibiewerende schermen rond het plangebied te worden geplaatst die voorkomen dat rugstreeppadden zich in het plangebied vestigen.

Gebiedsbescherming

In het huidige bestemmingsplan en de correctieve herziening is nauwelijks gekeken naar de effecten op Natura2000 gebieden. Toetsing dient daarom plaats te vinden. De volgende zaken dienen opnieuw beoordeeld te worden.

  • De autonome ontwikkeling controleren op basis van de GDN kaarten (grootschaligedepositiewaarde kaarten Nederland). Hiermee wordt vastgesteld of aan het einde van de planperiode de situatie nog een overschrijding kent ten opzichte van de kritische depositie waarden in het gebied
  • Toetsing van de stikstofdepositie (is de toename meer/minder dan 0,05 mol/ha/jaar)

Uit nader onderzoek (Bijlage 10 Voortoets) blijkt dat de verkeerstoename leidt tot een depositietoename van hoogstens 0,056 mol N/ha/jaar op H91E0A: 'vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)'. Deze toename zorgt niet voor een overschrijding van de Kritische Depositiewaarde van het habitattype. Er zijn geen overige habitattypen of zoekgebieden voor uitbreiding daarvan gelegen binnen de 0,051-depositiecontour. De toename leidt daarom niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van habitattypen. Vanwege de ruime tussengelegen afstand (0,4 km) van de dichtstbijzijnde weg met verkeerstoename en de Natura 2000-gebiedsgrens, zijn overige effecten zoals verstoring door geluid tevens uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0006.jpg"

Afbeelding: de toename in stikstofdepositie ten gevolge van de activiteiten in het bestemmingsplan Spoorallee (mol/ha/jaar). De depositietoename is alleen hoger dan 0,051 in habitattype H91E0A: Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen).

4.4 Water

Om een goede invulling te geven aan het integraal waterbeheer heeft het Waterschap Rijn & IJssel een Waterbeheerplan vastgesteld. Het Waterbeheerplan sluit aan op de provinciale waterhuishoudingsplannen van de provincies Gelderland, Overijssel en het Rijk, en de Kaderrichtlijn Water. Ook sluit het plan aan op de Watervisie van het waterschap die in 2002 is vastgesteld.

Waterbeheerplan

In het Waterbeheerplan 2010 - 2015 wordt het beleid van het Waterschap Rijn & IJssel weergegeven. Het plan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap.

Met de doelstellingen in het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.

Watervisie

In de Watervisie geeft het Waterschap Rijn en IJssel aan hoe het aankijkt tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor we de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen. De Watervisie geeft richtingen aan de activiteiten van het waterschap, bijvoorbeeld als het gaat om het bestrijden van verdroging en regionale wateroverlast.

De Watervisie is in eerste instantie de blauwdruk voor de Reconstructieplannen in het beheersgebied. In de Reconstructieplannen wordt gekeken naar de herinrichting van het buitengebied op basis van regelgeving van rijksoverheid. Het Waterschap Rij en IJssel wil hierin ook het waterbeheer een plaats geven. Daarnaast vormt de Watervisie de basis voor overleg met andere overheden over de toekomstige inrichting van de streek van Rijn en IJssel.

Watertoetstabel

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk beter plaats te geven bij het opstellen en boordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0007.jpg"

In het kader van de watertoets wordt het uitwerkingsplan Spoorallee voorgelegd aan het Waterschap Rijn & IJssel, Rijkswaterstaat en de provincie Gelderland. De gemaakte opmerkingen worden in dit uitwerkingsplan verwerkt

Waterhuishoudkundige situatie

Grondwater

Met name de westhoek van het plangebied is relatief droog. Dit beeld correspondeert met de geomorfologische ontstaansgeschiedenis: een natte komvlakte met aan de zuidrand (restanten van) hogere en drogere oeverwallen. In de omgeving van het plangebied vinden geen grote grondwateronttrekkingen plaats. Het plangebied ligt ook niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

Oppervlaktewater

In het plangebied loopt van oost naar west een van de twee A-watergangen, namelijk de Hengelder Leigraaf. Deze watergang voert het overtollige water via de stuw Hengelder af naar de Hengelder Leigraaf. De stuw heeft een streefpeil van 9,70 meter boven NAP.

De Hengelder Leigraaf loopt aan de zuidzijde van het bedrijventerrein 7Poort. De aantakking van deze watergang op de stuw wordt gegarandeerd in de planontwikkeling van de Spoorallee.

Riolering

In het plangebied wordt uitgegaan van een gescheiden rioleringssysteem. Relevante waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied. Aan de hand van de 'Handreiking Watertoets' is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. In de watertoets tabel is aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het uitwerkingsplan relevant zijn.

Afvoer schoon en vuilwater

Voor de Spoorallee is rekening gehouden met de vervuilingsgraad van het water. Omdat er categorie 2 tot en met 4.2 bedrijven kunnen vestigen wordt het hemelwater van het terrein via het rioolsysteem afgevoerd. Het hemelwater van de daken wordt via buizen afgevoerd naar de waterpartij, die van zuid naar noord loopt in dit gebied.

Voor de verdere uitwerking van het watersysteem en voor de inrichting van de watergangen en oevers moet bovendien rekening worden gehouden met de afspraken zoals gemaakt met het waterschap Rijn en IJssel zoals vastgelegd in de ' Waterovereenkomst'. Voor de definitieve profilering en positionering van de benodigde watergangen wordt het waterplan vernieuwd.

Conclusie

Met dit plan worden eveneens geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet.

Zevenaar heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Zevenaar archeologisch beleid gemaakt. Op basis van dat archeologische beleid is een zogenaamde 'loketkaart' vastgesteld. Dit beleid en de loketkaart vormen de onderlegger voor het zogenaamde paraplubestemmingsplan "Archeologie" van de gemeente Zevenaar. Dit leidt doorgaans tot het opnemen van de bestemming "Archeologie" als dubbelbestemming.

Naar aanleiding van het moederplan is er archeologisch vooronderzoek geweest en naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek. Op basis van de uitkomsten is het plangebied voor wat archeologie inmiddels vrijgegeven. Archeologisch onderzoek is ter plaatse dan ook niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

Gemeenten hebben de wettelijke taak om op lokaal niveau de ruimtelijke ontwikkeling in goede banen te leiden. Dit gebeurt vooral door middel van een structuurvisie en daaraan gerelateerde bestemmingsplannen. Ten aanzien van geregistreerd cultureel erfgoed (rijks- en gemeentelijke monumenten) heeft de gemeente door middel van de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening verantwoordelijkheden met betrekking tot aanwijzing, advisering en behoud. Ook heeft de gemeente taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de archeologische monumentenzorg. Voor advies en toetsing is er de monumentencommissie.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt mogelijkheden om herontwikkeling en exploitatie van cultureel erfgoed juridisch-planologisch te verankeren met een integrale ruimtelijke gebiedsvisie als uitgangspunt, mits de procedures snel doorkopen kunnen worden en er geen jarenlange vertraging optreedt. Daarin ligt bij uitstek de oplossing om cultureel erfgoed te behouden en weerbaar te maken voor generaties na ons. Daarom is met ingang van 1 januari 2012 in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geregeld dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan met cultuurhistorische waarden (boven de grond) en archeologische waarden (onder de grond) rekening moet houden. Naast de Wro en het Bro spelen de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) een belangrijke rol.

Bebouwingspatroon

De woonbebouwing in het gebied ten zuidoosten van de spoorlijn Zevenaar- Didam concentreert zich met name aan de zuidwestrand. De bebouwing heeft zich van oudsher gevestigd op deze hoge rand. Daar kon men droog wonen, terwijl de noodzakelijke, gemeenschappelijke lage weidegronden direct in de buurt lagen. Voordat de Rijn werd bedijkt (vanaf 1328), werd het gebied regelmatig overstroomd en werd er vruchtbare rivierklei afgezet. Mede hierdoor vormde dit gebied een aantrekkelijke woonlocatie. Sinds 1483 zijn in het gebied vrijwel geen verschuivingen van het bebouwingspatroon opgetreden.

Verkavelingspatroon, sloten en watergangen

De ruilverkaveling van de jaren zestig heeft voor een schaalvergroting in de kavelstructuur van het gebied gezorgd. Met name in het zuidwesten van het plangebied op de stroomrug is de verkaveling sterk gewijzigd in strakke strookvormige kavels met lange rechte sloten. Tot aan de jaren zestig was er min of meer een driedeling te zien in het verkavelingspatroon:

  • kleinschalig en gevarieerd op de stroomrug en de flanken;
  • blokvormig met veel sloten haaks op de Leigraaf in het middengebied;
  • langwerpige strokenverkaveling in het noordoosten van het plangebied.

De belangrijkste watergang is de Hengelder Leigraaf die tot de 19e eeuw ook de naam Landweerswal had omdat het de grens vormde van de kerspel Oud-Zevenaar. Het slotenpatroon hangt sterk samen met het verkavelingspatroon. Sinds de jaren zestig is het aantal sloten en watergangen afgenomen en zijn ze meer rechte en strakke tracés gerealiseerd.

Grondgebruik

Het grondgebruik was vroeger sterk gebonden aan de bodemgesteldheid: op de stroomrug akkerland en boomgaarden, en op de lage zware komkleigronden: weiland. In de loop van de tijd is door de hoeveelheid weiland in het gebied toegenomen. Vooral met de verbeterde afwatering (vooral na de ruilverkaveling van de jaren zestig) is in de loop van de tijd het aandeel weiland groter geworden. Ook zijn in de loop van de tijd vrijwel alle boomgaarden rondom Holtkamp (zuidoostelijke hoek van het plangebied) verdwenen. (De resultaten zijn weergegeven in het rapport "Archeologisch onderzoek en Cultuur Historische verkenning Zevenaar Oost", door de Grontmij, van oktober 2005. Vastgesteld bestemmingsplan 30 27 juni 2007)

Wegen en paden

De oudste wegen en paden in het gebied liepen over de hoge stroomrug en vormden de verbinding tussen de dorpen en buurtschappen. In de loop van de tijd is maar weinig veranderd aan het wegenpatroon, behalve dat in de 20ste eeuw een groot deel van de wegen en paden zijn verhard.

Beplanting

Het oorspronkelijke beplantingspatroon van het gebied is vrijwel helemaal verdwenen. Dit geldt ook voor de karakteristieke hoogstamboomgaarden aan de zuidkant van het gebied.

Conclusie

Voor de resultaten van de onderzoeken wordt kortheidshalve verwezen naar rapportages die in het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn uitgebracht. Het gebied, waarbinnen het gebied Spoorallee ligt, is qua archeologie vrijgegeven. Er hoeft dan ook geen dubbelbestemming opgenomen te worden in dit bestemmingsplan.

Er zijn geen monumenten in het gebied Spoorallee aanwezig. Er is geen oude bebouwing in het gebied aanwezig. De historische structuur voor het gebied Spoorallee is vrijwel compleet gewijzigd. De cultuurhistorische waarden zijn dan ook beperkt. Het restant van de Landeweer is met de Landeweerdijk een richting gevende structuur in het gebied.

Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen om de voorgestane ontwikkeling te realiseren.

4.6 Geluid

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Naast die wettelijke kaders moet in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' ook gezorgd worden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het kan daarom belangrijk zijn om in het kader van een Wro-procedure ook objecten akoestisch te beschouwen die volgens de Wet geluidhinder geen geluidsgevoelig object zijn. Door Wensink Akoestiek en Milieu is in maart 2007 een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai en railverkeerslawaai in relatie tot de planontwikkeling van het nieuwbouwproject Zevenaar Oost.

Wegverkeerslawaai/railverkeerslawaai

De ontwikkeling binnen dit plangebied maakt geen geluidgevoelige objecten mogelijk. Het is dan ook niet noodzakelijk om effecten van wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai te beschouwen.

Industrielawaai/bedrijven en milieuzonering

In het plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen gepland. Bedrijven uit de omgeving ondervinden geen hinder van deze ontwikkeling. In de nabije omgeving van het plangebied is wel een geluidgevoelige bestemming aanwezig, namelijk het Liemers College (welke overigens niet als geluidgevoelige bestemming wordt aangemerkt in het uitwerkingsplan Liemerscollege). De afstand tussen het plangebied Spoorallee en het Liemers College is circa 25 meter. Nagegaan moet worden of de nieuwe geplande functies knelpunten opleveren ten opzichte van de school. Andere dichtstbijzijnde gevoelige bestemmingen (woningen) zijn gelegen op meer dan 200 meter afstand. Om na te gaan of het Liemers College en de geplande functies naast elkaar kunnen bestaan, is een bedrijven en milieuzoneringsonderzoek uitgevoerd (Tauw, Kenmerk N003-1222424MTU-evp-V01-NL, van 25 april 2014). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 11.

De ontwikkeling van het plangebied Spoorallee kent geen belemmeringen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering. De richtafstand is 10 meter. Tussen het plangebied Spoorallee en de geluidgevoelige bestemmingen het Liemers College en de nabijgelegen woningen is de afstand groter dan 10 meter. Daarmee is het outletcentrum inpasbaar op de beoogde locatie. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

In het kader van geluid is er geen belemmering voor dit plan.

4.7 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met de risiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid. Het Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • Het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting);
  • Het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • Het gebruik van luchthavens.

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is onder andere verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door bui sleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar dat op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Beleid en regelgeving

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die zelf niet direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten (risicobronnen), maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven:

  • het plaatsgebonden risico (PR);
  • het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op het overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten vastgesteld, uitgedrukt in de maximale toelaatbare overlijdenskans van een persoon 1x10-6 /jaar. Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 PR-contour en de transportroute bevinden.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as (de fN curve, zie ook het figuur hiernaast). Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit. De oriëntatiewaarde is een lijn waarbij de cumulatieve kans dat een aanwezige groep mensen komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen maatschappelijk acceptabel wordt geacht. De oriëntatiewaarde is géén norm.

Beoordelingskader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit.

Plangebied

Voor het plangebied zijn de onderdelen opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen beoordeeld. In het eerdere bestemmingsplan zijn alle relevante milieuaspecten al een keer beoordeeld, zo ook externe veiligheid.

Onderstaand dan ook een nadere beschouwing van de externe veiligheidrisico's voor onderhavig uitwerkingsplan. Hierbij is gekeken naar het eerder uitgevoerde externe veiligheids onderzoek voor bestemmingsplan 'Grootholthuizen en Hengelder II' en de provinciale risicokaart. Op basis van beide bronnen is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die externe veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken. In onderstaand figuur is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0008.jpg"

Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl geraadpleegd op 19-06-2014) met betrekking tot het uitwerkingsplan

De informatie van de risicokaart en het uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek leveren de volgende inzichten op:

  • Het plangebied Spoorallee ligt buiten de invloedsgebieden van de A12, een (gepland) LPG-tankstation en een gasleiding (onderzocht in het kader van bestemmingsplan '7Poort').
  • In het plangebied vindt geen opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de omgeving van het plangebied worden wel gevaarlijke stoffen opgeslagen (tankstation) en vervoerd (door gasleiding en over A12).

Onderstaande afbeeldingen laten geven per onderdeel de ligging aan van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0009.jpg"

Afbeelding: Invloedsgebied A12 ten opzichte van plangebied (gele cirkel) (in blauw het plangebied van bestemmingsplan 7Poort

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0010.jpg"

Afbeelding: LPG tankstation ten opzichte van plangebied (gele cirkel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0011.jpg"

Afbeelding: Ligging gasleiding ten opzichte van het plangebied (gele cirkel)

Conclusie

Voor externe veiligheid is er geen onderzoek noodzakelijk.

4.8 Luchtkwaliteit

De ontwikkeling van bedrijventerrein Hengelder II 7Poort is opgenomen in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Ook de ontwikkeling van de Spoorallee valt binnen dit plan. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk uitvoerbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit op basis van artikel 5.16 lid d van de Wet milieubeheer. Een luchtkwaliteitsonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

4.9 Geur

Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die stank - of geuroverlast tot gevolg kunnen hebben. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die van invloed zijn. Aangezien het plan voornemen evenmin voorziet in de realisering van nieuwe geurgevoelige functies, zijn er geen belemmeringen voor het planvoornemen ten aanzien van het thema geur.

4.10 Verkeer en parkeren

In de bestemmingsplannen 'Groot Holthuizen en Hengelder II' en '7Poort' is reeds voorzien in infrastructuur die het gehele gebied ontsluit. Met het mogelijk maken van nieuwe functies moet wel opnieuw beschouwd worden of de bestaande infrastructuur toereikend is. In het bijzonder het voorgestelde outletcentrum heeft (mogelijk) een grote verkeersaantrekkende werking.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkeersonderzoek uitgevoerd (Goudappel Coffeng, Kenmerk TMD337/Wrj/1050.02, 10 juni 2014).In Bijlage 12 is het onderzoek opgenomen.

Verkeersgeneratie

In de Spoorallee wordt een groot aantal verschillende functies voorzien die echter in veel gevallen in combinatie met elkaar worden bezocht. Het berekenen en bij elkaar optellen van de verkeersgeneratie voor elke functie afzonderlijk is daarom niet reëel. Om die reden is de verkeersgeneratie bepaald op basis van het door de ontwikkelaar geprognosticeerde aantal bezoekers per jaar. Er worden 1 miljoen bezoekers per jaar verwacht. Dit aantal bezoekers per jaar is omgerekend naar aantallen autoritten per dag, waarbij tevens onderscheid gemaakt wordt naar een gemiddelde werkdag en een zaterdag. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd, gebaseerd op ervaringen en onderzoek bij vergelijkbare functies, met name outletcentra:

  • 90% autogebruik;
  • 2,5 personen per auto;
  • maatgevende maand 10% van het aantal jaarlijkse bezoekers
  • bezoekers werkdag: 10% van aantal wekelijkse bezoekers
  • bezoekers zaterdag: 22% van aantal wekelijkse bezoekers
  • aantal ritten van bezoekers is twee maal aantal auto's (aankomsten en vertrekken)
  • toegevoegd: 4 % ritten van werknemers (aandeel werknemers is ongeveer 4%; autoaandeel is ongeveer de helft lager dan bij bezoekers, maar gemiddelde autobezetting is ook de helft lager).

De gehanteerde uitgangspunten zijn redelijk 'worst case' . Wel is ervan uitgegaan dat op korte afstand van de Spoorallee het nieuwe station Zevenaar Oost wordt gerealiseerd. Voor het aantal bezoekers is uitgegaan van 1.000.000 per jaar.

Samengevat en afgerond verwachten we de volgende verkeersgeneratie van de voorzieningen in de Spoorallee:

  • op een werkdag 1.750 ritten (875 aankomsten en 875 vertrekken);
  • op een zaterdag 3.850 ritten (1.925 aankomsten en 1.925 vertrekken).

Op een piekdag kan de verkeersgeneratie oplopen tot ca. 5.250 ritten per dag (30% van het aantal bezoekers per week). Dergelijke piekdagen komen geregeld voor, maar zijn altijd in het weekend en meestal op zondag. Er is dan zeer weinig verkeer van en naar de bedrijven op 7Poort. Per saldo is de verkeersgeneratie op 7Poort op werkdagen hoger dan in het weekend.

Verkeersintensiteiten

Als gevolg van het bestemmingsplan Spoorallee neemt de verkeersintensiteit op 7Poort toe van 8.200 naar bijna 10.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) op een gemiddelde werkdag. (In het weekend kan de verkeersgeneratie van de Spoorallee alleen in het weekend al oplopen tot 5.250 mvt/etm, maar er is dan nauwelijks verkeer van en naar de bedrijven op 7Poort). Voor een overzicht van andere verkeersintensiteiten in de omgeving van het plangebied wordt verwezen naar de modelplots (voor zowel de referentie als de plansituatie) die als bijlage bij deze notitie zijn gevoegd.

De 1.750 extra ritten van en naar de Spoorallee verdelen zich volgens het verkeersmodel als volgt over de verschillende richtingen (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0012.jpg"

Afbeelding: Verdeling verkeer naar Spoorallee naar richting

Verkeersafwikkeling kruispunten

In het verkeersonderzoek is berekend welke kruispuntvormen nodig zijn voor de kruispunten Mega - 7Poort en 7Poort - Hengelderweg - zuidelijke op- en afrit A12. De uitgangspunten zijn in het verkeersonderzoek weergegeven.

Kruispunt Mega - 7Poort

In de huidige situatie is er vlak ten noorden van het kruispunt Mega - 7Poort nog een kruispunt aanwezig. In overleg met de gemeente Zevenaar is ervan uitgegaan dat in de toekomst al het verkeer dat via 7Poort binnenkomt via het kruispunt Mega rijdt naar de bedrijven in 7Poort en de voorzieningen in de Spoorallee. (Aangezien de doortrekking van de regionale weg (het Witte Kruis tussen Babberich en 7-Poort) op dit moment nog niet zeker is, is hier nog geen rekening mee gehouden).

In de huidige situatie is het kruispunt Mega - 7Poort een gelijkwaardig kruispunt. Bij de veranderende verkeersstromen als gevolg van de ontwikkeling van de Spoorallee leidt dit op drukke punten tot afwikkelingsproblemen. Deze situatie kan echter eenvoudig verbeterd worden door hier een voorrangskruispunt van te maken. Het verkeer op de drukste richting (van noordwest naar zuidwest en v.v.) krijgt dan voorrang met de bocht mee. Met deze aanpassing heeft het kruispunt wel voldoende capaciteit om ook het verkeer van en naar de Spoorallee goed te kunnen afwikkelen. De gemiddelde wachttijd voor verkeer dat voorrang moet verlenen bedraagt minder dan 15 seconden en de wachtrij blijft beperkt tot 1 of 2 auto's.

Ook in het weekend voldoet het voorrangskruispunt goed. De avondspits op een werkdag blijkt maatgevend: in het weekend is er weliswaar veel meer verkeer naar de voorzieningen in de Spoorallee, maar dat wordt gecompenseerd door veel minder overig verkeer van en naar de bedrijven in 7Poort.

Kruispunt 7Poort - Hengelderweg - zuidelijke op-/afrit A12

Het kruispunt 7 Poort - Hengelderweg - zuidelijke op-/afrit A12 bestaat op dit moment nog niet als volledig kruispunt. Daarom is als basisvormgeving voor dit kruispunt uitgegaan van de vormgeving zoals die uit naar voren gekomen is uit een eerdere verkeersstudie naar de effecten van de A15 voor Zevenaar (Goudappel Coffeng, 11 juni 2013, projectcode PJV006/Blg/0047).

Deze vormgeving voldoet in de referentiesituatie (zonder ontwikkeling Spoorallee). Wel is in de avondspits dan al sprake van hoge cyclustijd van 120 sec (dit is de tijd waarbinnen alle richtingen ten minste één keer groen krijgen). Als hier het extra verkeer van en naar de Spoorallee aan wordt toegevoegd, komt de cyclustijd ruim boven de norm van 120 seconden uit. Dat betekent dat een uitbreiding van het kruispunt nodig is, in de vorm van extra voorsorteervakken.

Uit de analyses blijkt, dat het meest effectief is om op de westelijke tak van het kruispunt extra capaciteit te maken in de vorm van één extra rechtdoorstrook en één extra linksafstrook . Het kruispunt krijgt daarmee de volgende vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0013.png"

Afbeelding: Vormgeving kruispunt

Met deze vormgeving is een cyclustijd te realiseren van 90 seconden. In de volgende tabel is de benodigde opstellengte per richting weergegeven. Om alle voorsorteervakken goed te kunnen bereiken, is het raadzaam om de lengte van de voorsorteervakken af te stemmen op de opstellengte van de drukste richting per ‘tak’ van het kruispunt. Deze is in de tabel vetgedrukt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.UP02SPOORALLEE-VA02_0014.jpg"

Tabel: Opstellengtes per richting

In plaats van de hier voorgestelde vormgeving is het ook mogelijk om de richtingen 5 en 8 (rechtdoor westelijke tak en rechtdoor zuidelijke tak) te verdubbelen. Dit levert echter een hogere cyclustijd op (105 in plaats van 90 sec).

Ook voor dit kruispunt is de situatie in de avondspits op een werkdag maatgevend: het extra verkeer naar de Spoorallee in het weekend wordt gecompenseerd door minder overig verkeer (met name van en naar de bedrijven in 7Poort).

Parkeren

Voor de parkeerbehoefte van de Spoorallee moet uitgegaan worden van het verwachte bezoekersaantal op een piekdag. Op een piekdag kan het aantal auto's van bezoekers oplopen tot ruim 2.500 op één dag, (30% van het wekelijks aantal bezoekers, uitgaande van 1.000.000 bezoekers per jaar. Aangezien dergelijke piekdagen geregeld voorkomen (in het weekend), moet het parkeeraanbod daarop afgestemd zijn.

Voor het omrekenen van aantallen auto's naar aantallen benodigde parkeerplaatsen moet bepaald worden hoe vaak één parkeerplaats per dag gebruikt wordt door verschillende gebruikers (dit heet de turn-over). Dat hangt af van de verblijfsduur en die verschilt per functie:

  • de turn-over voor bezoekers van een outlet centrum bedraagt ca. 1,5
  • de turn-over voor bezoekers van een supermarkt bedraagt ca. 10
  • de turn-over voor bezoekers van de overige functies bedraagt ca. 3.

Het gewogen gemiddelde (bij de gegeven verdeling van functies) van deze functie komt uit op een turn-over van 2,5. Voor werknemers is de turn-over ongeveer 1,25 (hoger dan 1 vanwege deeltijdwerk).

Volgens deze uitgangspunten zijn op een piekdag zo'n 1.100 parkeerplaatsen nodig voor de voorzieningen in de Spoorallee.

Bij het hier berekende aantal parkeerplaatsen kan als kanttekening geplaatst worden dat deze voor piekdagen berekend zijn. De parkeerbehoefte voor werkdagen en gemiddelde zaterdagen is aanzienlijk lager:

  • de parkeerbehoefte op een werkdag is slechts 1/3 van parkeerbehoefte op een piekdag en komt daarmee uit op 363 parkeerplaatsen;
  • de parkeerbehoefte op een zaterdag is slechts 22/30 van de parkeerbehoefte op een piekdag en komt daarmee uit op 799 parkeerplaatsen.

Het levert aanzienlijke ruimtewinst op als op zaterdagen en piekdagen gebruik gemaakt kan worden van parkeerruimte bij bedrijven (die alleen op werkdagen parkeerbehoefte nodig hebben) of overloopterreinen (bijvoorbeeld op braakliggende gronden waar nog geen bedrijven gevestigd zijn). Een zekere flexibiliteit in het parkeeraanbod is bovendien wenselijk om te kunnen inspelen op veranderingen in parkeerbehoefte op langere termijn. Een mogelijkheid is om een deel van de parkeerbehoefte nog niet onmiddellijk in definitieve vorm aan te leggen, maar wel ruimtelijk te reserveren.

Openbaar vervoer

Zoals reeds gemeld komen vele bezoekers van ver. Een belangrijke doelgroep van Factory Outlets zijn ook de jongeren tussen 18 en 25 jaar. Deze groep bestaat veelal uit studenten en deze hebben de beschikking over een openbaar vervoer kaart. Gezien de locatie bijna tegenover een treinstation zal er dus voor zorgdragen dat met name deze doelgroep veelvuldig gebruik zal maken van openbaar vervoer.

De verbinding met de trein met Arnhem is ook uitstekend. In slechts 15 minuten is de reiziger van Arnhem naar Zevenaar. Aangezien Arnhem een belangrijk vervoersknooppunt is kunnen dus ook mensen van verder uitstekend met de trein reizen en zijn de reistijden door de goede aansluitingen en locatie direct nabij station een aantrekkelijk vervoersalternatief.

Ondanks het feit dat de ontwikkeling een bovenregionale aantrekkingskracht heeft zal het ook mensen uit de directe omgeving trekken. De locatie nabij een treinstation geeft de garantie dat er ook buslijnen zijn die ervoor zorgdragen dat mensen uit de regio het station en dus ook de locatie prima bereiken kunnen. Ook de voorzieningen voor de fietser zijn uitstekend, al is het alleen als garantie voor de goede bereikbaarheid van de middelbare school voor leerlingen uit Zevenaar en de directe omgeving.

4.11 Kabels, leidingen en straalpaden

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Binnen het plangebied ligt de ondergrondse hoogspanningsleiding Nijmegen-Zevenaar (150 kV) van Tennet. Deze leiding heeft een belemmeringenstrook van 5 meter. Dit betekent dat allerlei activiteiten als het oprichten van bouwwerken, het planten van diepwortelende bomen en ontgravingen en verlagingen nabij de leidingen binnen deze strook niet zonder toestemming van de eigenaar kunnen plaatsvinden.

Voor andere aspecten is de conclusie dat ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan geen kabels, leidingen en straalpaden bekend zijn die belemmeringen opleveren voor dit voorliggende plan.

Voor het plangebied geldt dat kabels vooral onder de wegen te vinden zijn of nog moeten worden aangelegd. Bij het roeren van de grond moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van deze kabels.

Conclusie

Dit levert geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan of een uitwerkingsplan is een middel waarmee gebruiksmogelijkheden aan gronden worden toegekend. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder, etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • De grondgebruiker niet kan worden verplicht om aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren;
  • De grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsregels zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden).

Een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan regelt derhalve:

  • Het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen).

En een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • Het bebouwen van de gronden;
  • Het verrichten van werken (aanleggen).

5.2 De regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (regel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (regel 2);
  • Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) omgevingsvergunningenstelsels en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
  • Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Waaronder algemene procedurebepalingen, maar ook regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden.
  • Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Inleidende regels

Begripsbepalingen

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

Bestemmingsregels

Bestemmingen

Allereerst komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmings-/uitwerkings-/wijzigingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijking van de bouwregels (ontheffing);
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijking van de gebruiksregels (ontheffing);
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

  • Bestemmingsomschrijving. De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
  • Bouwregels. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen (eventueel gesplitst in hoofd- en bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • Nadere eisen. Nadere eisen zijn gesteld ten behoeve van bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen-regeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden.
  • Afwijking bouwregels (ontheffing). Door het opnemen van een dergelijke regeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Afwijkingen van bouwregels worden niet opgenomen voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. Dan dienen de bouwregels hierop te voorzien. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken kan worden, de maximale afwijking die kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder deze plaatsvindt. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
  • Specifieke gebruiksregels. In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Hier worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
  • Afwijking gebruiksregels. Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat uitsluitend een afwijking van de gebruiksregels kan plaatsvinden ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Met andere woorden: de regeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Echte bestemmingswijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
  • Wijzigingsbevoegdheid. Door de opgenomen wijzigingsbevoegdheden is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, dan zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Algemene regels

Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft:

  • De anti-dubbeltelregel;
  • Algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings-, wijzigings- en procedureregels;
  • Overige regels.

Hieronder volgt per algemene regels een korte toelichting.

  • Anti-dubbeltelregel. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
  • Algemene bouwregels. In deze regels zijn algemene regels ten aanzien van het gebruik opgenomen, zoals het algemene gebruiksverbod, het strijdig gebruik, vormen van verboden gebruik, maar ook het toegestane gebruik en de algemene afwijkingsmogelijkheden.
  • Algemene gebruiksregels. In deze regels zijn algemene regels ten aanzien van het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten ingeval van strijdigheid met de nieuwe bestemmingsregels. Ook is hierin geregeld wanneer overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen is toegestaan.
  • Algemene afwijkingsregels. In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
  • Algemene wijzigingsregels. In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
  • Algemene procedureregels. In deze bepaling staat aangegeven welke procedure moet worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.
  • Overige regels. In bepaalde gevallen wordt de bouwverordening van toepassing verklaard.

Overgangs- en slotregels

De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.

Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

5.3 Nadere toelichting op de regels

Gemengd

De bestemming biedt mogelijkheid aan de belangrijkste functies die onderdeel uitmaken van de ontwikkeling binnen het plangebied. De functies zijn reeds eerder vastgelegd in het moederplan. De regels bij deze bestemming zijn daarom ook afgestemd met de bestemmingsregels uit het geldende bestemmingsplan. Naast onder meer factory outlet, een supermarkt, lichte horeca, biedt het gebied ook ruimte voor de ontwikkeling van het station. De FOC en de supermarkt zijn begrensd op het programma voor de ontwikkeling, te weten een maximum van 15.000 m2 voor de FOC, 1.400 m2 voor lichte horeca en 1.200 m2 bruto vloeroppervlak voor de supermarkt.

De gronden zijn eveneens bestemd voor ondersteunende functies, onder andere ondergeschikte vormen van horeca. Wanneer noodzakelijk kunnen binnen de bestemming ook voetpaden, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen worden aangebracht.

De bouwregels zijn globaal van opzet. Dit betekent dat het aantal bouwregels beperkt zijn. De bouwhoogte bedraagt maximaal 16 meter en 20 meter (zie aanduiding op de verbeelding). Binnen het gebied is het mogelijk een hoogteaccent/landmark mogelijk te maken voor bebouwing van ten hoogste 45 meter. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de nadere inrichting van het gebied alsmede de bebouwing die is voorgestaan.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Uitgangspunt is dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Het toestaan van afwijkingen mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen belangen zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan regels van overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken en gebruik moeten worden opgenomen.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De uitvoerbaarheid behelst zowel de economische uitvoerbaarheid als de maatschappelijke uitvoerbaarheid, waarvan in het volgende hoofdstuk verslag wordt gedaan.

Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast de procedurekosten geen verdere kosten aan dit uitwerkingsplan verbonden. De economische haalbaarheid van het bestemmingsplan wordt aangetoond door het onderzoek wat door Goudappel Coffeng daartoe is uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 2.2 van dit uitwerkingsplan. De ontwikkeling van de Spoorallee maakt deel uit van de grondexploitatie Zevenaar Oost. Aangezien de gemeente hier als enige een grondpositie heeft is er sprake van een gemeentelijke grondexploitatie. De duur van deze deelgrondexploitatie valt binnen de bestemmingsplanperiode van 10 jaar.

Het kostenverhaal is verzekerd door de gemeentelijke gronduitgifte. Het vaststellen van een exploitatieplan in het kader van artikel 6.12, eerste lid, van de WRO is derhalve niet noodzakelijk.

De deelgrondexploitatie Spoorallee betreft een kostendekkend plan waarbij rekening is gehouden met risico's op bijvoorbeeld mogelijk lagere gronduitgiftes, bijvoorbeeld als gevolg van alternatieve invullingen van het plan.

Hiermee is de financiële haalbaarheid aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg met overlegpartners en belanghebbenden

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht.

Overleg omwonenden en andere belangstellenden

Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Dit neemt niet weg dat het gemeenten vrij staat toch inspraak te verlenen. Dit uitwerkingsplan is de uitwerking van het indertijd vastgestelde bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II". In dat kader is de nodige inspraak reeds verleend.

De start van de procedure is gestart met de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan. Daarbij bestond voor een ieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Er zijn 35 zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 7 Procedure

In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' en het uitwerkingsplan 'Uitwerking 7 Poort, fase 1' heeft veel overleg plaatsgevonden. Er wordt dan ook geen aanleiding gevonden om dit overleg in die uitgebreide vorm te herhalen.

Voor de gemeente Zevenaar is uitgangspunt dat de procedure is gestart met de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan. De terinzagelegging is gepubliceerd en het plan heeft gedurende een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn 35 zienswijzen ingediend.

7.1 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de provinciale diensten en de rijksdiensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht. De provincie is van dit uitwerkingsplan opnieuw op de hoogte gebracht.

7.2 Inspraak

Dit uitwerkingsplan is feitelijk een uitwerking van het reeds vastgesteld plan. De planopzet sluit aan bij de oorspronkelijke uitgangspunten en rechtvaardigen dat dit plan niet aan inspraak wordt onderworpen.

De start van de procedure start dus met de terinzagelegging van het ontwerp van het uitwerkingsplan. Daarbij bestaat voor een ieder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen.

7.3 Vaststelling

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening besluiten burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking. Het plan is niet binnen de gestelde acht weken vastgesteld (overigens termijn van orde). Dit kwam onder andere door het regelmatig bestuurlijk overleg. Het plan is uiteindelijk op 13 maart 2015 gewijzigd vastgesteld. Vervolgens is het op 3 november 2015 opnieuw gewijzigd vastgesteld.

3 november 2015.