direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
vastgesteld
NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2005

Op 29 juni 2005 heeft provincie Gelderland het Streekplan 2005 vastgesteld. Het streekplan omvat de uitgangspunten ten aanzien van het ruimtelijk beleid voor een periode van tien jaar met een doorkijk naar de langere termijn. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio’s. De provincie wil sterker inzetten op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Daarom vraagt de provincie de samenwerkende overheden de diverse ruimtelijke opgaven in regionale plannen en programma’s af te stemmen op de ruimtelijke structuur.

In het Streekplan Gelderland hebben Provinciale Staten de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen voor het provinciale grondgebied op hoofdlijnen vastgelegd. De hoofdlijnen van beleid zijn een resultaat van afweging van alle ruimtelijk relevante belangen zowel op rijks-, provinciaal als regionaal niveau.

Het grondgebied van provincie Gelderland is opgedeeld in verschillende soorten gebieden, waarvoor elk eigen beleidsuitgangspunten van toepassing zijn. Volgens de Streekplankaart van provincie Gelderland, zoals te zien in de volgende figuur, is de planlocatie gelegen in een gebied dat is aangemerkt als 'Binnentuinen KAN' en 'Waardevol open gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0009.jpg"
Beleidskaart provincie Gelderland.
Bron: Provincie Gelderland.

3.2.1.1 Binnentuinen KAN

De ruimtelijke structuur van het KAN bestaat uit acht deelgebieden, namelijk het Veluwemassief en flank, de Liemers, de Over-Betuwe, het Land van Maas en Waal, de stuwwal Nijmegen en de Ooijpolder en de twee stadsgewesten Arnhem en Nijmegen. De regio ligt aan een aantal belangrijke internationale hoofd-verbindingen.

De structuur van het KAN-gebied kan zowel landschappelijk als functioneel als een poort worden beschouwd. De landschappelijke setting van een laaggelegen hoogproductief rivierengebied geflankeerd door hoog en strategisch gelegen stuwwallen is de aanleiding geweest voor de vestiging van Arnhem en Nijmegen. Ook nu is deze landschappelijke setting de belangrijkste kracht van de regio. Door de bundeling van water, spoor en weg vormt de regio een belangrijke handelspoort naar het achterland (Duitsland en Oost-Europa). De combinatie van hoge bodemvruchtbaarheid, stedelijk gebied en goede transport-mogelijkheden vormt de basis voor een moderne agribusiness-ontwikkeling. Aansluitend daarop vormt het imposante landschap van stuwwallen en rivieren de basis voor hoogwaardige woonfuncties en kennisintensieve bedrijven en instellingen.

De kracht van het gebied vormt gelijkertijd de bedreiging voor de basis van die kracht (aantasting van landschap en verstopping van transport-stromen).

Uniek voor Europa is de combinatie van twee stuwwalcomplexen met het stroomgebied van twee Europese rivieren (de Rijn en de Maas), met de zijwateren van IJssel, Nederrijn, Pannerdens kanaal, Linge en Waal. De hoge beboste stuwwallen en het lage rivierengebied hebben ieder hun eigen beleving en beiden fantastische vergezichten. De open ruimte van de rivieren en uiterwaarden staat in groot contrast met de rijk geschakeerde oeverwallen, die door de tijd heen een langzame maar gestage ontwikkeling hebben doorgemaakt. De meeste kommen hebben nog hun karakteristieke openheid behouden.

Het KAN kent, mede vanwege het stuwwallenlandschap met de rivierensplitsing, unieke waarden op het gebied van cultuurhistorie. Het gebied is stelselmatig het domein geweest van fronten en linies uit onder meer de Tweede Wereldoorlog. Daardoor herbergt de regio een schat aan archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed, afkomstig uit de tijd van de christenpelgrimages en de klerikale cultuur, kastelen en grensposten en monumenten en slagvelden uit de Tweede Wereldoorlog.

De provincie heeft als doel het KAN verder te ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. Een regio die de concurrentie aan kan met vergelijkbare stedelijke netwerken in binnen- en buitenland. Voor deze concurrentieslag tussen netwerken is het bieden van voldoende uitbreidingsmogelijkheden en een goede bereikbaarheid niet meer voldoende. Dat gebeurt immers overal al. Het cultureel, creatief en innovatief klimaat, recreatieve mogelijkheden, omgevingskwaliteit (kortom: een algemeen gevoel van welbehagen) zijn steeds meer doorslaggevend voor de vestigings-plaatskeuze van huishoudens en bedrijven en de komst van bezoekers. Met de transformatie wordt getracht een impuls te geven aan de kwaliteit van het stedelijke netwerk KAN als een aantrekkelijke regio.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied betekent dat het volgende:

  • externe profilering KAN als (inter)nationaal stedelijk netwerk;
  • versterken van vitaliteit van (dorpen in) het landelijk gebied;
  • regiorail als ruggengraat voor stedelijke ontwikkeling;
  • water sturend voor de ontwikkeling van de regio;
  • kwaliteitsimpuls voor de bestaande steden.

De transformatieopgave in het landelijk gebied is gericht op:

  • vernieuwing van centrumdorpse milieus;
  • landelijk wonen op landschappelijke gradiënten;
  • regionaal landschapspark als impuls voor plattelandsvernieuwing;
  • extensivering van waterrijk landelijk gebied.

De voorgenomen ontwikkeling betreft uitbreiding van een melkveehouderij in het landelijk gebied. Er is geen sprake van waterrijk landelijk gebied. De voorgenomen ontwikkeling is kleinschalig van aard en zal daarom de gestelde transformatieopgaven niet in de weg staan. Hiermee is geen sprake van strijdigheid met de gestelde opgaven voor het gebied binnentuinen KAN.

3.2.1.2 Waardevolle open gebieden

In het KAN zijn binnen de landschappen Hollanderbroek en de Ooijpolder-Rijnstrangen waardevolle open gebieden te onderscheiden. De planlocatie is gelegen in een gebied dat is aangemerkt als waardevolle kommen, nader gekenmerkd als Duivense Broek. Hierover wordt het volgende gesteld:

" Duivense Broek

Kenmerken

  • Open kom, grootschalig
  • Fraai zicht op de stuwwal van de Veluwe
  • Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap
  • Veel restanten van terpen
  • Landschappelijke overgang naar het kleinschaliger landschap van omgeving Didam (oostelijk deel)
  • Strook bedrijvigheid langs A12 (zichtlocatie)

Stuwende krachten

Waterberging en landbouw.

Bedreigingen

Grootschalige bedrijvigheid langs A12

Ontwikkelingsrichting landschap

Strategie: ruimte voor vernieuwing.

In de kom is handhaving en versterking van de openheid gewenst. Dat betekent zo min mogelijk opgaande elementen. De regionale waterberging draagt daaraan bij.

Het is de moeite waard om de open kom meer zichtbaar te maken door een grofmazig blauw netwerk gekoppeld aan regionale waterberging. Het contrast tussen de natte open kom en het droge kleinschalige Didams plateau wordt dan duidelijker. Te denken valt aan het verwijderen van opgaande begroeiing aan de oostkant van de kom en aan het aanleggen van plas-dras-sloten ter plekke.

Voor een goede beleving van de openheid van de kom is verdere bedrijfsontwikkeling aan de noordzijde van de A12 minder gewenst. Indien daar toch nieuwe bedrijvigheid ontstaat, kan deze het beste zo worden geplaatst dat er ingekaderde uitzichten ontstaan, de kom in. Dat kan door ruime stroken van circa 200 meter breed vrij te houden, schuin of haaks op de snelweg. Aan de achterkant van de bedrijvenzone kan beplanting een afronding vormen van de zone. Dergelijke inrichtingsvoorwaarden zouden in het kader van verevening geregeld kunnen worden. Eventuele nieuwe boerderijen moeten zo geplaatst worden dat het visuele effect een versterking van de openheid is. Boerderijen op terpen passen het best in dit landschap."

De onderhavige uitbreiding van een melkveehouderij past binnen de stuwende kracht van het gebied. Hierbij dient zo min mogelijk gebruik gemaakt te worden van opgaande elementen. Gezien het een uitbreiding van een bestaande veehouderij betreft zal de voorgenomen ontwikkeling de bevordering van de kwaliteiten van het betreffende gebied niet in de weg staan. Hiermee is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten ten aanzien van waardevolle open landschappen.

3.2.2 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

De reconstructiewet levert het wettelijk kader voor de herinrichting van het landelijke gebied. Een van de elementen hiervan is de integrale zonering van het buitengebied. In de integrale zonering wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • extensiveringsgebieden: voor de intensieve veehouderij zijn hier geen uitbreidingsmogelijkheden;
  • verwevingsgebieden: bestaande bedrijven kunnen binnen de huidige omvang actief blijven met beperkte uitbreidingsmogelijkheden en oprichting zal niet toe worden gelaten. In incidentele gevallen, bij gunstig gelegen, locaties zullen nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden zijn;
  • landbouwontwikkelingsgebieden: in deze gebieden wordt aan de intensieve veehouderij ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden.

Volgens het reconstructieplan Achterhoek en Liemers is de planlocatie gelegen in een gebied met de aanduiding 'verwevingsgebied'. Vanuit de provincie wordt het reconstructiebeleid krachtig gesteund. In de volgende figuur is dit 'verwevingsgebied' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.POV00DOESBWEG22A-VA01_0010.jpg"
Integrale zonering reconstructiegebieden.
Bron: Provincie Gelderland.

Binnen verwevingsgebieden staat verweving van het platteland met andere functies centraal. Hierbij worden ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven geboden, waarbij met name intensieve veehouderijen worden beperkt. In onderhavig geval is geen sprake van een intensieve veehouderij, waarmee geen sprake is van aanvullende belemmeringen ten aanzien van ontwikkeling. Melkveehouderijen behouden vanuit het reconstructieplan de mogelijkheid om uit te breiden.

Gesteld kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig is met de beleidsuitgangspunten uit het reconstructieplan.

3.2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Hierop is inmiddels een eerste herziening vastgesteld. Deze eerste herziening is vastgesteld op 27 juni 2012. De ruimtelijke verordening heeft betrekking op het beleid ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de provincie Gelderland.

Ten aanzien van uitbreiding van melkveehouderijen wordt in de ruimtelijke verordening niets gesteld. De planlocatie is ook niet in een waardevol gebied gelegen, waarmee geen sprake is van strijdigheid met de regels uit de ruimtelijke verordening.

3.2.4 Conclusie

Vanuit het Streekplan 2005 is de planlocatie aangemerkt als waardevol open landschap, nader gespecificeerd als waardevolle kommen, en als binnentuinen KAN. Binnen deze gebieden zijn beleidsuitgangspunten van toepassing ter bevordering van de kwaliteit van het landschap en het behoud van de waardevolle openheid ervan. De voorgenomen ontwikkeling staat bevordering van de landschappelijke kwaliteit en het behoud van openheid niet in de weg en is daarmee niet in strijd met de uitgangspunten uit het streekplan.

De planlocatie is volgens het reconstructieplan Achterhoek en Liemers aangemerkt als verwevingsgebied. Hierin zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van intensieve veehouderijen en worden mogelijkheden geboden aan de ontwikkeling van melkveehouderijen. In onderhavig geval is sprake van uitbreiding van een niet-intensieve melkveehouderij, waarmee geen sprake is van aanvullende belemmeringen vanuit het reconstructieplan. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee dan ook niet in strijd met de bepalingen uit het reconstructieplan.

In de provinciale Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn ten aanzien van ontwikkeling van melkveehouderijen geen nadere regels opgenomen. Hiermee kan worden gesteld dat geen sprake is van strijdigheid met de bepalingen uit de ruimtelijke verordening.

Hiermee kan worden gesteld dat geen sprake is van strijdigheid met het provinciale beleid.