direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Zuidspoor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP53BTZUIDSPOOR-VA01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 t/m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' tevens voor de bestaande bedrijven in de milieucategorie 1 als opgenomen in onderstaande tabel:

Adres   Omschrijving  
Ringbaan Zuid 2   Overige zakelijke dienstverlening, kantoren  
Ringbaan Zuid 4   Overige zakelijke dienstverlening, kantoren  
Ringbaan Zuid 8 en 8a   Bedrijfsverzamelgebouw  
Handelsdwarsstraat 1   Computerservice- en informatietechnologie  
Handelsdwarsstraat 11   Overige zakelijke dienstverlening, kantoren  
Handelsdwarsstraat 15   Overige zakelijke dienstverlening, kantoren  
Industriestraat 1   Overige zakelijke dienstverlening, kantoren  
Industriestraat 2, 4, 6a, 14 en 16   Bedrijfsverzamelgebouw, kantoren  

  • c. Ter plaats van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn enkel bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan als vermeld op de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage;
  • d. Productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • e. Volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • f. De bestaande bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • g. Parkeervoorzieningen, waarbij in ieder geval dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de meest recente versie van de CROW-publicatie 182, Parkeercijfers-Basis voor parkeernormering;
  • h. Voorzieningen van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • i. Bij de bestemming passende voorzieningen waaronder wegen, paden, bermen, tuinen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op of in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd met dien verstande dat indien er een bouwvlak aanwezig is, de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd moeten worden;
  • b. Het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 100%, met inachtneming van de parkeernorm als opgenomen in 3.1 sub g;
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter danwel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 20°;
  • e. De minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter.

3.2.2 Bedrijfswoningen

De bedrijfswoning moet voldoen aan de navolgende kenmerken:

  • a. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
  • c. Vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning is slechts toegestaan op de bestaande locatie ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • e. Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag bij elke bedrijfswoning niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • f. De minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 meter.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten, verkeerstekens en technische installaties mag niet meer bedragen dan maximaal 12 meter;
  • b. Vrijstaande bouwwerken die dienst doen als buitenreclame zijn niet toegestaan, uitgezonderd vlaggenmasten;
  • c. Vlaggenmasten dienen binnen 3 meter van de naar de weg gelegen perceelgrens te worden opgericht;
  • d. Het oppervlak aan overige buitenreclame mag maximaal 5% van de oppervlakte van de voorgevel bedragen met een maximum van 5 m2 en een diepte van maximaal 1 meter;
  • e. De hoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn en op ten minste 1 meter van een weg of het openbaar groen mag niet meer bedragen dan 1,8 meter;
  • f. De hoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • g. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

3.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 sub e en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder is dan 3 meter;
  • b. artikel 3.2.1 sub c en toestaan dat binnen de 'wro-zone - ontheffingsgebied 1' een goothoogte wordt gerealiseerd van maximaal 11 meter mits:
    • 1. een bebouwingspercentage van toepassing is van minimaal 50% en maximaal 70%;
    • 2. parkeren geschiedt op eigen terrein;
  • c. artikel 3.2.1 sub c en toestaan dat binnen de 'wro-zone - ontheffingsgebied 2' een goothoogte wordt gerealiseerd op maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel van maximaal 11 meter mits:
    • 1. een bebouwingspercentage van toepassing is van minimaal 50% en maximaal 70%;
    • 2. parkeren geschiedt op eigen terrein,

met inachtneming van het bepaalde in het artikel 12.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. Bevi-inrichtingen;
  • c. Wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 3.1 sub f;
  • d. Detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub c;
  • e. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. (Permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf, dan het in dat lid bedoelde, indien:

  • a. Het een ander soort bedrijf is, dat in de van deze regels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten is vermeld als categorie 2 t/m 3.2, danwel indien dat bedrijf niet voorkomt op genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, het daarmee gelijk te stellen is naar de gevolgen van de omgeving;
  • b. Het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt en;
  • c. Het ander soort bedrijf geen detailhandel of horeca betreft.

3.5.2 Afwijking milieucategorie 1

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub b ten behoeve van het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf, dan het in dat lid bedoelde, mits:

  • a. Het ander soort bedrijf gelijk te stellen is met het bestaande bedrijf naar de gevolgen voor de omgeving;
  • b. Het ander soort bedrijf geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt en;
  • c. Het ander soort bedrijf geen detailhandel of horeca betreft,

met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.2.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan als volgt wijzigen:

  • a. De van de regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten door het toevoegen en/of schrappen van soorten bedrijven en/of het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
  • b. de in artikel 3.1 sub a toegestane milieucategorie 2 t/m 3.2 te wijzigen in milieucategorie 1 en 2, mits;
    • 1. de wijziging niet leidt tot beperkingen van milieutechnische aard en/of andere gebruiksmogelijkheden voor de omliggende bedrijven;
    • 2. op basis van een bedrijfsplan is aangetoond dat de wijziging noodzakelijk is voor het bedrijf,

met in achtneming van het bepaalde in het artikel 12.2.