direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Bem-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de gemeente Zevenaar ligt de woonwijk Groot Holthuizen. Deze woonwijk is gelegen aan de oostzijde van Zevenaar en wordt aan drie zijden scherp begrensd door infrastructuurlijnen, namelijk de spoorlijn Arnhem-Winterswijk en Arnhem-
Oberhausen, de Betuwelijn en de A12. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het agrarisch buitengebied.

De Woonwijk Groot Holthuizen is ingedeeld in vier buurtschappen met elk een eigen karakter. Voor het buurtschap De Bem geldt, dat de stedenbouwkundige onderlegger is aangepast. In een deel van het plangebied was een appartementencomplex gepland. Hiervoor is echter geen markt. De verkoop voor particuliere bouwkavels loopt erg goed en de interesse voor kavels aan de rand van de buurtschappen is groot. In het andere deel van het plangebied is een toegangsweg naar een onlangs gerealiseerde parkeerplaats ten behoeve van de school aangelegd. In dit deel dienen nog enkele aanvullende parkeerplaatsen te worden aangelegd. De geprojecteerde woningen verschuiven zo naar het zuiden en de ligging van het Wooonpad wordt aangepast. Kortom, er is een nieuwe stedenbouwkundige opzet gemaakt, waarbij de verkeersstructuur beperkt wordt aangepast en een aantal vrije kavels wordt toegevoegd. Het plan kan daardoor niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen.

Om realisatie mogelijk te maken is onderhavige partiële herziening van het geldende bestemmingsplan opgesteld. Het gaat om een perceel aan de Bemsingel/Gildenpad en een perceel aan Het Woonpad.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Vigerend planologisch regime

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • het Uitwerking- / wijzigingsplan de Bem 2014 dat is vastgesteld op 15 mei 2014 door het college van burgemeester en wethouders';
  • het bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II, dat 1 juni 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenaar.

Binnen dit bestemmingsplan gelden voor het plangebied de bestemming 'Wonen', 'Verkeer' en 'Groen'. Dit is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Vigerende bestemmingsplan (plangebied met rode contour aangegeven)

Voor de bestemming 'Wonen' geldt, dat de gronden zijn bedoeld voor wonen (gestapeld, aaneengebouwd, twee-aan-een en vrijstaand). Er is geen maximum aantal woningen bepaald. De beoogde woningen zijn deels op gronden geprojecteerd die zijn bestemd als Groen en Verkeer. Hiervoor dient het plan te worden aangepast.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en kaart c.q. verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘De Bem-Zuid' weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk en wettelijk beleid dat op de beoogde ontwikkeling van toepassing is. De milieu- en duurzaamheidaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

De Bem is één van de vier buurtschappen van Groot Holthuizen. De buurtschappen zijn compacte woongebieden met een eigen karakter. Voor buurtschap 'De Bem' is dit zonnig wonen. Tussen de buurtschappen liggen groene velden die geschikt zijn voor spelen en recreëren. In buurtschap 'De Bem' worden bijna 300 woningen gebouwd in verschillende woningcategorieën, van goedkoop tot duur. Dit alles in een mix waardoor een evenwichtig woonklimaat ontstaat.

Hoofdopzet

Buurtschap 'De Bem' is gelegen tussen de bosstrook de Landeweer aan de noordzijde en de langzaamverkeersroute de Sleeg aan de zuidzijde. De buurtschap wordt ontsloten vanaf de Landeweerdijk door middel van een oprijlaan. Aan het einde van de oprijlaan is de zogenaamde Brink. Aan deze Brink is de Brede School van Groot Holthuizen gerealiseerd.

De oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet is weergeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0003.png"

Figuur 2.1: Oospronkelijke opzet De Bem

Boerderijencluster Brede School

Centraal gelegen in buurtschap 'De Bem' ligt de voormalige boerderij de Bem. Deze boerderij en de omliggende karakteristieke omgeving met landweggetje en grote bomen zijn gehandhaafd. Rondom de boerderij is een nieuw boerderijencluster gemaakt voor de Brede School van Groot Holthuizen. Hierin zijn twee basisscholen, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een gymzaal gerealiseerd. Deze locatie is in een separaat uitwerkingsplan geregeld.

Kavels

In het plan zijn zowel projectmatige kavels als particuliere kavels opgenomen. De particuliere kavels zijn gesitueerd aan de zuidkant van de buurtschap in aansluiting op de Sleeg en bestaande woningen. De projectmatige kavels sluiten aan op de projectmatige woonvelden.

Openbare ruimte

Binnen de buurtschap 'De Bem' vormen de woonstraten en voetpaden een verbindend netwerk dat aansluit op de groene velden. De oprijlaan is opgebouwd uit een gescheiden rijbaan met een middenberm voor parkeren en bomen. Aan het einde van de oprijlaan geeft de parkeersingel de mogelijkheid om rond te rijden. Voor parkeren is rekening gehouden met een parkeernorm van 1,65 tot 2,2 parkeerplaatsen per woning, afhankelijk van het type woning. De gehele openbare ruimte zal ingericht worden met gebakken klinkers. Speelgelegenheden en recreatieruimte wordt geboden in de nabije groene velden. Door de smalle langgerekte vorm van de buurtschap ligt het groen altijd op korte afstand en via een woonpad is dit gebied veilig te bereiken.

Plangebied

De twee locaties die in dit bestemmingsplan centraal staan, zijn de percelen aan het Gildenpad/Bemsingel (locatie A) en aan het Woonpad (locatie B). Een deel van de woningen in De Bem zijn gerealiseerd. Deze zijn weergegeven in figuur 2.2. Ten noorden van deelgebied B ligt Basisschool De Bem, aan de Bemlaan 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto met de ontwikkelingslocaties

2.2 Beoogde ontwikkelingen

In figuur 2.3 is de beoogde situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0005.png"

Figuur 2.3: Bemsingel/Gildenpad en Het Woonpad (rechts), rode contour.

Op de gronden aan de Bemsingel/Gildenpad zijn voor zover onderdeel van dit bestemmingsplan 8 woningen geprojecteerd. Op de gronden aan Het woonpad 2 à 3 woningen. Dit betreffen particuliere kavels.

Dit plan voorziet in het omzetten van gronden met de bestemming 'Groen' en 'Verkeer' in 'Wonen' en 'Verkeer'. Daarbij blijft het aantal woningen in De Bem ongewijzigd. Op de locatie aan de Bemsingel/Gildenpad (locatie A) waren in de stedenbouwkundige opzet appartementen voorzien; dit is aangepast in grondgebonden woningen. Bij het Woonpad (locatie B) is er sprake van een verschuiving van de verkeersbestemming ten opzichte van de woningen (zie paragraaf 2.1). De woonbestemming schuift op in zuidelijke richting, waarbij tussen het bestaande schoolperceel en de woonbestemming de gronden een verkeersbestemming krijgen, waar circa 10 parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de school.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Het beleid van de gemeente Zevenaar vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het algemene rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht. Het themaspecifieke beleid op het gebied van bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, ecologie, flora en fauna, milieuhinder, geluidhinder, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en eventuele overige omgevingsaspecten worden beschreven in hoofdstuk 4.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat een bindende werking heeft bij het opstellen van bestemmingsplannen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro zijn de nationale belangen opgenomen, die een juridische borging vereisen in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. in het Barro zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het Barro kent geen specifieke regels voor het plangebied.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen en bevat drie treden die doorlopen moeten worden in een ruimtelijke procedure. Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft het volgende voor.

De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Eerst wordt beoordeeld of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

In de vigerende bestemmingsplannen zijn de gronden grotendeels bestemd als Wonen, waarbij woningen gestapeld, aaneengebouwd, twee-aan-een en vrijstaand mogen worden gerealiseerd. Er is geen maximum aantal woningen bepaald.

Op de gronden aan de Bemsingel/Gildenpad zijn voor zover onderdeel van dit bestemmingsplan 8 woningen geprojecteerd, waarvan 3 woningen staan op gronden die in het vigerende bestemmingsplan zijn bestemd als Groen. Op de gronden aan Het woonpad zijn 3 woningen beoogd.

Uit jurisprudentie blijkt dat een bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van elf woningen gelet op het aantal woningen dat het plan mogelijk maakt, het plan niet voorziet in een woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dan ook niet van toepassing. Het plan voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling. (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Bovendien neemt het aantal woningen in De Bem met dit plan niet toe. Op basis hiervan hoeft het plan niet te worden getoetst aan de bovengenoemde drie stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking,

Het bestemmingsplan past binnen het hierboven beschreven rijksbeleid.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Voor de toets aan de omgevingsvisie is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 11 november 2015.

In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn twee hoofddoelen benoemd: een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op gemeentelijke bestemmingsplannen. De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, met als hoofdthema's:

  • Divers Gelderland - regionale verschillen en regionale identiteit;
  • Dynamisch Gelderland - ambities op ruimtelijk-economisch vlak, waaronder wonen, werken en mobiliteit;
  • Mooi Gelderland - bescherming en ontwikkeling van Gelderse kwaliteiten als cultuurhistorie, natuur, water en ondergrond.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. Als leidend principe en afwegingskader hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, in samenhang met de rijksladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan (aantonen van de behoefte, afwegen van de mogelijkheden in bestaand stedelijk gebied, motiveren bereikbaarheid).

De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. De provincie streeft ernaar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen, onder andere door een verandering van aanbodgestuurd bouwen in vraaggestuurd bouwen. Voor woningbouw geldt dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe bebouwing staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. De ladder vervangt het beleid van de woningbouwcontour en zoekzones zoals opgenomen in het Streekplan 2005. Met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik worden een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Als juridische basis wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gebruikt, die het Rijk heeft vastgelegd in het Bro. In ieder bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening. In paragraaf 3.1 is gemotiveerd dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is op dit bestemmingsplan, omdat er op basis van jurisprudentie geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Kaart

Op basis van de kaart behorend bij de Omgevingsvisie zijn de volgende onderwerpen relevant voor het projectgebied:

  • Windenergie: De locaties liggen in een gebied waar windturbines zijn uitgesloten wegens wettelijke beperkingen. Voor dit onderdeel zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Glastuinbouw: De locaties zijn gelegen in een gebied dat is aangewezen als 'glastuinbouw in overige gebieden'. Hier zijn beperkte mogelijkheden voor glastuinbouw. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van glastuinbouw. Daarom zijn er geen beperkingen waarmee rekening moet worden gehouden in verband met glastuinbouw.

Conclusie

De omgevingsvisie leidt niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland, die is vastgesteld op 24 september 2014, is een juridisch instrument dat tot doel heeft om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de toets aan de omgevingsverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van 11 november 2015.

In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen om de provinciale belangen met betrekking tot het aspect ruimte te beschermen. De verordening bevat onder andere regels voor de ontwikkeling van woningen, bedrijvigheid, glastuinbouw en veehouderijen. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de Groene Ontwikkelingszone (GO) en verschillende landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden.

Molenbiotoop

Voor de woonpercelen aan het Gildenpad/Bemsingel geldt dat deze zijn gelegen op gronden die in de omgevingsverordening zijn aangeduid als Molenbiotoop. Dit is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0006.png"

Figuur 3.1: Molenbiotoop

De verordening bepaalt dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting wordt toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Volgens de Handreiking erfgoed en ruimte geldt voor bouwen in een molenbiotoop de volgende stelregel om te voorkomen dat de windvang van de molen wordt belemmerd. Binnen een molenbiotoot mag niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.

Op basis van onderstaande foto van de betreffende molen wordt de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen ingeschat op circa 5 meter. De kortste afstand tot het plangebied bedraagt 360 meter. Dit betekent dat een bouwhoogte van 17 meter is toegestaan zonder dat de werking van de molen wordt belemmerd. De maximale bouwhoogte van de gebouwen bedraagt 14 meter. De molenbiotoop is derhave geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0007.png"

Natura2000

In de verordening zijn de gronden als weergegeven in figuur 3.2 als Natura2000-gebied aangeduid. Dit gebied ligt op circa 800 meter van het plangebied. Voor de Natura2000-gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0008.png"

Figuur 3.2: Natura2000-gebied (groen gearceerd, plangebied met blauw aangeduid

In paragraaf 4.4 wordt hier op basis van een natuurtoets nader op ingegaan. Uit de natuurtoets volgt dat het Natura 2000-gebied niet binnen het invloedgebied van ligt het plan wat betreft vermesting en verzuring, verdroging of geluid- en lichtverstoring. Vanwege de afstand en het geringe aantal te realiseren woningen in het plangebied kunnen effecten op soorten, habitats van soorten of habitattypen in het Natura 2000-gebied worden uitgesloten.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Zevenaar 2030

Op 20 februari 2013 is de structuurvisie Zevenaar voor 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Zevenaar is het ontwikkelingskader van de gemeente Zevenaar tot 2030. De visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de gemeente Zevenaar tot 2030. Het geeft een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkelingen met een ruimtelijke component voor de periode tot 2030. De Structuurvisie is het integrale kompas voor toekomstig beleid van de gemeente Zevenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0009.png"

Figuur 3.3 Uitsnede Structuurvisieplankaart 2012-2030

Binnen de structuurvisie is het plangebied gelegen binnen 'nieuw wonen kernen' en is hierbij aangeduid als woningbouwlocatie 2010-2030. Voor wonen streeft de gemeente ernaar om een aantrekkelijke woongemeente voor verschillende doelgroepen/leefstijlen en leeftijdsgroepen te zijn. Dit betekent dat er sprake is van een divers en onderscheidend aanbod aan woonmilieus en een kwalitatief goede woningvoorraad, met voldoende aanbod om in de behoefte te voorzien. De samenstelling van de woningvoorraad draagt bij aan de sociale binding van de mensen aan de 'gemeenschap' in de wijken, buurten en dorpen.

Met betrekking tot het aspect wonen zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • voldoende passende woonruimte, aansluitend op de bevolkingsontwikkeling en inzetten op vergroten van het aandeel vestigers ter ondersteuning van het behoud van de streekfunctie van het voorzieningenapparaat;
  • Het behouden en realiseren van goed bereikbare woongebieden;
  • Het behouden en waar noodzakelijk versterken van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
  • Het bieden van de juiste condities voor levensloopbestendige wijken en dorpen;
  • Inspelen op veranderende vragen;
  • Aansluiten bij de vraag naar diverse woonmilieus.

Conclusie

Door de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het past binnen de hoofddoelen van de structuurvisie. Er zijn derhalve geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling vanuit de structuurvisie van de gemeente Zevenaar.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

In een bestemmingsplan moet aandacht worden besteed aan milieu- en omgevingsaspecten. In het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' en het Uitwerking- / wijzigingsplan de Bem 2014 zijn de omgevingsaspecten reeds behandeld. In bijlage 1 is een uitgebreide toets aan de omgevingsaspecten opgenomen, waarbij waar relevant naar het geldende bestemmingsplan wordt verwezen. De conclusies uit het onderzoek dat als bijlage is opgenomen zijn in dit hoofdstuk samengevat.

4.1 Bodem

Het uitgangspunt voor bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik voor de voorgenomen functie(s).

Op basis van onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' blijkt dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Op basis van luchtfoto's en historisch kaartmateriaal kan geconcludeerd worden dat het plangebied braakliggend was tussen 2005 en heden. Daarnaast geldt dat uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt, dat bij concrete aanvragen om een omgevingsvergunning gecontroleerd wordt of er een bodemonderzoek aangeleverd moet worden. Op deze wijze wordt het aspect bodem voldoende geborgd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in het kader van het plan er geen belemmering zijn geconstateerd voor het aspect bodem.

4.2 Archeologie en Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Naar aanleiding van het bestemmingsplan "Groot Holthuizen en Hengelder II" is er archeologisch vooronderzoek geweest en naar aanleiding daarvan aanvullend onderzoek. Op basis van de uitkomsten is het plangebied voor wat archeologie inmiddels vrijgegeven.

4.2.2 Cultuurhistorie

Er zijn geen monumenten in het gebied aanwezig. Aanwezige cultuurhistorische waarden zijn gebruikt om het plan te versterken: aantakking op de Landeweerdijk, behoud oude landweg, behoud boerderijen, groenbeplanting is geënt op reeds in het gebied voorkomende soorten. Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen om de voorgestane ontwikkeling te realiseren. Ook hoeft er geen dubbelbestemming opgenomen te worden.

Conclusie

Gezien bovenstaande vormt het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.3 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.

De huidige situatie voorziet niet in problemen op het gebied van de waterhuishouding. Met dit plan worden eveneens geen veranderingen in het watersysteem aangebracht. Met het oog op de waterhuishouding kan het plan daarom zonder belemmeringen doorgang vinden.

4.4 Natuur

In het kader van dit bestemmingsplan is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn weergegeven in bijlage 2 en samengevat in bijlage 1.

Geconcludeerd wordt dat voor het aspect natuur er met de maatregelen ten aanzien van de soortenbescherming zoals beschreven in de natuurtoets en de verwachting, dat een mogelijke ontheffing wordt verleend, geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

4.5 Milieuhinder

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat toekomstige bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient te worden aangetoond dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) wordt bepaald in hoeverre voldaan wordt aan de minimale richtafstanden.

Op basis van de analyse in bijlage 1 wordt geconcludeerd, dat er gezien de afstand tot de omliggende activiteiten er ter plaatse van de woningbouw sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

4.6 Geluidhinder

Op basis van de Wet Geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. In het kader van dit bestemmingsplan is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege (spoor)wegverkeer. Dit onderzoek is in bijlage 4 opgenomen en in bijlage 1 beschreven.

In het kader van geluid is er geen belemmering voor dit plan. Er dient een hogere waarde te worden verleend voor 5 woningen voor maximaal 57 dB vanwege het spoor.

4.7 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt voor autoverkeer via de Landeweerdijk naar de N336 ontsloten. Het plangebied is onderdeel van de wijk waarvoor de ontsluiting is opgezet. Het plangebied is daarmee uitstekend ontsloten.

Parkeren

Voor wat betreft parkeren geldt dat in de planregels is bepaald, dat er dient te worden voldaan aan de gemiddelde parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie nummer 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Dit is onderdeel van de toets van de omgevingsvergunning, waardoor geborgd is dat er voldoende parkeervoorzieningen worden aangelegd.

In het plangebied worden ten behoeve van de school 10 parkeerplaatsen aangelegd in de openbare ruimte tussen de school en de woningen. Dit zal ter plaatse leiden tot een zeer beperkte toename van autoverkeer. Het totale aantal woningen dat reeds was toegestaan blijft gelijk. Dit leidt niet tot een toename van verkeer.

Aangezien het plangebied een zeer beperkte toename van het verkeer veroorzaakt, en de aanleg van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de planregels wordt geconcludeerd, dat voor het aspect verkeer en parkeren er geen belemmeringen zijn.

4.8 Luchtkwaliteit

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het realiseren van 11 woningen, die al waren voorzien, en 10 extra openbare parkeervoorzieningen ten behoeve van de school en valt daarmee ruimschoots onder de norm van 1.500 woningen. De ontwikkeling draagt hierbij niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

In het kader van de ruimtelijke procedure dient in het kader van wet- en regelgeving het aspect externe veiligheid beschouwd te worden. Door Antea Group is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het complete onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd. In bijlage 1 zijn de conclusies van het onderzoek weergegeven.

Verantwoording van het groepsrisico is voor zowel de Betuweroute, de Rijksweg A12 als de hogedruk aardgastransportleidingen verplicht. In bijlage 3 zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd.

Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Zevenaar, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van de ruimtelijke procedure.

In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

Voor de Betuweroute, de Rijksweg A12 als de hogedruk aardgastransportleidingen is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.10 Geur

De Wet geurhinder veehouderij (Wvg) is het toetsingskader bij aanvragen om een vergunning van veehouderijen. De veehouderijen moeten voldoen aan individuele wettelijke normen voor de geurbelasting op een geurgevoelig object. Op basis van de wet zijn onderzoeken uitgevoerd om te bepalen of zich onder andere met de ontwikkeling van het woningbouwgebied Groot Holthuizen knelpunten voordoen.

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen niet over het plangebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP02BEMZUID-VA01_0010.png"

Figuur 4.1: Geurcontouren

Er bestaat geen overlap tussen de locaties en de geurcontour van de nabijgelegen veehouderijen. Het aspect geur vormt hierdoor geen belemmering voor uitvoering van het plan.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is. In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage activiteiten opgenomen, waarbij besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r.beoordelingsplichtig aangeduid. De voorgenomen activiteit, de realisatie van 11 woningen, overschrijdt de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen niet.

Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient in dat geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. Hierin worden wel de potentiële milieugevolgen in beeld gebracht, maar behoeft de procedure (inclusief separate ter inzagelegging van het m.e.r.-beoordelingsbesluit) niet doorlopen te worden.

ehalve via de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. kan ook op grond van het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming de verplichting ontstaan om een (plan-)m.e.r.-procedure te doorlopen. Voor onderhavig plan is het niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen (zie bijlage 1).

Onderzoek

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gekeken naar

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

Ad 1: De kenmerken van het project

Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de kleinschalige omvang van het project in relatie tot de totale nieuwe woonwijk Groot Holthuizen, de ligging nabij de Betuweroute en de daarmee samenhangende aspecten geluid en externe veiligheid. Gelet hierop geldt dat uit bovenstaande paragrafen kan worden uitgesloten, dat de aangevraagde activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk.

Ad 2: De plaats van het project

De ontwikkelingslocaties liggen ten zuidoosten van de kern Zevenaar, ten noorden van Betuweroute. De locaties liggen in het nieuwe woongebied Groot Holthuizen, dat momenteel volop in ontwikkeling is. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in het gebied waarop het project van invloed kan zijn is in het bijzonder aandacht besteedt aan het aspect archeologie, akoestiek en de effecten op Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland. Voor het aspect archeologie is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden. De aspecten natuur en akoestiek zijn middels een nader onderzoek onderzocht.

Gelet hierop geldt op basis van de hierboven opgenomen paragrafen, dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Ad 3: De kenmerken van het potentiële effect.

Bij de potentiële effecten van het project zijn in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De onderhavige plannen vinden plaats op een schaalniveau, dat niet gesproken kan worden van belangrijke nadelige effecten voor het milieu. Gelet hierop geldt, dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Conclusie

Nu uitgesloten kan worden, dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-procedure uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de beoogde ontwikkeling is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van I&M ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en heeft betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.2 Toelichting op de artikelen

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In de verschillende bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de toelaatbare functies en bouwmogelijkheden op de gronden. Hiertoe is in de bestemmingsomschrijving bepaald welke functies zijn toegestaan. Om er geen limitatieve lijst van te maken zijn de bestemmingsomschrijvingen afgesloten met algemene functies die ook toegestaan zijn. Het betreft ondergeschikte voorzieningen behorende bij de hoofdfuncties en daarnaast is bepaald dat water, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke doorgaans in alle bestemmingen mogelijk zijn.

Naast de bestemmingsomschrijvingen zijn bouwregels gesteld waarin geregeld is welke bouwmogelijkheden er zijn. Met afwijkings- en wijzigingsregels zijn in voorkomende gevallen uitzonderingen op de functies en bouwregels mogelijk gemaakt.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming is toegekend aan de openbare ruimte. Parkeren voor de woningen wordt op eigen terrein opgelost. Er worden 10 openbare parkeervoorzieningen aangelegd, die zijn toegestaan binnen de verkeersbestemming.

Artikel 4 Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de woningen binnen het plangebied. Qua typologie zijn diverse woningtypen mogelijk, mits deze blijven binnen de maatvoeringseisen van het plan.

Om het aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, worden de parkeerkencijfers van publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW als parkeernorm toegepast. In de publicatie is een rekenmethodiek opgenomen om de parkeerbalans te bepalen. De publicatie is van 27 juli 2012. Voor het gebruik van deze publicatie gelden de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: matig stedelijk;
  • Stedelijke zone: rest bebouwde kom;
  • Kencijfer: gemiddelde tussen minimale en maximale waarde.

De kencijfers uit de publicatie blijven van kracht zolang het bestemmingsplan geldig is. Als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid (binnenplanse wijziging) of wordt afgeweken van een gebruiksregel op een moment dat er een actuele publicatie beschikbaar is, dan vormt de meest actuele publicatie het uitgangspunt voor het wijzigingsplan of het beoogde gewijzigde gebruik.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Binnen dit artikel is de bestaande matenregeling opgenomen die bepaal dat wanneer bij het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande maten (legaal) al hoger dan wel lager zijn dan de gestelde minimale of maximale maten, deze maten als minimaal dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is opgenomen dat het gebruik in strijd met de bestemming verboden is. In dit artikel is daarnaast expliciet de exploitatie van een seksinrichting als verboden gebruik opgenomen, het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens en het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten is tevens ook als strijdig gebruik opgenomen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Artikel 10 Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen die bepaalt dat waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, er wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.

Artikel 12 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

Voor de gemeente Zevenaar zijn er naast het opstellen van dit bestemmingsplan en de procedurekosten, geen verdere kosten verbonden. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De kosten voor gedekt via de grondprijs bij de uitgifte van de bouwkavels. Er is geen exploitatieplan nodig. Hieruit volgt tevens dat voldoende inzichtelijk is gemaakt en is aangetoond dat het plan economische gezien uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing

7.1 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voert met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het bestemmingsplan 'Groot Holthuizen en Hengelder II' zijn de rijks- en provinciale diensten reeds van de plannen op de hoogte gebracht. Er is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro een reactie ontvangen van de provincie. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben. De reactie is als bijlage 5 bijgevoegd.

7.2 Maatschappelijke toetsing

Het ontwerp van het bestemmingsplan ‘De Bem-Zuid’ heeft vanaf 15 juni 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder een zienswijze indienen.

Er is één zienswijze ingediend door ProRail. Deze is als bijlage 6 bijgevoegd. Naar aanleiding van de zienswijze is het akoestisch onderzoek aangepast. Aangegeven is hoe de brongegevens uit het geluidregister zijn gehanteerd en de overdrachtsberekeningen zijn als bijlage bij het rapport bijgevoegd.

Daarnaast is het plan naar aanleiding van amtshalve wijzigingen aangepast, waarbij het bouwvlak van de noordelijk gelegen gronden is afgestemd op het vigerende bestemmingsplan.