Plan: | Maasdijk naast 58, Poederoijen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0297.BGBBPW20190004-VS01 |
In 2015 is er een verzoek ingediend voor het wijzigen van de bestemming van het perceel naast Maasdijk 58 in Poederoijen (vanaf hier: het plangebied) ten behoeve van de realisatie van een woning in ruil voor de sanering van het bestaande glastuinbouwcomplex. Ter plaatse van het plangebied vigeert het provinciale inpassingsplan "Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard" en "Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommerlerwaard". In dit inpassingsplan heeft het plangebied de bestemming "Agrarisch" met de functieaanduiding "glastuinbouw". Het beoogde plan is op basis van het inpassingsplan niet direct bij recht toegestaan. Het inpassingsplan bevat echter een wijzigingsbevoegdheid waarmee het plan onder voorwaarden alsnog gerealiseerd mag worden.
De gemeente Zaltbommel heeft per brief (van 23 februari 2015 met kenmerk 121914) medegedeeld in principe medewerking te verlenen aan het beoogde plan. Om het beoogde plan juridisch-planologisch te borgen is het noodzakelijk een zelfstandige buitenplanse procedure te volgen. Ten behoeve van onderhavig plan is gekozen om een procedure te doorlopen in de vorm van een wijzigingsplan waarmee de bestemming wordt gewijzigd naar "Wonen". Onderhavig plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Poederoijen, direct ten noorden van de (Maas)dijk en ten zuiden van het woonperceel aan Maasdijk 58. Het plangebied staat kadastraal bekend als (kadastrale) gemeente Brakel, sectie M nummer 875 en heeft een omvang van circa 1,3 ha. Figuur 1.1 geeft met en ster en de rode lijn de ligging en globale begrenzing van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging en globale begrenzing van het plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeren twee (voor het onderhavige plan relevante) provinciale inpassingsplannen. Op 28 september 2016 heeft de Provinciale Staten van Gelderland het inpassingsplan "Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard" vastgesteld. Vervolgens is door de PS op 27 september 2017 het inpassingsplan "Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard" vastgesteld waarin enkele omissies zijn hersteld en enkele gewijzigde beleidslijnen zijn vastgelegd.
Voor het plangebied zijn de bestemmingen vastgelegd in het eerst genoemde inpassingsplan. Het reparatieplan bevat enkele voor het onderhavige plan gewijzigde regels.
Figuur 1.2: uitsnede verbeelding "Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard"
Het plangebied heeft in de inpassingsplannen de bestemming 'Agrarisch' met de nadere functieaanduiding 'glastuinbouw' (zie figuur 1.2). Het onderhavige plan, de realisatie van een (burger)woning, is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Echter, omdat het plangebied is gelegen binnen (in de provinciale "Omgevingsverordening Gelderland" vastgelegde) 'extensiveringsgebied' is het regionale "Beleidskader hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied (VAB)" van toepassing. In het Inpassingsplan is dit beleidskader door middel van een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 29.4.1 van het reparatieplan). Deze wijzigingsbevoegdheid maakt de realisatie van de woning onder voorwaarden mogelijk. De toets aan deze voorwaarden is opgenomen in paragraaf 2.2.2 van deze toelichting.
Daarnaast zijn ook de dubbelbestemmingen en de aanduiding ten aanzien van de dijk en archeologie relevant. De betekenis van de dijk voor het onderhavige plan is opgenomen in paragraaf 4.4 en de het aspect archeologie is beschreven in paragraaf 4.1.1.
Conclusie
Omdat het onderhavige plan op basis van het vigerende juridisch-planologische regiem niet direct bij recht is toegestaan, wordt middels voorliggend wijzigingsplan de bestemming gewijzigd. Onderhavig wijzigingsplan vormt een passend juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de (gewijzigde) Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie vervangt het Streekplan Gelderland 2005, het Waterplan, het Milieubeleidsplan, het Verkeers- en vervoersplan en de Reconstructieplannen. Het vertrekpunt van de Omgevingsvisie zijn maatschappelijke opgaven die uit gesprekken van provincie Gelderland met andere overheden, organisaties en particulieren naar voren zijn gekomen. De provincie benoemt twee hoofddoelen in de Omgevingsvisie, te weten een duurzame economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. De twee hoofddoelen heeft de provincie vervolgens uitgewerkt in de ambities 'Divers Gelderland', 'Dynamisch Gelderland' en 'Mooi Gelderland'.
'Divers Gelderland' heeft betrekking op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van regionale identiteiten. De gemeente Zaltbommel ligt in het Rivierenland. Voor wat betreft het Rivierenland richt de inspanning van de provincie zich op de vier speerpunten logistiek, agribusiness, vrijetijdseconomie en Vitaal Platteland.
'Dynamisch Gelderland' betreft de ambities op het ruimtelijk-economisch vlak, zoals wonen, werken en mobiliteit. De provincie streeft om voor wat betreft de woningmarkt het aanbod en de vraag met elkaar in balans te brengen en te houden. De nadruk ligt daarbij op het benutten van bestaande locaties in plaats van nieuwbouw. De provincie gaat uit van regionale afspraken over voorraden en soorten bedrijventerreinen. De gemeenten in Regio Rivierenland hebben een Regionaal Programma Bedrijventerreinen opgesteld. De gemeente Zaltbommel heeft dat op 16 juni 2016 vastgesteld.
In 'Dynamisch Gelderland' legt de provincie verder ambities vast op het gebied van energietransitie. De provincie geeft kaders voor de locaties van windenergie, biovergisting en grote zonneparken. Op regionaal niveau wil de provincie afspraken maken over de wijze waarop de ambitie per regio bereikt wordt. Vanuit het Gelders Energie Akkoord (GEA) gaat de provincie monitoren of haar doelstellingen gehaald worden. De provincie streeft naar een vrijetijdseconomie die voorziet in de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte van de toerist en recreant. De bijdrage van de vrijetijdseconomie aan de werkgelegenheid moet worden vergroot en daarbij een nieuwe economische drager voor het platteland worden.
Voor wat betreft de mobiliteit ligt de rol van de provincie bij het op peil houden en verbeteren van de kwaliteit van de (water)wegen en fietspaden evenals het aanpakken van negatieve milieueffecten van het verkeer. Verder wil de provincie investeren in de bereikbaarheid van de steden in het Rivierenland en de verbinding met omliggende stedelijke netwerken verbeteren. De provincie ondersteunt het openbaar vervoer voor het behoud van basismobiliteit om lokale voorzieningen bereikbaar te houden en participatie van burgers mogelijk te maken.
De provincie wil een economisch gezonde land- en tuinbouw bevorderen en biedt ondernemers ruimte. Er zijn drie bepalende sectoren: grondgebonden landbouw (melkvee), niet-grondgebonden landbouw (varkens en pluimvee) en de tuinbouw. De provincie ziet grondgebonden bedrijven als dragers van het Gelderse platteland. Deze bedrijven krijgen ruimte voor groei en verbreding. De nieuwvestiging van niet-grondgebonden bedrijven is niet mogelijk. Bestaande niet-grondgebonden bedrijven kunnen alleen groeien als aan duurzaamheidseisen wordt voldaan. Voor wat betreft de tuinbouw ziet de provincie voor het Rivierengebied kansen voor de sector gezien de combinatie van tuinbouwclusters, logistiek en de aanwezigheid van kennisinstellingen. De tuinbouwclusters in het Rivierengebied vormen samen Greenport Gelderland. De provincie stuurt in de Bommelerwaard aan op de concentratie van glastuinbouw en paddenstoelenteelt. De glastuinbouwontwikkelingsgebieden zijn bedoeld voor uitbreiding en nieuwvestiging van Bommelerwaardse bedrijven.
'Mooi Gelderland' gaat over de Gelderse kwaliteiten die bescherming of ontwikkeling nodig hebben en die tegelijkertijd richting geven aan ontwikkelingen. Het gaat hierbij om cultuurhistorie, natuur, water en de ondergrond. De natuurwaarden beschermt de provincie in het Gelders Natuurnetwerk (GNN), een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van nationaal (en provinciaal) belang. Een deel van het GNN bestaat uit Natura 2000-gebieden. De provincie geeft het behalen van Natura 2000-doelen prioriteit binnen het natuurbeleid. Gelderse Ontwikkelingszones (GO's) hebben een dubbelrol met het verbinden van natuurgebieden in combinatie met economische ontwikkeling. Weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden maken deel uit van de GO's. De provincie wil de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken evenals de landschappelijke samenhang vergroten. Dat kan plaatsvinden door middel van ruimtelijke ontwikkelingen die kwalitatief bijdragen aan het landschap. Zo streeft de provincie om de Nieuwe Hollandse Waterlinie als erfgoed te behouden en ontwikkelen, waarbij ontwikkeling is gericht op passende nieuwe functies en het vergroten van het economisch potentieel. De kernkwaliteiten mogen bij ontwikkelingen niet worden aangetast. Via nationale samenwerking wordt de aanvraag bij Unesco voorbereid met als doel de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan te wijzen als werelderfgoed. Het grondgebied van de gemeente Zaltbommel gelegen ten westen van de Meidijk is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Ook wil de provincie de openheid van de karakteristieke open landschapseenheden, de waardevol open gebieden behouden. De waardevol open gebieden zijn de grootste open gebieden in Gelderland of gebieden waar bebouwing ontbreekt. Dit zijn kwetsbare kernkwaliteiten, want ook kleine ingrepen kunnen de openheid al aantasten. In de gemeente Zaltbommel zijn de komgronden ten zuiden van de Van Heemstraweg (N322) en ten oosten van de Meidijk een waardevol open gebied.
De Omgevingsvisie is een instrument dat steeds wordt bijgesteld als ontwikkelingen daarom vragen. Op 1 maart 2017 hebben Provinciale Staten een Actualisatieplan Omgevingsvisie voor aanpassingen op de beleidsterreinen water, detailhandel, energietransitie, geluid, natuur en landbouw vastgesteld.
Planspecifiek
De Omgevingsvisie Gelderland omschrijft hoofdzakelijk de visie c.q. het wensbeeld voor het toekomstige provinciale grondgebied. Deze visie heeft geen juridische doorwerking naar de (lagere) decentrale overheden. De Omgevingsverordening bevat regels om het beleid in de Omgevingsvisie te beschermen te sturen. De Omgevingsverordening is in tegenstelling tot de visie wel bindend voor decentrale overheden.
De Omgevingsvisie bevat de volgende relevante onderwerpen die in de Omgevingsverordening zijn vertaald naar bindende regels:
De toetsing van het onderhavige plan aan deze regels is weergegeven in de volgende paragraaf.
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de (gewijzigde) Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld, die vervolgens op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Ten opzichte van de Omgevingsvisie voorziet de Omgevingsverordening niet in nieuw beleid. De provincie zet de Omgevingsverordening als juridisch instrument in om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen op die onderdelen waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen te waarborgen of om te voldoen aan wettelijke verplichtingen. De regels uit de verordening zijn kaderstellend voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen. Daarnaast worden de gebieden waarbinnen bepaalde regels gelden in de Omgevingsverordening concreet begrensd. De verordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. De regels en overige voorwaarden uit de verordening hebben onder meer betrekking op (nieuwe) woningbouwlocaties, (nieuwe) bedrijventerreinen, detailhandel, recreatieterreinen, land- en tuinbouw, natuur en landschap (Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones, Waardevol Open Gebied en Nieuwe Hollandse Waterlinie), waterwingebieden en duurzame energie.
De Omgevingsverordening is een instrument dat doorlopend wordt bijgesteld als ontwikkelingen daarom vragen. De laatste - geconsolideerde - versie van de Omgevingsverordening is van 19 december 2018.
Planspecifiek
Voor het onderhavige plan is de ligging van het plangebied in 'extensiveringsgebied' ten aanzien van glastuinbouw van belang. In deze zone biedt de provincie een uitsterf beleid ten aanzien van glastuinbouw en biedt daarnaast het meer de ruimte aan andere functies, waaronder woningbouw.
Het bovenstaande heeft er (mede) toe geleidt dat de provincie Gelderland het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard" heeft vastgesteld. Het inpassingsplan is enerzijds in overeenstemming met de Omgevingsvisie en -verordening opgesteld. Anderzijds betreft het een specifieke nadere uitwerking van gemeente overschrijdende belangen waarin de provincie - in samenwerking met de gemeenten - specifiek beleid heeft vastgesteld. Onderhavig plan maakt gebruik van een wijzigingsbevoegdheid van het inpassingsplan. De toetsing aan de bijbehorende voorwaarden is opgenomen in paragraaf 2.1.3.
Onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt door middel van de wijzigingsbevoegdheid artikel 29.4.1 "Wijziging (niet) agrarisch bedrijf in een andere functie". Het plan dient te voldoen aan de bij de wijzigingsbevoegdheid behorende voorwaarden. Onderstaand is deze toetsing opgenomen.
Conclusie: hieraan wordt voldaan. Het bedrijf is reeds beëindigd.
Conclusie: hieraan wordt voldaan. Het volledige glastuinbouwcomplex wordt gesaneerd en verhardingen worden verwijderd. Borging vindt plaats middels een anterieure overeenkomst. Er zijn geen karakteristieke of beeldbepalende gebouwen aanwezig.
Conclusie: hieraan wordt voldaan. De woning wordt ter plaatse van het huidige complex gerealiseerd.
Conclusie: hieraan wordt voldaan. Het plangebied is gelegen binnen 'extensiveringsgebied'.
Conclusie: hieraan wordt voldaan. Zie ook punt 2.
Conclusie: Hieraan wordt voldaan. De toekomstige maatvoeringen sluiten aan bij de maatvoering in de omgeving.
Gesloopt oppervlak kassen | Nieuwbouw mogelijkheden |
3.500 m² - 15.000 m² | 1 vrijstaande woning van maximaal 750 m³ |
Met dien verstande dat:
Conclusie: hieraan wordt voldaan. De woning wordt stedenbouwkundig ingepast, de maatvoeringen komen overeen met de maatvoeringen van kavels en bouwmassa's in de omgeving, de woning wordt niet groter dan 750 m³. De regels van 'Wonen' zijn vastgelegd in de regels van dit wijzigingsplan.
Het onderhavige plan is niet in strijd met het provinciale beleid en regelgeving en wordt gerealiseerd conform de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid art. 29.4.1. van het provinciale inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'.
De gemeenteraad heeft op 15 maart 2012 de structuurvisie "Buitengebied" vastgesteld. Het plangebied van de structuurvisie bestaat uit het binnendijks en buitendijks gelegen buitengebied met uitzondering van de uiterwaarden langs de Waal. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen het ontwikkelingskader weer voor de beleidsthema's land- en tuinbouw, niet-agrarische bedrijvigheid, functieverandering (hergebruiksmogelijkheden van agrarische bedrijvigheid), nevenactiviteiten bij agrarisch bedrijvigheid, land- en waterrecreatie, natuur en landschap. Het buitengebied onderscheidt zich in enkele functionele zones, die verschillen voor wat betreft de landschappelijke kenmerken en het gebruik. Deze verschillen leiden ertoe dat de zones elk andere ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarisch en niet-agrarisch gebruik kennen. De structuurvisie is een belangrijk afwegingskader voor nieuwe initiatieven in het buitengebied.
Planspecifiek
Het initiatief ligt in het plangebied van de structuurvisie. Relevante aandachtspunten zijn de voorwaarden die de structuurvisie aangeeft voor functieverandering naar "wonen".
Conclusie
Het initiatief past binnen de beleidskaders van de structuurvisie. Het voor het initiatief aan de orde zijnde VAB-beleid vormt voor het extensiveringsgebied een belangrijk instrument voor de gewenste functieverandering.
Op 30 maart 2017 heeft de gemeenteraad het beleidskader "Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied (VAB) Bommelerwaard" vastgesteld. Dit beleidskader is gebaseerd op een door Regio Rivierenland opgestelde handreiking voor hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing. De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel hebben de regionale handreiking vertaald in een Bommelerwaards beleidskader. Het beleid biedt de mogelijkheid om de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren door hergebruik en functieverandering van leegstaande en verouderde agrarische bedrijfsgebouwen. Ook kan via sloop en nieuwbouw functieverandering plaatsvinden. Stoppende agrariërs hebben op basis van het beleid de mogelijkheid om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Het beleidskader biedt mogelijkheden voor het wijzigen van het agrarisch gebruik naar wonen, niet-agrarische bedrijvigheid, kleinschalige recreatie, zorgvoorzieningen of een veldopstelling van zonnepanelen.
Planspecifiek
Het beleidskader heeft betrekking op het initiatief omdat er sprake is van een functieverandering van een agrarische bestemming naar een woonbestemming. Hiervoor worden de aanwezige agrarische bedrijfsgebouwen en verharding verwijderd.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de criteria die het VAB voor functieverandering aangeeft (zie ook de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in paragraaf 2.1.3).
De gemeente Zaltbommel beschikt verder over het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2017-2021 (vastgesteld op 20 april 2017), de Visie Externe Veiligheid (vastgesteld op 28 november 2013) en de Geurverordening (vastgesteld op 14 januari 2010, wijziging 13 september 2012). Indien van toepassing wordt op deze beleidskaders nader ingegaan in hoofdstuk 4: Haalbaarheid.
De omgeving
Het initiatief ligt in het buitengebied, te weten naast Maasdijk 58 in Poederoijen. Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Poederoijen, direct ten noorden van de dijk van de Afgedamde Maas. Poederoijen is een dijkdorp met de Maasdijk als historische bebouwingsas. Ten noorden van de dijk zijn twee kleine woonwijken gerealiseerd met een gevarieerd dorps karakter. Ook de open groene, gebieden tussen de dijk en de woonwijkjes zijn identiteitsbepalend en dragen bij aan het dorpse karakter.
Het historische deel van de dorpskern bestaat uit de bebouwing langs de Maasdijk (ten oosten van het plangebied), Dorpsweg en de daarop haaks gelegen Burgemeester Posweg. Bij de aansluiting van de Burgemeester Posweg op de Maasdijk is sprake van kleinschalige dorpskernvorming rond de Nederlands Hervormde Kerk, evenals langs de Dorpsweg bij de Gereformeerde Kerk. Hier zijn tevens enkele dorpsvoorzieningen gelegen. De oostwest gerichte structuur van Poederoijen wordt bepaald door de grotendeels parallel liggende Maasdijk en Maarten van Rossumweg – Egter van Wissekerkeweg en de haaks daarop gelegen Burgemeester Posweg. Het lineaire karakter met de naastgelegen lintbebouwing is dan ook karakteristiek voor de dorpskern. Tussen de dijk en de linten liggen een aantal open glastuinbouwgebieden met doorzichten naar het achtergelegen agrarische landschap. Aan de zuidzijde bepaalt de Maasdijk het zicht met de naastgelegen uiterwaard De Waarden.
De lintbebouwing aan de Maasdijk kent duidelijk meer en minder verdichte delen. Hierdoor krijgt het dijklint ook afwisselend een besloten of open karakter met doorzichten naar het omliggende landschap enerzijds en het 20 dorpse daklandschap en glastuinbouwgebied anderzijds. De bebouwing ligt zowel op, aan als halverwege de dijk, waardoor gevels én daken het beeld bepalen. Opvallend hierbij is dat een groot deel van de panden aan de rivierzijde zijn gelegen. Hierbij is een smalle strook buitendijks gelegen percelen ontstaan tussen de dijk en sloot als achtergrens.
Veel relicten in het landschap, waaronder de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de dijken, de watermolens en de sluizen, herinneren aan een eeuwen durende strijd met en tegen het water. Poederoijen maakt deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie waar onder andere de eind 19e eeuwse Batterij van Poederoijen, ten noordwesten van het plangebied/Poederoijen nog van aanwezig is. Tevens ligt aan de westzijde van de kern Poederoijen het natuurgebied Munnikenland en slot Loevenstein. Het Munnikenland wordt ingezet voor Ruimte voor de Rivier.
Planspecifiek
In de huidige situatie is in het plangebied een voormalig glastuinbouwbedrijf aanwezig. Het tuinbouwbedrijf is gevestigd op een perceel met een oppervlak van ruim circa 1,3 hectare. Ter plaatse van de kassencomplex is een aanduiding 'glastuinbouw' opgenomen met een oppervlak van circa 4.000 m² waarbinnen het bedrijf met bijbehorende bebouwing is toegestaan (in feite het bedrijfsperceel).
Dit bedrijfsperceel biedt plaats aan een kassencomplex met een omvang van circa 3.672 m². Het complex is reeds enkele jaren buiten gebruik waardoor het in zeer slechte staat verkeerd. Het overige deel van het perceel bestaat uit agrarische cultuurgronden in de vorm van grasland. De woning aan de voorzijde (zuidzijde) van het perceel behoort niet tot het plangebied.
Figuur 3.1: huidige situatie plangebied
Het volledige kassencomplex wordt gesloopt en alle verhardingen worden verwijderd. Daarvoor in de plaats wordt één nieuwe woning gerealiseerd met een maximum inhoud van 750 m³. De gemeente heeft in het kader van de principe medewerking enkele uitgangspunten gesteld ten behoeve van de nadere uitwerking van het plan. Deze randvoorwaarden zijn weergegeven in tabel 3.1.
Tabel 3.1: Randvoorwaarden gemeente Zaltbommel
Op basis van de bovenstaande randvoorwaarden is door BTA-design is een ontwerp opgesteld van de woning en is de ligging en vorm van het beoogde woonperceel bepaald.
Woonperceel
Het oppervlak van het nieuwe woonperceel bedraagt circa 1.300 m² en is in de lengterichting op de Maasdijk geplaatst. Hiermee wordt aangesloten bij woonpercelen in de omgeving. In verband met de ligging van de dijk (met bijbehorende kernzone) ligt het woonperceel iets verder vanaf de Maasdijk, ter plaatse van de huidige bebouwing; het kassencomplex. Het perceel wordt aan de zuidzijde via een eigen (nieuwe) oprit ontsloten naar de Maasdijk.
Figuur 3.2: situering van de woning ten opzichte van de bestaande te slopen bebouwing
De woning en bijgebouwen
De beoogde woning betreft een traditionele woning met zadeldak met een maximale inhoud van 750 m³. De nokrichting staat haaks op de Maasdijk. Het bijgebouw staat achter de hoofdmassa op circa 12 meter achter de voorgevel van de woning.
Figuur 3.3: ontwerp van de woning en het bijgebouw
Parkeren
Op het perceel is meer dan voldoende ruimte aanwezig om aan de norm van 2 parkeerplaatsen te kunnen voldoen.
Op grond van de Monumentenwet 1988 moet de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met de in de grond aanwezige en te verwachten archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat bodemverstorende werkzaamheden tot 100 m² zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. De gemeente mag hiervan afwijkende oppervlakten vaststellen. De gemeente Zaltbommel heeft dat gedaan. Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad een archeologische inventarisatie en archeologiebeleid met een bijbehorende kaart vastgesteld. Hierin zijn onder meer vrijstellingsgrenzen voor oppervlakten en diepten opgenomen.
Het gemeentelijk beleid is op 1 september 2011 in werking getreden. De reden voor het vaststellen van het beleid is het voorkomen van onnodig onderzoek en slechts voor de gebieden waar archeologische waarden te verwachten zijn, wel te besluiten tot nader onderzoek (en alleen als de ontwikkeling de beide vrijstellingsgrenzen overschrijdt). Het bovengenoemde beleid is vertaald in dit wijzigingsplan. Op de archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart zijn alle archeologische onderzoeken en vondstmeldingen verwerkt. Verder is deze kaart op bureauonderzoek gebaseerd. Met betrekking tot bodemkundige en geologische gegevens is gebleken dat voor de gemeente Zaltbommel de zanddieptekaarten van het Gelders Rivierengebied het beste uitgangsmateriaal vormden. De kaarten beslaan namelijk het gehele oppervlak van de gemeente en ze zijn gebaseerd op grootschalige veldonderzoeken die specifiek zijn gericht op het in kaart brengen van de ontstaansgeschiedenis van het landschap. Aan de hand van het Actueel Hoogtebestand Nederland is een verdere detaillering in de begrenzing van het onderzoeksgebied gemaakt. De archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart gaat uit van een intact landschap met gave bodemprofielen. In werkelijkheid zijn grote delen van het gebied in meer of mindere mate verstoord door allerlei bodemtechnische ingrepen in het verleden. De mate van deze verstoringen en het effect ervan op de archeologische resten in het gebied zijn globaal bekend. De archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart doet dan ook globaal uitspraken over de mate van bodemverstoring, maar doet geen uitspraken over de gaafheid van te verwachten archeologische resten. Als een initiatiefnemer kan aantonen dat het terrein diepgaand is verstoord, geldt voor het verstoorde deel geen onderzoeksverplichting.
Planspecifiek
In figuur 4.1 is een uitsnede van de beleidskaart archeologie van het plangebied opgenomen.
Figuur 4.1: Uitsnede beleidskaart archeologie (bron: gemeente Zaltbommel)
Op het plangebied zijn de volgende beleidszones van toepassing:
Ter plaatse van 'Waarde-archeologie 1' moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd bij bodemingrepen groter dan 30 m² en dieper dan 30 cm. Ter plaatse van 'Waarde-archeologie 3' moet onderzoek worden uitgevoerd bij bodemingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 30 cm. Omdat voor het plangebied twee archeologische verwachtingswaarden gelden, is eerst een bureau onderzoek uitgevoerd door Hamaland Advies. In dat bureau onderzoek wordt een booronderzoek geadviseerd. Dit onderzoek is tevens uitgevoerd door Hamaland Advies. Onderstaand zijn de conclusies van de onderzoeken weergegeven. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.
Conclusie archeologisch onderzoek
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren indien de toekomstige bodemingrepen beperkt blijven tot de dijkdoorbraakafzettingen. Dat wil zeggen ter plaatse van boring 1 tot 90 cm -Mv en voor de overige boringen tot minimaal 134 cm -Mv. Indien de boringen dieper reiken dan aangegeven kunnen evenutele archeologische waarden verloren gaan. Indien de geplande bodemingrepen tot in de top van de oeverafzettingen reiken wordt geadviseerd om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren om de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen te toetsen.
Selectiebesluit
Op basis van het onderzoek van Hamaland Advies is op 25 november 2019 door de gemeente Zaltbommel een selectiebesluit opgenomen. Dit besluit is als volgt verwoord:
'Op basis van het archeologisch vooronderzoek wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen mits de geplande bodemingrepen beperkt blijven tot de dijkbraakafzettingen. Hierbij hanteren we een bufferzone van 50 cm - huidig Mv. Dat wil zeggen dat ter plaatse van boring 1 een archeologisch vrijstelling geldt van 40 cm - huidig Mv en ter plaatse van de overige boringen een archeologische vrijstelling van 84 cm - huidig Mv.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij Onze Minister c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, namens deze de gemeente Zaltbommel, verplicht.'
Funderingsdiepte
Voor het bouiwplan wordt het huidige maaiveld uitgevlakt en met minimaal 40 cm opgehoogd. De onderzijde van de funderingen en rioleringsbuizen komt op 80cm dus op 40cm onder het huidige maaiveld. Hiermee blijven de geplande bodemingrepen beperkt tot aan de dijkbraakafzetting en is, lezende het hiervoor genoemde archeologisch onderzoek en selectiebesluit, verder vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering"
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Planspecifiek
Type omgeving
De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt als rustig buitengebied. Weliswaar ligt op relatief korte afstand een ander bedrijf, dat maakt van het gebied nog geen 'gemengd gebied'. Hierdoor kunnen de richtafstanden niet met 1 stap worden verkleind.
Milieuhinder gevoelige functie of milieubelastende activiteit
In het onderhavige plan wordt een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf beëindigd en daarvoor in de plaats wordt een woning gerealiseerd. Een agrarisch bedrijf betreft een milieubelastende activiteit. Door beëindiging wordt het 'woon- en leefklimaat' ter plaatse van omliggende 'milieuhinder gevoelige functies' verbetert. Dit aspect behoeft geen nadere toetsing.
De te realiseren woning betreft een 'milieuhinder gevoelige functie' en geen 'milieubelastende activiteit'. In deze toets wordt derhalve uitsluitend getoetst of de te realiseren woning als 'milieuhinder gevoelige functie' een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende milieubelastende activiteiten en of ter plaatse van de beoogde woning sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Omliggende functies met milieuzoneringen
In de omgeving van het plangebied liggen twee bedrijven met milieuzoneringen. In de onderstaande tabel zijn deze bedrijven weergegeven.
Tabel 4.1: In de omgeving gelegen bedrijven c.q. functies met milieuzoneringen
Adres | Functie | Feitelijke afstand |
Maasdijk 60 | Grondverzet en aannemingsbedrijf | 35 m (van bestemmingsgrens tot bestemmingsgrens |
Maasdijk 76 | Glastuinbouwbedrijf | 150 m |
Onderhavig plan als milieuhinder gevoelige functie
Een woning betreft een milieuhinder gevoelige functie voor alle milieuaspecten. Het glastuinbouwbedirjf aan Maasdijk 76 vormt geen belemmering voor het onderhavige plan omdat de normen niet worden overschreden. Het aspect geluid afkomstig van het grond- en aannemingsbedrijf aan Maasdijk 60 vormt op basis van de richtlijnen wel een aandachtspunt.
Tabel 4.2: richtafstanden tabel omliggende functies
Onderhavig plan als belemmering voor Maasdijk 60
Tussen de beoogde woning in onderhavig plangebied en het bedrijf Maasdijk 60 ligt reeds een bestaande woning aan Maasdijk 58. Deze woning vormt reeds een belemmering voor de bedrijfsvoering dan wel uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf aan Maasdijk 60. Dit aspect vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van de woning in onderhavig plan.
Goed woon- en leefklimaat
Ter plaatse van het plangebied dient sprake te zijn van een 'goed woon- en leefklimaat'. Omdat de richtafstand voor geluid wordt overschreden dient nader onderzoek de feitelijke geluidbelasting aan te tonen. Dit onderzoek is uitgevoerd. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. Het gehele onderzoek is als bijlage opgenomen.
Conclusie onderzoek
In het onderzoek zijn de geluidscontouren van het het bedrijf berekend. In figuur 4.2 zijn de berekende geluidbelastingen weergegeven.
Figuur 4.3: geluidcontouren Maasdijk 60
De rode kleur geeft de contour weer waarbinnen de voorkeursgrenswaarden worden overschreden. De nieuwe woning wordt buiten dit rode gebied gerealiseerd. Ter plaatse van de beoogde woning is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan .
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van te realiseren gevoelige objecten.
Projectspecifiek
Inleiding
De woning betreft een nieuw geurgevoelig object. Beoordeling aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is derhalve aan de orde. De gemeente Zaltbommel heeft in het kader van de Wgv eigen geurbeleid vastgesteld: "Verordening geurhinder en veehouderij", ook wel de geurverordening genoemd (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 januari 2010) en de onderliggende "Geurgebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Zaltbommel"(9 november 2009).
Invloed van het plan op agrarische bedrijven
Aan de noordwestzijde van het plangebied ligt op een afstand van circa 150 meter de meest in de nabijheid gelegen veehouderij. Het betreft een extensieve veehouderij aan Maasdijk 69. Op kortere afstand van dit bedrijf liggen reeds andere bestaande woningen. Deze bestaande woningen vormen reeds de belemmerende factor voor dit bedrijf, en niet de beoogde woning in onderhavig plan. Overige veehouderijen liggen op meer dan 500 meter vanaf het plangebied. Ook hiervoor geldt dat op kortere afstand andere woningen zijn gelegen. De beoogde woning vormt derhalve geen (nieuwe) belemmering voor de bedrijfsvoering van deze agrarische bedrijven. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Beoordeling 'woon- en leefklimaat'
In dit kader worden zowel de voorgrondbelasting als de achtergrondbelasting beoordeeld. Welke vorm van belasting maatgevend is, hangt af van hun onderlinge verhouding. In het geval de voorgrondbelasting meer dan 50% van de achtergrondbelasting bedraagt, is de voorgrondbelasting maatgevend. In andere gevallen is de achtergrondbelasting maatgevend.
Voor- en achtergrondbelasting
De voorgrondbelasting wordt bepaald door de meest bepalende intensieve veehouderij. In de omgeving van het plangebied zijn echter geen intensieve veehouderijen gelegen. De achtergrondbelasting is hierdoor maatgevend. De achtergrondbelasting betreft de geurbelasting als gevolg van de veehouderijen in de omgeving tezamen (gecumuleerd). Uit de geurgebiedsvisie blijkt dat de achtergrondbelasting geclassificeerd worden als 'zeer goed'. Er is derhalve sprake van een 'goed woon- en leefklimaat'.
Conclusie
Het aspect geurhinder en veehouderij vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dient inzichtelijk te worden gemaakt of de geluidsinvloed van omliggende wegen en spoorlijnen voldoet aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh hanteert de volgende hoofdindeling van geluidgevoelige gebouwen:
Planspecifiek
Geluidgevoelig object
In het onderhavige plan wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Een woning betreft een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Het aspect geluid dient nader te worden beoordeeld.
In de omgeving liggende relevante (spoor)wegen
De beoogde woning in het plangebied is niet gelegen binnen het onderzoeksgebied van wegen of spoorwegen in de zin van de Wet geluidhinder. Op de Maasdijk geldt een maximumsnelheidsregiem van 30 km/u. Op basis van de Wet geluidhinder is geen onderzoek noodzakelijk omdat voor deze wegen geen onderzoekszone geldt.
Goed woon- en leefklimaat
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te worden beoordeeld of ter plaatse van de te realiseren woning sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'. Ook wegen waar een maximumsnelsheidregiem geldt van maximaal 30 km/u moeten meegenomen worden in de beoordeling. In de omgeving ligt uitsluitend de Maasdijk. De verkeersintensiteit op de Maasdijk is echter erg laag. In het regionaal verkeersmodel is dit wegvak niet opgenomen. Maar op de nabij gelegen wegen, zoals de Dorpsweg en de Burgemeester Posweg is de verkeersintensiteit (prognose 2025) minder dan 300 motorvoertuigen per etmaal. Aangenomen kan worden dat er op de Maasdijk ook minder dan 300 motorvoertuigen per etmaal rijden waardoor wegverkeerslawaai niet te verwachten is. Het is derhalve onwaarschijnlijk dat geluidnormen worden overschreden.
Conclusie
Het aspect 'geluid, weg- en spoorlawaai' vormt geen belemmering voor de realisatie van onderhavig plan .
Bij het opstellen van een wijzigingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de voorgenomen bestemming niet wordt belemmerd door bodemverontreiniging. In het belang van de bescherming van het milieu zijn, om de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming. Deze wet is van toepassing op wijzigingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. De bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie, in dit geval voor de functie wonen. Bovendien is in het kader van het Bouwbesluit noodzakelijk een bodemonderzoek uit te voeren voor nieuwe gebouwen waarin mensen gaan verblijven. In onderhavig plan is sprake van beide situaties.
Planspecifiek
In het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd om de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem te bepalen. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.
Conclusie
Voor de algemene bodemkwaliteit werd de hypothese gesteld van een onverdachte locatie
met betrekking tot het voorkomen van een bodemverontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese aangenomen, aangezien in de grond en in het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond. De verhoogde gehalten betreffen overschrijdingen van de achtergrond- en/of streefwaarden. Aangezien de meetwaarden, na uitsplitsing van mengmonster MM01, de index van 0,5 niet overschrijden, zijn geen vervolgstappen in het kader van de Wbb noodzakelijk. De resultaten van de uitsplitsing worden als betrouwbaar beschouwd en vervangen de resultaten van het onderliggende mengmonster.
Voor het teeltlaag onderzoek werd de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese verworpen, aangezien in de teeltlaag maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond ten opzichte van desbetreffende achtergrondwaarden. De gedempte sloot en de aangetroffen bodemvreemde bijmengingen hebben niet geleid tot een ernstige bodem- en/of asbestverontreiniging.
Voor het te slopen kassencomplex is een asbestinventarisatierapport opgesteld waarbij op verschillende locaties asbest is aangetoond. De asbestverwijdering dient voorafgaande aan de sloopwerkzaamheden plaats te vinden en kan worden uitgevoerd onder de risicoklasse 2A. Na vrijgaven kunnen de kassen worden gesloopt.
Voor wat betreft asbest werd eveneens de hypothese gesteld van een verdachte locatie. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese verworpen, aangezien een gering gehalte voor asbest van 2,17 mg/kg d.s. is aangetoond dat ruim onder de waarde voor nader onderzoek blijft.
Geadviseerd wordt om, na verwijdering van de momenteel aanwezige belemmering, nog aanvullend een maaiveldinspectie uit te voeren om een definitieve uitspraak te kunnen doen over de contactzone.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Projectspecifiek
Aan hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In navolgende afbeelding is de risicokaart weergegeven. Hierop is onder andere informatie over risico's van ongevallen met gevaarlijke stoffen opgenomen. Ook is er informatie opgenomen over risico's van luchtvaartongevallen, ongevallen op het wegen-, spoorwegen- en waterwegennet en overstromingen met water en dergelijke.
Figuur 4.4 plangebied in risicokaart
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied alleen binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding van de Gasunie ligt (met een invloedsgebied van 230 meter aan beide zijden van de leiding). Overige risicobronnen zijn voor dit plan niet relevant.
Deze leiding (met een diameter van 16 inch en een maximale werkdruk van 76 bar) ligt op ruim 80 meter ten zuiden van de planlocatie. De planlocatie ligt gedeeltelijk binnen de 100% letaliteitsgrens (op 100 meter van de leiding), maar de beoogde woning net buiten de 100% letaliteitsgrens.
Op grond van art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moet voor de beperkte verantwoording van het groepsrisico worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Personendichtheid en hoogte groepsrisico
Door de planrealisatie zal het aantal aanwezige personen binnen het plangebied niet of niet noemenswaardig toenemen. Uit het berekende groepsrisico (zie bijlage 5 van de toelichting van het bestemmingsplan) blijkt dat het groepsrisico niet zal toenemen met meer dan 10%. Hierdoor kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico, die onderstaand is uitgewerkt.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Calamiteiten met hogedruk aardgastransportleidingen doen zich alleen voor als een leiding beschadigd raakt en gas ontsnapt. Een fakkelbrand is daarbij het maatgevende scenario. De kans op een dergelijk scenario is uiterst klein (maar niet geheel uit te sluiten), echter indien een fakkelbrand optreedt is het effect op de omgeving enorm groot.
Bestrijding van deze gasontsnapping door de hulpdiensten is niet mogelijk. Hiervoor is het noodzakelijk dat de leidingbeheerder (De Gasunie) de leiding inblokt (afsluit). Na dit inblokken zal echter nog geruime tijd gas vrij blijven komen. Bij ontsteking leidt dit tot een fakkelbrand. De inzet van de hulpdiensten zal dan gericht zijn op het voorkomen en bestrijden van secundaire branden. Daarbij moet men er vanuit gaan dat de hulpdiensten de omgeving van de fakkelbrand maar heel beperkt of niet kunnen betreden vanwege de hoge stralingshitte.
Gezien de omvang van het te verwachten effectgebied zal over het algemeen de inzet van één of meerdere brandweerpelotons noodzakelijk zijn.
Het grote aantal slachtoffers dat bij incidenten met hogedruk aardgastransportleidingen kan vallen, zal de capaciteit van de geneeskundige hulpverlening in veel gevallen te boven gaan.
Mogelijkheden voor zelfredzaamheid
De planlocatie ligt gedeeltelijk in het 100% letaliteitsgebied, en het overige gedeelte binnen het 1% letaliteitgebied. Als het maatscenario optreedt op een kleine afstand van de planlocatie zal van zelfredzaamheid vrijwel geen sprake zijn. Dit omdat de hittestraling veel te groot is om er onbeschermd te verblijven. Ook de gebouwen worden aan zeer hoge hittestraling blootgesteld, waardoor deze na enige tijd mee gaan branden.
Hier kan de stralingsbelasting groter dan 35 kW/m2 bedragen. Boven 15 kW/m2 is voor een normaal gebouw brandoverslag ook bij kortdurende aanstraling waarschijnlijk. Tussen 15 en 10 kW/m2 is dit afhankelijk van de tijdsduur van de aanstraling. Beneden 10 kW/m2 is overslag onwaarschijnlijk. Als de fakkelbrand wat verder van de planlocatie af optreedt is het schuilen in een gebouw in principe de beste optie. Na verloop van tijd zal de hittebelasting snel afnemen en is ontvluchting vanuit het pand wellicht wel mogelijk.
In geval van een calamiteit dient er tijdig te worden gewaarschuwd. Dit gebeurt normaliter door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem). Een fakkelbrand is echter ook zichtbaar, hoorbaar en de hittestraling is duidelijk voelbaar voor aanwezigen, waardoor de effectieve strategie voor zelfredzaamheid door aanwezigen juist kan worden ingeschat. Op termijn zal dit WAS worden vervangen door NL-alert.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid is hier alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door een hogedruk aardgastransportleiding.
Bij een maatgevend incident in de hogedruk aardgastransportleiding nabij de planlocatie zal de hittestraling zo groot zijn dat gebouwen gaan branden waardoor men komt te overlijden. Indien de breuk op een grotere afstand van de planlocatie ontstaat, is het schuilen in een gebouw de beste optie.
De belangrijkste argumenten om het gewijzigde gebruik binnen het invloedsgebied van de nabijgelegen hogedruk aardgasleiding verantwoord te achten zijn:
Een kanttekening hierbij is dat met het accepteren van het restrisico er wordt geaccepteerd dat personen die binnen het plangebied aanwezig zijn bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen slachtoffer kunnen worden. Zoals bij de argumenten is aangegeven is de kans op slachtoffers als gevolg van een beschadiging en breuk van de hogedruk aardgastransportleiding echter zeer klein.
De buisleiding vormt geen harde belemmering voor het plan.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (Wm). Het doel is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De implementatie van de kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet wordt overschreden, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen moet middels een berekening worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Planspecifiek
Het initiatief betreft de bouw van een woning. Dit betekent dat de ontwikkeling ruim onder de NIBM-grenzen valt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks niet-gesprongen conventionele explosieven gevonden. Ook in en boven de Bommelerwaard hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog allerlei oorlogshandelingen plaatsgevonden waarbij niet tot ontploffing gekomen explosieven en munitie is achtergebleven. Onder Conventionele Explosieven (CE) wordt verstaan: elk explosief dat niet als geïmproviseerd, nucleair, biologisch of chemisch kan worden aangemerkt. CE worden ook wel aangeduid als Niet-Gesprongen Explosieven (NGE). Volgens een mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de werknemers en de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen. Werkgevers zijn volgens Arbowetgeving verantwoordelijk voor het veilig kunnen uitvoeren van werkzaamheden door werknemers binnen onze gemeente. Daarom zijn zij verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen historisch vooronderzoek te doen om de kans op de aanwezigheid van niet gesprongen CE met zekerheid te kunnen uitsluiten. In 2016 heeft de gemeente Zaltbommel een historisch vooronderzoek en explosievenkansenkaart voor de gehele gemeente laten opstellen. Op deze kaart zijn alle risicogebieden of wel 'verdachte' gebieden op het gebied van niet gesprongen CE aangegeven.
Planspecifiek
Op basis van de Explosievenkansenkaart Bommelerwaard 2016 bevindt de projectlocatie zich in 'onverdacht' gebied. Er zijn geen feitelijke aanwijzingen voor de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven in het plangebied (zie figuur 4.4). Het plangebied kan als zodanig worden beschouwd als onverdacht op de aanwezigheid van CE. De voorgenomen werkzaamheden kunnen zonder extra maatregelen met betrekking tot explosieven worden uitgevoerd. Wel dient in alle gevallen het Protocol Toevalsvondst te worden nageleefd.
Figuur 4.5: Explosievenkansenkaart Bommelerwaard
Algemeen
De watertoets, die wettelijk is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), vormt het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. De watertoets verplicht tot het opnemen van een beschrijving in het wijzigingsplan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze paragraaf gaat daar nader op in. Via de 'De Digitale Watertoets' (www.dewatertoets.nl) kan een automatisch gegenereerd advies worden opgevraagd waaruit blijkt of overleg met het waterschap noodzakelijk is. Wanneer het plan uit deze toets het advies 'geen belang' krijgt, hoeft het plan niet meer aan het waterschap voorgelegd te worden.
Projectspecifiek
Onderstaand zijn de consequenties van de herontwikkeling vanuit het aspect water beschreven.
Verharding
Voor plannen met meer dan 500 m² extra verharding in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m² verharding in landelijk gebied is compenserende waterberging nodig. Om te voorkomen dat particulieren voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes een enkele woning, moeten compenseren geldt voor particulieren een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied.
In het onderhavige plan wordt circa 3.650 m² aan verharding verwijderd doordat het glastuinbouwcomplex wordt gesaneerd. Daarvoor in de plaats wordt één woning gerealiseerd. Het oppervlak van deze woning inclusief bijgebouwen bedraagt maximaal 300 m². In plaats van een toename van het verhard oppervlak is derhalve sprake van een afname van het verhard oppervlak met circa 3.350 m². Het is derhalve niet noodzakelijk om compenserende waterberging te realiseren.
Watergangen en status watergangen
Direct aan de westzijde van het plangebied loopt ter plaatse van de plangrens een C-watergang. Aan de noordzijde van het plangebied loopt langs de plangrens een B-watergang die aan de westzijde overloopt in een A-watergang. Aan de overzijde van de Maas(dijk) ligt in buitendijksgebied eveneens een A-watergang. Alle watergangen blijven intact en er vinden geen handelingen plaats binnen de beschermingszones van watergangen. Het verharde oppervlak direct naast de C-watergang wordt als gevolg van de sanering van het kassencomplex verminderd.
Figuur 4.6: uitsnede legger oppervlakte wateren
Waterkeringen
De Maasdijk is gelegen op de primaire waterkering langs de Afgedamde Maas. De beschermingszones van deze waterkering betreffen de zones 'kernzone', 'beschermingszone' en de 'buitenbeschemingszones'. Het beschermingsregime van deze zone is strenger naar de dijk toe. De bestaande bebouwing en de beoogde woning liggen beiden gedeeltelijk binnen de zones; de buitenbeschermingszone en beschermingszone. Binnen de 'kernzone' is geen bebouwing aanwezig en wordt ook in de nieuwe situatie niet gebouwd.
Bouwen binnen de beschermingszones is zonder een vergunning van het waterschap niet toegestaan. In het voortraject is voor het postitioneren van de nieuwe bebouwing overleg gevoerd tussen initiatiefnemer en waterschap. De beoogde positie van de bebouwing zoals in dit plan beschreven wordt haalbaar geacht. In de aan te vragen watervergunning moet de positionering van de woning en de bouwdiepte ten opzichte van de het profiel van de dijk nog worden vergund.
Figuur 4.7: uitsnede legger waterkeringen
Afvalwater
Het afvalwater wordt geloosd op de bestaande riolering langs de Maasdijk.
Online watertoets
Ten behoeve van het onderhavige plan is de online watertoets doorlopen waardoor het plan formeel is 'aangemeld' bij het waterschap. Het toetsresultaat en de samenvatting zijn als 'Bijlage 6 Online watertoets' opgenomen. Het overleg met het waterschap loopt nog.
Conclusie
Het onderhavige plan heeft geen negatieve invloed op de waterhuishoudkundige situatie. De afname van het verharde oppervlak heeft zelfs een positieve werking op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
Omdat het plangebied gedeeltelijk is gelegen binnen de buitenbeschermingszone is het plan op basis van de keur vergunningplichting. Deze vergunning wordt aangevraagd.
Binnen het plangebied bevinden zich geen leidingen met bijbehorende beschermingszones die planologisch relevant zijn.
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Bij een ruimtelijke ingreep moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Planspecifiek
Met het onderhavige plan wordt een fors kassencomplex gesloopt dat bestaat uit verhardingen en glasopstanden. In de afgelopen jaren heeft het complex leeg gestaan en zijn en is het in de kas verruigd. Deze verruigingen zijn enkele keren weer verwijderd. Gezien het voormalige gebruik en de kenmerken van het object (een kas met verhardingen) is het niet waarschijnlijk dat sprake is van een (verstoring van het) leefgebied van beschermde flora en fauna. Het kan echter ook niet worden uitgesloten.
Natura 2000-gebieden
Ter invulling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn kan de Minister van Economische Zaken gebieden als Natura 2000-gebied of als bijzonder nationaal natuurgebied aanwijzen. Voor deze gebieden geldt op basis van de Wet natuurbescherming een zorgplicht, en voor Natura 2000-gebieden geldt bovendien een vergunningsplicht voor het uitvoeren van projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dit wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermd gebied.
Planspecifiek
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. De meest in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebied is 'Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezum". Dit gebied ligt op een afstand van circa 1,75 kilometer vanaf het plangebied. Er worden derhalve geen fysieke ingrepen in dit gebied toegepast. Gezien de afstand heeft het plan inzake licht, trillingen en geluid ook geen invloed op dit gebied.
Wat betreft stikstofemissie (en depositie) vormt dit gebied eveneens geen belemmering. Enerzijds kan een negatieve invloed van één woning op deze afstand worden uitgesloten, anderzijds wordt een glastuinbouwbedrijf juridisch-planologisch beeindigd. Het plan heeft derhalve een positieve invloed op de stikstofdepositie op de N2000-gebieden.
Het onderhavige plan leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000. Verdere toetsing in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde.
Natuur Netwerk Nederland
De Wet Natuurbescherming draagt Gedeputeerde Staten op om te zorgen voor de instandhouding van het binnen de eigen provincie gelegen deel van een landelijk ecologisch netwerk; het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd. Het NNN is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale GNN is voor Gelderland vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland.
Planspecifiek
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het GNN. Aangezien het plangebied buiten de begrenzing van het GNN ligt, is nadere toetsing aan de bepalingen uit de verordening niet noodzakelijk. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Het wijzigingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels. Het wijzigingsplan bestaat uit:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden weergegeven. Naast een bestemming worden er ook aanduidingen en dubbelbestemmingen op de verbeelding weergegeven. Deze bestemmingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen zijn nader uitgewerkt in de regels. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt gemotiveerd hoe de keuze van de bestemmingen tot stand is gekomen en waarom de regels zijn opgenomen.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Het wijzigingsplan voorziet in een aantal inleidende regels. In deze paragraaf volgt een toelichting op deze regels.
Begrippen
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Het begrip bestaand is in een aantal regelingen opgenomen en verklaard in de begripsomschrijving. Bij de bepaling van de bestaande situatie kan worden teruggevallen op de (veld)inventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto's, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ-gegevens), zoals deze bij de gemeente bekend waren bij de inwerkingtreding van het wijzigingsplan. Specifiek voor de woonschepen, aanlegsteigers, recreatiewoningen en stacaravans zijn rapportages en/of inventarisaties beschikbaar.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van onder meer de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Ook is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreffen ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen en masten en dergelijke.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Waarde-Archeologie
De bestaande archeologische (dubbel)bestemmingen worden overgenomen uit het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'. Hierin worden geen wijzigingen aangebracht.
Waterstaat-Waterkering en Vrijwaringszone - dijk
De bestaande dubbelbestemming en aanduiding m.b.t. tot de zonering van de waterkeringen worden overgenomen uit het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'. Hierin worden geen wijzigingen aangebracht.
Wonen
De bestemming 'Wonen' wordt aan het plangebied toegevoegd. Deze bestemming wordt gebaseerd op de bestemming 'Wonen' uit het moederplan: het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'.
Het wijzigingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving houdt in elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het wijzigingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
De gemeente is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om kostenverhaal toe te passen bij:
Hiervoor dient een exploitatieplan vastgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Het kostenverhaal is anderszins geregeld als de gemeente Zaltbommel met ontwikkelaar een anterieure overeenkomst heeft gesloten.
De gemeente Zaltbommel en de initiatiefnemer hebben in het kader van dit plan een anterieure overeenkomst gesloten met betrekking tot de financiële afhandeling van het plan. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt aangaande de realisatie van de plannen en het verhalen van ambtelijke kosten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet meer nodig; het kostenverhaal is namelijk anderszins verzekerd.
Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met bijbehorende documenten van donderdag 2 juli 2020 tot en met woensdag 12 augustus 2020 voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode heeft 1 instantie, het waterschap, van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Als gevolg van de zienswijze van het waterschap is het bouwvlak 11 meter in noordelijke richting verplaatst (buiten de kernzone van de dijk) en is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' opgenomen ten behoeve van de buitenbeschermingszone.
Vastgesteld bestemmingsplan
Het wijzigingsplan zal voor 6 weken ter inzage worden gelegd ten behoeve van de beroepsprocedure.