direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Tuinmanswoning Wezeveld
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20327-VS00

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0001.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de IJsselvallei ten noordwesten van het dorp Twello bevindt zich het Landgoed Het Wezeveld. Dit landgoed omvat naast de oorspronkelijke huisplaats, fraaie bospercelen, monumentale lanen en agrarische gronden. Het oorspronkelijke landhuis verdween in 1870 en werd nooit meer terug gebouwd. Het bijbehorende koetshuis werd omgebouwd tot boerderij en achter het voormalige koetshuis werden bedrijfsgebouwen gebouwd. Hiermee ontstond een nieuwe agrarische functie op het perceel. Deze agrarische functie is recentelijk komen te vervallen, waarmee het beheer van de gronden ook lastiger is geworden. Met deze reden is in 2018 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarmee verschillende nieuwe ontwikkelingen mogelijk werden in ruil voor restauratie, instandhouding, natuurontwikkeling en beheer van de bossen. Eén van die nieuwe ontwikkelingen is het toevoegen van een nieuwe tuinmanswoning binnen het omgrachte terrein. Deze mogelijkheid werd gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid.

De grondeigenaren willen nu gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid en daarmee een nieuwe (tuinmans)woning toevoegen binnen de gracht. De ontwerpuitgangspunten zijn voorafgaand aan dit wijzigingsplan in overleg met de gemeente Voorst afgestemd om zo de landschappelijke kwaliteiten en cultuurhistorische waarden te behouden, te herstellen en te versterken.

1.2 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is het planologisch mogelijk maken van de ontwikkeling van een tuinmanswoning op het perceel achter de woonboerderij aan de Oude Wezeveldseweg 18, gelegen op Landgoed Het Wezeveld, Twello. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid welke is opgenomen in het bestemmingsplan 'Landgoed Het Wezeveld, Twello'. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt een woonbestemming met bouwtitel toegevoegd. De nieuwe tuinmanswoning zal in gebruik worden genomen als zelfstandige woning.

1.3 Het plangebied

De situering van het plangebied is weergeven in figuur 1. Het plangebied ligt ten noordwesten van het dorp Twello en ten noorden van de Rijksstraatweg N344, de provinciale verbindingsweg tussen Apeldoorn en Deventer.

Het plangebied is kadastraal bekend als TLO00, sectie A, nummers 2241 en 2243 en maakt onderdeel uit van Landgoed Het Wezeveld in Twello (Figuur 2). Het plangebied valt onder het bestemmingsplan 'Landgoed Het Wezeveld, Twello'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0002.png"

Figuur 1: Ligging plangebied binnen gemeente Voorst (bron: PDOK Viewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0003.png"

Figuur 2: Begrenzing landgoed Het Wezeveld, Twello

1.4 Het vigerende bestemmingsplan

Het volledige plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello (vastgesteld 29 oktober 2018). Het plangebied kent in dit bestemmingsplan de enkelbestemmingen agrarisch, water en bos. Met deze specifieke bestemmingen is het feitelijk gebruik van de verschillende gronden vastgelegd.

Naast enkelbestemmingen kent het plangebied ook meerdere dubbelbestemmingen, waaronder de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed'. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van de landgoederen en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de landgoederen. Daarnaast biedt deze dubbelbestemming een specifieke regeling voor gronden behorende tot een landgoed. Dit betekent dat onder andere de verplichting als gevolg van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals opgenomen in de enkelbestemmingen en in een aantal dubbelbestemmingen, niet van toepassing is. Ook is de wijziging van enkelbestemmingen naar agrarisch, bos of natuur mogelijk binnen de bestemming 'Waarde - Landgoed'. Andere dubbelbestemmingen in het plangebied zijn: 'Waarde - Landschap', 'Waarde - Ecologie - Groene Ontwikkelingszone' en 'Waarde - Archeologie 2'.

Tevens zijn hier de gebiedsaanduidingen 'Luchtverkeerszone - 2', 'Milieuzone - boringsvrije zone', 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 1' en 'Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 2' aanwezig.

Wijzigingsgebied 1 biedt de mogelijkheid om het bestemmingsplan van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2'. Hiermee wordt een bouwtitel toegevoegd op het perceel. In onderhavig plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0004.png" Figuur 3: Vigerende bestemmingsplan (plangebied in rood gearceerd)

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Historie

Het plangebied maakt onderdeel uit van het landgoed Het Wezeveld. In de kadastrale atlas van 1832 (zie figuur 4) wordt Arnoldus Johannes baron van Hövell als eigenaar van de gronden genoemd. Dit landgoed kent een historie die waarschijnlijk terug gaat naar de late Middeleeuwen. In de decennia erna hebben er verschillende landschappelijke en kadastrale ontwikkelingen plaatsgevonden op het landgoed. Zo zijn vegetatiepatronen in de loop der tijd veranderd en is het landgoed vergroot en weer verkleind.

Aan het einde van de 19de eeuw werd het oude landhuis afgebroken en het voormalige koetshuis werd omgebouwd tot boerderij. Deze kreeg de naam Het Oude Wezeveld. De voormalige huisplaats van het Wezeveld is sindsdien in gebruik als erf van deze boerderij met bijbehorende opstallen en terreininrichting. Deze opstallen zijn met de ingang van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello gedeeltelijk gesloopt en/of gerestaureerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0005.png"

Figuur 4: Kadastrale kaart 1832

2.2 Huidige inrichting en bebouwing

Het landschapstype ten noorden van Twello kenmerkt zich door akkers op hoger gelegen gronden, die gescheiden worden door houtwallen en singels. Het plangebied kenmerkt zich hierin door grasland, omgeven met een gracht, kleine bosjes en bomensingels. Ten zuiden van het plangebied, eveneens binnen de gracht, is de T-boerderij Het Oude Wezeveld gelegen. Dit was 1 van de 10 boerderijen die er rond 1832 op het landgoed aanwezig waren. Van oorsprong diende deze boerderij als koetshuis, behorend bij het niet meer aanwezige landhuis. Omliggende gronden, waaronder de grond binnen het plangebied, vervulden na het verdwijnen van het landhuis een agrarische functie.

Het plangebied heeft dat agarische karakter lang behouden. Inmiddels zijn de agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. De karakteristieke bergschuur die gerestaureerd wordt vormt hier een uitzondering op. Omdat de agrarische functie is komen te vervallen aan de Oude Wezeveldseweg 18 wordt het perceel herontwikkeld. Hiervoor is in 2018 het bestemmingsplan 'Landgoed Het Wezeveld, Twello' opgesteld. Zo heeft de boerderij sinds 2018 in het bestemmingsplan een woonbestemming en heeft vanaf 2018 sanering van overtollige agarische bebouwing plaatsgevonden. Omliggende gronden zijn daarnaast gedeeltelijk landschappelijk ingepast. De functie van het grasland ten noorden van de boerderij is echter in deze periode niet komen te veranderen en is nog steeds in gebruik als grasland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0006.png"

Figuur 5: Eerdere situatie huisplaats landgoed Wezeveld

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0007.png"

Figuur 6: Luchtfoto plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente aan de orde.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Onderliggend wijzigingsplan heeft relatie met het tiende nationale belang, namelijk; 'ruimte voor behoud en versterking van nationale cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten'. Met de landschappelijke inpassing en het toevoegen van de (tuinmans)woning in karakteristieke stijl, wordt het landgoed versterkt. Onderhavig plan is daarom met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in overeenstemming.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen. In 2017 is deze trapsgewijze motiveringseis gedeeltelijk herzien, Waarbij de focus van regionale behoefte kwam te veranderen naar algemene behoefte. De strekking van de motiveringseis is hetzelfde gebleven. Door de beperkte omvang van onderliggende ontwikkeling, is de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet van toepassing. Nadere toetsing aan de ladder is om die reden niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0008.png"

Afbeelding 7 - Schema Ladder voor duurzame verstedelijking

3.2.2 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio´s;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;

Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

Onderhavig plan draagt bij aan het versterken van het landgoed en het landelijk gebied. Toevoegen van groen, verwijderen van overtollige agrarische bebouwing en toevoegen van cultuurhistorisch passende elementen zijn allen aspecten die naar voren komen in het plan. Het plan is hiermee in lijn met de langetermijnvisie van de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.3 Nationaal Landschap Veluwe

In Nederland zijn 20 'Nationale Landschappen' die elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen hebben. De landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

Binnen een Nationaal Landschap is ruimte voor sociaal-economische ontwikkelingen, mits de bijzondere kwaliteiten van het gebied behouden blijven of -beter nog- worden versterkt. Plannen voor grootschalige nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele projecten passen hier dan ook niet binnen. De bouw van woningen om de eigen bevolkingsgroei op te vangen is in principe wel mogelijk.

Voor specifieke gebieden in een Nationaal Landschap gelden extra, al bestaande, beschermende maatregelen. Te denken valt aan de Natuurbeschermingswet voor natuurgebieden, de Natuurschoonwet voor landgoederen en de Monumentenwet voor historische gebouwen of dorpsgezichten.

Het plangebied aan de Oude Wezeveldseweg valt binnen het Nationaal Landschap Veluwe. Dit Nationaal Landschap heeft de volgende kernkwaliteiten:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten actieve stuifzanden;
  • de grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

De provincies zijn verantwoordelijk voor het beleid voor de Nationale Landschappen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' die op 19 december 2019 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland. De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Onderliggend plan past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De bestaande cultuurhistorische waarde van het landschap wordt door de nieuwe ontwikkeling van het plangebied versterkt.

3.3.2 Omgevingsverordening

Het is voor provincies mogelijk om invloed uit te oefenen op bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting (artikel 4.1 Wro). De omgevingsverordening Gelderland (2021) dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening kent de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu, Erfgoed en Veilige Leefomgeving. Op onderhavig wijzigingsplan zijn de kaartlagen 'Water en milieu' (Boringsvrije zone & Intrekgebied) en 'Landschap' (Groene Ontwikkelzone) van toepassing.

Het plangebied is allereerst gelegen in een boringsvrije zone. De provincie heeft vanuit de Drinkwaterwet een zorgplicht voor een duurzame openbare drinkwatervoorziening en streeft er naar grondwater te beschermen ten behoeve dan deze drinkwatervoorziening. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie met behulp van de Omgevingsverordening gebruik van regelgeving en vergunningverlening: verbodsbepalingen en regelgeving voor activiteiten en inrichtingen in boringsvrije zones.

Het plangebied is gelegen in de boringsvrije zone Twello. In dit gebied moet rekening worden gehouden met de bescherming van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

Daarnaast is het plangebied aangeduid als intrekgebied. Deze gebieden mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Dit is niet van toepassing op voorliggend bestemmingsplan.

Tot slot is het plangebied gelegen in een Groene Ontwikkelzone. Voor de Groene Ontwikkelingszone heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten geformuleerd:

  • samenhang met aangrenzende natuurgebieden;
  • de aanwezige en nog te ontwikkelen natuurwaarden (in het bijzonder de ecologische verbindingszones);
  • de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en archeologische waarden;
  • de abiotische kwaliteiten stilte, donkerte, openheid en 'rust' (omgevingscondities).

In de Groene Ontwikkelingszone is voor bestaande functies als de landbouw, het landgoedbedrijf en extensieve openluchtrecreatie ontwikkelingsruimte aanwezig, waarbij de kernkwaliteiten per saldo niet significant worden aangetast. Bij nieuwvestiging van functies (zoals bijv. een nieuwe woning) dient naast een goede landschappelijk inpassing per saldo een substantiële versterking van de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone plaats te vinden. Daarbij is de invulling van het begrip 'substantieel' van belang, en de wijze waarop de afspraken worden vastgelegd.

De nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied leiden niet tot negatieve effecten op de kernkwaliteiten. Integendeel, deze worden juist versterkt. Met de combinatie van landschappelijke inpassing en de realisatie van de tuinmanswoning worden zowel de landschappelijke als de cultuurhistorische waarden versterkt.

Zoals uit bovenstaande blijkt, bestaan in het plan geen strijdigheden met de Omgevingsverordening Gelderland.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Landschapsontwikkelingsplan

In samenwerking met de gemeenten Epe en Heerde heeft de gemeente Voorst het 'Landschapsontwikkelingsplan van Veluwe tot IJssel' (LOP) opgesteld. Het belangrijkste doel van het LOP is in de autonome ontwikkeling van het landschap te sturen op behoud en op ontwikkeling van de landschappelijke samenhang. Daarnaast is het LOP gericht op het stimuleren van de ontstening van het buitengebied en de verdere ontwikkeling van de karakteristieke kenmerken van het buitengebied. Met het LOP wordt het landschapsbelang ingebracht in alle ruimtelijke veranderingsprocessen in het gebied.

Het LOP richt zich op instrumenten, partijen en een aanpak voor de uitvoering van het landschapsbeleid. Het ontwikkelingsplan en het toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie.

Ten aanzien van landgoederen wordt gesteld dat landgoederen meer dan gemiddeld een toegevoegde waarde hebben voor de kwaliteit van het landschap. De inrichting van een landgoed moet de vorm van de landschappelijke overgangen versterken en beter beleefbaar maken. Bouwplannen in het buitengebied dienen daarnaast gecombineerd te worden met een erf- en landschapsplan.

Onderdeel van onderhavig wijzigingsplan is het beeldkwaliteitsplan waarin architectuur, inrichting en beplanting zijn vastgelegd. De toe te voegen beplanting bestaat uit streekeigen beplanting zoals beuken, linden, wilgen en wilde lijsterbes, Gelderse roos, witte kornoelje, wilde liguster, een hazelaar en diverse hagen als erfafscheiding.

3.4.2 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.

Het plangebied maakt volgens deze visie deel uit van de landgoederenzone. Landelijk wonen biedt mogelijkheden om delen van de landgoederenzone te herstellen, te versterken en te ontwikkelen tot het groene 'visitekaartje' van de Stedendriehoek. Onderdeel van onderhavig plan is de landschappelijke versterking van het plangebied. Het versterkt hiermee de landgoederenzone en daarmee het groene 'visitekaartje' van de Stedendriehoek.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van haar gemeenschap. Landgoed Het Wezeveld is gelegen in het deelgebied 'Groene Carré' met daarin de bosrijke landgoederen en het recreatiegebied Bussloo omarmt het Open Middengebied. Veranderingen in het beheer van het landelijk gebied kunnen de aantrekkelijkheid voor recreanten beïnvloeden. Omgekeerd biedt de recreatiesector ook mogelijkheden aan landgoederen en agrarische bedrijven om te diversificeren en nieuwe activiteiten te ondernemen die de continuïteit van het bedrijf versterken: horeca, kampeerplaatsen, kaasmakerijen, B&B, enzovoort.

De strategische keuzes die bij de ontwikkeling van het landgoed een belangrijke rol spelen zijn:

  • de rijke cultuurhistorie van het gebied is een cruciaal onderdeel van de identiteit, dat de gemeente wil behouden en waar mogelijk versterken;
  • bij alle nieuwe ontwikkelingen zijn de ruimtelijke kwaliteit en de bouwstenen uit de identiteit richtinggevend;
  • kenmerkende landschapselementen blijven behouden en worden waar mogelijk versterkt;
  • de gemeente is terughoudend met nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied, bijvoorbeeld wanneer agrarische bebouwing vrijkomt. Het karakter van de plek en omgeving moet behouden blijven.

Onderhavig plan zet in op het versterken van de landschappelijke waarden en het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen. Dit komt terug in de landschappelijke herontwikkeling van het plangebied en het behoud en de bescherming van cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals de gracht en bomensingels. Het wijziginsplan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

3.5.2 Notitie landgoederen

Het beleid voor de oprichting van nieuwe landgoederen en de herontwikkeling van bestaande landgoederen is verwoord in de op 6 februari 2006 vastgestelde notitie Landgoederen. Deze notitie geeft de koers van de gemeente Voorst aan ten opzichte van initiatieven tot oprichting van nieuwe landgoederen. Daarnaast biedt de notitie houvast aan eigenaren van bestaande landgoederen bij herontwikkeling van die landgoederen. Bij nieuwe ontwikkelingen staan de kwaliteiten van de bestaande landgoederen voorop. Deze bestaande landgoederen in Voorst zijn mede bepalend voor het huidige karakter van de gemeente. Ze zijn beschreven en beschermd en worden waar nodig verder versterkt. Nieuwe ontwikkelingen op bestaande landgoederen dienen een maatschappelijke meerwaarde te hebben op het gebied van landschap, natuur, milieu, recreatie en/of cultuur. De notitie is dan ook gebruikt bij het opstellen van de plannen voor vigerende bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello.

Voorliggend wijzigingsplan dient ter uitvoering van de eerder opgestelde landgoedvisie die verwerkt is in het huidige bestemmingsplan en draagt daarmee indirect bij op maatschappelijke opgaven van het landgoed. Het wijzigingsplan is daarmee in lijn met de kaders zoals gesteld in de notitie Landgoederen en de ontwikkelingen zoals beoogd in het vigerende bestemmingsplan. Versterking van het landgoed door middel van dit wijzigingsplan betekent indirect ook versterking van het karakter van de gemeente Voorst.

3.5.3 Erfgoedverordening 2017

De bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de verwachte invoering van de Omgevingswet heeft de gemeente ertoe gestimuleerd een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid op te stellen. Hiermee krijgt het erfgoed de erkenning dat het een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving. Door de invoering van deze twee wetten is het bereik van de gemeentelijke Erfgoedverordening in vergelijking met de voorgaande verordening zowel breder – het betrof monumenten én cultuurgoederen – als smaller: belangrijke fysieke onderwerpen zoals de aanwijzing of bescherming van stads- en dorpsgezichten of archeologische waarden en verwachtingen worden steeds minder geregeld via een verordening en meer via het bestemmingsplan en straks, onder de Omgevingswet, het omgevingsplan. Per saldo leidt een en ander tot een vereenvoudigde Erfgoedverordening.

De Erfgoedverordening is vernieuwd vanwege de per 1 juli 2016 ingevoerde Erfgoedwet. De Erfgoedwet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is deze verordening zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988.

Op 3 juli 2017 heeft de gemeente Voorst de Erfgoedverordening 2017 vastgesteld. Deze erfgoedverordening bestaat uit regels en een bijbehorende archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart beschrijft het archeologisch beleid van de gemeente. De gemeente onderscheidt twee hoofdcategorieën: Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Verwachtingszones. Deze twee hoofdcategorieën zijn weer onderverdeeld in verschillende subcategorieën.

Per categorie is in de erfgoedverordening beschreven welke beschermende regels in een bestemmingsplan opgenomen moeten worden om de archeologische resten te beschermen.

Het plangebied bestaat uit zones met relatief hoge archeologische verwachtingswaarden, namelijk dubbelwaarde Archeologie - 2 . Voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte grote dan 30 m2 en dieper dan 30 cm moet hierom een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Omdat de verwachte werkzaamheden in het wijzigingsplan deze afmetingen overschrijden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Archeologie). Op basis van de resultaten van het onderzoek is de verwachting dat er in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Cultuurhistorische waarden worden naar verwachting met onderhavig wijzigingsplan niet aangetast.

 

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Inleiding

Het huidige plangebied is onderdeel van Landgoed Het Wezeveld. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de boerderij (rijksmonument) Het Oude Wezeveld. Met de ingang van het bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld, Twello werd deze huisplaats omgevormd van een agrarisch erf naar een woonerf waarbij de relatief nieuwe, niet-historische, bedrijfsgebouwen gesloopt zouden worden. Het huidige plangebied is in gebruik gebleven als weiland. Met de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt de bouw van een extra woning met bijgebouw mogelijk maakt. Hiervan wordt met dit wijzigingsplan gebruik van gemaakt. De woning wordt gebouwd als (tuinmans)woning. Mocht in de toekomst het landhuis worden teruggebracht op het perceel, dan is deze woning passend binnen het ensemble van boerderij, landhuis en bijpassende tuinmanswoning.

Naast realisatie van een nieuwe woning en bijgebouw zal de kwaliteit van het landschap verbeteren door het aanbrengen van nieuwe streekeigen landschappelijke beplanting en natuurontwikkeling. Karakteristieke landgoedelementen blijven behouden en versterkt om de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het landgoed te behouden en te vergroten.

In de volgende paragrafen worden de ontwikkelingen voor het landgoed beschreven. Deze informatie is tevens in te zien in het beeldkwaliteitsplan (Bijlage Beeldkwaliteitsplan Tuinmanswoning Landgoed Het Wezeveld Twello).

4.2 Ontwerpfilosofie

De totale oppervlakte van het perceel bedraagt 12.760 m2. Voorliggend plan voorziet in de planologische onderbouwing voor een wijziging van het bestemmingsplan waarmee de realisatie van een tuinmanswoning binnen het omgrachte terrein mogelijk wordt.

Om een karakteristieke uitstraling te krijgen zal de te realiseren tuinmanswoning worden ontworpen met een ondergeschikte uitstraling met een rechtlijnig hoofdvolume. Het dak heeft daarbij één kaprichting waarbij een geknikt dakvlak mogelijk is.

De realisatie van de tuinmanswoning is een nieuwe ontwikkeling. Er heeft vroeger namelijk nooit een tuinmanswoning gestaan op deze locatie. Om deze qua uitstraling aan te laten sluiten bij de woonboerderij dient de hoofdkap van riet te zijn. De voorgevel sluit hierbij aan op een gemetselde kopgevel. Om het karakteristieke sobere uitgangsvorm een eigentijds karakter te geven is er ter plaatse van de achtergevel een beperkt overstek of schilddak mogelijk. Een geknikt eenzijdig dakvlak zorgt hier tevens weer voor de karakteristieke uitstraling.

De dakvoet van de schildkap verspringen en daarmee op verschillende hoogte liggen. De invulling onder de rieten kap ter plaatse van de voorgevel en aansluitende zijgevels dient een historiserende indeling te krijgen. Mocht het landhuis in een later stadium worden toegevoegd zal de rieten kap kenmerkend zijn als bijgebouw(en) van het landhuis. Passend bij de hoofdboerderij is een rood-bruine baksteen als hoofd gevelmateriaal het uitgangspunt. Door de invulling van het bouwplan wordt het landgoedkarakter versterkt. Voor een uitgebreide toelichting van het ontwerp, zie het beeldkwaliteitsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1 bij de regels van dit wijzigingsplan. Naast het toevoegen van bebouwing wordt het landschap ook versterkt. De volgende paragraaf zal dit verder toelichten.

4.3 Landschappelijke inrichting

De woning wordt in het zuidwestelijk deel van het plangebied gesitueerd. Achter de woning wordt ruimte behouden voor een bijgebouw. Het erf is rechthoekig van vorm en wordt omkaderd door een beukenhaag en wild uitgroeiende Zeeuwse haag. Beide hagen worden vaak aangetroffen bij landgoederen en zorgen naast de afkadering van het erf voor privacy en een verhoging van de biodiversiteit. Het erf wordt bereikt via een toegangspad dat het erf op het oostelijk deel van het plangebied ontsluit. De ontsluiting zal een halfverharde rijbaan hebben waarmee het de illusie wekt dat het om een karrespoor gaat. Langs het karrespoor worden eveneens 3 rode beuken aangeplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0009.png"

Afbeelding 9: Weergave erf- en landschapsinrichting

In het kader van onderhavig wijzigingsplan worden daarnaast ook verschillende landschappelijke inpassingen verricht. Zo wordt er in het noordwestelijk deel van het plangebied een bos aangeplant binnen de gracht. Dit bos zal bestaan uit hoogopgaande begroeiing met streekeigen bomen zoals de zomerlinde, zomereik en esdoorn. De lage begroeiing (bosverdichters) zal bestaan uit onder andere hazelaar, hulst en Gelderse roos. Belangrijk aspect aan de landschappelijke inrichting is tot slot het behoud van de gracht. Met deze verschillende landschappelijke inpassingen en situering van het erf draagt het wijzigingsplan bij aan het verbetering van de landschappelijke structuur, het verhogen van de natuurwaarden en biodiversiteit en het versterken van de cultuurhistorische waarde van het landgoed. Landgoed Het Wezeveld wordt weer een herkenbare eenheid in de landgoederenzone rondom Twello.
 

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het bestemmingsplan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.

5.2 Omgevingsaspecten

5.2.1 Bodem

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of, en zo ja welke, kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

Ten behoeve van onderhavig plan heeft PJ Milieu BV in opdracht van Landgoed Wezeveld in april 2022 een verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2).

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater enkele verhoogde parameters zijn waargenomen (zink, PAK, barium en nikkel). Er is hier sprake van lichte verontreiniging. Het verontreinigingsgehalte overschrijdt de achtergrond-/streefwaarde, maar de tussenwaarde wordt niet overschreden. De verontreiniging is daarmee zo beperkt van omvang dat geen nadere actie noodzakelijk is (onderzoek of sanering).

Met uitzondering van de druppelzone's van de voormalige argrarische bebouwing is er op het terrein geen asbest aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘verdachte locatie’ voor het asbest in de grond ter plaatse van het plangebied (m.u.v. druppelzone's) geen stand houdt. Aanvullend of nader asbestonderzoek is dan ook niet nodig.

Geconcludeerd wordt dat onderhavig plan vanuit het omgevingsaspect bodem niet bezwaarlijk is.

Ingenieursbedrijf Lievense heeft daarnaast in 2021 in opdracht van de Omgevingsdienst Veluwe-IJssel een bodemkwaliteitskaart ontwikkeld. In het kader van het wijzigingsplan daarmee beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet uit oogpunt van volksgezondheid en milieu, en daarbij aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio Veluwe IJssel. Met deze kaart kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

De locatie binnen het plangebied waar de nieuwe woning gebouwd zal worden heeft de afgelopen decennia echter geen bebouwing of vervuilend gebruik gezien. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt daarom echter niet noodzakelijk geacht. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het toevoegen van de woning.

Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemmingswijziging en het nieuwe gebruik.

5.2.2 Geluid

Wegverkeersgeluid

Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Het Wezeveld, Twello' heeft in 2017 een verkennend onderzoek plaatsgevonden. Artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht namelijk dat voor vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone moet worden onderzocht of de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht neemt. Bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan heeft daarom een verkennend akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar geluidsbelasting.

Uit het verkennend onderzoek blijkt dat vanwege de geringe verkeersintensiteit van de Oude Wezeveldseweg de 48 dB contour op ongeveer 20 meter vanaf de weg is gelegen. Het meest nabijgelegen punt van de nieuw te bouwen woning tot op het hart van de Oude Wezeveldseweg bedraagt ongeveer 90 meter. Dit is ver buiten de contour met de maximale geluidscontour van 48 dB. De geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woning blijft daarmee ruim binnen de daarvoor gestelde normen.

Verder akoestisch onderzoek wordt in het kader van wegverkeersgeluid dan ook niet noodzakelijk geacht.

Het landgoed is daarnaast deels gelegen binnen de invloedssfeer van luchthaven Teuge. Voor het vliegveld geldt het Besluit burgerluchthavens dat is opgesteld in het kader van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Dit Besluit vervangt het oude Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL) dat als dosismaat voor geluid de BKL-waarde hanteert. In dat kader zijn twee zones van belang, te weten de 47- en de 57- BKL-zone:

  • 47-BKL is de voorkeursgrenswaarde*. Binnen de 47- BKL-zone kan alleen onder voorwaarden worden gebouwd;
  • 57-BKL is de uiterste grenswaarde. Binnen deze zone is geen woningbouw mogelijk (tenzij sprake is van vervangende woningbouw).

* Bij deze waarde liggen de hinderpercentages dicht in de buurt van de hinderpercentages die in Nederland voor railverkeer en industrielawaai toelaatbaar worden geacht.

De provincie Gelderland heeft eind 2021 een nieuw Luchthavenbesluit genomen welke is gebaseerd op de RBML en de Wet Luchtvaart. In het Luchthavenbesluit wordt een andere (meer uniforme) dosismaat gehanteerd: Lden. Lden-contouren zijn contouren ter aanduiding van de beperkingengebieden in verband met de geluidsbelasting welke wordt veroorzaakt door het luchthavenluchtverkeer. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidscontouren van 48, 56 en 70 dB:

  • binnen de 48 dB geldt geen specifiek ruimtelijk regime;
  • binnen de 56 dB is alleen onder voorwaarden nieuwbouw van woningen mogelijk;
  • binnen de 70 dB is geen woningbouw mogelijk.

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de 48 dB Lden contour. Gelet op de regelgeving uit het Luchthavenbesluit levert uitvoering van het wijzigingsplan binnen deze contour geen belemmeringen op ten. Het Luchthavenbesluit hanteert namelijk het criterium dat binnen de 56 dB(A)-contour nieuwbouw van woningen en geluidsgevoelige gebouwen niet meer is toegestaan. Het toevoegen van een woning op deze locatie middels de wijzigingsbevoegdheid is dan ook niet bezwaarlijk.

Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet in nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer, in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit). De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de Wet luchtkwaliteit bestaat uit in Europees verband vastgestelde normen voor maximumconcentraties voor een aantal luchtvervuilende stoffen. In Nederland kunnen met name fijn stof (PM10) en stikstofoxiden (NO2) problemen opleveren met betrekking tot overschrijding van de grenswaarden. Fijn stof wordt grotendeels veroorzaakt door grote industriële bronnen en het wegverkeer, NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door het wegverkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan en afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de afwijking niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Volgens het NSL draagt een project 'niet in betekenende mate' (Nibm) bij zo lang de concentratie fijn stof of stikstofdioxide niet meer dan 3% bedraagt. Volgens de Nibm wordt die grens pas overschreden bij bijvoorbeeld woningbouwprojecten van meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met meer dan 10.000 m2 bruto vloeroppervlak. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.

Voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een ontwikkeling die in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Om die reden wordt niet verder op het aspect luchtkwaliteit ingegaan.

5.2.4 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport van deze stoffen. Op basis van criteria die onder andere worden gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een (mogelijk) risico op zware ongevallen met zich mee brengen. Het gaat dan met name om de grote chemische bedrijven. Maar ook kleinere bedrijven zoals LPG-tankstations en opslag van bestrijdingsmiddelen. De (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen zoals buisleidingen, spoor-, auto- en waterwegen worden ook als een potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het aspect externe veiligheid draait om het beheersen van de risico's bij transport, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het groepsrisico (GR) en het plaatsgebonden risico (PR). Het GR legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het PR biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Als een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Uit een analyse van de Gelderse Risicokaart blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Daarnaast bevinden zich in de omgeving van het plangebied geen propaantanks op het terrein van een particulier. Ook is er geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water of via buisleidingen.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat volgens de Gelderse Risicokaart een klein risico loopt op overstromingen. Deze kleine kans houdt in dat er eens in de 1000 jaar overstromingen kunnen plaatsvinden. Bovendien ligt het plangebied in een beschermd gebied. Dit houdt in dat het gebied wordt beschermd door een primaire waterkering tegen buitenwater (zee, grote rivieren etc.) en regionale wateren (kleine rivieren, kanalen etc).

Een belangrijk aspect dat wel speelt voor het plangebied is de nabije ligging van Luchthaven Teuge. Ten behoeve van vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Het Wezeveld, Twello' zijn de verschillende risicocontouren van het vliegveld geanalyseerd. Deze risicocontouren zijn gepresenteerd in onderstaande figuur. Hierin zijn eveneens de grenzen van het luchtvaartterrein Teuge aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0010.png"

Afbeelding 10: Risicocontouren vliegveld Teuge

Uit deze figuur blijkt dat het plangebied volledig buiten de risicocontouren van vliegveld Teuge ligt. Op basis van het bovenstaande figuur kan geconcludeerd worden dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen bezwaren zijn tegen het toevoegen van een woning in het plangebied.

5.2.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Ten noorden van de nieuw te bouwen woning is een agrarische bedrijf gevestigd. Het gaat hier om een melk- en rundveebedrijf (Oude Wezeveldseweg 16). De minimaal aan te houden afstand tussen dit bedrijf en de nieuwe woning is 50 meter. Hier wordt ruimschoots voldaan: de tuinmanswoning is op meer dan 80 meter van de dichtstbijzijnde grens van het agrarisch bouwvlak gesitueerd.

Het agrarische bedrijf wordt door de ontwikkeling op het landgoed niet belemmerd in de bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden. Omgekeerd kan voor de nieuwe woningen op het landgoed een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Er kan daarmee worden geconcludeerd dat het voorliggende wijzigingsplan bezien vanuit milieubeleid niet bezwaarlijk is. Het wijzigingsplan levert geen belemmeringen op voor de nabijgelegen agrarische en bedrijfsbestemmingen en er kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

5.3 Wet Natuurbescherming

5.3.1 Inleiding

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

5.3.2 Stikstof

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20327-VS00_0011.png"

Figuur 11 - Afstand plangebied tot dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden

Op bovenstaande afbeelding is de afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied weergeven. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op 3,8 km afstand. Het plan betreft de bouw van 1 vrijstaande woning met bijgebouw. De nieuwe gebouwen worden volgens de nieuwste isolatie standaard gebouwd waardoor tijdens de gebruiksfase stikstofuitstoot wordt beperkt. Door de beperkte omvang van het bouwplan en de grote afstand tot het dichtstbijzijnde natura 2000 gebied is het niet te verwachten dat de Wet natuurbescherming, vanuit stikstof gezien, een belemmering vormt voor onderhavig plan.

5.3.3 Flora- en fauna

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wet ruimtelijke ordening (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

Beschermde soorten

In opdracht van de initiatiefnemer heeft Eqosens-nl een quickscan flora en fauna uitgevoerd op het perceel aan de Oude Wezeveldseweg 18 (Bijlage 1). De quickscan heeft als doel in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben. Tevens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed heeft op beschermde Natura 2000-gebieden of deel uitmaken van het Nationaal Natuurnetwerk.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er geen wettelijk beschermde plant- en diersoorten voorkomen in het plangebied. Hierop vormt de kerkuil echter een uitzondering. Sporen in de voormalig varkensstal duiden op de aanwezigheid van een kerkuil, waarvan zijn nestplek jaarrond beschermd is.

Er is daarom voor de sloop van deze varkensstal een compenserende maatregel nodig. Dit kan door tijdige plaatsing van minimaal 1 nestkast in de omgeving (<500 meter) of in de nieuw te bouwen woning op minimaal 4 meter hoogte.

Beschermde gebieden

Voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op gronden die zijn aangeduid in het bestemmingsplan als ‘groene ontwikkelingszone’. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden. Onderhavig plan levert met de landschappelijke inpassing (realisatie bos, hagen en solitaire bomen) een bijdrage aan het verhogen van de ecologische waarde. Het toevoegen van begroeiing zorgt ervoor dat er meer nestelruimte ontstaat en de gronden een belangrijkere rol kunnen spelen als foerageergebied voor verschillende diersoorten. Daarnaast draagt de toevoeging van (natuurinclusieve) bebouwing bij aan het creëren van meer potentiële nestelruimte voor verschillende beschermde dieren.

Conclusie

Op grond van de resultaten zoals weergeven in de quickscan, is er geen aanleiding om aanvullend ecologisch onderzoek uit te voeren naar het voorkomen van beschermde diersoorten. Wel is het nodig om een compenserende maatregel te nemen ten behoeve van de kerkuil. Vanuit de zorgplicht wordt tot slot aanbevolen het open raam in de varkensstal te dichten om nieuwvestiging van beschermde soorten te voorkomen.

De beoogde ingrepen zullen niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Wel dient ten allen tijde de algemene zorgplicht in acht te worden genomen voor alle soorten planten en dieren die tijdens werkzaamheden onverwacht worden aangetroffen, ongeacht of deze soorten beschermd zijn.

Voorgaand onderzoeksrapport is toegevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting.

5.4 Archeologie

In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden, is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.

De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).

In opdracht van de Landgoed Wezeveld heeft RAAP in mei 2022 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied aan de Oude Wezeveldseweg 18 in Twello. Het archeologisch vooronderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek). Het onderzoek is opgenomen in de bijlagen van deze toelichting onder Archeologisch onderzoek.

Uit het onderzoek blijkt dat de gronden in het plangebied zijn verstoord tot in de C-horizont. Daarnaast hebben ten behoeve van de realisatie van de stallen met mestkelders diepe bodemverstoringen plaatsgevonden. Onder de C-horizont bevindt zich gespoeld dekzand, wat duidt op natte omstandigheden. Er worden dan ook geen resten van voor de late middeleeuwen verwacht. Ondanks dat archeologisch vondsten in het plangebied nooit geheel kunnen worden uitgesloten, blijkt de bodem in de huidige situatie tot onder het archeologisch relevante niveau te zijn verstoord. Het onderzoeksrapport beveelt dan ook aan de archeologische verwachting naar ‘laag' bij te stellen. Doordat in het plangebied waarschijnlijk geen archeologische resten bedreigd worden als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen, wordt een geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.

Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Voorst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (artikel 5.10 Erfgoedwet).

5.5 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De toets is op 5 januari 2023 uitgevoerd. Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. Verharding neemt in niet betekenende mate toe en het plangebied kent geen waterhuishoudkundige problematiek. Wanneer in de toekomst toch blijkt dat er acties ondernomen moeten worden die de waterbelangen kunnen schaden moet er contact op worden genomen met het Waterschap Vallei en Veluwe. De watertoets is als Bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd.

Met het bovenstaande kan er vanuit worden gegaan dat het waterbelang voldoende wordt gewaarborgd en dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderliggend bestemmingsplan.

Het aspect water vormt daarom geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

5.6 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in voorliggend plan begrepen gronden is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in een onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

De opzet van de verbeelding is grotendeels gelijk aan het bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld Twello. Ten opzichte van het moederplan is gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid en een woonbestemming toegevoegd. Het erf heeft de een woonbestemming gekregen met de bestemming 'Wonen - 2', conform de wijzigingsbevoegheid uit het moederplan. Het stuk grond waarop bos wordt aangeplant binnen de gracht heeft de bestemming 'Bos' gekregen. Het overig deel van de gronden behoudt de enkelbestemming 'Agrarisch'. Tot slot wordt een voorwaardelijke verplichting in het wijzigingsplan opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichting is gelegen op het bouwvlak van de toe te voegen woning. De voorwaardelijke verplichting houdt in dat binnen 2 jaar na het inwerking treden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning de landschappelijke maatregelen uit de bij de regels gevoegde plannen moeten worden uitgevoerd voeren en in stand moeten worden gehouden.

De dubbelbestemmingen uit het geldende bestemmingsplan Landgoed Het Wezeveld Twello zijn overgenomen.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Uitkomsten vooroverleg artikel 3.3.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In artikel 3.1.1. wordt bij lid 2 de mogelijkheid gegeven dat de Minister van Infrastructuur en Milieu kan aangeven onder welke omstandigheden of in welke gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden met de rijksdienst die betrokken is bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Na overleg met de betrokken departementen is besloten het overleg te beperken tot die zaken waarbij directe belangen aan de orde zijn. Overigens zijn per 1 januari 2012 de voormalige VROM-inspectie en de Inspectie van Verkeer & Waterstaat samengevoegd tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.

Met de provincie is een vergelijkbare afspraak gemaakt. Enkel wanneer er sprake is van een provinciaal belang is vooroverleg noodzakelijk. Het voorliggende plan is niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen.

Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.

7.2 Ter inzage

Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 23 februari 2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de inzagetermijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het plan naar voren te brengen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.