Plan: | Kadijk 18-20, Terwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20276-VS00 |
Aanleiding voor het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing is het mogelijk maken van de bouw van een nieuw ontmoetingsgebouw voor de Stichting Christelijke Gemeente Nederland in Terwolde op het terrein aan de Kadijk 18-20. Het oude ontmoetingsgebouw wordt gesloopt, het karakteristieke schoolgebouw en de karakteristieke bovenmeesterswoning worden behouden. De percelen die behoren bij het terrein van de Stichting CGN Terwolde worden verfraaid en landschappelijk ingepast.
De initiatiefnemer heeft een bestemmingsplanwijziging ingediend voor de vernieuwing van het ontmoetingsgebouw en de nieuwe inrichting van het terrein. Aangezien er geen bestaande locatie is gevonden die geschikt is voor de Stichting CGN Terwolde heeft het college van burgemeester en wethouders besloten in principe medewerking te verlenen aan een nieuw bestemmingsplan.
De situering van het plangebied in de omgeving is weergegeven in figuur 1. Het plangebied ligt ten noordwesten van Twello, ten oosten van De Vecht en ten zuidwesten van Terwolde. Het plangebied ligt in het buitengebied in de hoek van de Nijbroekse Wetering - Kadijk. In figuur 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied bestaat uit meerdere percelen. Deze staan kadastraal bekend als VOO00, sectie N, perceelnummer 472, 471, 441, 440, 438, 116, 114, 113.
Figuur 1 - Situering van het plangebied
Figuur 2 - Luchtfoto, het plangebied is rood omlijnd
Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van de herbouw van het ontmoetingsgebouw en de daaropvolgende aanpassing van het terrein.
Het plangebied aan de Kadijk 18-20 maakt onderdeel uit van de bijzondere planmatige broekontginning het Nijbroek. Bijzonder aan het Nijbroek is de vroege ontginning van het moeras in de 14e eeuw. De oorspronkelijke naam Niebroeck betekent dan ook 'nieuwe ontgonnen moeras'. Het Nijbroek wordt door de wijze van verkavelen ook wel aangeduid als een veenontginningsgebied, hoewel het feitelijk geen veengebied is. Kenmerkend voor het Nijbroek zijn de haaks op elkaar staande hoofdrichtingen van ontginningsbases en kavels (slagen). De verkavelingen en de wegen vormen min of meer een grid. Langs de ontginningsassen ontstond geleidelijk aan verspreide bebouwing, vaak op pollen (verhogingen). Het Nijbroek kende behalve veel sloten ook een groot aantal hagen en is tot 1900 behoorlijk dicht begroeid geweest. In de zomer vielen de sloten periodiek droog zodat een aanvullende veekering moest worden aangelegd. De gronden waren grotendeels in gebruik als grasland en bouwland, maar er waren ook veel percelen bos, hakhout en twijgwaard. De wegen en kavelgrenzen waren beplant met bomenrijen. Veel voorkomende boomsoorten waren populier, eik, meidoorn, wilg, iep en es. Het landschap had door de verschillende beplantingslagen een kleinschalig karakter.
Figuur 3 - Ligging polder Nijbroek (bron Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe Tot IJssel)
Op de onderstaande afbeelding is de ontwikkeling van het plangebied in het verloop van de tijd weergegeven. Omstreeks 1870 is de locatie in gebruik als landbouwgrond. De kenmerkende slagen van polder Nijbroek zijn op dit moment al herkenbaar. Ook is de naastgelegen boerderij aan de Kadijk 24 al te herkennen. In 1920 is de eerste bebouwing aan de Kadijk 18-20 aanwezig op de topografische kaart. Dit betreft zoals aangegeven een schoolgebouw met een bovenmeesterswoning. De omgeving van het plangebied is nog veelal agrarisch met in het zuiden een groot bosperceel. In 1970 is er weinig veranderd in het plangebied. Wel is het bosperceel ten zuiden van het plangebied inmiddels verdwenen. Op de kaart uit 2020 is het plangebied te herkennen in zijn huidige staat. Het ontmoetingsgebouw en het schuurtje zijn te herkennen. Ook is de Nijbroekse Wetering te herkennen ten westen van het plangebied.
Figuur 4 - Ontwikkeling van het plangebied (bron: www.topotijdreis.nl)
Figuur 5 - Luchtfoto bestaande situatie
Het plangebied beslaat in totaal ongeveer 3 hectare. In het plangebied is in de bestaande situatie een viertal gebouwen aanwezig. Midden in het plangebied bevindt zich het huidige ontmoetingsgebouw, deze is gebouwd in 1982. Ten westen van het ontmoetingsgebouw staat een schuur. Deze schuur wordt in de huidige situatie gebruikt voor het terreinonderhoud. In het zuiden van het plangebied bevinden zich nog twee gebouwen. Het meest linkse gebouw betreft een voormalige school uit het jaar 1920. Het rechtse gebouw betreft een bovenmeesterswoning, deze stamt ook uit het jaar 1920. Deze bovenmeesterswoning bevindt zich op het perceel Kadijk 18. In het noorden van het plangebied ligt het activiteitenveld. Verder ligt in het zuidoosten nog een parkeerplaats met 125 plekken.
Figuur 6 - Voormalige school en bovenmeesterswoning vanaf de Kadijk
Rondom het erf en het activiteitenveld bevindt zich een beeldbepalende bomensingel. Ter hoogte van de parkeerplaats bevindt zich een houtwal, deze dient ter afscherming van de parkeerplaats. Het westen van het plangebied doet in de huidige situatie nog dienst als bouwland.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Eén van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Het Rijk richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen als geheel. Hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur, ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten, waterveiligheid en milieukwaliteit en de bescherming van ons werelderfgoed zijn onderwerpen waar het Rijk zich op richt. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken.
Laddertoets
De Ladder voor Duurzame Verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
De ladder is een verplicht instrument bij ruimtelijke plannen voor ‘nieuwe stedelijke ontwikkelingen’. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in het Besluit ruimtelijke ordening gedefinieerd als “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”. De bouw van het ontmoetingsgebouw valt onder deze definitie. Derhalve moet worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek
geldt.
Bij de vaststelling van de bestemmingsplannen dient in het kader van Besluit Ruimtelijke Ordening de Ladder van Duurzame Verstedelijking doorlopen te worden. Hierbij worden de twee treden getoetst:
Behoeftebepaling
Op grond van de eerste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt getoetst of de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Doel hierbij is om na te gaan of de vestiging van een functie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Wij kijken hierbij naar de aanbod- en vraagzijde waarbij het onderzoeksgebied is vastgesteld aan de hand van huidig en toekomstige verzorgingsgebied van de beoogde ontwikkeling van de hotelfunctie. Van belang bij de toepassing van de Ladder is dat de ontwikkeling niet leidt tot leegstand in de regio.
Het huidige onderkomen aan de Kadijk 18-20 in Terwolde stamt uit 1982. De huidige bebouwing is sterk verouderd en voldoen niet meer aan de eisen en wensen van deze tijd. De stichting die gebruik maakt van dit onderkomen heeft de afgelopen decennia een sterke groei doorgemaakt. Enerzijds wat betreft het aantal leden, anderzijds voor wat betreft de aard en het niveau van de activiteiten. Naast uitbreiding van de samenkomstzaal, is er behoefte aan goede faciliteiten voor kleinere groepen, functionele vergaderruimten en voorzieningen voor de ondersteunende en recreatieve activiteiten.
Voor de toekomst is de verwachting dat de stichting verder zal groeien. Ook het programma van activiteiten groeit mee in deze ontwikkeling. Hierbij gaat het om een recreatief (buiten)programma en diverse activiteiten en ontmoetingsruimtes. De behoefte voor een groter oppervlakte aan bebouwing is hiermee voldoende aangetoond.
Inpassing in bestaand stedelijk gebied
Op grond van de tweede trede van de ladder wordt getoetst of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen bestaand stedelijk gebied door een andere bestemming van een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
De geplande ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bestaande maatschappelijke functie. De beoogde uitbreiding kan niet losgekoppeld worden van de bestaande functie vanwege het gebruik van de omliggende gronden als activiteitenveld en de buitenruimte. Er is in de omgeving geen geschikte locatie te vinden die voldoet aan de behoeften voor het gebouw en de omgeving van het gebouw. Het is niet mogelijk de ontwikkeling elders te realiseren.
De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Gezien de kleinschalige aard en omvang én de effecten van onderliggend plan past deze wijziging van het bestemmingsplan binnen de kaders van de Omgevingsvisie. In dit specifieke geval gaat het om een nieuw te bouwen ontmoetingsgebouw. Bij dit plan wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpassing in het slagenlandschap.
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning. De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.
Figuur 7 - Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland
Figuur 7 laat zien dat er verschillend provinciaal beleid van invloed is op het plangebied. Het plangebied betreft Nationaal landschap De Veluwe. Het plangebied ligt op de grens van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). In artikel 2.7.4.2 van de verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal Landschap alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van de landschap versterken of in ieder geval niet aantasten. De kernkwaliteiten van dit deel van Nationaal Landschap De Veluwe zijn:
In de planontwikkeling is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van dit deel het Nationaal Landschap De Veluwe. Door middel van een goede groeninpassing blijft de rust zo veel mogelijk geborgen in het plan. Er is rekening gehouden met de donkerte door binnen het plangebied geen lichtmasten hoger dan 6 meter toe te staan. Daarnaast mag het activiteiten veld enkel extensief gebruikt worden.
Ook de kernkwaliteiten van het GNN en GO zijn meegenomen in de planontwikkeling. De oevers van de Nijbroekse Wetering krijgen een landschappelijke impuls. De al bestaande landschappelijke singel wordt aangezet. In het noordoosten van het plangebied wordt een bosperceel aangeplant dat aansluit op de bestaande bomen langs de oever van de Nijbroekse Wetering.
Daarnaast is het gehele plangebied aangewezen als intrekgebied. De provincie streeft ernaar het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Het is daarom verboden om in een intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas.
Artikel 2.12 gaat in op de uitbreiding van solitaire bedrijvigheid in het buitengebied. Doelstelling van de provincie is om de bebouwing in het buitengebied waar mogelijk terug te dringen. Dit artikel gaat specifiek in op bedrijvigheid, echter is dit ook toe te passen op deze maatschappelijke bestemming. Uitbreiding van bebouwing voor bedrijvigheid is alleen toegestaan als het plan voldoet aan de volgende voorwaarden:
Deze punten zijn al grotendeels beargumenteerd. Er is geen geschikte bestaande locatie gevonden voor deze maatschappelijke bestemming. De uitbreiding is afgestemd op de regionale behoefte van de stichting CGN. Daarnaast blijkt uit het beeldkwaliteitsplan dat uitvoerig rekening is gehouden met de inpassing in het landschap. Het bestemmingsplan betreft ten slotte ook een maatbestemming. Het bestemmingsplan wordt specifiek opgesteld op basis van de bebouwing. Hierdoor vervalt ook de eerdere mogelijkheid om op de onwenselijke plek achterop het perceel te bouwen.
Deze bestemmingsplanwijziging maakt het mogelijk het totale aantal vierkante meters bebouwing te vergroten. Dankzij de ontwikkeling van natuur en de instandhouding van de bestaande natuur wordt de kernkwaliteit van het landschap echter niet aangetast. Het plan levert ook geen problemen op wat betreft de drinkwatervoorziening. De bestemmingsplanwijziging is dus niet in strijd met het provinciale beleid.
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) en de Regionale Structuurvisie De Voorlanden (vastgesteld 2009) geven de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De basis voor de inhoudelijke keuzes in de structuurvisie is de bestuurlijke doelstelling die door alle partners wordt gedragen als leidend beginsel voor het ruimtelijk beleid van de Stedendriehoek. De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werken recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Deze bestemmingsplanwijziging maakt de bouw van een nieuw ontmoetingsgebouw mogelijk. Daarnaast draagt het bij aan het behoud van het groen en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Er is sprake van de ontwikkeling van nieuwe kwaliteiten op het gebied van natuur en landschap. Het plan is dus niet in strijd met regionaal beleid.
De gemeenteraad heeft op 18 december 2017 de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" als structuurvisie vastgesteld. De visie volgt de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005 op. De visie zet ambities neer, maar geldt ook als kader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Leidend is onze identiteit: de diversiteit en kwaliteit van de landschappen in onze gemeente, de bijzondere monumenten en cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in onze gemeente. Duurzaamheid is daar in de visie als vijfde element aan toegevoegd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij deze identiteit en die -waar mogelijk- versterken.
Mensen wonen graag in de gemeente Voorst vanwege het groen, de rust, de ruimte, de cultuurhistorie en de afwisselende landschappen. Om dezelfde reden komen elk jaar vele toeristen de gemeente bezoeken. Een belangrijk deel van de lokale economie is direct verbonden met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van onze gemeenschap. Voorst wordt niet voor niets omschreven als 'het groene hart van de Stedendriehoek'. Te midden van de steden Deventer, Apeldoorn en Zutphen kenmerkt Voorst zich door haar landelijk ligging, de rust en stilte in een uitgestrekt landelijk gebied. De regio Stedendriehoek profileert zich sinds enkele jaren als Cleantech Regio. Vanuit een brede benadering van duurzaamheid richt zij zich onder andere op 'toekomstige binnensteden en dorpskernen'. Het gaat daarbij om het vergroten van de aantrekkelijkheid van stads- en dorpskernen om op die manier te zorgen voor vitale stads- en dorpskernen.
De verhouding tussen de verdichting in de kernen en de ruimte in het buitengebied is typisch voor de gemeente Voorst. Het leidt tot een omgeving en een landschap waarin mensen zich thuis voelen, waarin de menselijke maat leidend is.
De voorgenomen ontwikkeling betreft een uitbreiding van de bebouwing in het plangebied. In principe is dit niet gewenst, het gemeentelijk beleid is tegen verstening van het buitengebied. Het plan voorziet echter in de ontwikkeling van natuur en een goede inpassing van de bebouwing. Ook blijft de cultuurhistorische waarde behouden. Landschappelijk gezien wordt deze waarde zelfs uitgebreid. Alles overwegende past dit plan binnen de kaders van de ruimtelijke toekomstvisie.
In november 2009 hebben de gemeenten Epe, Heerde en Voorst het landschapsontwikkelingsplan (LOP) Van Veluwe tot IJssel vastgesteld. Met het LOP willen de gemeenten sturen op behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Tevens willen ze de ontstening van het buitengebied stimuleren en de karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen versterken. Met het LOP wordt het landschapsbelang in alle ruimtelijke veranderingsprojecten ingebracht. Het LOP gaat specifiek in op de polder Nijbroek. Twee onderdelen van het landschapsbeleid zijn van toepassing op voorliggend plan:
De inhoud van het LOP heeft input geleverd voor de bestemmingsplanwijziging van het perceel Kadijk 18-20. Er wordt weliswaar gebouwd, dit gebeurd echter op een manier die past in het landschap. De natuur wordt daarnaast versterkt op een cultuurhistorisch verantwoorde manier.
De toekomstvisie van de Kadijk 18-20 heeft als uitgangspunt de nieuwbouw in te passen in de 'slagen' van Polder Nijbroek. De bebouwing moet zich voegen in het kenmerkende landschap van de Polder Nijbroek. Hierbij blijft het karakteristieke schooltje met de bovenmeesterswoning behouden. Ook wordt aangesloten bij de landschapselementen van het recent gerealiseerde functieveranderingsplan Kadijk 24, gelegen ten westen van het plangebied.
De bebouwing bevindt zich in de zuidoostelijke hoek van het plangebied. Er wordt vastgehouden aan een compact cluster van bebouwing. In het nieuwe ontwerp is rekening gehouden met het slagenlandschap. Dit gebouw komt achter de voormalige school en de bovenmeesterswoning te liggen. Hierbij wordt de oost-west richting benut. In de huidige situatie staat het ontmoetingsgebouw juist haaks op deze oost-west richting. Het huidige ontmoetingsgebouw is verouderd en voldoet niet meer aan de wensen van deze tijd. Ook gezien de ontwikkeling van het aantal leden is een nieuw ontmoetingsgebouw gewenst. Op deze manier kan worden voldaan aan de wens om een comfortabele plek te creëren voor het aanbod van verschillende activiteiten.
Daarnaast wordt ook de parkeerplaats aangepakt. Verder wordt het speelveld uitgebreid. Om dit mogelijk te maken worden de huidige agrarische gronden in het westen van het plangebied veranderd in grasland. Dit alles wordt op een landschappelijke manier ingepast.
Zichtlijnen
De school en de bovenmeesterswoning zijn de blikvangers van het plangebied. Vanaf de Kadijk moeten de zichtlijnen naar deze gebouwen behouden blijven. Het nieuwe ontmoetingsgebouw bevindt zich achter de school en bovenmeesterswoning.
Figuur 8 - Aanzicht vanaf de Kadijk in de toekomstige situatie
Figuur 9 - Ontwerp van het plangebied aan de Kadijk 18-20 te Terwolde
In figuur 9 is het ontwerp te zien dat tot stand is gekomen op basis van de uitgangspunten zoals genoemd in de vorige paragraaf. In het ontwerp is ook de situering van het nieuwe ontmoetingsgebouw (multifunctioneel gebouw) zichtbaar. Te zien is dat de bebouwing compact blijft. Ook het groene karakter van het plangebied is goed zichtbaar. Zoveel mogelijk groen blijft behouden.
4.2.1 Nieuwe bebouwing
In totaal zullen er twee nieuwe gebouwen verschijnen in het plangebied. Achter de oude school en bovenmeesterswoning wordt het nieuwe ontmoetingsgebouw gerealiseerd. Bij de parkeerplaats wordt daarnaast een schuurtje gebouwd voor de opslag van materialen en werktuigen.
Nieuwe ontmoetingsgebouw
De belangrijkste ruimtelijke ontwikkeling in dit plan betreft de bouw van een nieuw ontmoetingsgebouw. Dit gebouw dient als ontmoetingsplaats en wordt daarnaast gebruikt voor activiteiten van de Stichting CGN. Het huidige gebouw voldoet niet meer aan de wensen van deze tijd. Voor het ontwerp van het gebouw is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:
Het nieuwe ontmoetingsgebouw krijgt een oppervlakte van 1450 m2. Belangrijk onderdeel van het plan zijn de lage goten van het gebouw. Op die manier ligt het gebouw enigszins verscholen in het landschap. In het uiteindelijke ontwerp ligt de goothoogte op 3,5 meter. Op deze manier blijft dit grote gebouw qua uitstraling nog vrij ingetogen.
Bij de bouw wordt gebruik gemaakt van natuurlijke materialen, er is gekozen voor een ingetogen schil met hoogwaardige detaillering. Verder heeft het gebouw een eenvoudige hoofdvorm en krijgt het donkere kleuren. Ook deze aspecten dragen bij aan het ingetogen karakter van het gebouw.
4.2.2 Landschap
Bij de inrichting van het omliggende landschap wordt rekening gehouden met de landschapselementen van het naastgelegen perceel Kadijk 24. De natuur op de grens met het perceel Kadijk 24 wordt uitgebreid. De bestaande twijgwaard wordt hier in stand gehouden. In het noordwesten komt een grasveld dat dienst doet als activiteitenveld. In de huidige situatie bevindt dit activiteitenveld zich recht achter het ontmoetingsgebouw. De grond waar het nieuwe activiteitenveld komt wordt nu nog gebruikt als landbouwgrond. In het verlengde van de nieuwe parkeerplaats wordt een bosperceel ontwikkeld. Dit past goed in het landschap rondom de Nijbroekse wetering. Dit bosperceel doet ook dienst als overloop voor de parkeerplaats. De parkeerplaats zelf wordt aan het zicht onttrokken met behulp van de bestaande houtwal langs de Kadijk. Op de noord en westgrens van het plangebied wordt de kavelgrens landschappelijk versterkt. Hier worden bomen aangeplant met daaronder een Gelderse haag. Op deze manier wordt het cultuurhistorisch waardevolle slagenlandschap versterkt.
De verharding binnen het plangebied wordt ook aangepast. De parkeerplaats wordt opnieuw ingericht, deze krijgt een groenere aanblik. Ook wordt het terras verplaatst en vergroot. Dit terras komt tussen de voormalige school en het nieuwe ontmoetingsgebouw. Een deel van dit terras wordt overkapt. Dit overkapte gedeelte bevindt zich aan de westkant van het nieuwe gebouw. Rondom het voormalige schoolgebouw krijgt de verharding de uitstraling van een schoolplein.
Figuur 10 - Toekomstvisie van het landschap
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit de aspecten flora en fauna, archeologie, cultuurhistorie, verkeer en parkeren, water en milieu behandeld.
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Onderdeel van dit is het omzetten van de bedrijfswoning naar burgerwoning.
Een burgerwoning is een geluidsgevoelig object ten opzichte van het achtergelegen ontmoetingsgebouw. Er is een onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de geluidsbelasting op de gevels van de woning aan de Kadijk 18 binnen de normen blijft. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 7.
Conclusie
De berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus ter plaatse van woning bedragen ten hoogste 37 dB(A) in de dagperiode, 39 dB(A) in de avondperiode en 21 dB(A) in de nachtperiode. In de dag-, de avond- en de nachtperiode wordt voldaan aan de grenswaarden voor ‘Landelijk gebied met veel agrarische activiteiten’ uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening.
De maximale geluidniveaus ter plaatse van de woning bedragen ten hoogste 69 dB(A) in de dagperiode, 64 dB(A) in de avondperiode en 54 dB(A) in de nachtperiode. In zowel de dag-, als de avond-, als de nachtperiode wordt voldaan aan de geluideisen uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening.
De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van de woning ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedragen ten hoogste 36 dB(A) in de dagperiode, 37 dB(A) in de avondperiode en 22 dB(A) in de nachtperiode. In de dag-, de avond- en de nachtperiode wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Geconcludeerd kan worden dat op basis van het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat de bestemmingswijziging voor de woning aan de Kadijk 18 van ‘Maatschappelijk’ naar ‘Wonen’ mogelijk is.
Stichting CGN Terwolde heeft Econsultancy opdracht verleend voor het uitvoeren van een milieuhygiënisch vooronderzoek bodem op de locatie Kadijk 18 en 20 te Terwolde. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bestemmingswijziging en de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 2 van de toelichting.
Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Uit het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem blijkt, dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting op de locatie, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de gedempte sloten. Verwacht wordt, dat er verspreid over de locatie wisselende gehalten aan verontreinigende stoffen voorkomen. De verwachte verontreinigende stoffen voor deze situatie zijn metalen en PAK. De aangetoonde gehalten overschrijden de streefwaarden, maar vormen geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, geen bezwaren voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie.
Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wet milieubeheer) wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" bij de volgende ontwikkelingen:
Het plan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat met het plan de luchtkwaliteit niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van het voorgenomen plan vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid. De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Ten noorden van het plangebied is een dergelijke buisleidingen aanwezig, echter de afstand van het nieuw te bouwen multifunctionele gebouw tot de gasleiding is meer dan 60 meter. De buisleiding voor het transport van aardgas geeft door de ruime afstand geen risico's voor het perceel aan de Kadijk 20.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf bevindt zich op meer dan 300 meter. Dit bedrijf ondervindt geen hinder van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Ook levert het agrarische bedrijf geen milieuhinder op voor de gevoelige bestemming die uitgebreid wordt aan de Kadijk 18-20.
Het dichtstbijzijnde milieugevoelige object is de woning aan de Kadijk 24. Deze woning ligt op ongeveer 75 meter afstand van de rand van het plangebied. De functie met de grootste richtafstand ten opzichte van een milieugevoelig object is het sportveld in het westen van het plangebied. Voor deze functie geldt een richtafstand van 50 meter vanwege het geluid. Geconcludeerd wordt dat onderhavig plan geen hinder oplevert voor de omgeving.
Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Het plangebied aan de Kadijk 18-20 ligt op 3 kilometer van Natura 2000-gebied Rijntakken. Er is een Aerius-berekening uitgevoerd waarbij werd uitgegaan van een worst case scenario. Met deze uitgangspunten levert de berekening geen depositieresultaten op boven 0,00 mol/ha/jr (zie Bijlage 6 Stikstofrapport Kadijk 18-20 Terwolde). De stikstof wetgeving vormt dus geen belemmering voor onderhavig plan.
Bij het opstellen van een nieuwe ruimtelijke onderbouwing is het noodzakelijk dat inzicht wordt verkregen in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied. In figuur 11 is te zien dat een deel van het plangebied uit een zone met hoge archeologische verwachting bestaat.Voor de bouw van het nieuwe multifunctionele gebouw is dan ook een inventariserend archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Figuur 11 - Uitsnede archeologische beleidskaart Voorst
Op basis van de landschappelijke ligging op een dekzandrug bleek dat het plangebied vanaf het Paleolithicum tot en met de Midden-Romeinse tijd gunstig is geweest voor bewoning en/of activiteiten. Door het ontstaan van de Gelderse IJssel in de Romeinse tijd is het gebied onderhevig geweest aan overstromingen waardoor er gestaag een moerasgebied is ontstaan. Hierdoor had het plangebied voor de perioden Laat-Romeinse tijd tot en met de Vroege-Middeleeuwen een lage archeologische verwachting. Vanaf de Late-Middeleeuwen werd het gebied grootschalig ontgonnen. De archeologische verwachting voor de Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd was daarom hoog.
Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend onderzoek uitgevoerd.
Tijdens het booronderzoek is het verwachte dekzand niet aangetroffen. De bodem is verstoord tot in de smeltwaterafzettingen. Vermoedelijk was het dekzand ooit wel aanwezig, maar is dit opgenomen in het verstoorde pakket. In drie boringen is de onderste 30 cm van het verstoorde pakket minder siltig/kleiig dan het bovenliggende pakket. Dit betreft mogelijk een laag verstoord dekzand. De smeltwaterafzettingen, bestaande uit zwak tot sterk siltig, grindhoudend zand, bevinden zich op 60 à 120 cm –mv en in boring 5 op minstens 150 cm –mv. Op basis van deze verstoorde bodem wordt ver-wacht dat archeologische resten reeds geheel verloren zijn gegaan.
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied vrij te geven. In overleg met de regioarcheoloog wordt dit advies opgevolgd. Voor het bestemingsplan betekent dit dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie verwijderd wordt voor het onderzochte gebied.
Het volledige onderzoek is toegevoegd in Bijlage 3 van de toelichting.
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden beschermde inheemse planten op enige wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Om uit te wijzen of op het perceel Kadijk 20 beschermde natuurwaarden aanwezig of te verwachten zijn, is een quick-scan natuurtoets uitgevoerd. De quick-scan is uitgevoerd in december 2019 door adviesbureau Econsultancy.
Ten aanzien van huismussen dient voor aanvang van de sloop tijdig duidelijk te zijn of er nestlocaties van de huismus aanwezig zijn. Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen ten aanzien van de huismus aan de orde is. De mogelijk aanwezige nestlocaties vormen geen belemmering voor de voorgenomen plannen. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd.
Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door bij het verwijderen van nestgelegenheden en groen buiten het broedseizoen te werken. Indien binnen het broedseizoen gewerkt wordt, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie te worden uitgevoerd.
Ten aanzien van vleermuizen is overtreding niet op voorhand uit te sluiten. Op basis van een aanvullend vleermuisonderzoek kan worden bepaald of overtreding van de Wet natuurbescherming als gevolg van de ingrepen aan de orde is. De mogelijk aanwezige verblijffuncties van vleermuissoorten vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd.
Ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt dat het verwijderen van materialen als bladeren, ruigte, takken en andere materialen die door langdurige opslag of aanwezigheid schuilplaatsen bieden zorgvuldig dient te gebeuren. Voorkomen moet worden dat individuen gedood of verwond worden, bijvoorbeeld als gevolg van het beschadigen of vernielen van schuil- of voortplantingslocaties. Aanwezige dieren moeten de gelegenheid krijgen om veilig weg te komen.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Voor wat betreft bescherming van Natura 2000-gebieden geldt dat er gezien de afstand (± 3,4 km) tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de plannen (sloop en nieuwbouw) externe effecten als gevolg van toename van stikstofdepositie niet te verwachten zijn.
De bomen op de onderzoekslocatie zijn gelegen buiten de vastgestelde grenzen van de bebouwde kom en vallen daardoor onder de Wet natuurbescherming. Aangezien de bomen geen onderdeel uitmaken van een aaneengesloten areaal bos van minimaal 10 are of een bomenrij van minimaal 21 bomen vallen de bomen op de onderzoekslocatie niet onder de definitie houtopstanden, als bedoeld in paragraaf 4.1 van de Wet natuurbescherming. De te vellen bomen op de onderzoekslocatie betreffen daarnaast bomen op erven of in tuinen. Voor de kap van deze bomen geldt geen meldingsplicht en herplantplicht onder de Wet natuurbescherming.
Het gehele rapport is toegevoegd als Bijlage 4 bij de toelichting.
Parkeren vindt plaats op het eigen terrein. De huidige parkeerplaats biedt plaats aan 125 auto's, in het nieuwe plan wordt dit verhoogd tot 136. De inrit tussen de school en de bovenmeesterswoning wordt de formele inrit voor het ontmoetingsgebouw. De inrit naar het parkeerterrein wordt verder naar het oosten verplaatst.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd.
De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. De oostelijk gelegen wetering valt buiten het plangebied. De ingrepen binnen het plangebied hebben geen invloed op deze watergang. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De volledige watertoets is te vinden in Bijlage 5.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan hiervan afwijken indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen kosten anderszins is geregeld. Aangaande de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden is in het kader van het geldende bestemmingsplan een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig. Eventuele kosten van planschade zijn voor rekening van de initiatiefnemers.
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.
De planregels zijn als volgt opgebouwd:
In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan, wordt er gesproken van een 'dubbelbestemming'.
In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden en tenslotte wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier, aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfotos en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Algemene gebruiksregels
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als die niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze specifieke gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten.
In dit deel van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregels opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen te bestemmen. Hierbinnen is geen bebouwing toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is tevens groene verharding toegestaan ten behoeve van het parkeren.
De bestemming 'Maatschappelijk' is toegekend aan het deel van het plangebied dat in gebruik is voor de activiteiten van de Stichting CGN. Binnen deze bestemming worden maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Voor het nieuwe ontmoetingsgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 3,5 meter. Het nieuwe schuurtje krijgt een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale goothoogte van 2,5 meter. Met de aanduiding 'karakteristiek' wordt ter bescherming van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend de bestaande maatvoering, dakhelling en nokrichting toegestaan. Deze aanduiding is opgenomen voor het voormalige schoolgebouw.
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte te vergroten. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig. Daarvoor is het noodzakelijk dat er sprake is van een goed landschappelijke en cultuurhistorische invulling.
Binnen de aanduiding 'karakteristiek' is daarnaast een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken. Deze vergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing of de hoofdvorm niet langer aanwezig is of niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld. Ook als de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is of het niet gaat om karakteristieke onderdelen van een bouwwerk, kan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk worden verleend.
Voorwaardelijke verplichtingen
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is in de speficieke gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De bouwmogelijkheden die door voorliggend bestemmingsplan ontstaan, zijn gekoppeld aan een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Binnen 3 jaar na afgifte van de omgevingsvergunning bouwen dient uitvoering te zijn gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in de bijlagen van de regels opgenomen beeldkwaliteitsplan Plan Kadijk 18-20 Terwolde. Worden de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen niet uitgevoerd of niet in stand gehouden, dan is het gebruik van bebouwing ter plaatse van de voorwaardelijke verplichting in strijd met de bestemming.
De bestemming 'Natuur' is toegekend aan de gronden in het westen van het plangebied. Hier bevindt zich een hakhoutbos dat aansluit op de naastgelegen natuur. Deze naastgelegen natuur is ontwikkeld in het kader van een functieveranderingsplan aan de Kadijk 24. De gronden met de bestemming natuur zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals die vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie en landschappelijke waarden. Extensief recreatief medegebruik is ook mogelijk binnen de bestemming.
Binnen de bestemming 'Natuur' zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, verhardingen, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Hetzelfde geldt voor openbare nutsvoorzieningen.
Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij de woning en de bijgebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. Binnen het bestemmingsvlak is 1 woning toegestaan.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m², binnen het bouwvlak. Er dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.
Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwperceel. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht.
Karakteristieke bebouwing
De bovenmeesterswoning is net als het voormalige schoolgebouw een karakteristiek pand. Het gebouw is vanwege de hoofdvorm en de verschijningsvorm van belang voor de herkenbaarheid van de geschiedenis en de identiteit van de plek. Handhaving van de uitstraling van het pand is uitgangspunt. Met de aanduiding "karakteristiek" worden de hoofdvorm (en de huidige inhoud), situering en oriëntatie van het gebouw beschermd.
De planologisch relevante gasleiding is in deze dubbelbestemming als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om af te wijken beslissen, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Om de archeologische waarden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4' en 'Waarde - Archeologie - 5 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover in geval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud, overeenkomstig de toegekende bestemming.
Flexibiliteit in een bestemmingsplan leidt tot enige beleidsruimte om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van een bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitsbevoegdheden (artikel 3.6 Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door onder andere het afwijken van de regels of het wijzigen van het plan.
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingen opgenomen:
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
Naast deze algemene afwijkingsmogelijkheden zijn in de diverse enkelbestemmingen mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwregels of de gebruiksregels. Deze afwijkingsmogelijkheden staan beschreven in paragraaf 6.3.
Naast algemene afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat 2 algemene wijzigingsbevoegdheden:
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn. Aangezien er geen sprake is van directe rijksbelangen heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk. Tevens is het voorliggende plan niet in strijd met enig provinciaal belang, waardoor er voor gekozen is geen vooroverleg te plegen. Het vooroverleg met het waterschap heeft plaats gevonden via de website http://www.dewatertoets.nl. Hieruit is naar voren gekomen dat verder overleg niet noodzakelijk is.
Met ingang van 23 september 2021 heeft het ontwerpbestemmingsplan Kadijk 18-20, Terwolde gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor een ieder mogelijk een zienswijze in te dienen en daarmee te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens deze periode is er één zienswijze ingediend. In de in Bijlage 8 opgenomen zienswijzenotitie is de zienswijze samengevat en van een reactie voorzien.
De zienswijze geeft op enkele punten aanleiding om wijzigingen door te voeren in het plan. Het gaat om de volgende punten:
Bestemmingsplan
In de regels is het volgende gewijzigd:
- In artikel 4.5 zijn lid a en b over het toelaten van andere bedrijfsactiviteiten verwijderd.
Daarnaast is naar aanleiding van de zienswijze het stikstofonderzoek opnieuw uitgevoerd en het nieuwe rapport toegevoegd als bijlage bij de toelichting.