direct naar inhoud van 5.3 Flora en Fauna
Plan: De Adelaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20145-VS00

5.3 Flora en Fauna

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhierarchie van de Wro (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan tenzij er na de habitattoets vergunning verleend wordt.

De bij het plangebied dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden, zijn de uiterwaarden bij de IJssel. De afstand van de oostelijke rand van het plangebied tot aan deze beschermde gebieden bedraagt ruim 0,5 km. De meeste ontwikkelingen binnen het plangebied (de uitbreiding van de minicamping naar kleine camping) liggen op afstand van 1,5 km. tot de uiterwaarden. Gelet op deze afstand en de aard van de nieuwe ontwikkelingen die op grond van onderhavig bestemmingsplan worden uitgevoerd, kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden.

Flora- en faunawet

Op grond van de Flora- en faunawet is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of de uitbreiding van de minicamping bij de Adleaar naar kleine camping nadelige gevolgen heeft voor beschermde flora en fauna. Daartoe heeft adviesbureau Van Bommel Faunawerk een Quickscan Flora en Fauna opgesteld.

Volgens de quickscan maakt het plangebied geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied of een ander gebied beschermd middels de Natuurbeschermingswet. Er wordt geen externe werking van de planologische wijziging op het Natura 2000 gebied ‘Uiterwaarden IJssel’ te verwachten. De Natuurbeschermingswet 1998 staat de ruimtelijke ingreep niet in de weg.

De ruimtelijke ingreep en het veranderd gebruik door de uitbreiding van de boerderij-camping levert in potentie een negatief effect op de EHS-verweving. Door mitigerende maatregelen te treffen zal dit tot een minimum beperkt worden, deze randvoorwaarden worden hieronder genoemd. Afgezet tegen de te realiseren natuurdoelstellingen op het bedrijf, zoals de ontwikkeling van nieuwe natuur (moeraszone, poel, struweel) of agrarisch natuurbeheer (botanisch weiland), de aanleg van landschapselementen (houtsingel) en landschappelijke inpassing zal netto gezien het EHS-verwevingsgebied versterkt worden. Een significant negatieve invloed van de voorgenomen ontwikkelingen op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS, is gezien het bovenstaande niet aan de orde. Het beschermingsregime van de EHS staat deze ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.

Randvoorwaarden bij de ruimtelijke ingreep in de EHS-verweving:

  • Geen permanente verlichting aanleggen op het kampeerterrein en de parkeerplaatsen. De verlichting van het terrein beperken tot speciale licht afschermende armaturen die bij het erf geplaatst worden, er voor zorg dragen dat er in ieder geval geen lichtuitstraling plaatsvindt richting de bosranden en weilanden.
  • Barrièrewerking van het kampeerterrein beperken door gebruik te maken van afrasteringen welke voor grondgebonden zoogdieren passeerbaar zijn.
  • Handhaven van een fysieke barrière tussen kampeerterrein en achterliggende weilanden d.m.v. de te herinrichten oude Voorsterbeek.

De conclusies en aanbevelingen uit het rapport worden bij de uitvoering van de werkzaamheden betrokken.