direct naar inhoud van 5.3 Archeologie
Plan: Landgoed Nieuw Bellinkhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20133-VS00

5.3 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt hoe rijk, provincie en gemeente rekening moeten houden met archeologie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzaak om al vroeg rekening te houden met archeologie. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet inzicht wordt gegeven in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

In maart 2008 is door het ingenieursbureau Tauw bv een bureaustudie uitgevoerd voor het gehele plangebied alwaar men van plan is een nieuw landgoed te creëren. In het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een voorlopig specifiek archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld. Op basis daarvan is aan het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. Er is aanbevolen om alvorens bodemverstorende activiteiten een aanvang nemen, een veldonderzoek te laten uitvoeren op die locaties waar de bodem dieper dan 20 cm beneden maaiveld verstoord zal worden. Binnen het plangebied zijn vijf deelgebieden waar de bodemverstoring dieper zal zijn dan 20 cm beneden maaiveld als gevolg van de bouw van enkele huizen (deelgebieden A, C en D), een huis met vijver (deelgebied B) en een vijver (deelgebied E). De vijf deelgebieden bevinden zich op de overgang van het middennederlandse zandgebied naar de IJsselvallei. In dergelijke vergelijkbare gebieden zijn elders langs de IJssel sporen van menselijke bewoning vanaf de prehistorie aangetroffen.

Onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd binnen de vijf deelgebieden in het plangebied. Tijdens het karterende booronderzoek zijn geen indicatoren gevonden die kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Daarom geldt binnen de onderzochte vijf deelgebieden een lage verwachting op het aantreffen van een vindplaats. Het onderzoek heeft zich alleen beperkt tot de vijf door de opdrachtgever aangewezen deelgebieden. Op basis van de resultaten van het onderzoek is aan de vijf deelgebieden een lage archeologische verwachting toegekend op het aantreffen van vindplaatsen vanaf de Steentijd. Vervolgonderzoek ter plaatse van deze vijf deelgebieden is niet noodzakelijk. Deze conclusies gelden echter niet voor het overige deel van het plangebied. Indien buiten de onderzochte deelgebieden in de toekomst bodemverstorende activiteiten worden uitgevoerd, zal daar archeologisch vervolgonderzoek moeten plaatsvinden in de vorm van een booronderzoek.

Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wijst er daarom op dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

De gemeente Voorst heeft ingestemd met de conclusies van het archeologisch onderzoek. vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Wel zal de gemeente Voorst tijdens de graafwerkzaamheden één of meer waarnemingsmomenten inlassen om vast te stellen of er in de ondergrond inderdaad geen archelogische waarden bevinden. Deze “inspectie (s)” kan uitgevoerd worden door de lokale heemkunde vereniging (dat is de AWN, afdeling 18) waarbij eventuele vondsten en grondsporen dienen te worden gemeld bij de bevoegde overheid.

Het rapport betreffende het bureauonderzoek en de uitkomsten van het inventariserend veldonderzoek is als bijlage 3 op deze toelichting opgenomen.

Archeologische dubbelbestemming

Voor delen van het plangebied waar geen archeologisch booronderzoek heeft plaatsgevonden, is ter bescherming van de archeologie een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat bij eventuele (bouw)werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd mogelijk een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. In de bij dit bestemmingsplan behorende regels is bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 geregeld wanneer sprake is van een onderzoeksplicht.