Plan: | Landgoed Nieuw Bellinkhof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.20133-VS00 |
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer.
Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.
De te realiseren woningen liggen op een afstand van meer dan 50 meter van de omliggende wegen. Gezien deze afstand in combinatie met de verkeersintensiteit van de betreffende wegen, bestaan geen akoestische bezwaren tegen de bouw van de woningen en behoeft geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.
In de omgeving van de nieuw te bouwen woningen is een drietal bedrijven aanwezig. Ten noorden van het plangebied is een tuincentrum gevestigd. De minimaal aan te houden afstand tot dit tuincentrum bedraagt 30 meter. Aan de Voordersteeg zijn kassen gevestigd. De hiervoor aan te houden afstand bedraagt minimaal 25 meter. Voor het perceel aan de Voordersteeg 31 is een vergunning voor het houden van rundvee geldig. Er moet een afstand van 50 meter vanaf het agrarisch bouwperceel worden aangehouden.
Alle vier te bouwen woningen zullen op grotere afstanden dan die bovenstaand zijn genoemd, worden opgericht. Geconcludeerd kan worden dat geen van de drie nabijgelegen bedrijven door de ontwikkeling van het nieuwe landgoed zal worden belemmerd in de bedrijfsvoering.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:
Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit door de plannen op het landgoed niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
Ter plekke van het nieuwe landgoed is in maart 2008 door Tauw bv een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN 5707 uitgevoerd (bijlage 2). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in de bovengrond op de hele locatie slechts licht verhoogde concentraties zijn aangetroffen. Deze overschrijden geen van allen de desbetreffende streefwaarden en/of detectiegrenzen. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan metalen gemeten. Nader onderzoek is echter niet nodig.
Uit oogpunt van bodemkwaliteit zijn er geen beperkingen ten aanzien van de geplande realisering van het nieuwe landgoed.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van de voorgenomen plannen vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.
De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.
Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). In of in de omgeving van het plangebied zijn dergelijke buisleidingen echter niet aanwezig.