direct naar inhoud van 5.4 Flora en fauna
Plan: Landgoed Nieuw Bellinkhof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20133-VS00

5.4 Flora en fauna

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wro (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan tenzij er na de habitattoets vergunning verleend wordt.

De bij het plangebied dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de uiterwaarden bij de IJssel. De afstand van het plangebied tot aan deze beschermde gebieden bedraagt ruim 1 km. Gelet op deze afstand en de aard van de nieuwe ontwikkelingen die op grond van onderhavig bestemmingsplan worden uitgevoerd, kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden. Het tegengestelde zal waarschijnlijker zijn: door de ontwikkeling van ruim 20 hectare nieuwe natuur zullen de meest dichtbij gelegen Natura 2000-gebieden beschermd worden en wellicht worden versterkt. Geconcludeerd kan worden dat de Natuurbeschermingswet geen gevolgen heeft voor onderhavig bestemmingsplan.

Beschermde natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur

De beschermde natuurmonumenten en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn vastgelegd in het provinciale ruimtelijke beleid. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde natuurmonumenten. Het middelste gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de EHS, namelijk de EHS-verbindingszone. Dit aspect is al in paragraaf 3.3 ”Provinciaal beleid” van deze toelichting aan de orde geweest.

Flora- en faunawet

Op grond van de Flora- en faunawet (FFW) is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of de ontwikkeling van landgoed Nieuw Bellinkhof nadelige gevolgen heeft voor beschermde flora en fauna. Daartoe heeft adviesbureau Ecomed in juni 2010 een onderzoeksrapport opgesteld. Dit rapport is als Bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.

De FFW kent zowel verbodsbepalingen als een zorgverplichting. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. In de wet is verder bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De FFW heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens bestaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. Initiatiefnemer moet tijdens de uitwerking van zijn plannen het volgende in kaart brengen.

* Welke beschermde dieren en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor?

* Leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de FFW betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving?

* Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd moeten worden?

* Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (artikel 75 FFW) van de verbodsbepalingen betreffende planten op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving vereist?

In veel gevallen kan een plan zo uitgevoerd worden dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, en de wet geen mogelijkheden biedt voor een vrijstelling, dan moet echter een ontheffing aangevraagd worden, die alleen onder bepaalde voorwaarden kan worden verstrekt. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.

Het flora- en faunaonderzoek van Ecomed heeft uitgewezen dat in het plangebied soorten voorkomen die door de FFW worden beschermd. Verboden handelingen ten aanzien van deze voorkomende beschermde soorten kunnen grotendeels worden vermeden door de werkzaamheden uit te voeren volgens een ecologisch protocol. Dit protocol zal worden opgenomen in het bestek. Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor een aantal algemene beschermde soorten verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, maar moet de zorgplicht in acht worden genomen.

Het ecologisch protocol houdt het volgende in:

* De graafwerkzaamheden vinden ook plaats tijdens het broedseizoen van vogels (dus na half maart en voor half juli). Op de percelen komen geen weidevogels voor. Andere broedende vogels en hun nesten kunnen, indien aanwezig, worden gedood, vernietigd en/of verstoord. Dit kan voorkomen worden door intensief maaibeheer (ingezet voor het broedseizoen), zodat de graslanden ongeschikt blijven als broedlocatie voor grondbroedende vogels. De bosranden dienen, voorafgaand aan de maatregelen, gecontroleerd te worden op broedende vogels en/ of vaste rust en verblijfplaatsen. Indien aanwezig dienen deze locaties zo min mogelijk verstoord te worden door geluid van graafwerkzaamheden op het veld.

* Het doorgraven van de graslanden, greppels, akkers en bermen zal uitsluitend plaatsvinden vanaf half april tot eind oktober. In deze periode zijn zoogdieren en amfibieën actief en dus mobiel. Met betrekking tot amfibieën en reptielen treedt geen verstoring op van overwinterende kikkers, padden en salamanders. Door van binnen naar buiten te werken kunnen incidentele, nog aanwezige amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren wegvluchten. Kans op onopzettelijke doding is dan relatief klein.

* Bij het doorgraven van (nog) waterhoudende perceelssloten dienen de werkzaamheden zodanig plaats te vinden dat amfibieën en/of andere beschermde of bedreigde waterdieren niet ingesloten / bedolven worden. Indien wel amfibieën in het afgezette deel van de sloot ingesloten of bedolven raken, deze vangen en overzetten naar de naastliggende greppel of bosrand.

* Tijdens de uitvoering wordt regelmatig gelet op het voorkomen van soorten. In het geval dat een ingreep toch samenvalt met de aanwezigheid van beschermde of bedreigde soorten, wordt er naar een ander oplossing gezocht, bijvoorbeeld door de plannen aan te passen.

* Geen werkzaamheden uitvoeren in de schemering of in het donker. Preventief maaien uitsluitend op zonnige dagen tussen 10.00-19.00 uitvoeren zodat eventueel (in de randen) aanwezige amfibieën en reptielen voldoende zijn opgewarmd en kunnen wegvluchtten. Maaien van binnen naar buiten.

* Aan en afvoer van grond, zand en leem uitsluitend over een vaste rijbaan of over bestaande wegen en paden.