direct naar inhoud van 2.5 Milieuaspecten
Plan: Den Tamboer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20123-VS00

2.5 Milieuaspecten

2.5.1 Bodem

In maart 2009 is door Tauw een bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. In het mengmonster van de ondergrond is een licht verhoogd gehalte van kobalt aangetroffen. Verder is in het grondwater een licht verhoogde concentratie van xylenen (som) aangetroffen. Deze waarden zijn dusdanig licht verhoogd dat er geen risico's voor de mens of het milieu zijn te verwachten.

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie. Het volledige rapport van het bodemonderzoek is in Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek opgenomen.

2.5.2 Geluid

Geluid vanwege het wegverkeer

Bij de bouw van een woning moet in het kader van de Wet geluidhinder worden aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevels binnen de normen blijft. Alcedo, adviseurs voor milieu, geluid, trillingen en bouwfysica heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuw te bouwen woning in het plangebied. Hieruit zijn de onderstaande conclusies getrokken. Het volledige rapport is opgenomen als Bijlage 4 Akoestisch onderzoek.

De optredende geluidsbelasting L den op de gevel van de woning ten gevolge van de Lochemsestraat bedraagt na aftrek van de 5 dB conform artikel 110g van de Wet geluidhinder maximaal 46 dB. De geluidsbelasting op de gevel overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. Verder akoestisch onderzoek naar de geluidswering van de gevels is dus niet noodzakelijk.

Geluid vanwege luchtvaartverkeer

Op het plan is het "Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart" van toepassing. Op grond van artikel 8 van dat besluit geldt een maximale toelaatbare geluidsbelasting van 57 bkl voor geluidsgevoelige objecten waaronder woningen, voor zover die woningen een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen; ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid of zullen dienen ter vervanging van op die plaats aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen.

Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning zoals die mogelijk wordt gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, zal de waarde ongeveer 49 bkl bedragen. Dit is qua geluidshinder te vergelijken met 50 dB van wegverkeer als jaargemiddelde. Deze waarde is voor een woonsituatie acceptabel.

De woning dient ter vervanging van de binnen het plangebied aanwezige bebouwing zoals het functieveranderingsbeleid dat mogelijk maakt. De toekomstige bewoners van de nieuwe woning spelen een grote rol in het beheer en onderhoud van de natuurgebieden en wandelpaden die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden zoals die in artikel 8 van het "Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart" zijn aangegeven en zoals die vorenstaand zijn vermeld.

Daarnaast acht de gemeente Voorst een hogere waarde voor de nieuwe woning toelaatbaar omdat met de functieverandering de realisering van ruim 5 hectare natuur en de aanleg van een fietspad en diverse wandelpaden een belangrijke maatschappelijke opgave wordt gerealiseerd. Deze opgave volgt uit het plan Weteringse Broek.

De inrichting van het plangebied met onder meer natuurgebieden en wandelpaden is juridisch vastgelegd in een anterieure overeenkomst zodat realisering en beheer voor minimaal 25 jaar gewaarborgd zijn.

2.5.3 Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) schrijft voor op welke wijze de geurhinder van dierenverblijven beoordeeld moet worden wanneer een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Indirect heeft de Wgv ook consequenties voor nieuwe geurgevoelige objecten (omgekeerde werking) en dus voor de ruimtelijke ordening. In dit geval geldt dat er sprake is van een nieuw geurgevoelig object.

Ten noordoosten van het plangebied, op het adres Lochemsestraat 16, bevindt zich een boerderij met een milieuvergunning voor 32 zoogkoeien, 27 stuks vrouwelijk jongvee en 2 paarden. Voor deze drie diertypen is volgens de wet geen geuremissiefactor vastgesteld. De boerderij bevindt zich op ruim 200 meter afstand vanaf de locatie van het nieuw te bouwen woonhuis. In artikel 4 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt gesteld dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom tenminste 50 meter is. Het plan voldoet hieraan.

2.5.4 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld teneinde de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer grote chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi.

De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid van de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Omdat het initiatief geen invloed ondervindt van de meest nabij gelegen transportroutes voor gevaarlijke stoffen (rijksweg A1 en spoorlijn Apeldoorn-Deventer), wordt hier verder geen aandacht aan besteed.

Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van een aardgastransportleiding. De realisering van een natuurgebied vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

2.5.5 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer stelt eisen aan de kwaliteit van de lucht. Wanneer (ruimtelijke) plannen een verslechtering mogelijk maken waardoor de concentraties van verschillende, in de wet genoemde stoffen, de normen van deze wet overschrijden is dit niet (zonder meer) toegestaan. Om te voorkomen dat alle (kleine) plannen aan de wet moeten worden getoetst (berekend of gemeten) is op 9 november 2007 de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" gepubliceerd in de Staatscourant. In deze regeling is aangegeven in welke situaties de bijdrage van het plan in ieder geval niet meer dan 1% in negatieve zin zal bijdragen ("niet in betekenende mate"). Plannen die onder deze 1% grens vallen zijn verder vrijgesteld van toetsing. Voor woningen is bijvoorbeeld een ondergrens van 500 woningen in de regeling opgenomen.

Verder is sinds 1 augustus 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Sinds die datum geldt een percentage van 3% (in plaats van 1%).

Dit bestemmingsplan voorziet slechts in één nieuwe woning en ook het overige valt te verantwoorden onder de genoemde regeling. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.