direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Steeg, locatie Hoofdstraat 33
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPST4-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Leeswijzer

De toelichting op een bestemmingsplan wordt binnen de gemeente volgens een vast stramien opgebouwd, en wel als volgt.

hoofdstuk   inhoud
 
1 Inleiding    Kort wordt ingegaan op de aanleiding en de besluitvorming die vooraf ging aan de start van de actualisering van de bestemmingsplannen voor de dorpen  
2  Gewenste situatie   Hier wordt het plangebied aan de hand van diverse aspecten de huidige stand van zaken beschreven.
Toegelicht wordt hoe is omgegaan met de geldende waarden en wanneer een bepaalde bestemming is gebruikt  
3  Beleidskaders   Aangegeven wordt binnen welke beleidskaders en regels van het rijk, provincie, waterschap en de gemeente het bestemmingsplan is opgesteld.
 
4 Haalbaarheid en afweging    Hier vindt de toets plaats aan beleid en regelgeving  
5 Juridische aspecten   Beschreven wordt de procedure die een bestemmingsplan doorloopt en wordt een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan, een aantal verschillen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komen aan bod  
6 Economische uitvoerbaarheid   Toegelicht wordt of uitvoering van het bestemmingsplan voor de gemeente haalbaar is  
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid    Hier wordt beschreven hoe de procedure is verlopen tot de vaststelling van het bestemmingsplan  

1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen vastgelegd. Een bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Uit het samenspel van de verbeelding en de regels blijkt wat het bestemmingsplan juridisch toelaat.

Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft en wat de mogelijkheden zijn.

Het digitale plan is bij een verschil ten opzichte van de papieren versie leidend.

Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status, echter is deze wel relevant voor de onderbouwing van de gemaakte keuze en de interpretatie van het bestemmingsplan. Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is bindend voor zowel overheid als burgers en bedrijven

1.2 Aanleiding bestemmingsplan

Aan het gemeentebestuur is verzocht om medewerking te verlenen aan een herontwikkeling aan de Hoofdstraat 33 te De Steeg, kadastraal bekend als DRN00 Sectie O nr. 170. Aan de orde is het vestigen van een bedrijf voor opslag en stallingsmogelijkheden en de bouw van een woning met de mogelijkheid voor een beroep aan huis. In het verleden was de locatie in gebruik als bedrijfsterrein. De beoogde bedrijfsactiviteiten passen binnen de huidige bestemming. De bouw van een woning is echter niet toegestaan. Om de ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.3 Doelstelling

Het bestemmingsplan heeft het doel om voor de beschreven ontwikkeling het juridisch-planologische kader te bieden. Derhalve zal het terrein voor verschillende activiteiten worden bestemd. Eén van de aanwezige loodsen zal behouden worden en gebruikt worden voor de bedrijfsactiviteiten. Vervolgens zal een bouwvlak worden toegevoegd waarbinnen het is toegestaan om een woning te realiseren, daarbij zijn bijgebouwen mogelijk.

Verder zijn in het plan de wijzigingen in de wet- en regelgeving en het beleid van de verschillende overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.

Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij recent tot stand gekomen bestemmingsplannen binnen de gemeente, om de uniformiteit van bestemmingen en regelgeving te bevorderen. Ook is gebruik gemaakt van de laatste digitale randvoorwaarden.

1.4 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel gelegen aan de aan de Hoofdstraat 33 te De Steeg, kadastraal bekend als perceel DRN00 Sectie O nr. 170. In dit deel van De Steeg is sprake van lintbebouwing met een wat gemengd karakter, waar woningen en lichte bedrijvigheid en voorzieningen elkaar afwisselen.

De ligging van het plangebied is op onderstaande kaart aangegeven met een groene cirkel. afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0001.jpg"

Het plangebied wordt aan drie zijden begrensd door eigendommen van derden. Direct naast het plangebied ligt een smalle weg, welke in eigendom is bij de gemeente Rheden. Het perceel grenst vervolgens direct aan de Hoofdstraat, welke ter hoogte van het plangebied overgaat in de Middachterallee. Aan de westelijke zijde van het plangebied liggen gronden behorende bij het landgoed Middachten.

Het plangebied en de directe omgeving zijn op onderstaande uitsnede uit de GBKN met daarop de kadastrale grenzen aangegeven.

Uitsnede uit GBKN met kadastrale percelen

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0002.jpg"

1.5 Geldende bestemmingsplannen

Voor onderhavig plangebied geldt het bestemmingsplan De Steeg 2015, dat op 26 januari 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad. Het perceel heeft hierin voor het grootste gedeelte de bestemming 'Bedrijf' (op onderstaande afbeelding paars met de B). Hierbij is binnen het bouwvlak een bouwwerk tot een hoogte van 5 meter toegestaan. Het voorste gedeelte van het perceel heeft de bestemming 'Groen' (op onderstaande verbeelding aangegeven met groen en een G). Deze gronden zijn onder meer bestemd voor groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en dergelijke.

Tevens is geldt er voor het overgrote deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. (hieronder kruizen) Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis hiervan is voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm een onderzoeksrapport naar de archeologische waarden van de gronden nodig. Voor een klein gedeelte in de noordelijke hoek is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van kracht, gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hierbij geldt dat er bij de oprichting van een bouwwerk groter dan 100m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm een onderzoeksrapport noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0003.png"

Hoofdstuk 2 Gewenste situatie

2.1 Planbeschrijving

Initiatiefnemer heeft het perceel in eigendom verworven ten behoeve van de nu voorliggende ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gehele perceel. Op dit moment zijn enkel twee (kap)schuren aanwezig op het terrein. Deze zijn reeds deels in gebruik als stalling, wat binnen het vigerende bestemmingsplan toegestaan is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0004.jpg"

Het verzoek is om de voormalige bedrijfslocaties deels weer als dusdanig te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten. Het betreft de verhuur van kapschuur voor stalling caravans, boten en / of auto's aan derden. De huidige kapschuur gelegen aan de spoorzijde (oppervlakte circa 432 m²) zal behouden blijven, de andere kapschuur wordt gesloopt. Op dit gedeelte zullen de voertuigen gestald worden. Wellicht zal er in de toekomst een wasplaats worden gerealiseerd.

Daarnaast is de wens om een woning, met de mogelijkheid voor een 'beroep aan huis' in onderhavig geval een kantoor, te realiseren. Aan de zijde van de Hoofdstraat / Middachterallee zal een bouwvlak worden geprojecteerd waarbinnen een woning kan worden opgericht in landhuisstijl. Het inpandig kantoor zal ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dit is toegestaan, mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De activiteit (kantoor) wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; de ruimte waarin de activiteit wordt uitgevoerd bedraagt maximaal 50 m². Daarnaast bevindt het kantoorgedeelte zich in het woonhuis en daarmee is deze ondergeschikt aan de woonfunctie. Dit alles is passend binnen de gestelde voorwaarden voor een ' beroep aan huis.

Het beoogde ontwerp voor de woning is geïnspireerd op de historische bebouwing van het perceel. Op het perceel stond in het verleden, parallel aan de Middachterallee en de Hoofdstraat gesitueerd , een pand met twee bouwlagen en een kap met aan de voorkant en westelijke kant aangebouwde serres.

2.2 Beoordeling verzoek

Beoordeling beoogde bedrijfsactiviteiten

Gebruik

Het beoogde gebruik, opslag en stalling van caravans, auto's en boten, is reeds toegestaan binnen het huidige bestemmingsplan. De inrichtingscode voor dit gebruik is SBI code 2009-3835R caravanstalling / opslag ten behoeve van kamperen en buitensport. De aan te houden afstand tot woning in de milieuzonering is 10 meter voor het aspect geluid.

Miieuzoneringsafstanden

De milieuzoneringsafstand is volgens het vigerende bestemmingsplan 30 meter tot een geluidsgevoelig object. De locatie is gelegen binnen 'gemengd gebied' waardoor de afstand verlaagd wordt naar 10 meter.

Beoordeling beoogde bouwvlak

Het voorliggende initiatief is stedenbouwkundig positief beoordeeld. Daarbij zijn enkele aandachtspunten ten aanzien van de ruimtelijke inpassing van belang. Deze zijn weergegeven in onderstaande stedenbouwkundige schets. Deze schets is tot stand gekomen vanuit de gemeentelijke stedenbouwkundige voorwaarden alsmede de aangeleverde inrichtingstekening van de initiatiefnemer. Tezamen vormen zij de basis voor de verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0005.jpg"

schets gemeente juni 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPST4-VA01_0006.jpg"

schets initiatiefnemer juni 2015

2.3 Afweging

Naar aanleiding van voorgenoemde schetsen en beoordelingen is een afweging gemaakt onder welke voorwaarden er medewerking kan worden gegeven aan het onderhavige verzoek. In hoofdstuk 3 zal vervolgens het verzoek getoetst worden aan de verschillende beleidskaders. Vervolgens zal in Hoofdstuk 4 de uitgevoerde onderzoeken aan de orde komen.

  • de voorgenomen ontwikkeling is passend binnen de structuurvisie;
  • het netto toevoegen van 1 woning past binnen het woonbeleid van de gemeente;
  • Toegelaten worden een bedrijf ten behoeve van stallingsmogelijkheden voor voertuigen en een woning met kantoor. Op onderhavig terrein was in het verleden al een bedrijf gevestigd;
  • de uitstraling van de bedrijfsactiviteiten op de omgeving evenals de beeldkwalitatieve invulling / inrichting van het perceel is stedenbouwkundig denkbaar;
  • het op te richten bouwvolume is gelegen in het (historische) bebouwingslint van de bebouwing aan de Hoofdstraat / Middachterallee en vormt een beëindiging dan wel een begin hiervan;
  • De nieuwbouw op onderhavige locatie dient zich te voegen in het principe van de overige bebouwing aan het historische lint die zich onder andere kenmerkt door op zich zelf staande volumes met een individuele uitstraling en een oriëntatie op de historische route;
  • de entree van het hoofdgebouw valt in belangrijke mate samen met de oriëntatie van het hoofdgebouw;
  • het ontwerp van de woning en de oriëntatie van de woning is een kwalitatief aandachtspunt waarbij welstand van toepassing is. Voor onderhavig terrein is Welstandsniveau 1 (Historische dorpsgebied / dorpse bebouwing) van toepassing;
  • uit het reeds ingediende schetsontwerp van de woning blijkt dat de oriëntatie van de woning gericht is op de Hoofdstraat / Middachterallee. Hiermee wordt aansluiting gezocht met bovengenoemde afwegingscriteria en de aspecten van toetsing van Welstandsniveau 1: positie, oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn bij nieuwbouw richtinggevend; panden richten zich naar de openbare ruimte;
  • eventueel ondergeschikte uitbouwen of bijgebouwen zijn gesitueerd in de nabijheid van het hoofdgebouw;
  • een ontwerp van de gewenste nieuwbouw zal ter zijne tijd overlegd worden met de gemeente en de welstandscommissie;
  • een groene, representatieve uitstraling van het perceel is van belang gezien de ligging van het perceel aan de dorpsentree;
  • het plan is ruimtelijke aanvaardbaar omdat voldaan wordt aan de afstand die uit oogpunt van milieuzonering (scheiding tussen hinderveroorzakende functies hindergevoelige functies) wordt gehanteerd
  • het kantoor wordt mogelijk doordat in de regels is opgenomen dat er een beroep aan huis toegestaan is, en derhalve niet meer dan 50m² bedragen. Het kantoorgedeelte zal via een aparte entree toegankelijk zijn.

Concluderend kan derhalve worden gesteld dat het gewenste gebruik voor opslag van caravans, boten en auto's grotendeels past binnen de huidige bestemming waarbij aan de aan te houden afstanden wordt voldaan. Voor de bedrijfsactiviteiten dient een 'Melding Activiteitenbesluit' gedaan te worden bij de gemeente.

Het bouwen van een woning past niet binnen het vigerende bestemmingsplan en derhalve dient een bestemmingsplanherziening plaats te vinden. Deze herziening bevat het gehele perceel.

Voorts is niet - uit onderzoek - gebleken dat belemmeringen aanwezig zijn. In de volgende hoofdstukken wordt een en ander nader toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren.

Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan het hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.

2.4 Beschrijving bestemmingsplan

2.4.1 Systematiek

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangehaald, kent onderhavig bestemmingsplan dat volgens de huidige digitale vereisten is opgezet, andere bestemmingen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Ook zijn de laatste wijzigingen in regelgeving en beleid hierin verwerkt. Niet gewijzigd is het uitgangspunt van flexibele bestemmingsplannen.

Onderhavig bestemmingsplan betreft maatwerk. Het vigerende bestemmingsplan De Steeg 2015 is voor dit perceel herzien door middel van onderhavig plan. Voor onderhavig bestemmingsplan is wel aansluiting gezocht bij de systematiek van bestemmingsplan De Steeg 2015.

Ten aanzien van de systematiek is aansluiting gezocht met de nota's: Nota Standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015; Nota Milieuzonering Rheden 2015; Nota Parkeernormen Rheden 2015. Welke tevens zijn gebruikt voor het recentelijke geactualiseerde bestemmingsplan 'De Steeg 2015', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2016.

Maatvoering

Aantal bouwlagen

Bij de bestemming Wonen en Bedrijf is het maximaal aantal bouwlagen middels een aanduiding geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Dit voorkomt dat in de woonomgeving hoge plat afgedekte gebouwen worden gerealiseerd, hetgeen niet passend wordt gevonden binnen de stedenbouwkundige structuur ter plekke.

Aantal woningen

In de bestemming Wonen is het aantal toegelaten woningen in een bouwvlak aangegeven. Aldus ligt de ruimte die geboden wordt om nieuwe woningen te bouwen in het bestemmingsplan vast en kan op een goede wijze invulling worden gegeven aan de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die op grond van het Bro moet worden gedaan als -in een op te stellen bestemmingsplan- nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de orde zijn.

Maximale bouwhoogte

In navolging van de aanduiding van het aantal bouwlagen is tevens de maximale bouwhoogte middels een aanduiding op de verbeelding en / of in de regels vastgelegd. Bij de beoogde nieuwbouw is op deze manier optimaal aansluiting op de bestaande, waardevol bevonden ruimtelijke uitstraling van het gebied gewaarborgd. Deze systematiek biedt ook meer architectonische variatie mogelijkheden.

Stedenbouwkundige waarden

overige zone - stedenbouwkundig waardevol

De stedenbouwkundige waarden van diverse onbebouwde gronden (tuinen) worden beschermd door restricties ten aanzien van parkeren en van bebouwing op deze gronden. Hiertoe is langs bepaalde wegen in het De Steeg aan de bestemming Tuin een de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundig waardevol' toegekend, zo ook aan de Hoofdstraat. Deze zone betreft (voor- en deels zij-)tuinen langs wegen die bepalend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het dorp en waarbij een belangrijke mate van ruimtelijke representativiteit wordt nagestreefd. Het toekennen van deze aanduiding heeft tot doel het representatieve beeld in stand te houden en te versterken door behalve lage erfafscheidingen geen bebouwing in de zone toe te staan, ook niet vergunningsvrij, teneinde een verdichting/samenklontering van het straat- en/of bebouwingsbeeld te voorkomen. Daarnaast wordt de representatieve waarde van het straatbeeld dat mede bepaald door de (voor)tuinen hier extra gewaardeerd door het tegengaan van verharding vóór de voorgevel(lijn) van het hoofdgebouw. Dit gebeurt door het parkeren van auto's vóór de voorgevel(lijn) in deze zone niet mogelijk te maken Daar waar dit tot een problematische situatie leidt kan middels een omgevingsvergunning besloten worden om van dit parkeerverbod af te wijken. Met het vorenstaande is een vertaling gemaakt van de bescherming van de stedenbouwkundige waarden uit Beschrijving-in-Hoofdlijnen zoals die was opgenomen in het vorige bestemmingsplan. Ook sluit dit aan op de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen.

Parkeernormen

Gezien de regelgeving met betrekking tot het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening, zijn de parkeernormen thans vastgelegd in het bestemmingsplan. Ook deze zijn bezien op hun actualiteit en vloeien voort uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015. Binnen de relevante bestemmingen is het gebruik gekoppeld aan parkeernormen. Deze normen, waaraan moet worden voldaan, zijn opgenomen in een bijlage bij de regels.

2.4.2 Toedeling bestemmingen en aanduidingen

In onderstaande paragraaf zijn de bestemmingen uit onderhavig plangebied toegelicht.

Bedrijf

Het beoogde bedrijf is mogelijk gemaakt door middel van de bestemming Bedrijf. Binnen deze bestemming zijn rechtstreeks bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de bijlage bij de regels: Lijst bedrijfactiviteiten gemengd gebied. Dit betreft diverse geselecteerde bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de VNG-bedrijvenlijst. Omdat de in de bedrijvenlijst opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Tuin

De bestemming Tuin is toegekend aan de voorzijde van het perceel, het gedeelte waarvoor bebouwing met gebouwen/overkappingen vanwege de ruimtelijke uitstraling aldaar uitdrukkelijk niet gewenst wordt gevonden. Tevens is de bestemming van belang gezien de waardevolle natuurlijke, groene en vriendelijke overgang van het dorp naar het landelijke gebied op onderhavige locatie. Gezien de ligging van de aanduiding 'overige zone - stedenbouwkundige waardevol' is er een verwijzing vanuit het artikel voor de bestemming 'Tuin' naar de betreffende bepaling opgenomen.

Wonen

De bestemming Wonen is gelegd om ter plaatse een woning met daarbij behorende bijgebouwen. te realiseren. Hier is behalve de activiteit wonen, geen andere activiteit, uitgezonderd een beroep / of bedrijf aan huis toegestaan.

Het is toegelaten dat een bewoner aan huis een beroep of bedrijf uitoefent. In onderhavig geval is het beoogd om een kantoor aan huis uit te oefenen. Dit ten behoeve van de aanwezige bedrijfsactiviteiten.

Hiervoor gelden voorwaarden. De aan huis gebonden beroepen zijn krachtens jurisprudentie standaard toegestaan; in de begripsbepalingen is aangegeven om welke beroepen het gaat (artikel 1.14). De bedrijfsactiviteiten aan huis vormen een aanvulling hierop. In de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven dit betreft. Als een beroep niet past binnen de begripsbepaling dan wel een bedrijf niet voorkomt op deze lijst is afwijking eventueel mogelijk mits voldaan wordt aan de aangegeven criteria. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de Parkeernormen voorwaarden zijn gesteld. In deze bijlage zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van deze bijlage bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag dan wel bij een functiewijziging.

Er is een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. De hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bijgebouwen (en overkappingen) mogen daarnaast ook gebouwd worden op de gronden buiten het bouwvlak. Van belang is dat het verschil met het hoofdgebouw bestaat uit een bouwkundige/architectonische ondergeschiktheid. Functionele ondergeschiktheid is op basis van het bestemmingsplan uitdrukkelijk niet aan de orde. Dit volgt uit de begripsbepaling van 'bijgebouw' zoals neergelegd in artikel 1.18 bijgebouw.

Nieuw is de regeling met betrekking tot kamerbewoning. Dit wordt in beperkte mate toegelaten. Bij een woning mogen maximaal 2 kamers verhuurd worden aan personen die niet tot het huishouden behoren (waaronder niet begrepen bed-en breakfast). Kamerverhuur aan meerdere personen is niet toegestaan. Dit volgt uit de begripsbepaling van woning (1.67). Met deze regeling krijgt het bepaalde in de APV ook ruimtelijk zijn beslag en wordt dit voorzien van een duidelijk kader.

Buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'wonen' zijn bijgebouwen toegestaan. Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximaal bebouwingspercentage van het bouwperceel en een maximale goot- en bouwhoogte. Onder voorwaarden mogen de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of een bedrijfsactiviteiten aan huis.

Archeologische waarden

Het plangebied valt binnen de werkingssfeer van het bestemmingsplan Parapluplan Rheden Archeologie 2013. De krachtens dat plan geldende dubbelbestemmingen voor archeologie zijn overgenomen in het voorliggende plan, met bijbehorend beschermingsregiem.

In de regels van de verschillende dubbelbestemmingen wordt de bescherming van de archeologische waarden geregeld via een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning). Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd.

Gebiedsaanduiding overige zone-stedenbouwkundig waardevol

Zoals hierboven aangegeven, is op diverse als Tuin bestemde gronden de aanduiding overige zone - stedenbouwkundig waardevol toegekend. Deze aanduiding betreft een verhoogde bescherming van de ruimtelijke uitstraling vanwege de stedenbouwkundige waarden ter plekke.

Specifieke bouwaanduiding - poort

De wens bestaat op in de zuidwestelijke hoek van het perceel een toegangspoort te plaatsen. Derhalve is hiervoor een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding aangegeven waarbinnen deze poort toegestaan is.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijk

Kader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 in werking is getreden. In de SVIR zijn diverse beleidsnota's geactualiseerd en geïntegreerd, waaronder de nota Ruimte uit 2006 en de nota Mobiliteit. In de SVIR schetst het rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).


De hoofddoelen van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor de periode 2020 - 2028 zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van het land;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daartoe worden 12 nationale belangen geformuleerd. Daarnaast wordt de rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening vastgelegd. Provincies en gemeenten worden meer verantwoordelijk. Voor een aantal onderwerpen is geconcludeerd dat het rijk zijn bevoegdheid tot het stellen van algemene regels zou moeten inzetten.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) , laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2014, is vastgelegd welke nationale belangen moeten worden betrokken bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking daarin als procesvereiste opgenomen.

In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient aangegeven te worden dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beleidsregels grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

Beoordeling

De geformuleerde nationale belangen zijn evenals het gestelde in het Barro niet van toepassing. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking opgemerkt dat hier sprake is van het voorzien in een lokale behoefte en gezien de toevoeging van 1 woning dat gezien deze kleinschaligheid van deze ontwikkeling het onderhavige plan niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoelt in artikel 3.1.6. van het Bro. Niettemin wordt in paragraaf 3.2 en 3.4 ingegaan op het aspect wonen.

Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de rijkskaders zoals die in deze paragraaf aan de orde zijn gekomen.

3.2 Provincie en Stadsregio

Kader

Op provinciaal niveau worden hier enige voor het plangebied relevante documenten aangehaald.

Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gelderland zoals die op 9 juli 2014 door provinciale staten is vastgesteld bestaat uit een visiedocument en een verdiepingsdocument. De hierop gebaseerde Omgevingsverordening Gelderland is op 24 september 2014 door provinciale staten vastgesteld. De verordening is 16 oktober 2014 gepubliceerd en daags daarna in werking getreden. Op dezelfde dag trad ook de Omgevingsvisie in werking.


In de Omgevingsvisie benoemt de provincie als hoofddoelen:

  • Een duurzame economische structuur, waarbij niet meer moet worden gedacht in de termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving; hierbinnen staat het waarborgen en verder ontwikkelen van een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem centraal.

Het onderdeel Visie is opgebouwd rond de invalshoeken Divers Gelderland, Dynamisch Gelderland en Mooi Gelderland. Daarin worden de hoofddoelen vertaald in ambities. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. Voor een goed begrip is het nodig om de invalshoeken in samenhang te beschouwen.

De nadere invulling van de hoofdlijnen vindt plaats in door gedeputeerde staten vast te stellen uitvoeringsprogramma's.


In het onderdeel Verdieping worden de regio's en thema's nader beschouwd. Beschreven worden onder andere de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik, het wonen, kantoren, detailhandel, bedrijventerreinen, demografische ontwikkeling, energietransitie, vrijetijds economie, land- en tuinbouw, mobiliteit, cultuur en erfgoed, natuur en landschap alsook water en ondergrond.

De gemeente Rheden maakt hierin onderdeel uit van de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Belangrijkste opgaven voor de Stadsregio zijn:

  • versterking van de basiseconomie en de topsectoren;
  • versterking van het stedelijk kerngebied;
  • realisatie van een aantrekkelijk regionaal vestigingsklimaat voor wonen en werken;
  • behouden en verbeteren van de leefbaarheid in steden en omringende kernen;
  • verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid;
  • behouden en benutten van de gebiedskwaliteiten.

Ten opzichte van de vorige visie valt voor het landelijke gebied op dat de woningbouwcontouren rond de dorpen zijn vervallen. Ook hiervoor wordt nu bij de afweging de ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt.

Onderdeel van de Omgevingsvisie zijn thematische kaarten, waarop per thema een gebiedsindeling is weergegeven. Uit deze kaarten blijkt, dat het plangebied is gelegen in het gebied dat in de provinciale omgevingsvisie is aangegeven als Gelders Natuurnetwerk dan wel als Groene ontwikkelingszone. In paragraaf 4.8 wordt hier verdere aandacht aan besteed.


In de Omgevingsverordening Gelderland is het ruimtelijke beleid zoals dat in de Omgevingsvisie Gelderland is verwoord, deels verankerd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Deze verordening is bindend voor de gemeente.


Voor onderhavig bestemmingsplan is / zijn het / de volgende onderwerp(en) uit de Omgevings- verordening Gelderland van toepassing:

  • nieuwe woonlocaties.

Over 'wonen' wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in de vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale woonagenda's successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De kwantitatieve vraag blijkt onder meer uit recente bevolkings- en huishoudens- prognoses van de provincie Gelderland (2014).

In subregionaal verband (de subregio Arnhem en omstreken, bestaande uit de gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rozendaal en Rheden) bestaat (juni 2015) tot 2020 nog een behoefte aan 6.497 woningen.


Bij het wonen wordt niet alleen gekeken naar de kwantitatieve vraag maar ook naar de kwalitatieve vraag. In die benadering staan onder andere de kwaliteiten van de woonomgeving centraal die kunnen worden vertaald naar woonmilieus. Uit het woningmarkt onderzoek 2014-2020 uitgevoerd door Atrivé in opdracht van de stadsregio, blijkt een (sub)regionale kwalitatieve vraag naar woningen in het centrum-dorpse woonmilieu. In de handreiking bij de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling wordt onder regionale vraag ook verwezen naar de lokale behoefte.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone 
De landelijke Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is binnen de provincie beschermd. Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groen Ontwikkelingszone. Het  Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapelementen zijn aangewezen als Groene Ontwikkelingszone.

Daarnaast worden in de Omgevingsverordening beschermd het Waardevol open gebied en het Nationaal Landschap.

In paragraaf 4.8 wordt dit aspect nader behandeld.

Stadsregio Arnhem-Nijmegen

Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. In het regionale structuurplan van het voormalige Knooppunt Arnhem-Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het dorp en de voorgestane ontwikkeling.

Op het gebied van volkshuisvesting zijn binnen de provinciale kaders afspraken gemaakt. Tot 2020 is er nog een behoefte binnen de stadsregio aan circa 16.500 woningen. In het kader van de Verstedelijkingsvisie van de stadsregio zijn in 2014 recent subregionale Woonagenda's vastgesteld. Voor de subregio Arnhem, waartoe de gemeente behoort, wordt geconstateerd dat eerder sprake is van te weinig plancapaciteit. Voorts ligt er ook een grote kwaliteitsopgave in de bestaande woning- voorraad.

Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone

Veel natuurgebieden en voor planten en dieren waardevolle cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk wordt gevormd door de bestaande natuurgebieden uit de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De gebieden in de Groene Ontwikkelingszone zijn waardevol voor de natuur maar hebben daarnaast tevens een andere functie. Veel kleinschalige cultuurlandschappen met landschapselementen zijn aangewezen als Groene ontwikkelingszone. Het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden beschermd door in bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Daarvoor vormt de Omgevingsverordening Gelderland de basis. In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone vastgelegd. Binnen het Gelders Natuurnetwerk worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. In de Groene Ontwikkelingszone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er geen reële alternatieven zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Beoordeling

Het voorliggende plan betreft het toevoegen van 1 woning. De Omgevingsvisie bevat geen elementen waarvan een belemmering uitgaat voor het toevoegen van 1 woning.

In subregionaal verband worden de gemeentelijke woningbouwprogramma's op elkaar afgestemd. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de planning lijsten woningbouw. Geconstateerd is dat tot 2020 nog een behoefte bestaat aan 6.497 woningen (subregionaal).

Geconstateerd mag worden dat het toevoegen van 1 woning, zoals planologisch mogelijk wordt gemaakt via dit bestemmingsplan, zeer gering is ten opzichte van de subregionale behoefte.

Het plangebied ligt buiten het Geldersch Natuurnetwerk en grenst aan de Groene Ontwikkelings zone. De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op deze zones, gezien het lokale karakter. Derhalve vormt het geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat op subregionaal niveau voldoende ruimte bestaat voor de beoogde woningbouw.

De waarden die beschermd worden in de provinciale verordening worden door onderhavig bestemmingsplan niet aangetast. Evenmin is sprake van strijdigheid met het provinciale en stradsregionale beleid.

3.3 Waterschap

Kader

Het waterschap heeft de zorg voor de waterkeringen, is verantwoordelijk voor het grond- en oppervlaktewater in het landelijke gebied en in het stedelijk gebied voor het oppervlaktewater. Daarnaast heeft het waterschap als taak het zuiveren van het afvalwater.

In de Keur geeft het waterschap regels ten aanzien van waterkeringen en oppervlaktewateren. In de Legger geeft het waterschap de gewenste staat van de watergangen en waterkeringen aan.


Onderhavig deel van de gemeente is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 (van kracht sinds begin 2016) geeft het waterschap haar doelen aan. Voor het bestemmingsplan is van belang dat nieuwe ontwikkelingen en de benodigde ruimte voor waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

De visie voor de lange termijn zoals die in 2013 is opgenomen in de Watervisie 2030 is vertaald in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Beoordeling

Of een bestemmingsplan het belang van het waterschap raakt, wordt door het waterschap getoetst.

Het dorp De Steeg, en daarmee onderhavige locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.

Conclusie
In de Waterbeheerplannen van het waterschap Rijn en IJssel zijn geen projecten beschreven die nopen tot een regeling in onderhavig plangebied. De belangen van het waterschap zijn binnen het watertoetsproces mee gewogen.

3.4 Gemeente

Voor onderhavig plangebied is het volgende gemeentelijke beleid van belang.

3.4.1 Vastgesteld beleid

Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft in 2012 de Erfgoednota Levend Verleden vastgesteld. In deze nota is het integraal erfgoedbeleid over de jaren 2012-2016 vastgelegd waarin niet alleen de zorg voor monumenten maar ook de zorg voor archeologie, het historisch landschap en het immaterieel erfgoed centraal staat, alles in nadrukkelijke relatie tot het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Om de bijzondere identiteit van Rheden te behouden, is in de nota de volgende visie geformuleerd:

"Het cultuurhistorisch erfgoed is van cruciaal belang voor de ruimtelijke en sociale karakteristiek van de gemeente Rheden. In het verleden wordt de basis gezocht voor de toekomst. Het doel van het erfgoedbeleid is dan ook het in goede staat doorgeven van het cultuurhistorisch erfgoed aan volgende generaties. Dit doel wordt nagestreefd door het behoud van het erfgoed als onlosmakelijk onderdeel in het ruimtelijk beleid te integreren en door erfgoed als inspiratiebron, motor en toetssteen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ruimtelijke beleid en andere relevante beleidsvelden. Waar nieuwe ontwikkelingen daarom vragen, zal worden ingezet op functie- verandering en herbestemming met behoud van de belangrijkste historische karakteristieken. Voor erfgoed dat volgens het Erfgoedplan essentieel is voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente wordt de hoogste prioriteit gegeven aan instandhouding. Waar instandhouding van erfgoed niet mogelijk of om zwaarwegende redenen niet wenselijk blijkt, zal dit in ieder geval niet ongekend verloren gaan. De gemeente zal een platform bieden voor het verzamelen van het immateriële erfgoed. Het beleid wordt praktisch en gemakkelijk hanteerbaar vormgegeven met een minimum aan regels en binnen de al aanwezige wettelijke kaders. Bij de uitvoering van het beleid staat het belang van het erfgoed en de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaar daarvan centraal en wordt waar mogelijk de samenwerking gezocht met andere partners en beleidsvelden."

De visie is voor de dragende delen van het erfgoed: het historisch landschap, de archeologie, de historische stedenbouw en het immateriële erfgoed aan de hand van vijf thema's nader uitgewerkt in beleidsvoornemens voor de periode 2012-2016. Nagestreefd wordt voor ieder van deze onderdelen:

  • behoud en ontwikkeling van het erfgoed;
  • de vermeerdering van kennis;
  • het delen van kennis;
  • samenwerking door alle betrokkenen;
  • de wens om erfgoed uit te dragen en te vermarkten.

Een overzicht van de voornemens is opgenomen in de bij de nota opgenomen uitvoeringsagenda. Het betreft de voornemens binnen de huidige personele en financiële capaciteit alsmede een aantal voornemens dat extra capaciteit zal vragen.


De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoordt. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals-) vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door burgemeester en wethouders bepaald op basis van het advies van de regioarcheoloog die zijn advies opstelt aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.


In 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidskaarten met toelichting die bij de nota horen vastgesteld. Deze kaarten dienden als basis voor het geldende bestemmingsplan Parapluplan Archeologie Rheden 2013 en aanpassing regeling Buitenplaatsen. De archeologische bepalingen uit dat bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Milieuzonering

In de Nota Milieuzonering Rheden 2015 die op 26 mei 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met milieuzonering. De hoofdlijn is als volgt. Ten aanzien van dit aspect wordt de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering gehanteerd. In nieuwe situaties wordt getoetst aan de richtafstanden. Afwijken van die afstand is mogelijk mits gemotiveerd (met een onderzoek). In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook bestaande situaties beoordeeld.

Geluidhinder

De Wet Geluidhinder stelt regels aan de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door gezoneerde wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige functies in nieuwe situaties. Op welke wijze burgemeester en wethouders in verschillende omstandigheden invulling geven aan hun bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen dan de voorkeurswaarden, heeft het college op 27 april 2015 vastgelegd in de Nota Hogere waarden wet geluidhinder Rheden 2015. Een benodigde hogere grenswaarde moet zijn verleend voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Bodemkwaliteit

De nota Bodembeheer en de achterliggende bodemkwaliteitskaart zijn op 31 mei 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart is de mate van diffuse bodemverontreiniging aangegeven. Deze diffuse bodemverontreiniging is niet toe te wijzen aan een specifieke bron zoals een tankstation of een smederij. In de nota Bodembeheer is vastgelegd hoe met deze diffuse bodemverontreiniging dient te worden omgegaan.

De wijze waarop met bodemverontreiniging wordt omgegaan bij het opstellen van bestemmingsplannen is door de gemeenteraad op 26 mei 2015, vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek dorpen Rheden 2015. Deze werkwijze is gebruikt bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de gegeven bestemmingen.

Verkeer

In het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan wordt een wegcategorisering beschreven bestaande uit stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en verblijfsgebieden.

Onderhavig plangebied is gelegen aan een gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn de wegen binnen de bebouwde kom waar een snelheidslimiet van 50 km geldt en die hoofd- zakelijk een doorstroom karakter hebben.


Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag. Het beleid is vastgelegd bij de vaststelling door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

Landschaps ontwikkelingsplan (LOP) Rheden Rozendaal en Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

De gemeente Rheden en Rozendaal hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. Het LOP bestaat uit vier delen:

  • inventarisatie en analyse;
  • scenario's en landschapsvisie;
  • uitvoeringsprogramma;
  • communicatieproces.

De landschapsvisie beschrijft hoe de gemeente met het landschap om wil gaan. Het landschap waarin gewerkt, gewoond en gerecreëerd wordt. Het LOP heeft als algemeen doel de kwaliteit van het landschap en de identiteit van de dorpen in de gemeente te behouden en te versterken. Een belangrijk uitgangspunt is het behouden van het landelijke en open karakter tussen de dorpen en het behouden van de zichtlijnen tussen keren en het landelijk gebied.

Groen

In het gemeentelijke Groenstructuurplan uit 2002 en de Beleidsnota Bomen uit 2005 is de leidraad dat de groene kenmerken en karakteristieken in de dorpen en deelgebieden worden versterkt. De dorpenroute tussen Velp en Dieren is een belangrijke verbindingsas die zich kenmerkt door een ligging tussen bossen en open landbouwgebieden. Markant zijn de boomlinten die haaks op de dorpenroute zijn gesitueerd. Bomenlanen die vanaf de Veluwe richting IJssel voeren, vormen het bindende element - het raamwerk - in het geheel. Om deze karakteristiek optimaal in stand te houden geldt als uitgangspunt dat langs deze dorpenroute geen rijen laanbomen worden geplant. De tussen De Steeg en Ellecom gelegen Middachterallee vormt hierop een uitzondering.


Water

Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) heeft een planperiode van 2014 tot en met 2017. Met dit GRP voldoet de gemeente Rheden aan de planverplichting voor de rioleringszorg die rechtstreeks voortkomt uit de Wet milieubeheer. In dit plan heeft de gemeente samen met Waterschap Rijn en IJssel het rioleringsbeleid vastgelegd.

De strategie bij de inzameling van afvalwater is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid.

Ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater, binnen het stedelijke gebied, zijn geborgd in het GRP.

Omgaan met hemelwater en grondwater is geregeld in de gemeentelijke verordening Afvoer hemelwater en grondwater 2015.

Wonen

Op 30 juni 2015 heeft de raad de Woonvisie 2014-2020 vastgesteld. Daarin ligt de focus op kleinschalige en binnen de karakteristiek passende nieuwbouwplannen. Geconstateerd wordt dat bouwen voor de behoefte de inzet is. Daarnaast zal worden ingezet op de aanpak van de bestaande voorraad door middel van woningverbetering en herstructurering teneinde beter aan de toekomstige woningvraag te voldoen.

De kwantitatieve woningbehoefte in de gemeente bedraagt zo'n 50 woningen per jaar tot het jaar 2025. Gezien de huishoudenprognoses gaat het de komende jaar om rond de 80 woningen per jaar. Na 2020 om 20 woningen per jaar. Daarbij blijft het 'nee, tenzij' beleid bij plannen voor meer dan 5 woningen van toepassing.

Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan huurwoningen, zowel sociale huurwoningen als vrije sector huur. Bij grotere nieuwbouw- of ontwikkelingslocaties wordt ingezet op ten minste 35% huurwoningen (in de sociale en vrije sector). Het accent zal binnen de gemeente moeten liggen op grondgebonden woningen.

Economische activiteiten

Economische beleidsnota Toekomst van de gemeente Rheden wordt aangegeven dat het voor de gemeente van groot belang dat de economie vitaal blijft voor haar inwoners, het bedrijfsleven en haar beroepsbevolking.

De nota geeft aan dat ingezet moet worden het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Daarbij wordt geconstateerd dat bedrijventerreinen voor de werkgelegenheid belangrijke gebieden zijn. Om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te verhogen en knelpunten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen is herstructurering noodzakelijk.

In 2015/2016 wordt gewerkt aan een actualisatie van de economische nota.

3.4.2 Structuurvisie

Structuurvisie

Voor het dorp de Steeg is een structuurvisie De Steeg, mijn dorp van Morgen! opgesteld en vastgesteld op 30 juni 2015. Met deze structuurvisie vindt een herijking plaats van de voorgaande structuurvisie Een droom om in te wonen uit 2006. De structuurvisie geeft de koers weer voor het dorp De Steeg tot 2030. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan de gewenste maatregelen op korte termijn. Doelstelling van de structuurvisie is het in stand houden van de leefbaarheid van het dorp en de omgeving en waar mogelijk het verbeteren daarvan.

De ruimtelijke ambities voor het dorp De Steeg richten zich vooral op een na te streven kwaliteitsverbetering om zowel de kracht van het dorp te kunnen behouden en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving verder uit te bouwen. Concreet is dit vertaald in diverse uitvoeringsmaatregelen en bedoeld als leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen. Het instrument 'bestemmingsplan' is voor sommige genoemde ontwikkelingen aan de orde om deze te bevorderen c.q. mogelijk te maken. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de volgende maatregelen en ambities aan de orde:

  • vergroten van gebruiksmogelijkheden van de bebouwing aan de Hoofdstraat om zodoende de instandhouding van de waardevolle gebouwen ter plekke te stimuleren;
  • borgen van zichtrelaties vanuit het dorp naar de omgeving;
  • verruiming van bedrijfsactiviteiten.

In deze structuurvisie is onderhavig perceel aangeduid als 'aandachtslocatie'. Bij toekomstige ontwikkelingen (zoals beoogd) is beoordeeld in hoeverre het initiatief aansluit bij de thema's Landgoederen dorp en Vitale dorps-as waarvoor in de structuurvisie een ambitie is omschreven.

Vanuit het thema Landgoederendorp staat met name de representatieve uitstraling centraal. Daarbij geldt bovendien dat onderhavige locatie is gelegen aan een dorpsentree waarbij een hoge beeldkwaliteit wordt nagestreefd. In het thema Vitale dorps-as wordt ingezet op het vergroten van de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten in panden langs de Hoofdstraat en ruimte voor ondernemen.

De beoogde ontwikkeling is denkbaar binnen de ambitie van de structuurvisie. Van belang is de uitstraling van de bedrijfsactiviteiten op de omgeving alsmede de beeldkwalitatieve invulling en inrichting van het perceel het oprichten van een nieuw bouwvolume dient te zijn gelegen in het bebouwingslint van de bebouwing aan de Hoofdstraat en vormt een beëindiging dan wel een begin hiervan. Het bouwvolume dient voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing aan de westzijde van het perceel gesitueerd te zijn en is opgebouwd uit één bouwlaag met een kap tot een maximale hoogte van 10 meter. Eventuele ondergeschikte uitbouwen of bijgebouwen zijn gesitueerd in de nabijheid van het hoofdgebouw. Een groene, representatieve uitstraling is voorts van belang aangezien het perceel is gelegen aan de dorps entree. Het groene karakter aan de straatzijde en de randen met het buitengebied zal geborgd worden door de bestemming 'Tuin' zonder bebouwingsmogelijkheden en de gebiedsaanduiding 'Stedenbouwkundig waardevol'.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid en afweging

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden (zie hoofdstuk 3) en aan de uitkomsten van onderzoeken. In dit hoofdstuk worden de beoogde ontwikkelingen die onderhavig bestemmingsplan bevat, daaraan getoetst. Hier wordt de afweging beschreven die gemaakt is bij het leggen van de toepasselijke bestemmingen. Indien noodzakelijk bij nieuwe ontwikkelingen, wordt ingegaan op het opgestelde rapport

4.1 Milieuzonering

kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Van het omgevingstype gemengd gebied is sprake in een gebied met een variatie aan functies. In de directe nabijheid zijn bijvoorbeeld winkels, horeca en bedrijven aanwezig. Ook gebieden die direct liggen langs de hoofdinfrastructuur behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. In een dergelijk gebied bestaat al een hogere milieubelasting zodat de richtafstanden voor een rustige woonwijk daarvoor niet gebruikt hoeven te worden. Zij worden met één afstandsstap verlaagd.

beoordeling

Binnen de gemeente Rheden zijn in principe geen nieuwe dienstwoningen toegestaan. Een (burger) woning naast een bedrijf is wel mogelijk mits wordt voldaan aan de milieuzoneringsafstanden. Binnen de huidige bestemming 'Bedrijf' in het bestemmingsplan De Steeg 2015 in het is de milieucontour voor handel in bedrijfs- en personenauto's 30 meter. In gemengd gebied wordt dit gereduceerd tot 10 meter. Deze afstand moet gehaald worden tussen de grens van het bestemmingsvlak 'bedrijf' en het bouwvlak waarbinnen de woning gebouw mag worden.

conclusie

De afstand van 10 meter wordt gehaald ten aanzien van de bestaande woning aan de Hoofdstraat nummer 29 te De Steeg. Gezien de beoogde situatie, aangegeven op de aangeleverde inrichtingstekening blijkt dat de afstand tevens gehaald wordt voor de nieuw te bouwen woning. Deze inrichtingstekening heeft als basis gediend voor de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.2 Milieueffect rapportage

kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.


Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.


Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.


beoordeling

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De conclusie is dat het kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.


conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

kader

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De Wm heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):

  • het bestemmingsplan leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit verbetert per saldo als gevolg van het bestemmingsplan blijft ten minste gelijk;
  • het bestemmingsplan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen;
  • de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
  • Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan dan wel het verlenen van een omgevingsvergunning voor een projectafwijking in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen.

beoordeling

Door de beoogde ontwikkeling zal de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.


conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Geluid

kader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen. De wet noemt geluidsbronnen die in de ruimtelijke ordening van belang zijn. Binnen de gemeente zijn dit: wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen. Deze bronnen hoeven niet binnen het plangebied te liggen. Nieuwe geprojecteerde geluidgevoelige functies binnen de zone van een bron moeten op het aspect geluidbelasting getoetst worden. Wegen die deel uitmaken van een woonerf of van een 30 km-gebied zijn hiervan uitgezonderd.

De Wgh benoemt functies die gevoelig zijn voor geluidsbelasting van deze bronnen. Zo zijn bijvoorbeeld woningen en scholen 'geluidgevoelige bestemmingen'.


De Wgh kent voorkeursgrenswaarden waarbinnen een geluidsgevoelige bestemming altijd kan worden gerealiseerd. Onder voorwaarden kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden verleend ('hogere waarde'). Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel terug te dringen moeten dan onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Bij een geluidsbelasting boven de maximale ontheffingswaarde zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien er gebruik wordt gemaakt van 'dove gevels'.

De grenswaarden zijn voor wegverkeer 48 dB tot en met 53 dB in buitenstedelijk gebied en in stedelijk gebied van 48 dB tot 63 dB en voor spoorweglawaai 55 dB tot en met 68 dB.

Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient akoestisch onderzoek uitsluitsel te geven over de te verwachten geluidsbelasting en de doeltreffendheid van maatregelen om een overschrijding van grenswaarden te voorkomen.

In de op 27 april 2015 vastgestelde Nota Hogere Waarden Wet geluidhinder Rheden 2015 hebben burgemeester en wethouders vastgelegd hoe zij omgaan met het verlenen van hogere grenswaarden.

beoordeling

In het kader van de geluidsbelasting op de gevels (de grenzen van de bouwvlakken) van de beoogde ontwikkeling vanwege het weg- en/ of railverkeer is een akoestische onderzoek uitgevoerd. De geluidsbronnen in onderhavig geval zijn de spoorlijn Arnhem - Zutphen en de Hoofdstraat en de Middachterallee te De Steeg.

Uit het door adviesbureau de Haan, ingenieurs voor akoestiek en milieu opgestelde rapport Akoestisch Onderzoek hoofdstraat 33 De Steeg VL/RL definitief, gedateerd 18 januari 2016 waarmee wordt ingestemd, blijkt de volgende aanbeveling en conclusies. Het onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

De geluidsbelasting ten gevolgde van de Hoofdstraat voor het peiljaar 2026 bedraagt op het pand maximaal 50 dB waarmee de vookeursgrenswaarde van 48 dB met 2 dB wordt overschreden. De geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn bedraagt op het pand maximaal 61 dB, waarmee de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt, maar wel wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 68 dB. Geluidsmaatregelen om het geluid bij de woning te verminderen zijn in ogenschouw genomen, maar stuiten op bezwaren. Het doorlopen van een procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde vanwege spoorweglawaai en mogelijk ook vanwege het wegverkeer is benodigd.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde maar wel zodanig dat er een ontheffing kan worden verleend. Alvorens het bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet deze ontheffing zijn verleend. De ontheffing is verleend op 3 november 2016 en is als Bijlage 3 bij deze toelichting toegevoegd. Dit ontwerp-ontheffingsbesluit is tegelijk met onderhavig bestemmingsplan ter inzage gelegd.


conclusie

Gelet op het voorgaande en de bepalingen uit de Wet geluidhinder en de Algemene wet bestuursrecht, hebben burgemeester en wethouders op 3 november 2016 de hogere waarde(n) voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in het kader van het bestemmingsplan De Steek, locatie Hoofdstraat 33 te De Steeg op grond van artikel 3.1 Wro, en kadastraal bekend als gemeente Dieren, sectie O, nummer 170 vast te stellen als volgt:

Betreft   Aantal woningen   Vastgestelde geluidsbelasting in dB   Geluid afkomstig van  
Hoofdstraat 33 De Steeg   1   50 dB   Hoofdstraat en Middachterallee  
Hoofdstraat 33 De Steeg   1   61 dB   Spoorlijn Arnhem - Zutphen  

De maatregelen aan de gevel die tot gevolg hebben dat voldaan moet worden aan het binnenniveau dienen gebaseerd te zijn op de berekende geluidsbelasting zonder rekening te houden met de genoemde aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder.

Gezien de verlening van de hogere grenswaarde vormt het aspect geluid geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.5 Water

kader

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo als bijvoorbeeld de daken.

Aan de hand van de Handreiking Watertoets is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. Doel van het watertoetsproces is te waarborgen dat waterhuishoud- kundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze meewegen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

Het beleid omtrent lozing van hemelwater is aangegeven in de 'Verordening afvoer hemelwater en grondwater Rheden 2015' en het Activiteitenbesluit. Slechts indien geen voorziening op het eigen terrein mogelijk is, kan van deze verplichting ontheffing worden verleend. Dan kan, na instemming van de eigenaar (waterschap) bijvoorbeeld hemelwater geloosd worden op een vijver. Een andere mogelijkheid is dat, na instemming van de gemeente, het hemelwater wordt geloosd op ons gescheiden rioolstelsel indien dit aanwezig is.

beoordeling

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
Hoofdthema's      
Veiligheid   1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
1. Nee

2. Nee  
Riolering en afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?  
1. Nee
2. Nee
 
Wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Is er kans op wateroverlast vanwege de (lage) ligging van het plangebied?
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laag gelegen beekdalen en overstromingsvlaktes?  
1. Nee

2. Nee
 
3. Nee  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel of Veluwemassief?
3. Is in het plangebied sprake van hoge grondwaterstanden?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
1. Mogelijk

2. Mogelijk

3. Nee

4. Nee  
Oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
1. Nee

2. Nee
 
3. Nee  
Grondwaterkwaliteit   Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
1. Nee


2. Nee  
Verdroging   Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte Natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
1. Nee

2. Nee  
Inrichting en Beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
1. Nee


2. Nee  

De uitkomsten van de tabel geeft aanleiding voor de volgende toelichting:

Ad. Riolering en waterketen: punt 1 en Wateroverlast: punt 1

Het is niet toegestaan om hemelwater van nieuwe verhardingen en gebouwen op de riolering te lozen. Dit hemelwater zal op eigen terrein moeten worden verwerkt.

Er dient een plan, ter beoordeling bij de omgevingsvergunning, aangeleverd te worden waarin is aangegeven op welke wijze de afvoer van hemelwater is beoogd. De oplossing met betrekking tot het verwerken van hemelwater is voor het bestemmingsplan van belang als de beoogde oplossing op maaiveldniveau ruimte vraagt. Binnen alle bestemmingen in onderhavig bestemmingsplan is het toegestaan om voorzieningen te realiseren ten behoeve van waterhuishoudkundige , hemelwaterinfiltratie en rioleringswerken, waardoor een voorziening mogelijk is op een nader te bepalen locatie.

Voor een eventuele in de toekomst te realiseren wasplaats dienen de geldende milieueisen met betrekking tot afvoer van het water in acht te worden genomen.

Ad. Grondwateroverlast: punt 1 en 2

Het is niet bekend of er slecht doorlatende grondlagen aanwezig zijn en dat er mogelijk invloed is van de IJsselstanden en grondwaterstanden op het Veluwemassief. In de omgeving is die invloed plaatselijk wel aanwezig. Het wordt voor onderhavig bestemmingsplan echter minder tot niet relevant geacht.

conclusie

Vanuit het aspect water bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.6 Niet gesprongen explosieven

kader

Bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt zoals is vastgelegd in de Nota standaardplanmethodiek bestemmingsplannen dorpen Rheden 2015 vanwege de gemeentelijke zorgplicht bij het leggen van bouwvlakken in verdachte gebieden een onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven.

beoordeling

Uit historisch vooronderzoek naar mogelijke aanwezigheid van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog blijkt dat onderhavig perceel niet gelegen is in een van explosieven verdacht gebied. Een onderzoek naar dit aspect is dan ook niet noodzakelijk.

conclusie

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.7 Externe veiligheid

kader

Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Denk aan de productie, het behandelen of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Dat kan door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en kwetsbare objecten. Dat zijn woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen/voorzieningen zoals kantoren, winkels en bedrijven.

Voor transportassen dat wil zeggen verkeerswegen, spoorwegen en vaarwegen, zijn de regels vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt in deze paragraaf ook aandacht besteed aan gasdruk regel- en meetstations.

Al die besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Daarbij worden twee soorten risico beschouwd. Het gaat in de eerste plaats over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, oftewel het plaatsgebonden risico. De veiligheidszone / plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De veiligheidszone wordt gebruikt bij de toetsing of een risicovolle activiteit op een bepaalde plek mag plaatsvinden, en of in de directe omgeving mag worden gebouwd.

In de tweede plaats gaat het om het groepsrisico (GR). Het GR is een maat om de kans weer te geven op een ongeval met een bepaald aantal dodelijke slachtoffers. Tevens wordt het GR als maat voor de maatschappelijke ontwrichting beschouwd die kan ontstaan ten gevolge van een ongeval.

Daarnaast kan er bij het vervoer van gevaarlijke stoffen sprake zijn van een plasbrandaandachtsgebied. Dit is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier.

beoordeling

Aan de orde is het vaststellen van een bestemmingsplan voor de locatie Hoofdstraat 33 te De Steeg. Het plan omvat het toestaan van een bedrijfsbestemming en een woonbestemming (1 woning), met daarbij een tuinbestemming.

Risicoveroorzakende activiteiten

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

De spoorlijn, ten noorden gelegen van het plangebied, is relevant voor deze ruimtelijke ontwikkeling.

b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het plangebied ligt geen hoge drukaardgasleiding. Wel ligt er een hoge drukaardgasleiding ten noorden van de spoorlijn Arnhem-Zutphen. Deze ligt ongeveer 75 meter vanaf de nieuw te realiseren woning.

c. Bedrijven die vallen onder het Bevi

Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.

ad a. Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Uit de brief van de Omgevingsdienst Regio Arnhem (met zaaknummer 150309927) van 10 april 2015 blijkt dat de spoorlijn geen PR-6 contour heeft, geen plasbrandaandachtsgebied en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico lager is dan 0,1.

ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In opdracht van de Milieu samenwerking Regio Arnhem is een onderzoek uitgevoerd door Save: onderzoek Externe Veiligheid buisleidingen MRA gedateerd 6 februari 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significante bevolkingsdichtheid binnen de 100% letaliteit contour. Het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Er is dus geen sprake van een groepsrisicoaandachtspunt.

Omdat binnen het invloedsgebied van de leidingen een ruimtelijk besluit genomen wordt, dient de gemeente invulling te geven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de leiding kan worden volstaan met invulling van de 'beperkte' verantwoordingsplicht, dit omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uitkomt. De volgende aspecten zijn dan van belang: aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied, mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding van de omvang van een ramp of zwaar ongeval, mogelijkheden van personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen.

Verantwoordingsplicht

Hieronder staat per risicobron de verantwoordingsplicht.

Risicobron   Beperkte en uitgebreide verantwoording?   Onderdelen verantwoordingsplicht   Verantwoording  
Rail   Beperkte verantwoordingsplicht: De hoogste oriëntatiewaarde is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en de toename van het GR minder is dan 10%.   Mogelijkheden rampenbestrijding

Mogelijke zelfredzaamheid  
Door de toevoeging van een woning neemt het aantal mensen in het invloedsgebied nagenoeg niet toe.

VGGM akkoord  
Buisleiding   Beperkte verantwoordingsplicht omdat de hoogte van het groepsrisico niet boven de 0,1 maal van de oriëntatiewaarde uit komt.   Aanwezige personen in het invloedsgebied.

Mogelijke rampenbestrijding.

Mogelijke zelfredzaamheid
 
Door de toevoeging van een woning neemt het aantal mensen in het invloedsgebied nagenoeg niet toe.
VGGM akkoord.
 

Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico als aanvaardbaar beschouwd. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.8 Natuur en Landschap

kader

De bescherming van gebieden is vastgelegd de Natuurbeschermingswet 1998 en de Omgevingsverordening Gelderland (Gelders Natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone, Waardevol open gebied, Nationaal landschap). Voor de bescherming van soorten geldt de Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden vindt op rijksniveau plaats via de Natuurbeschermingswet 1998. Op Provinciaal niveau vindt dit plaats via de Omgevingsverordening Gelderland, waarin het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone zijn aangewezen.

Natura 2000

Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn speciale beschermingszones aangewezen. Samen vormen zij Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De bescherming van de Natura 2000 is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Veluwe en de Rijntakken zijn aangewezen als Natura 2000-gebieden. Binnen deze gebieden mag de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van aangewezen soorten niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden die een significant negatief effect hebben. Dit geldt niet alleen voor activiteiten en ingrepen in het gebied zelf, maar ook voor activiteiten en ingrepen daar buiten die invloed kunnen hebben op het gebied.

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

Het GNN bestaat uit alle bestaande natuur en een zoekgebied voor nog te realiseren nieuwe natuur. In het GNN geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. Er zijn enkele uitzonderingen mogelijk, hiervoor gelden specifieke regels die garanderen dat het GNN in stand blijft.

Groene Ontwikkelzone (GO)

De GO is een gebied waar partners en partijen worden uitgenodigd om actief 'groen' doelen mee te helpen realiseren. Er is in dit gebied ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning.

Soortenbescherming

Voor de bescherming van soorten geldt de Flora- en Faunawet (Ffw). Bij nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht worden welke gevolgen dit heeft voor de aanwezige beschermde soorten en /of hun leefomgeving. Als een plan (in)direct kan leiden tot de verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project strijdig zijn met de Ffw.

Deze wet kent drie verschillende beschermingsregimes:

  • voor de algemene soorten (tabel I behoeft op grond van een algemene vrijstelling bij bestendig gebruik en beheer of bij ruimtelijke ingrepen geen ontheffing aangevraagd te worden;
  • voor een aantal overige beschermde soorten (tabel II) geldt dat de activiteiten uitgevoerd moeten worden op basis van een gedragscode, of een ontheffing die de minister van Economische Zaken (EZ) heeft goedgekeurd of verleend waarbij getoetst wordt of de ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
  • voor strikt beschermde soorten (tabel III) is een ontheffing nodig van de minister van EZ indien bijvoorbeeld bij een ruimtelijke ingreep één van de verbodsbepalingen wordt overtreden, voor deze soorten geldt een uitgebreide toetsing.

Voor de volledigheid wordt nog gemeld dat bij het uitvoeren van werkzaamheden dient altijd te worden beoordeeld of wordt voldaan aan de vereisten op grond van de Flora- en faunawet. Volgens deze wet moet eenieder voldoende zorg in acht nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

LOP (landschapsontwikkelingsplan) Rheden Rozendaal

In de schil rond De Steeg wordt gestreefd naar inpassing van cultuurhistorische en recreatieve accenten en het voorkomen van verrommeling. Een sterke kwaliteit is het landgoedkarakter dat gevormd wordt door onder andere landgoed Middachten.

Beoordeling

beoordeling

In het door Staring Advies, advies voor natuur en landschap opgestelde rapport Quickscan natuurtoets, Hoofdstraat 33 in De Steeg gedateerd 22 februari 2016, met rapportnummer 1601 waarmee wordt ingestemd, is onderzoek verricht naar de verschillende natuur en landschapseffecten en is een quicksan flora en fauna uitgevoerd. Onderstaand worden de beoordelingen en de conclusies uit dit rapport weergegeven.

Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Natura 2000

Het plangebied is gelegen op een afstand van 250 meter tot het Natura 2000 gebied, de Veluwe. Gezien deze afstand is er geen invloed te verwachten. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een mogelijk effect hebben op de beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten binnen deze Natura 2000-gebieden. Door de beperkte omvang van de geplande ontwikkelingen zijn nadelige effecten op de beschermde Natura-2000 gebieden niet te verwachten.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

Het plangebied valt buiten de Groene Ontwikkelingszone en het Gelders Natuurnetwerk, maar in de omgeving zijn deze wel aanwezig. De bospercelen van de Veluwe en delen van het naastgelegen landgoed Middachten en de IJsseluiterwaarden zijn aangewezen als bestaande natuur binnen de GNN. Rondom deze natuurgebieden liggen verschillende Groene Ontwikkelingzones, waaronder de agrarische percelen aan de noordoostzijde van het plangebied. In het plangebied wordt een kapschuur gesloopt en hiernaast nieuwbouw van 1 bedrijfsgebouw met bijgebouw gerealiseerd. Er vindt geen ruimtebeslag op bestaande natuur plaats. Bij het toetsingskader van het GNN is geen sprake van externe werking. Nadelige effecten voor, tijdens en na inrichting van het plangebied op het GNN zijn niet te verwachten.

Flora- en faunawet (Ffw)

Om te beoordelen of de beoogde ontwikkelingen mogelijk zijn is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is in het kader van de beoogde woning als bij een sloop of verbouwing van de loods noodzakelijk. De gegevens in het onderzoek zijn verkregen door middel van literatuuronderzoek en gericht veldonderzoek.

Ter ondersteuning van het veldonderzoek is in de Nationale Databank Flora en Fauna gezocht naar waarnemingen van beschermde soorten. In de omgeving van het plangebied wordt melding gemaakt van een aantal beschermde plantensoorten, vogelsoorten en zoogdieren, en amfibieën, reptielen en vissen. De aanwezigheid van beschermde ongewervelde dieren in de directe omgeving van het plangebied is niet aangetoond.

In het veldonderzoek is vervolgens het plangebied onderzocht om de aanwezige biotopen te kunnen beschrijven en om een inschatting te kunnen maken van de mogelijke aanwezig beschermde soorten en incidentele waarnemingen te kunnen doen.

Er zijn geen soorten aangetroffen welke volgens de tabellen uit de Flora en Fauna wet een ontheffing nodig is. Er is derhalve geen nader onderzoek noodzakelijk inzake de flora en fauna. Wel is het een eis dat de start van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (ruwweg tussen 15 maart en 15 juli) dienen plaats te vinden.

LOP

Onderhavig perceel is niet gelegen binnen het LOP Rheden 2007 en is ook niet gelegen in het landelijk gebied. Echter heeft het perceel wel uitstraling op het landelijk gebied en derhalve dient er bij de uitvoering van het plan rekening gehouden te worden met dit beleid. Onderstaande aspecten zijn van belang:

  • een matig gebruik van verlichting
  • verdichting door bebouwing voorkomen;
  • een rommelig uiterlijk van het bedrijventerrein voorkomen;
  • aandacht voor een goede tuininrichting;
  • het zicht vanaf de Middachterallee rustig houden door op de grens van het perceel met opgaande beplanting, zoals bomen en struiken, te werken;
  • de beplanting mag niet domineren ten opzichte van de monumentale laan;
  • aandacht voor geleidelijke overgang van privé gebied naar de omgeving;
  • een hoge erfafscheiding;
  • gedekte kleuren en geen grote reclame uitingen. In de regels behorende bij dit bestemmingsplan zijn de genoemde punten verwerkt. Derhalve zal er ook bij het verlenen van de omgevingsvergunning beoordeeld worden of er aan deze punten is voldaan.


conclusie

  • De uitvoering van het bestemmingsplan is niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998;
  • Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk waardoor de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone kunnen worden aangetast;
  • Het aspect Flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan;
  • De uitvoering van onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met het LOP.

4.9 Groen

kader

Uitgangspunt bij deze planontwikkeling is het handhaven van de bestaande bomen

beoordeling

De aanwezige bomen staan niet op de lijst van de bijzonder bomen van de gemeente Rheden. De aanwezig bomen zijn reeds voor een deel verwijderd, in overleg met de bevoegde instanties gemeente en provincie Gelderland. De opgave 'kap houtopstand' waarmee de melding is verricht bij de gemeente is al bijlage toegevoegd bij deze toelichting.

conclusie

Er zijn geen belemmeringen.

4.10 Cultuurhistorie en Archeologie

Archeologie

kader

Vanaf 2007 geldt op basis van de Wet archeologische monumentenzorg voor archeologische waarden de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

Belangrijke punten uit de Wet archeologische monumentenzorg:

  • nadruk op 'behoud in situ'; archeologische resten moeten zoveel mogelijk in de bodem zelf bewaard blijven;
  • toepassing van het principe dat de verstoorder betaalt. De initiatiefnemer/ projectontwikkelaar betaalt de kosten voor het noodzakelijk archeologisch onderzoek;
  • de mogelijkheid tot het werken met opgravingsvergunningen voor commercieel werkende instellingen.

Daarnaast dient in deze toelichting beschreven te worden de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

beoordeling

De mate waarin een verwachting op het aantreffen van relicten bestaat, is vastgelegd in een paraplubestemmingsplan. Dat recente bestemmingsplan is in onderhavig bestemmingsplan geïncorporeerd. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd zijn. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijk) waardevolle relicten. Dat melden dient terstond te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Voor onderhavig plangebied is een archeologisch bureauonderzoek en verkennend / karterend booronderzoek uitgevoerd door ArGeoBoor, vastgelegd in rapport 1392, gedateerd 5 januari 2016, waarmee wordt ingestemd.  Op het perceel rust grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2. Hieruit blijkt dat bij (bouw)werken groter dan 250m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30cm-mv rekening dient te worden gehouden met mogelijke archeologische resten in de bodem. In de uiterste linker zuidelijke hoek is voor een klein gedeelte de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 van kracht. In dit gebied zijn geen bouwwerken voorzien. In het opgestelde rapport zijn de volgende aanbevelingen opgenomen:

  • bij graafwerkzaamheden dieper dan 80 cm-mv dient een vervolgonderzoek, te weten proefsleuvenonderzoek, te worden uitgevoerd;
  • bij graafwerkzaamheden welke beperkt blijven tot binnen 80 cm-mv is een dergelijk vervolgonderzoek niet noodzakelijk;
  • er dient rekening te worden gehouden met een doorstart naar een definitief onderzoek;
  • gravend archeologisch onderzoek mag alleen worden uitgevoerd op basis van een door de bevoegde overheid (gemeente Rheden) goedgekeurd programma van eisen.

Het onderzoek is in de bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Cultuurhistorie

kader

Onderhavige locatie ligt tegen de contour van de rijksbeschermde buitenplaats Middachten, een monument in de top 100 van Nederland, met daarbinnen de Middachterallee. Op zichzelf genomen verhindert dit gegeven geen nieuwbouw, maar het dwingt wel tot het streven naar de hoogste ruimtelijk kwaliteit die zich voegt naar het landgoed. hiermee dient rekening gehouden te worden bij de ruimtelijke inpassing van de woning, het soort beplanting, de wijze van erfafscheiding. De Erfgoednota en het Convenant Nieuw Gelders Arcadië (de locatie ligt in de biotoop van Middachten) zijn hier van toepassing. Derhalve is er een cultuurhistorische analyse uitgevoerd.

beoordeling

In het bovengenoemde rapport uitgevoerd door ArGeoBoor is een cultuurhistorische analyse opgenomen. Hierin is kaartmateriaal opgenomen welke de historische gelaagdheid van het plangebied weergeeft. Uit de analyse blijkt tevens dat er op onderhavig perceel in het verleden een gebouw heeft gestaan: Villa Vredenlust, later Pension Brinkman genaamd. Dat betrof een parallel aan de Middachterallee en Hoofdstraat gesitueerd pand met twee bouwlagen, kap met aan de voorkant en westelijke kant aangebouwde serre. In 1973 werd dit pand afgebroken en is het perceel later in gebruik genomen voor bedrijsmatige activiteiten. Een eerste ontwerp van de beoogde woning laat zien dat er aan wordt gesloten op deze bebouwing.

Ten aanzien van de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt in onderhavig bestemmingsplan (wederom) op perceelsniveau de ligging van het hoofdgebouw vastgelegd. Aangezien onderhavig perceel in het geldende bestemmingsplan is gelegen in een stedenbouwkundig waardevolle zone, is deze wederom van kracht in onderhavig bestemmingsplan. Binnen deze zone zijn de waarden geborgd door het toekennen van het maximum aantal bouwlagen, bouwhoogte en is er een regel opgenomen met betrekking tot het parkeren van auto's.

conclusie

Mits de aanbevelingen voor het aspect archeologie worden gevolgd, bestaat er geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

Vanuit het aspect cultuurhistorie bestaat geen belemmering om tot vaststelling van onderhavig plan over te gaan.

4.11 Verkeer en parkeren

kader

De Hoofdstraat is de doorgaande verkeersroute door het dorp De Steeg, waar een snelheidslimiet van 50 km/u geldt. Een ontsluitingsweg vanaf de woning rechtstreeks op de Hoofdstraat / Middachterallee is, gezien de verkeersveiligheid, niet toegestaan.

De toegangsweg (gelegen naast het perceel) is in beheer en onderhoud bij de Gemeente Rheden en is voor het openbaar verkeer toegankelijk. Deze toegangsweg heeft een beperkte breedte waardoor grote voertuigen en fietsers elkaar lastig kunnen passeren.

Voor het parkeren vormen de bepalingen uit de Nota Parkeernormen Rheden 2015 de grondslag, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2015.

beoordeling

De nieuw te bouwen woning zal een ontsluiting dienen te krijgen op de bestaande toegangsweg. Door dat de intensiteiten laag zijn en de toegangsweg in het verleden ook op de beoogde wijze is gebruikt, kunnen de geplande bedrijfsactiviteiten worden toegestaan. De ontsluiting van het perceel is gesitueerd in de hoek van het perceel, waarbij tevens een zone is aangegeven voor een toegangspoort. De toegangsweg is ongewijzigd en met het voorziene gebruik zal dit niet leiden tot onoverkomelijke verkeerstechnische problemen.

Er is voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan.

4.12 Bodem

kader

Daar waar het nieuwe bestemmingsplan directe mogelijkheden voor functiewijziging of uitbreidingsmogelijkheden die uitstijgen boven de standaardmogelijkheden biedt en die verdacht wordt van de aanwezigheid van een ernstige bodemverontreiniging, dient bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Bodemonderzoeken welke als onderbouwing dienen voor een bestemmingsplanherziening mogen niet ouder zijn dan 5 jaar.


beoordeling

Op onderhavige plangebied is er sprake van een evidente functiewijziging van 'werken' naar 'wonen'. Op basis van vooronderzoek is de locatie als verdachte locatie aangemerkt. Derhalve is bodemonderzoek noodzakelijk. In 2008 is er reeds een bodemonderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat er een kleine matige verontreiniging met minerale olie zit in de noordelijke bovenhoek van de te slopen stalling. Dit is geen geval van ernstige bodemverontreiniging, er ligt derhalve geen saneringsplicht op. Voor het gedeelte van het perceel waar de nieuwe woning is beoogd is het onderzoek uit 2008 niet bruikbaar. Derhalve is er een nieuw onderzoek uitgevoerd door Certicon kwaliteitskeuringen B.V., getiteld Verkennend en nader bodemonderzoek Hoofdstraat 33 te De Steeg, projectnummer P2016-0293, gedateerd 25 maart 2016. Het onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater. Het doel van het nader bodemonderzoek is het vaststellen van de omvang en ernst van de verontreiniging met zware metalen in de grond.

Uit het genoemde onderzoek is gebleken dat er verspreid over het perceel enkele plekken met verontreiniging zijn aangetroffen. Omdat het volumecriterium van 25m3 sterk verontreinigde grond niet wordt overschreden is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging en bestaan er derhalve geen onaanvaardbare risico's. In onderstaande tabel is een samenvatting weergegeven:

Aard van de verontreiniging   de verontreiniging betreft de zware metalen koper en zink in de bovengrond, zeer plaatselijk zuidelijk op de locatie.
 
Oorzaak van de verontreiniging   De sterke verhogingen hebben mogelijk een relatie met de waargenomen puinbijmengingen, maar dit verband is niet overal aanwezig.
 
Ernst van de verontreiniging   De verontreiniging betreft een geïsoleerde spot met verhoging boven de interventiewaarde, maar geen geval van ernstige verontreiniging.
 
Spoedeisendheid sanering   Omdat geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, is een spoedeisende sanering niet aan de orde.  

conclusie 

Er wordt geen ander onderzoek aanbevolen. Indien graafwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de sterk verontreinigde grond wordt aanbevolen hiervan melding te maken bij de gemeente Rheden. Er kan worden ingestemd met het voorliggende onderzoek en derhalve kan dit dienen als onderbouwing voor de bestemmingsplanherziening en de omgevingsvergunningaanvraag onderdeel bouw.

Bij de procedure voor een omgevingsvergunning onderdeel bouw zal er als verplichting worden opgelegd dat het kleine spotje met sterke koper en zink verontreiniging verwijderd dient te worden.

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanherziening.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid.


In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en vervat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.

Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, die bij de totstandkoming van een bestemmingsplan gevolgd moeten worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming van) bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd bij de vaststelling van het bestemmingsplan De Steeg en Ellecom.

5.2 Procedure bestemmingsplan

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen.

De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.

Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Verbeelding en regels

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast. De wijze waarop een bestemmingsplan vorm krijgt, is vastgelegd in landelijke standaarden.

5.3.1 Verbeelding

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Ter nadere invulling c.q. verbijzondering van deze bestemmingen is de verbeelding voorzien van aanduidingen. Op basis van de aanduidingen worden functies aan de bestemming toegevoegd of verwijderd, of worden aanwijzingen gegeven ten aanzien van aantallen of maatvoeringen. De verbeelding moet worden bezien in samenhang met de regels. Voor de verdere uitleg hiervan wordt verwezen naar onderstaande uitleg onder 5.3.2. Voor de beschrijving van het bestemmingsplan wordt verwezen naar 2.4.

5.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken. Deze worden kort beschreven. Daarna volgt een toelichting op de planregels.

omschrijving planregels

Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Eerst de bestemmingsregels en vervolgens de dubbelbestemmingen.

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend worden de (eventuele) afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van het bouwen en het gebruik omschreven. Daarna de specifieke gebruiksregels en de vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunningenstelsel), voor zover dit aan de orde is.


Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.


Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel en de regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingen. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden.

De (bestemmings)regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.

In dit hoofdstuk worden ook regels gegeven over het ondergronds bouwen. Daarbij zal in voorkomende gevallen door middel van een geohydrologische onderzoek aangetoond moeten worden dat grondwaterstromen niet worden verstoord.

De oppervlakte van een ondergrondse ruimte wordt niet meegeteld indien een maximum is gesteld.


Ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, wordt verwezen naar de bijlage Parkeernormen bij onderhavig plan. Wat voldoende is, wordt op basis van de normen van niet alleen bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag, maar ook bij een wijziging in het gebruik.

Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

Toelichting planregels

Voor zover relevant worden de planregels hierna nog artikelsgewijs nader toegelicht. De voor dit bestemmingsplan relevante bestemmingen en aanduidingen zijn reeds nader toegelicht in 2.4.

Begrippen

Voor een goede uitleg van de regels moeten de begripsbepalingen correct worden toegepast. Zij bieden uitsluitsel over de gebruikte termen en zijn doorslaggevend bij de interpretatie van de regels.

Ten aanzien van het begrip 'bijgebouw' (1.18) kan nog worden opgemerkt dat expliciet niet is gekozen voor de term 'bijbehorend bouwwerk' waar in de Wabo van wordt gesproken. Dit vloeit voort uit de keuze om in beginsel geen functieonderscheid voor te schrijven tussen hoofd- en bijgebouw.

Opgemerkt wordt dat een carport onder het begrip overkapping valt.

Wijze van meten  

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Voor diverse geringe bouwonderdelen geldt, dat deze bij de toets aan de planregels als zodanig buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen. Hoofdregel is, dat hetgeen bovengronds is toegestaan, ook ondergronds kan worden toegestaan. Daarnaast zijn enkele verbijzonderingen opgenomen. De tekst van de regeling volgt uit het Bro.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Om discussie te voorkomen is dit expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Rheden om dit niet toe te laten in onderhavige kern.

Verder wordt nog voorzien in een regeling ten aanzien van het parkeren en de parkeernormen. De parkeernormen zijn voor alle bestemmingen van toepassing. Zij zijn als bijlage bij de regels opgenomen en maken als zodanig onderdeel uit van de regels van het voorliggende bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

Het plan kent de aanduiding Overige zone - stedenbouwkundig waardevol. Binnen deze zone mag niet worden geparkeerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van belang is, dat het gaat om de feitelijke voorgevel. Dus niet het bouwvlak, maar de voorgevel zelf, en het verlengde van deze voorgevel. In de wijze van meten (artikel 2.7) is aangegeven hoe dit gemeten wordt. Mocht het door de feitelijke situering van het hoofdgebouw niet mogelijk zijn om te komen op voldoende parkeergelegenheid op het perceel, dan kan hiervoor worden afgeweken als dit past binnen de daarvoor opgenomen criteria.

Van belang is dat de tuinen welke zich binnen deze zone bevinden niet worden gezien als erf bij woning. Daarom kunnen hier geen vergunningvrije bouwwerken worden geplaatst. Overige bouwwerken zijn op deze gronden wél toegestaan, omdat het verbieden hiervan als te beperkend wordt gezien. Om het waardevolle karakter te kunnen borgen, kunnen aan de overige bouwwerken nadere eisen worden gesteld, waarbij onder meer gedacht moet worden aan de mate van transparantie van een bouwwerk, zodat geen gesloten zicht ontstaat en het mogelijk blijft de aanwezige openheid te ervaren.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen zijn de algemene procedureregels van toepassing. Het is nodig deze in het bestemmingsplan te regelen omdat de Awb hierin niet voorziet.

Overgangsrecht

De redactie van dit recht volgt uit het Bro. Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 5% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

5.4 Reikwijdte bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijk- heden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevings- vergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota zoals die op 26 februari 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad voldoet aan redelijke eisen van welstand.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan maakt op een eenvoudige wijze duidelijk wat is toegelaten en is daarmee goed handhaafbaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bestuursrechtelijk optreden tegen activiteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Daartoe is beleid vastgesteld.

Daarnaast kan ook via de strafrechtelijke weg worden opgetreden. Een overtreding van de regels is een strafbaar feit waarop de Wet op de Economische Delicten van toepassing is.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient de economische uitvoerbaarheid te worden onderzocht in het kader van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan.

De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • a. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, en
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen, en het inrichten van de openbare ruimte en woningbouwcategorieën niet noodzakelijk is, of
  • d. één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00, of
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn, of
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

De Wet ruimtelijke ordening kent voorts een regeling welke voorziet in een tegemoetkoming in schade indien deze boven het normale maatschappelijke risico uitstijgt. Burgemeester en wethouders hebben ter zake van planschade een verordening vastgesteld.

beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan betreft een herziening van de bestemming 'werken' naar 'wonen' en 'bedrijf'. Uit niets is gebleken dat er belemmeringen bestaan om dit uit te voeren. Hiervoor zullen geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn of deze verhaalbare kosten zullen uitsluitend betrekking hebben op de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen. Deze vervangende nieuwbouw van bestaande bebouwing valt daarom onder de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen waarbij de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt.
Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan, eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. Er is een planschade overeenkomst afgesloten waarin de eigenaar de gemeente vrijwaart van planschade.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatie- plan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.


conclusie

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid verzekerd. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.


Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

kader

De gemeente kent op grond van de Gemeentewet een inspraakverordening. Deze verordening verplicht niet tot het geven van inspraak bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Het geven van inspraak valt dus buiten de wettelijke procedure. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan in een voorkomend geval besloten worden om in aanvulling op de wettelijke procedures inspraak te geven.


beoordeling

Gezien de beperkte omvang van onderhavige ontwikkeling bestaat geen aanleiding om inspraak te geven.


conclusie

Volstaan is met de wettelijke procedure zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening.

7.2 Vooroverleg

kader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening wordt vooroverleg gepleegd met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor een goede ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Van de kant van de provincie Gelderland en het rijk is bericht in welke gevallen zij vooroverleg nodig vinden.


beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan noodzaakt niet tot vooroverleg, behoudens met het waterschap en met de veiligheidsregio vanwege de ligging ten opzichte van de spoorlijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg gezonden aan het waterschap Rijn en IJssel en de Veiligheids- en Gezondheisregio Gelderland Midden. De ingekomen reacties zijn als Bijlage 7 en Bijlage 8 bij deze toelichting opgenomen. Hierna worden de beide ingekomen reacties samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke standpunt.

  • a. Waterschap Rijn en IJssel

Opmerkingen

Het waterschap geeft 1 kleine correctie aan. Verder zijn geen op- of aanmerkingen op het plan en de opgenomen waterparagraaf.

Reactie gemeente

Correctie is doorgevoerd.

  • b. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)

Opmerkingen

De VGGM geeft aan geen opmerkingen te hebben over onderhavig bestemmingsplan.

conclusie

Op basis van het de resultaten van het vooroverleg kan het voorontwerpbestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen worden gelegd.

7.3 Zienswijzen

kader

Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet erin dat, voordat de formele procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan te vervaardigen.

De vooraankondiging is op 8 april 2015 geplaatst in de Regiobode, een huis-aan- huisblad. En is daarnaast gepubliceerd in het elektronische Gemeenteblad op de website www.overheid.nl. Deze website is ook bereikbaar via een link op de gemeentelijke website.


De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met het ontwerpbesluit is ingevolge de Wet ruimtelijke ordening op 23 november 2016 bekend gemaakt in de Regiobode, de Staatscourant en in het elektronische Gemeenteblad. Op de gemeentelijke website is voor de in procedure zijnde bestemmingsplannen een link geplaatst die doorleidt naar de officiële bekendmakingen op de website www.overheid.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging van 24 november 2016 tot en met 4 janauri 2017 heeft een ieder de mogelijkheid gehad zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen.

In deze periode was het bestemmingsplan met het ontwerpbesluit via www.ruimtelijkeplannen.nl digitaal te raadplegen. De analoge versie lag ter inzage in het gemeentehuis.


In de Nota van Zienswijzen zoals die behoort bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan, worden de zienswijzen samengevat en voorzien van een antwoord door de gemeenteraad. Hieruit blijkt of aanleiding is gevonden voor een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

De wijzigen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgelegd in de Nota van Wijzigingen zoals die bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling hoort.


beoordeling

Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.


conclusie

Het bestemmingsplan kan ongewijzigd worden vastgesteld.