direct naar inhoud van Regels
Plan: bestemmingsplan Gebiedsontwikkeling Havikerwaard Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0275.BPLG33-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan bestemmingsplan Gebiedsontwikkeling Havikerwaard Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0275.BPLG33-VA01 van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aardwetenschappelijke waarde:

aardkundige kwaliteiten van natuur en landschap, waaronder geomorfologische, geologische, bodemkundige en geohydrologische verschijnselen;

1.5 agrarisch gebruik

het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van gewassen dan wel ten behoeve van het beweiden van landbouwdieren

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 cultuurhistorische waarde:

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;

1.12 ecologische waarde:

toegekende waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;

1.13 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 hobbymatig houden van vee:

het niet bedrijfsmatig en voor eigen particulier en hobbymatig gebruik houden van geringe aantallen vee zoals koeien, paarden en schapen;

1.16 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid en de waarneembaarheid van de in onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van mens);

1.17 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.18 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.19 paardenhouderij

hierbij wordt een onderscheid gemaakt in:

a. productiegericht

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden die geschikt zijn voor een bepaalde taak zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, handelsstallen en africhtings- en traningsstallen, africhtingsbedrijven e.d.;

b. gebruiksgericht

  • een agrarisch verwant bedrijf in de vorm van pensionstalling;
  • een sportbedrijf in de vorm van een wedstrijdstal, verhuurbedrijven, maneges, stallen en/of oefenaccommodaties;
1.20 peil:
  • a. de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;
  • b. voor een aanlegsteiger geldt voor zover de steiger in water gelegen is de waterlijn ter plaatse

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • b. agrarisch gebruik;
  • c. agrarisch natuurbeheer, natuur;
  • d. het hobbymatig houden van vee;
  • e. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende wegen en paden;
  • f. waterstaatkundige en waterhuishoudkundige doeleinden, water, waterberging, oevers;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en/of aanlegsteigers in het kader van natuurbeheer;
  • h. de aanleg en instandhouding van een openbaar pad, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • i. bestaande gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen;
  • j. bestaande rioleringswerken;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - depot' is het gebruik als gronddepot toegestaan in het kader van de ontgrondingsactiviteiten.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, beplanting, voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals rasters, klaphekken, informatieborden, bankjes, etc.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 1,3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruiksverboden

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van

  • a. paardenhouderijen;
  • b. fruit- en boomteelt;
  • c. lawaaisporten.

3.3.2 Openbaar pad

Onder verboden gebruik ter plaatse van de aanduiding 'pad' wordt mede verstaan het onttrekken van het pad aan de openbare toegankelijkheid.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, houtopstanden en bebossing;
  • e. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • f. het verlagen van het grondwaterpeil.
3.4.2 Toetsing aan aanwezige waarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen:

  • a. blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en waterhuishoudkundige doeleinden in het algemeen

en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.4.3 Advies waterbeheerder

Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 verlenen, winnen zij schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

3.4.4 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. het verharden van een pad ter plaatse van de aanduiding 'pad'.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden, ecologische waarden en natuurwaarden;
  • b. houtproductie;
  • c. faunabeheer;
  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. indien de feitelijke situatie van het terrein daartoe aanleiding geeft, binnen een afstand van 2 m tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur': tevens voor agrarisch grondgebruik;
  • f. waterstaatkundige en waterhuishoudkundige doeleinden, water, waterberging, oevers;
  • g. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende wegen en paden;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en/of aanlegsteigers in het kader van natuurbeheer;
  • i. de instandhouding van opgaande beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - te behouden groen';
  • j. de aanleg en instandhouding van een hoogwatervluchtplaats voor dieren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hoogwatervluchtplaats';
  • k. de aanleg en instandhouding van een openbaar pad, ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • l. bestaande gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen;
  • m. behoud van de locomotiefloods ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' ter behoud van de cultuurhistorische waarde;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, beplanting, voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals rasters, klaphekken, informatieborden, bankjes, etc.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bestaande locomotiefloods ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie', waarvoor de bestaande oppervlakte en bestaande bouwhoogte als maximale oppervlakte en maximale bouwhoogte gelden.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1,2 m.

4.2.3 Uitzichtspunt

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 en 4.2.2 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitzichtspunt' een natuurobservatiepost toegestaan met een maximale oppervlakte van 60 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruiksverboden

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. fruit- en boomteelt;
  • b. lawaaisporten.
4.3.2 Beplanting

Onder verboden gebruik wordt mede verstaan het verwijderen, rooien en kappen van diepwortelende beplanting en andere houtachtige gewassen, met uitzondering van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.

4.3.3 Openbaar pad

Onder verboden gebruik ter plaatse van de aanduiding 'pad' wordt mede verstaan het onttrekken van het pad aan de openbare toegankelijkheid.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen, bebossen en aanplanten van diepwortelende beplantingen en andere houtachtige gewassen;
  • c. het verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • g. het verlagen van het grondwaterpeil.
4.4.2 Toetsing aan aanwezige waarden

Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen:

  • a. blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige doeleinden in het algemeen

en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

4.4.3 Advies waterbeheerder

Alvorens het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 verlenen, winnen zij schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

4.4.4 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. het verharden van een pad ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
  • d. Het aanbrengen van opgaande beplanting ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - beplanting 1', 'overige zone - beplanting 2', 'overige zone - beplanting 3' en 'overige zone - beplanting 4'.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. vaarwegen ten behoeve van de scheeps- en recreatievaart;
  • c. water, waterberging, waterlopen;
  • d. oevers;
  • e. waterstaatkundige kunstwerken en andere waterstaatswerken;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. het behoud en de versterking van natuurwaarden en ecologische waarden;
  • h. het in depot zetten van grondstoffen ten behoeve van het naastgelegen bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. een trailerhellingbaan, vis- en aanlegsteigers;
  • j. indien de feitelijke situatie van het terrein daartoe aanleiding geeft, binnen een afstand van 2 m tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur': tevens voor agrarisch grondgebruik;

met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, beplanting, etc.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,5 m bedragen.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, met de bestaande druk, diameter en ligging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aan de gronden gegeven bestemmingen mogen op de gronden als bedoeld in artikel 6.1 geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, tenzij het betreft afrasteringen of terreinafscheidingen zonder fundering en tot een hoogte van 1,5 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2, mits:

  • a. geen onevenredig aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
6.4.2 Beoordelingscriteria

Een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

6.4.3 Advies leidingbeheerder

Een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

6.4.4 Uitzonderingen

Geen vergunning is nodig voor:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 7 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. afvoer van hoogwater, sediment, ijs en de waterhuishouding;
  • b. scheep- en recreatievaart;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, het aanpassen van bestaande kribben, plaatsen van bakens en het constructief aanpassen van aanmeergelegenheden;
  • d. vergroting van de afvoercapaciteit.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het in lid 7.1 vermelde gebruik en met een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • b. de gedeeltelijke of gehele vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk, mits de oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot ten opzichte van de bestaande oppervlakte;
  • c. gebouwen en bouwwerken waarvoor op grond van artikel 6.12 lid 2 van het Waterbesluit geen watervergunning is vereist.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits de afvoercapaciteit van de rivier in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam gehoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nutsvoorzieningen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m en maximale oppervlakte van 10 m².
9.2 Ondergronds bouwen
  • a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 m respectievelijk 6 m voor rioleringswerken.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod
10.1.1 Algemeen

Het is verboden de gronden en bouwwerken te, doen of laten, gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en). Het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines wordt in ieder geval als gebruik in strijd met de bestemming of het plan aangemerkt.

10.1.2 Ontgronding

De ontgrondingen met bijbehorende voorzieningen en faseringen, als opgenomen in artikel 11.2, wordt als gebruik passend binnen het bestemmingsplan aangemerkt.

10.1.3 Realisatie inrichtingsplan

Binnen 1 jaar na afronding van de ontzandingsactiviteiten dienen de grond binnen het plan te zijn ingericht conform het in Bijlage 1 Uitvoeringskaart opgenomen 'beeld eind fase 5, einde werk'.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie
11.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' behorende bij het bedrijventerrein Havikerwaard mogen in afwijking van het bepaalde in de basisbestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen mits:

  • a. de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
  • b. onder verbouwen wordt verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een van) de daartoe behorende gevels;
  • c. onder nieuwbouw wordt verstaan het geheel of nagenoeg geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw.
11.1.2 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.1, mits

  • a. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is verleend.
11.2 Ontzanding
11.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontzanding' is, in aanvulling en in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels toegestaan:

  • a. de winning van, de opvulling met, de verwerking van en het transport over water van oppervlaktedelfstoffen, waaronder toepasbare specie, het toepassen van riviersediment en het in combinatie daarmee aanbrengen van bovengrond, kleiberging, zanddrempels en -ruggen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een zuiginstallatie, een veredelingsinstallatie, pontons en (onderwater) depots ten behoeve van opslag;
  • b. toegankelijkheidswegen en -voorzieningen ten behoeve van de ontgrondingslocatie;
  • c. bestaand agrarisch gebruik.
11.2.2 Fasering ontzanding

Ten behoeve van de ontzanding dient de volgende fasering te worden gevolgd:

  • a. De start van de ontzanding vindt plaats ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontzanding 1'.
  • b. De verdere ontzanding vindt plaats in de volgorde van de weergegeven fasen met dien verstande dat:
  • 1. fase 2 mag pas worden opgestart indien en voorzover
    de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – inrichting 1' zijn ingericht overeenkomstig het als 'beeld eind fase 1' op Bijlage 1 Uitvoeringskaart aangegeven inrichtingsmaatregelen en,
    gronden zijn afgewerkt overeenkomstig de op Bijlage 2 Hoogtekaart voorgeschreven peilhoogten voor de desbetreffende gronden in 'overige zone - ontzanding 1' en,
    de beplanting ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beplanting 1' is aangeplant;
  • 2. fase 3 mag pas worden opgestart indien en voorzover
    de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – inrichting 2A' en 'overige zone – inrichting 2B' zijn ingericht overeenkomstig het als beeld eind fase 2 op Bijlage 1 Uitvoeringskaart aangegeven inrichtingsmaatregelen, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden 'overige zone - inrichting 2B' uitsluitend de gronden boven peil behoeven te zijn uitgevoerd en,
    gronden zijn afgewerkt overeenkomstig de op Bijlage 2 Hoogtekaart voorgeschreven peilhoogten voor de desbetreffende gronden in overige zone - ontzanding 2, behoudens de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inrichting 2b, en,
    de beplanting ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beplanting 2' is aangeplant en,
    ter plaatse van de aanduiding 'pad' is aangelegd en openbaar toegankelijk is gemaakt;
  • 3. fase 4 mag pas worden opgestart indien en voorzover
    de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - inrichting 3' zijn ingericht overeenkomstig het als 'beeld eind fase 3' op Bijlage 1 Uitvoeringskaart aangegeven inrichtingsmaatregelen en,
    gronden zijn afgewerkt overeenkomstig de op Bijlage 2 Hoogtekaart voorgeschreven peilhoogten voor de desbetreffende gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontzanding 3' en,
    de beplanting (voor zover van toepassing) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beplanting 3' is aangeplant;
  • 4. het plan is uitgevoerd indien en voorzover
    de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone- inrichting 2B', 'overige zone - inrichting 4' en 'overige zone - inrichting 5' zijn ingericht overeenkomstig de als 'beeld eind fase 5, einde werk' op Bijlage 1 Uitvoeringskaart aangegeven inrichtingsmaatregelen en
    gronden zijn afgewerkt overeenkomstig op Bijlage 2 Hoogtekaart voorgeschreven peilhoogten voor de desbetreffende gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontzanding 4' en 'overige zone - inrichting 2B' en
    de beplanting ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beplanting 4' is aangeplant (voor zover van toepassing).
11.2.3 Bouwregels

Op de in 11.2 bedoelde gronden zijn, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van het winnen van delfstoffen. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

11.2.4 Wijzigingsbevoegdheid ontzanding

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen teneinde de aanduiding 'overige zone - ontzanding' te verwijderen, zodat het in 11.2.1 omschreven gebruik ter plaatse niet meer is toegestaan, mits ter plaatse de nuttige toepassing van specie en de landschaps- en natuurontwikkeling volledig is afgerond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' binnen de bestemming 'Water' het toegestaan blijft om ten behoeve van het naastgelegen bedrijf grondstoffen in depot te zetten.

11.2.5 Wijzigingsbevoegdheid gronddepot

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen teneinde de aanduiding 'gronddepot' te verwijderen, zodat het gebruik van desbetreffende gronden als gronddepot ten behoeve van de ontgrondingsactiviteiten, niet meer is toegestaan. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend mogelijk indien en voorzover het gebruik van de gronden als depot ten behoeve van de ontgrondingsactiviteiten niet meer noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan bestemmingsplan Gebiedsontwikkeling Havikerwaard Zuid.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29-11-2016.